BE1018725A3 - Werkwijzen voor het vervaardigen van panelen en paneel hierbij bekomen - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen (1) van het type dat minstens een substraat (2) en een op dit substraat (2) aangebrachte toplaag (3) met een motief bevat, waarbij de werkwijze minstens de stappen bevat van het op het substraat (2) aanbrengen van een kunsttoflaag (7) en het in deze kunststof voorzien van een reli‰f, daardoor gekenmerkt dat dit reli‰f verkregen wordt door het op de kunststoflaag (7) aanbrengen van een masker (22) en het vervolgens op voornoemde kunststoflaag (7) uitvoeren van een materiaalwegnemende bewerking (S6), waarbij het masker (22) het bekomen reli‰f bepaalt.

Description

Werkwijzen voor het vervaardigen van panelen en paneel hierbij bekomen.

Deze uitvinding heeft betrekking op werkwijzen voor het vervaardigen van panelen, alsmede op panelen die met dergelijke werkwijzen kunnen worden bekomen.

Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op werkwijzen voor het vervaardigen van panelen van het type dat minstens een substraat en een op dit substraat aangebrachte toplaag met een motief bevat. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om meubelpanelen, plafondpanelen, vloerpanelen of dergelijke die hoofdzakelijk bestaan uit een MDF of HDF (Medium of High Density Fiberboard) basispaneel of substraat en een hierop aangebrachte toplaag. In het bijzonder betreft het een werkwijze waarbij op het substraat één of meerdere materiaallagën wórden aangebracht, waarbij minstens één van deze materiaallagen een gedrukt motief vertoont. Bij voorkeur gaat het hierbij om een motief dat minstens gedeeltelijk is verkregen door middel van een bedrukking die rechtstreeks op het substraat wordt uitgevoerd. De Uitvinding is echter ook van toepassing op panelen waarvan het motief op eèn aridere manier is verwezenlijkt, bijvoorbeeld door dit motief op een dragervel te drukken en dit dragervel op het voornoemde substraat aan te brengen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij DPL (Direct Pressure Laminate) laminaatpanelen.

... .)

Dergelijke panelen zijn op zich bekend bijvoorbeeld uit het US 1,971,067, US 3,173,804, US 3,554,827, US 3,811,915, WO 01/48333, WO 01/47724, US 2004/0026017, WO 2004/042168, EP 1 872 959 of het DE 195 32 819 A1. Uit voornoemde documenten is het ook gekend dat vöornoemde materiaallagen één of meerdere grondlagen kunnen omvatten, waarbij déze grondlagen zich hoofdzakelijk onder voornoemde bedrukking uitstrekken, en/of één of meerdere afwerkingslagen kunnen omvatten, die zich hoofdzakelijk boven voornoemd motief uitstrekken. Dergelijke afwerkingslagen kunnen bijvoorbeeld doorzichtige of doorschijnende kunststoflagen omvatten, die een beschermlaag boven het al dan niet gedrukte motief vormen en bijvoorbeeld sleetbestendige partikels zoals aluminiumoxide kunnen bevatten. Het is niet uitgesloten dat deze beschermlaag een materiaalvel, zoals een papiervel, bevat die bijvoorbeeld van een kunststof zoals een aminohars is voorzien.

Uit voornoemde octrooidocumenten zijn verschillende methoden gekend om het oppervlak van een bekleed paneel met een structuur te voorzien. Uit het WO 2004/042168 is het bekend uitsparingen te voorzien in het substraat zelf of in een grondlaag en op dit gestructureerde substraat een bedrukking in de vorm van een motief uit te voeren. Uit het WO 01/47725, het US 3,811,915 en het US 3,554,827 is het gekend een lakafstotend middel op het gedrukte motief aan te brengen, zodanig dat de nadien hierboven aangebrachte transparante laklaag selectief uithardt, zodoende dat een structuur gevormd wordt op het uiteindelijke paneel. Uit het WO 01/48333 is het gekend in een boven het motief aangebrachte laklaag met behulp van een matrijs of perswals indrukkingen te voorzien. Uit het WO 01/47724 is het bekend een transparante laklaag door middel van een inktjet selectief boven het motief aan te brengen en zodoende een structuur te realiseren, waarbij de aldus aangebrachte laklaag het motief slechtè gedeeltelijk bedekt! èn een gedeelte van het motief onbeschermd is tegen'slijtage. ;,i ei: vνθώ;/';Ί ·Ό '--1. il .1 οκ.·,ητ; ‘illzoanngt η ly voorzin hy; ζνΜ ri -r. .yn Dë Hierboven1 génÖëmdë· tëcHhlëkën fê'aiisèërbafëΊ structuren té wérïsién öv'ér. 'Zo'ÏijVöórééétfi? Het'itibéilijit ’mëV^ëzelëchmekën'op één vlotté manier structuren te' verWezèhlijkëh diëiroV/èréénstemmen mët: hét door de bedrukking aangebrachte motief. Bovendien blijft volgens énkele van de gekende technieken het motief gedeeltelijk onbeschermd tégen bijvoorbeeld slijtage of vochtindringing.

De huidige Uitvinding beoogt volgèns haar verschillende onafhankelijke aspecten in de eerste plaats alternatieve Werkwijzen voor het vervaardigen van beklede pènelën van bovenvermeld type aan te biédën, dié volgens verschillënde'voorkeurdragende uitvoeringsvormen ervan vlotter én/of economischer kunnen worden uitgevoerd dan de werkwijzen uit de stand van de tëchniek en/of een oplossing biedt voor één of méérdére nadëlen varr de werkwijzën üit'dë stand van de'tëchniek? ‘ ' I ·. : -1 ί ·. .. . ί i‘ 1 . . I ï" -li 1 * : M ίΙ'ί,Ί. -ί 'V'. ' .: . 'i.....l.u '

Hiertoe betreft de uitvinding volgens Haar ëerste onafhankelijk aspect een Werkwijze voor het vervaardigen van beklede pahelën van hét typë dat minstens ëen substraat en een op dit substraat aangebrachte' toplaag met een motief bevat, waarbij de werkwijze voor het verwezenlijken van de toplaag minstens twee stappen omvat, namelijk een eerste stap waarin een kunststoflaag op het substraat wordt aangebracht, en een tweede daaropvolgende stap' 'waarin eën reliëf wordt aangebracht aan het oppervlak van voornoemde kunststoflaag, met als kenmerk dat het voornoemde reliëf een patroon van uitsparingen en/of uitstulpingen vertoont, waarbij dit patroon minstens gedeeltelijk bepaald is aän de hand van één of meerdere bedrukkingen. Er wordt opgemerkt dat tussen het substraat en de voornoemde kunststoflaag mogelijks nog andere materiaallagen kunnen aanwezig zijn, zoals een laag die minstens een gedeelte van het voornoemde motief of het volledige motief weergeeft.

Het is duidelijk dat volgens dit eerste aspect van de uitvinding het reliëf slechts wordt verkregen nadat het betreffende gedeelte van de kunststoflaag reeds is aangebracht. Hierdoor kan voor het aanbrengen van de kunststoflaag zelf gekozen worden voor technieken die geschikt zijn voor het bekleden van vlakke substraten, hetgeen een dergelijke werkwijze aanzienlijk vereenvoudigt én hét risico dat ongewenste insluitsels, zoals luchtinsluitsels, in de kunststoflaag worden gevormd beperkt of dit risico zelfs uitsluit.

Door het feit dat het patroon van het reliëf minstens gedeeltelijk bepaald wordt aan de hand van een bedrukking is een structuur of reliëf in overeenstemming met het motief eenvoudiger, vlotter en meer flexibel aanbrengbaar. Zo bijvoorbeeld kan dezelfde druktechniek zowel voor het vormen van het motief als voor het vormen van voornoemde één of meerdere bedrukkingen aangewend worden, zodanig dat eventueel een gelijkaardige resolutie kan worden bereikt in het motief én in het betreffende gedeelte van het reliëf. Bij voorkeur wórdt éen bedrukking aan de hand van een digitale druktechniek, zoals inktjetprinten, toegepast. Het is uiteraard niet uitgesloten dat druktechnieken zoals offsetdruk of diepdruk, bijvoorbeeld aan de hand van drukcilinders, worden toegepast.

Er wordt opgemerkt dat de kleur en/of tint van voornoemde één of meerdere bedrukkingen die verantwoordelijk zijn voor het betreffende gedeelte van de structuur of het reliëf eventueel zichtbaar kan blijven aan de sierzijde van het uiteindelijk beklede paneel. In het geval van een houtstructuur waarin de houtporen worden geïmiteerd door een structuur van uitsparingen, kan zodoende de kleur en/of de tint van de houtporen worden verwezenlijkt.

De werkwijze van het eerste aspect kan op velerlei mogelijke wijzen praktisch worden gerealiseerd. Hieronder worden vier mogelijkheden hiervoor aangehaald.

Volgens een eerste mogelijkheid wordt gebruik gemaakt van een bedrukking die zich onder de voornoemde kunststoflaag bevindt en bijvoorbeeld in een stap voorafgaandelijk aan of gelijktijdig met voornoemde eerste stap is aangebracht. Zo bijvoorbeeld kan gewerkt worden met een bedrukking aan de hand van een expandeerbaar middel, welk dan, volgens de uitvinding, na het aanbrengen van de kunststoflaag tijdens voornoemde tweede stap wordt geëxpandeerd en zodoende de erover aangebrachte kunststoflaag vervormt.

Bij het expanderen kan de kunststoflaag nog week zijn, of reeds volledig of slechts gedeeltelijk zijn uitgehard. Wanneer gebruik gemaakt wordt van een niet volledig uitgeharde kunststoflaag kan deze ook gelijktijdig met het vormen van de structuur worden uitgehard.

De expansie van de bedrukking kan bijvoorbeeld geïnitieerd worden door het toevoeren van warmte aan de hand van een oven of straling. De expansie kan hierbij eventueel in bedwang worden gehouden door een mechanisch vormelement dat in contact wordt gebracht met de kunststoflaag, zodat beter gedefinieerde structuren kunnen worden bereikt, die onder andere minder en/of kleinere afrondingen vertonen. Het gebruik van een dergelijk vormelement kan bijvoorbeeld interessant zijn voor het vormen van afkantingen aan één of meerdere randen van de betreffende panelen.

In de plaats van te bedrukken met een expandeerbaar middel, kan, volgens voornoemde eerste mogelijkheid, ook gedrukt worden met een expansieverhinderend middel, waarbij dit middel dan een globaal gewenste expansie locaal tegenwerkt. Dergelijke uitvoering is interessant wanneer een globaal vlakke structuur moet worden gevormd, die slechts over een beperkte oppervlakte uitsparingen dient te vertonen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de imitatie van houtstructuur, waarbij de houtporen als uitsparingen aanwezig zijn in een globaal vlak oppervlak. Een ander voorbeeld hiervan is het vormen van voegen of afkantingen.

Concreet kan als expansieverhinderend middel bijvoorbeeld een middel worden aangewend dat benzotriazole en/of tolyltriazole bevat. Dergelijk product is in staat de expansie van een kunststof zoals PVC te verminderen of te verhinderen. Als expanderend middel kan een middel worden aangewend dat op zich PVC bevat.

Volgens een ondergeschikte mogelijkheid van voornoemde eerste mogelijkheid bevinden de voornoemde bedrukkingen die de structuur bepalen zich niet alleen onder de voornoemde kunststoflaag doch ook onder het voornoemde motief. Volgens deze mogelijkheid verkrijgt het motief zelf ook een structuur en kunnen diepte-effecten worden bereikt.

Volgens nog een andere ondergeschikte mogelijkheid van voornoemde eerste mogelijkheid bevindt het expanderend of expansieverhinderend middel zich in het motief en/of vormt zij een onderdeel van het motief. Zo bijvoorbeeld kan dergelijk middel Worden aarïgewënd: vóbr^éi!^reaii&erëfi' van üié gedëeltën die bèdóeld zijn als uitstulping, rë&pectiévelljk 'süiféi)aArih§f; aariwëzig'te zijn aan het oppervlak van het bekleed paneel. Zo kunnen de houtnerven en/of de houtporen van eén houtmotief aan de hand van een kleurstof of inkt zijn gedrukt die een expansieverhinderend middel bevat. · - · / r :

Volgens een tweede mogelijkheid wordt gebruik gemaakt van een bedrukking die zich boven de voornoemde kunststoflaag bevindt en bijvoorbeeld in een stap volgend op voornoemde eerste stap is aangebracht. Dergelijke bedrukking kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd met een middël dat, al ‘dan niét: na activatie eiS/ëh,'ih staat is uitsparingèn aan het oppervlak van de Voomoerride kiihatstóflaag tè vormen. Zo bijvoorbeeld kan gewerkt wórden met een middel rdai eventueel na aCtivätie ervan, de kunststoflaag plaatselijk kan óplössén,’ aan weten, ^vërbraridën; smèltèrV of week maken, zodat ter plaatse vän de bedrukking uitspàrihgëh in de kunststoflaag kunnen wórden gevormd, eventueel nadat het aangetaste gedeelte van de kunststoflaag is weggewassen of op een andere manier vérwijderd.

Volgens een ander voorbeeld van deze tweede mogelijkheid kan dergelijke bedrukking worden uitgevoerd met een middel dat, al dan niét na activatie ervan, in staat is uitstulpingen aan het oppervlak van de voornoemde kunststoflaag te vormen. Dit kan bijvoorbeeld verwezenlijkt worden doordat de bedrukking op zich een zekere dikte vertoont en zich vasthecht op de kunststoflaag of dóórdat de bedrukking een middel bevat dat de kunststoflaag plaatselijk kan laten expanderen óf dergélijke expansie kan verhinderen. Hierbij kan op een gelijkaardige manier gewerkt worden als in voornoemde eerste mogelijkheid, doch met dat verschil dat het betreffende expandeerbaar of expansieverhinderend middel zich nu boven de kunststoflaag bevindt.

Volgens een derde mogelijkheid van het eerste aspect van de uitvinding wordt voornoemde bedrukking aangewend om een structuur te vormen op een transferelement of perselement, zoals een wals, waarbij het aldus minstens gedeeltelijk gestructureerde transferelement dan wordt aangewend voor het vormen van uitsparingen in de voornoemde kunststoflaag. Bij voorkeur wordt de voornoemde structuur op het transferelement gelijktijdig en/of in lijn gevormd met het vormen van de uitsparingen in de kunststoflaag. Bij voorkeur is het het gedrukte middel zelf dat de structuur van het transferelement vormt. Hiervoor kan als middel bijvoorbeeld een was of lak worden toegepast, ook middelen die een metaal zoals zink of tin bevatten zijn niet uitgesloten.

Volgens een vierde mogelijkheid van het voornoemde eerste aspect van de uitvinding wordt voornoemde bedrukking aangewend voor het vormen van een masker op, in of onder de voornoemde kunststoflaag, waarbij dit masker het mogelijk maakt dat de kunststoflaag selectief kan worden bewerkt, bijvoorbeèld aan de hand van een materiaalwegnemende en/of materiaalopbrengende bewerking, zodanig dat het voornoemde masker het patroon van de zo bekomen uitsparingen en/of uitstulpingen bepaalt. Voorafgaandelijk aan voornoemde selectieve bewerking kan aan de hand van hetzelfde masker of een gedeelte ervan een selectieve uithardingsbewerking plaatsvinden. Zo bijvoorbeeld kan aan de hand van het masker op vlotte wijze een selectieve UV of elektronenstraalharding van een laklaag of andere kunststoflaag worden verkregen. Nadat de bewerking is uitgevoerd kan het masker en het minder uitgeharde gedeelte van de kunststoflaag al dan niet worden weggenomen aan de hand van gelijk welke daartoe geschikte materiaalwegnemende techniek, bijvoorbeeld een techniek waarbij het masker, eventueel samen met een niet uitgehard gedeelte van de kunststoflaag, wordt uitgeborsteld en/of weggezogen. Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen van deze vierde mogelijkheid worden voorbeelden bekomen van het verder nog genoemde vierde aspect van de uitvinding. Volgens een ondergeschikte mogelijkheid van deze vierde mogelijkheid wordt het masker gevormd door het uitvoeren van voornoemde bedrukking op een afzonderlijke folie of materiaalbaan of materiaalvel, waarbij deze folie bij voorkeur hoofdzakelijk doorzichtig of doorschijnend is uitgevoerd. Dergelijke met een bedrukking voorziene folie kan bijvoorbeeld worden aangewend voor het selectief blokkeren van UV of elektronenstraling, wanneer zij tussen de uit te harden kunststoflaag en de stralingsbron wordt aangebracht. Het is duidelijk dat in het voorgaande met doorschijnend of doorzichtig is bedoeld dat deze gedeelten van de folie doorlaatbaar zijn voor de straling die bij het uitharden van de kunststoflaag wordt aangewend.

Er wordt opgemerkt dat een werkwijze, zoals in de bovengenoemde derde mogelijkheid van het eerste aspect, waarbij de structuur van een mechanisch perselement in lijn en/of gelijktijdig wordt gevormd met het vormen van de uitsparingen aan het oppervlak van een paneel, op zich een tweede onafhankelijk inventief aspect van de uitvinding vormt, waarbij de structuur van het perselement dan al dan niet aan de hand van een bedrukking is bekomen. Dergelijk perselement kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een band, een wals of een vlakke plaat en kan hoofdzakelijk uit metaal, zoals een staallegering of een koperlegering, of hoofdzakelijk uit kunststof, zoals silicone of melaminehars, zijn opgebouwd. In de plaats van aan de hand van een bedrukking kan de structuur bijvoorbeeld worden opgebouwd aan de hand van materiaalgroei* of materiaalopbrengtechnieken zoals selectief laser smelten of sinteren, Stereolithografie, cladden en dergelijke. Volgens nog een andere mogelijkheid kan ook gewerkt worden met materiaalverwijderingstechnieken, waarbij dan bij voorkeur gewerkt wordt met een op het betreffende perselement aangebrachte hernieuwbare materiaallaag, zodanig dat de structuur van het perselement meerdere malen kan worden aangemaakt. Volgens nog een andere mogelijkheid beschikt het betreffende perselement over een mechanisme dat toelaat de oppervlaktestructuur ervan te veranderen. Deze mogelijkheid is vooral nuttig voor het vormen van grotere indrukkingen, zoals indrukkingen voor voegen, afkantingen of vellingkanten. Met “gelijktijdig en/of in lijn” wordt bedoeld dat het perselement waarop de betreffende structuur wordt gevormd, bij voorkeur op hetzelfde moment ook minstens gedeeltelijk wordt aangewend om reliëf te vormen aan het oppervlak van een paneel.

Het is duidelijk dat de werkwijze van het voornoemde tweede onafhankelijk inventief aspect kan gedefinieerd worden als een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen van het type dat minstens een substraat en een op dit substraat aangebrachte toplaag met een motief bevat, waarbij de werkwijze minstens de stappen bevat van het op het substraat aanbrengen van een kunststoflaag en het in deze kunststof voorzien van een reliëf aan de hand van een gestructureerd mechanisch perselement, daardoor gekenmerkt dat de structuur van het perselement in lijn en/of gelijktijdig wordt gevormd met de stap van het in de kunststof voorzien van een reliëf. Bij voorkeur wordt een ander structuurgedeelte van het perselement aangewend bij het voorzien van het reliëf in de kunststof dan datgene dat op hetzelfde ogenblik op het perselement wordt gevormd. Bij voorkeur wordt gewerkt met een mechanisch perselement in de vorm van een band of baan, waarbij deze bij voorkeur een continue beweging uitvoert, bijvoorbeeld doordat dit perselement langs rollen, zoals drukrollen, wordt getransporteerd. Een band of baan heeft het voordeel dat zij een aanzienlijk groter oppervlak kan vertonen dan het oppervlak van het bekleed paneel. Dit laat toe een voldoende grote afstand te bewaren tussen de plaats waar structuurgedeelten worden gevormd en de plaats waar andere structuurgedeelten met de kunststoflaag in contact worden gebracht.

Dé stap van het in de kunststof voorzien van een reliëf kan op ve'rschillèndé mogelijké wijzen worden uitgevoerd. Volgens een eerste mogelijkheid wordt de kunststof op het paneel aangebracht voordat hét reliëf in dé kunstoflaag wordt gerealiseerd. Volgens een tweede mogelijkheid kan de kunststof ook van 'hét'reliëf wórden voorzien alvorens de aldus gestructureerde kunststoflaag op het paneel wordt aangebracht. Zo bijvoorbëeld is het mogelijk dat de kunststoflaag op een reéds gestructureerd gedeelte van het perselement wordt aangebracht, en dat de aldus gevormde1 kunststoflaag op het paneel wordt overgedragen of getransfereerd: Zo bijvoorbeeld zou in hoofdzaak kunnen gewerkt worden met dé werkwijze die op zich bekend is uit het WO 2007/059967. Bij de werkwijze Van deze internatiohale octrooiaanvrage wordt een laklaag op een gestructureerde materiaalbaan aangebracht, waarna de aldus gevormde kunststofiaag op het paneel wordt overgedragen, waarbij een voorafgaandelijk gestructureerde materiaalbaan wordt aangewend. Volgens het huidig aspect wordt in de plaats van met dérgeïijke vooraf gestructureerde materiaalbaan, met éeh in lijn en/of gelijktijdig gestuctureerde materiaalbaan gewerkt.

Volgens de uitvinding kan het in lijn en/of gelijktijdig gevormde structuürgedeelte één of meerdere keren worden aangéwend om de kunststof van reliëf te voorzien. Het is ook mogelijk dat, in het geval van hergebruiken van het betreffende perselement, de structuurgedeelten opnieuw worden gevormd nadat dit gedeelte is aangewend voor het vormen van het reliëf van één of meerdere panelen. Verder is het mogelijk dat het perselement is opgevat voor eenmalig gebruik.

Een werkwijze met de eigenschappen van het tweede aspect heeft, in het algemeen, het voordeel dat een veel grotere variëteit aan reliëfs kan worden vervaardigd met eenzelfde perselement. Bovendien kan vlot gewisseld worden tussen verschillende gewenste structuren.

Volgens haar derde onafhankelijk aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen van het type dat minstens een substraat en een op dit substraat aangebrachte toplaag met een motief bevat, waarbij de werkwijze voor het verwezenlijken van de toplaag minstens twee stappen omvat, namelijk een eerste stap waarin een kunststoflaag op het substraat wórdt aangebracht, en een tweede daaropvolgende stap waarin een reliëf wordt aangebracht aan het oppervlak van voornoemde kunststoflaag, met als kenmerk dat het voornoemde reliëf een patroon van uitsparingen en/of uitstulpingen vertoont, waarbij dit reliëf minstens gedeeltelijk verkregen is door het plaatselijk in volume toenemen en/of afnemen van de voornoemde toplaag en/of het substraat.

Met “plaatselijk” wordt bedoeld dat de volledige toplaag niet uniform in volume toeneemt en/of afneemt. Hierbij kan het gaan om zeer beperkte locale variaties in volumetoename en/of -afname. Zo bijvoorbeeld kan globaal gezien een uniforme volumetoename aan het oppervlak van de toplaag aanwezig zijn, terwijl aan de randen plaatselijk een mindere volumetoename plaatsvindt, of zelfs een volumeafname plaatsvindt, ter vorming van verlaagde randen die bijvoorbeeld als imitatie van een voeg, een afkanting of een ingevallen laklaag kunnen dienen. Volgens een ander voorbeeld kan globaal gezien een uniforme volumetoename aan het oppervlak van de toplaag aanwezig zijn, terwijl locaal een mindere volumetoename of een volumeafname plaatsvindt ter vorming van uitsparingen die de aanwezigheid van houtporen of andere locale oneffenheden imiteren.

Het is duidelijk dat volgens het derde aspect van de uitvinding het reliëf slechts wordt verkregen nadat het betreffende gedeelte van de kunststoflaag reeds is aangebracht. Hierdoor kan voor het aanbrengen van de kunststoflaag zelf gekozen worden voor technieken die geschikt zijn voor het bekleden van vlakke substraten, hetgeen een dergelijke werkwijze aanzienlijk vereenvoudigt en het risico dat ongewenste insluitsels, zoals luchtinsluitsels, in de kunststoflaag worden gevormd beperkt of dit risico zelfs uitsluit.

Verder is het duidelijk dat de in verband met het eerste aspect vernoemde mogelijkheden waar expandeerbare of expansieverhinderende middelen worden aangewend ook voorbeelden vormen van dit derde onafhankelijke aspect. Dergelijke middelen kunnen op eender welke wijze op het paneel zijn aangebracht, al dan niet middels een bedrukking.

De volumetoename van het derde aspect kan op eender welke wijze worden bekomen. Zij kan bijvoorbeeld ontstaan als gevolg van een chemische reactie waarbij een gasvormige substantie in de toplaag wordt gevormd die een groter volume inneemt dan de eigenlijke materie van de toplaag.

Bij voorkeur betreft de volumetoename minstens een toename in volume van voornoemde kunststoflaag. Bij voorkeur bevindt deze kunststoflaag zich boven het voornoemde motief en is zij doorzichtig of doorschijnend uitgevoerd. Bij voorkeur vormt de kunststoflaag de bovenzijde van het bekleed paneel. Het is evenwel ook mogelijk dat zich nog verdere afwerkingslagen op de kunststoflaag bevinden, zoals één of meerdere laklagen die al dan niet harde partikels zoals aluminiumoxidepartikels omvatten. Het is duidelijk dat de kunststoflaag zich volgens de uitvinding ook onder het voornoemde motief kan bevinden of onderdeel van dit motief kan uitmaken, waarbij zij dan eender welke kleur kan vertonen.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het derde aspect wordt voornoemde toename of afname in volume gecontroleerd doorgevoerd, bijvoorbeeld doordat zij wordt uitgevoerd tegen een vormmatrijs, zoals tegen een gestructureerde vlakke persplaat of tegen enig ander gestructureerd perselement, waarbij de structuur van dit perselement het negatief betreft of nagenoeg het negatief betreft van een gedeelte van het reliëf dat aan het oppervlak van één of meerdere van de betreffende beklede panelen wordt verwezenlijkt.

Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het derde aspect wordt het aan de hand van volumeafname of -toename gevormde reliëf nabewerkt met een materiaalwegnemende en/of materiaaltoevoegende techniek, zoals met laserfrezen of Stereolithografie.

Volgens het derde aspect is het ook mogelijk dat de volumetoename of -afname zich manifesteert aan het oppervlak van het substraat. Een dergelijke uitvoering kan bijvoorbeeld worden bereikt doordat aan het oppervlak van, of in het substraat expandeerbare stof aanwezig is. Zo bijvoorbeeld kunnen de houtvezels in een laag aan het oppervlak van een MDF of HDF plaat met expandeerbare stof zijn voorzien. Volgens een afwijkende variante van het derde aspect is het niet noodzakelijk dat het reliëf wordt verwezenlijkt nadat een kunststoflaag is aangebracht. Aan de hand van dergelijke inventieve MDF/HDF of andere houtgebaseerde plaat ontstaan immers velerlei nieuwe mogelijkheden voor het vervaardigen van panelen met structuur. Volgens deze afwijkende variante kan het bekleed pàneèl bijvoorbeeld hoofdzakelijk zijn bekomen door in willekeurige volgorde de volgende stappen uit te voeren: het locaal expanderen van een houtgebaseerd substraat bijvoorbeeld volgens één van de hierin nog beschreven mogelijkheden voor het plaatselijk expanderen of niet expanderen van een kunststoflaag, het aanbrengen van éen motief en eventueel het aanbrengen van een beschermende doorzichtigé of doorschijnende laag.

Volgens een vierde onafhankelijk aspect betreft de huidige uitvinding éen werkwijze voor hét vervaardigen van beklede panelen van het type dat minstèns een slibstraat en een op dit substraat aangebrachte toplaag niet een motief bevat, waarbij de werkwijze voor het verwezenlijken van de toplaag minstens twee stéppen omvat, namelijk een eerste stap waarin een kunststofiaag op het substraat wordt aangebracht, en een tweede daaröpvolgënde stap waarin een reliëf wordt aangebracht aan het oppervlak van voornoemde kunststoflaag, met ais kenmerk dat het voornoemde reliëf een patroon van uitsparingen en/of Uitstulpingen' Vertoont, waarbij dit reliëf verkregen is door het op voornoemde künststoflaag aanbrengen van een masker en het vervolgens op voornoemde kunststoflaag uitvoeren van een materiaalwegnemende en/of materiaalopbrengénde bewerking, waarbij het voornoemde masker het voornoemde patroon minstens gedeeltelijk bepaalt.

Het toepassen van een masker om selectief materiaal aan de voornoemde kunststoflaag toe te voegen en/of te ontnemen leidt tót nieuwe mogelijkheden voor het verwezenlijken van reliëf aan het oppervlak van een bekleed paneel. Voor het aanbrengen van het masker kan een bedrukkingstechniek, zoals inktjetprinten, worden gebruikt, waarbij dan eveneens de kenmerken van het voornoemde eerste aspect van de uitvinding worden bekomen, meer speciaal van de vierde mogelijkheid van dit eerste aspect. Bij voorkeur wordt als bedrukkingstechniek een gelijkaardige techniek toegepast als diegene die is aangewend voor het verwezenlijken van het voornoemde motief. Op die manier kan eenvoudig een masker in overeenstemming met het motief worden gerealiseerd, dat dan op zijn beurt aanleiding kan geven tot een reliëf in overeenstemming met het motief. Bij voorkeur wordt een bedrukkingstechniek toegepast die nagenoeg dezelfde resolutie vertoont als de bedrukkingstechniek waarmee het motief is verwezenlijkt, zodat het uiteindelijk verkregen reliëf even fijn kan worden uitgevoerd als het motief.

Het is duidelijk dat volgens het vierde aspect van dé uitvinding het reliëf slechts wordt verkregen nadat het betreffende gedeelte van de kunststoflaag reeds is aangebracht. Hierdoor kan voor het aanbrengen van de kunststoflaag zélf gekozen worden voor technieken die geschikt zijn voor het bekleden van vlakke substraten, hetgeen een dergelijke werkwijze aanzienlijk vereenvoudigt en het risico dat ongewenste insluitsels, zoals luchtinsluitsels, in de kunststoflaag worden gevormd beperkt of dit risico zelfs uitsluit. Het masker kan op zich eventueel wel eerder aangebracht zijn dan voornoemde kunststoflaag.

Bij voorkeur wordt het voornoemde masker opgebouwd of bestaat het uit een middel dat bestand is tegen voornoemde materiaalwegnemende en/of materiaalopbrengende technieken, zodanig dat de betreffende techniek daadwerkelijk selectief kan worden toegepast op de plaatsen waar het masker niet aanwezig is of een opening laat. Het omgekeerde is ook mogelijk, namelijk dat de betreffende techniek enkel daar actief is waar het masker aanwezig is.

Als materiaalwegnemende techniek kan bijvoorbeeld een chemische etstechniek worden toegepast die plaatselijk op de kunststoflaag inwerkt of een mechanische erosietechniek zoals zandstralen of shotpeening. Het is ook mogelijk dat voor de materiaalwegnemende techniek minstens met een afzuig bewerking wordt gewerkt. Deze laatste techniek is ideaal geschikt wanneer het masker of een gedeelte ervan is aangewend om de voornoemde kunststoflaag selectief uit te harden, waarbij dan bij voorkeur de gedeelten van de kunststoflaag die zich onder de maskerende stof bevinden niet of minder worden uitgehard.

Als materiaalopbrengende of materiaalgroeitechniek kan bijvoorbeeld Stereolithografie worden toegepast of een spuittechniek zoals spuitgieten of een onderdompelingstechniek, waarbij dan bij voorkeur enkel daar materiaal hecht waar het masker afwezig of open is.

Volgens het vierde aspect kan het masker na het verwezenlijken van het reliëf worden verwijderd van de kunststoflaag. Het kan echter ook bewaard blijven op het uiteindelijke beklede paneel en onderdeel uitmaken van bijvoorbeeld het uiteindelijke reliëf of het uiteindelijke motief. Als materiaalopbrengende techniek kan ook een techniek toegepast worden waarbij minstens het masker permanent aan de kunststoflaag wordt gehecht. Wanneer het masker minstens gedeeltelijk bewaard dient te blijven in het uiteindelijke bedrukte paneel, kan de kleur van het masker afgestemd worden op het gewenste uitzicht van de sierzijde van het uiteindelijke beklede paneel.

Volgens het vierde aspect is het mogelijk dat het masker, in de plaats van op het paneel te zijn gerealiseerd, afzonderlijk is uitgevoerd of met andere woorden als een op zichzelf bestaande entiteit is uitgevoerd. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk dat het masker een afzonderlijke folie omvat of hieruit bestaat, waarbij deze afzonderlijke folie of enig ander afzonderlijk materiaalvel dan bij voorkeur in hoofdzaak doorzichtig of doorschijnend is uitgevoerd, doch voorzien is van maskerende gedeelten die weerstand bieden aan de voornoemde materiaalwegnemende en/of materiaalopbrengende bewerking, of er net voor zorgen dat de kunststof die zich onder de maskerende gedeelten bevindt meer wordt blootgesteld aan deze bewerkingen.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm is het mogelijk meerdere maskers na elkaar, en eventueel over elkaar, aan te brengen. Aan de hand van deze uitvoeringsvorm is het mogelijk een grotere variëteit aan reliëfkenmerken te verwezenlijken. Zo bijvoorbeeld kan dergelijke techniek aangewend worden om diepere en/of driedimensionele structuren te bereiken. Deze techniek laat ook toe uitsparingen en/of uitstulpingen te vormen met schuine randen, en laat toe uitsparingen en/of uitstulpingen te vormen met een breedte-diepteverhouding, respectievelijk breedte-hoogteverhouding die kleiner is dan 1 of zelfs kleiner is dan 0,75 of minder.

Zoals blijkt uit enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van dit vierde aspect is het mogelijk dat tussen de voornoemde eerste stap waarin een kunststoflaag wordt aangebracht en de voornoemde tweede stap waarin een reliëf wordt aangebracht aan het oppervlak van de kunststoflaag, nog minstens één tussenliggende stap wordt uitgevoerd waarbij de voornoemde kunststoflaag minstens gedeeltelijk wordt uitgehard. Deze uitharding geschiedt bij voorkeur selectief, en beter nog op een wijze die minstens gedeeltelijk bepaald is door een gedeelte van het voornoemde masker.

Zoals reeds voornoemd kan in hoofdzaak onderscheid gemaakt worden tussen twee types van maskers, namelijk een eerste type waarbij de maskérende gedèelten van het masker weerstand bieden aan de voornoemdé materiaalwegnemende en/of materiaalopbrengende bewerking, en een tweede type waarbij de maskerende gedeelten van het masker er net voor zorgen dat'dé kunststof die zich ónder de maskerende gedeelten bevindt meer wordt blootgesteld aan deze bewerkingen. Dit laatste kan, bij voorkeur, gerealiseerd worden door aan dé hand van hetzelfde masker een harding van de kunststoflaag uit te voeren, bijvoorbeeld aan de hähd van UV of elektronenstralen, of aan de hand van warmte, waarbij de maskerendé gedeelten dan bij voorkeur een afscherming vormen voor de betreffende straling en/of warmte. De minder uitgeharde gedeelten kunnen op deze manier meer blootgesteld worden aan de naderhand uit te voeren, bijvoorbeeld materiaalwegnemende, bewerking.

Het spreekt voor zich dat het materiaal dat wordt aangewend vóór het verwezenlijken van de maskerende gedeelten van het masker van hét vierde aspect afgestemd dient te zijn op de ervan verlangde functie. Er kan bijvoorbeeld met was of paraffine worden gewerkt.

Bij voorkeur wordt het voornoemde masker in lijn en/of gelijktijdig gevormd met de stap van het in de kunststof aanbrengen van het reliëf. Bij voorkeur wordt een ander maskerend gedeelte van het masker aangewend bij het voorzien van het reliëf dan datgene dat op hetzelfde ogenblik wordt gevormd. Bij voorkeur wordt in dit geval gewerkt met een masker dat als een op zichzelf bestaande entiteit is uitgevoerd, bijvoorbeeld met een masker in de vorm van een band of baan, waarbij deze bij voorkeur een continue beweging uitvoert, bijvoorbeeld doordat dit masker langs rollen, zoals drukrollen, wordt getransporteerd.

Volgens het vijfde aspect betreft de huidige uitvinding ook nog een bekleed paneel van het type dat minstens een substraat en een op dit substraat aangebrachte toplaag met een gedrukt motief omvat, waarbij voornoemde toplaag tevens een doorzichtige of doorschijnende kunststoflaag bevat die boven het voornoemde gedrukte motief is aangebracht, met als kenmerk dat voornoemde kunststoflaag een opschuimbare of opgeschuimde kunststof bevat. Het is duidelijk dat een dergelijk paneel geschikt is om te worden vervaardigd aan de hand van een techniek volgens het eerste en/of het derde aspect van de uitvinding. Dergelijk paneel kan echter ook op andere manieren zijn vervaardigd. De toplaag kan bijvoorbeeld minstens gedeeltelijk of volledig afzonderlijk zijn vervaardigd en nadien op het substraat zijn aangebracht bijvoorbeeld door deze toplaag op het substraat te kleven of te lijmen.

Bij voorkeur is voornoemde opschuimbare kunststof gekozen uit de reeks van Polyvinylchloride, polystyreen, polyethyleen, polypropyleen, acrylaat, polyamide en polyester. Bij voorkeur strekt de voornoemde kunststoflaag zich hoofdzakelijk over het volledige gedrukte motief uit.

Voor het substraat van het bekleed paneel van het vijfde onafhankelijk aspect wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een substraat dat een houtgebaseerd materiaal omvat, zoals MDF of HDF.

Bij voorkeur betreft het beklede paneel een paneel waarvan het voornoemde motief een gedrukt motief betreft, dat bij voorkeur is verkregen door het rechtstreeks of onrechtstreeks op het voornoemde substraat uitvoeren van een bedrukking.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van dit vijfde onafhankelijk aspect vertoont het beklede paneel aan het oppervlak een reliëf dat bekomen is aan de hand van een techniek volgens één of meerdere van de hierboven en/of hieronder nog vermelde aspecten.

Volgens nog een bijzonder zesde onafhankelijk aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen van het type dat minstens een substraat en een op dit substraat aangebrachte toplaag met een motief bevat, waarbij de werkwijze voor het verwezenlijken van de toplaag minstens twee stappen omvat, namelijk een eerste stap waarin een kunststoflaag op het substraat wordt aangebracht, en een tweede stap waarin een reliëf wordt aangebracht aan het oppervlak van voornoemde kunststoflaag, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde reliëf een patroon van uitsparingen en/of uitstulpingen vertoont, waarbij dit patroon minstens gedeeltelijk bepaald is aan de hand van een digitale techniek. Er wordt opgemerkt dat volgens dit aspect voornoemde tweede stap niet noodzakelijk na voornoemde eerste stap dient te worden uitgevoerd en dat de kunststoflaag niet noodzakelijk reeds op het substraat moet zijn aangebracht wanneer het reliëf wordt gerealiseerd aan het oppervlak ervan.

Het is duidelijk dat zowel de bedrukking van het eerste aspect, als het masker van het vierde aspect middels een digitale techniek kunnen zijn verkregen, bijvoorbeeld doordat zij beiden een bedrukking omvatten die is aangebracht met een inktjetprinter. Dergelijke uitvoeringen van het eerste en/of het vierde aspect vormen derhalve ook voorbeelden van het huidig bijzonder zesde onafhankelijk aspect.

In het algemeen draagt het volgens het huidige bijzondere aspect de voorkeur dat de digitale techniek wordt aangewend voor het aanbrengen van een al dan niet tijdelijk masker dat minstens een gedeelte van het voornoemde patroon bepaalt en/of voor het aanbrengen van een kunststofverdrijvend, lakverdrijvend, expanderend of expansieverhinderend middel waarbij dit aangebrachte middel dan minstens een gedeelte van het voornoemde patroon bepaalt.

Verder is het duidelijk dat voornoemde digitale techniek ook kan worden uitgevoerd op een transferelement of mechanisch perselement, waarbij zij dan bij voorkeur in lijn en/of gelijktijdig met het vormen van het reliëf wordt uitgevoerd. Op deze manier kan ook een uitvoeringsvorm van het eerder al genoemde bijzonder tweede onafhankelijk aspect worden verkregen.

Volgens alle aspecten van de uitvinding strekt de voornoemde kunststoflaag zich bij voorkeur hoofdzakelijk over het volledige oppervlak van het substraat uit. Op die manier kan over het volledige oppervlak van het substraat een reliëf of structuur worden bekomen. Bij voorkeur strekt de voornoemde kunststoflaag zich ook in het uiteindelijk gevormde beklede paneel over hoofdzakelijk het volledige oppervlak van het substraat uit. Bij voorkeur blijft dus ook in de diepere structuurgedeelten van de toplaag nog materiaal van deze kunststoflaag aanwezig. Op die manier kan een goede bescherming voor het motief worden verkregen.

Er wordt opgemerkt dat de kunststoflaag waarvan sprake is in alle aspecten van de uitvinding bij voorkeur een doorschijnende of transparante kunststoflaag betreft die zich boven het voornoemde motief bevindt en zodoende dit motief minstens in enige mate beschermt tegen slijtage. In dat geval is het mogelijk dat de kunststoflaag het oppervlak van het uiteindelijke bekleed paneel vormt. Het is echter ook mogelijk dat verdere afwerkingslagen op de betreffende kunststoflaag worden aangebracht, zoals bijvoorbeeld een UV hardende, elektronenstraal hardende of andere laklaag, die bij voorkeur harde partikels zoals keramische partikels met een gemiddelde partikelgrootte van kleiner dan 200 micrometer bevat. Het is duidelijk niet uitgesloten dat de kunststoflaag zich in de plaats van boven het motief, zich daaronder bevindt of gevormd wordt door het motief of een gedeelte daarvan, in welk geval zij niet noodzakelijk doorschijnend of doorzichtig moet zijn.

Voor de kunststoflaag zelf kan gewerkt worden met kunststof die aminohars zoals melaminehars, PVC (Polyvinylchloride), polyethyleen, polypropyleen, polyürethaan of polystyreen bevat.

Bij voorkeur wordt de werkwijze volgens alle aspecten aangewend voor het vervaardigen van beklede panelen waarvan het voornoemde substraat een houtgebaseerd materiaal omvat, zoals MDF of HDF. Dergelijk materiaal kan vlot van een vlak geschuurd bovenoppervlak worden voorzien, zodanig dat eventuele oneffenheden van het betreffende bovenoppervlak niet interfereren op de aan het bovenoppervlak verwezenlijkte structuur of reliëf. Om dergelijke beïnvloeding van de structuur te vermijden kan ook gewerkt worden met grondlagen die een opvulmateriaal bevatten, waarmede eventuele oneffenheden aan het bovenoppervlak van het substraat dan kunnen worden opgevuld.

Wanneer, volgens om het even welk aspect van de uitvinding, een kunststoflaag, zoals een PVC laag, gecombineerd wordt met een houtgebaseerd substraat zoals een MDF of HDF substraat, wordt bij voorkeur een hechtingslaag aangebracht tussen de kunststoflaag en het substraat. Dergelijke hechtingslaag kan bijvoorbeeld bestaan uit een materiaalvel dat langs één zijde voorzien is van aminohars, zoals melaminehars, en aan de andere zijde voorzien is van de betreffende kunststof, bijvoorbeeld PVC. Van melaminehars is gekend dat het goed kan hechten met houtgebaseerde substraten, zoals MDF of HDF. Eventueel kan het motief reeds vooraf op dit materiaalvel zijn gedrukt.

Bij voorkeur betreft het voornoemde motief, volgens alle aspecten van de uitvinding, een gedrukt motief, dat bij voorkeur is verkregen door het rechtstreeks of onrechtstreeks op het voornoemde substraat uitvoeren van een bedrukking. Een onrechtstreekse bedrukking kan bijvoorbeeld worden bekomen doordat gedrukt wordt op één of meerdere reeds op het substraat aangebrachte grondlagen. Volgens de uitvinding is het uiteraard niet uitgesloten dat gewérkt Wordt met een motief dat op een flexibel materiaalvel is gedrukt, welk materiaèlvel dan geheel of gedeeltelijk op het substraat is aangebracht. Bij voorkeur is het voornoëmde motief aan de hand van een bedrukking door middel van een inktjetprinter mét één of meerdere printkoppen bekomen.

Het is duidelijk dat de in alle aspecten van de uitvinding aangehaalde stappen zowel kunnen worden uitgevoerd op grotere platen, waaruit de uiteindelijke beklede panelen dan worden gevormd bijvoorbeeld door opdeling van deze grotere platen met een zaagmachine, als op panelen die reeds nagenoeg dé afmetingen van de uiteindelijke beklede panelen vertonen. Voor een vlot inspelen op een bestelling, en voor het uitsluiten van overbodige voorraden is het voordelig de structuur en/of het motief zo laat mogelijk in de vervaardiging te verwezenlijken. In dergelijk geval worden zij bij voorkeur rechtstreeks aangebracht op panelen die reeds nagenoeg of volledig de afmetingen van de uiteindelijke beklede panelen vertonen. De betreffende panelen kunnen in datzelfde geval ook reeds zijn voorzien van eventuele randafwerkingen zoals gefreesde koppelmiddelen of andere randprofileringen. Het is uiteraard niet uitgesloten dat dergelijke randprofileringen later tijdens de vervaardiging worden aangebracht. Het aanbrengen van structuur of reliëf paneel per paneel heeft het voordeel dat het risico dat deze structuur verdwijnt, bijvoorbeeld doordat zij wordt weggefreesd of weggezaagd of op een andere manier wordt verwijderd, aanzienlijk vermindert, zelfs wanneer het bijvoorbeeld gaat om relatief beperkte structuren die zich op de rand van het paneel bevinden, zoals afkantingen met een diepte van minder dan 1 millimeter.

Bij voorkeur wordt de positie van het reliëf of de structuur, volgens alle aspecten van de uitvinding, gerefereerd naar een uiteindelijke rand of een uiteindelijke hoekpunt van het bekleed paneel, of die rand nu al dan niet nog te bekomen is. Deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het eenvoudigst uit te voeren wanneer de substraten reeds de betreffende uiteindelijke rand of hoekpunt vertonen, doch het is niet uitgesloten dat zelfs wanneer de substraten deze uiteindelijke rand of hoekpunt nog niet vertonen, toch wordt uitgelijnd ten opzichte van de nog te vormen uiteindelijke rand of hoekpunt, bijvoorbeeld doordat andere referentiemiddelen zijn voorzien die een positie innemen die refereert aan de betreffende uiteindelijke rand of hoekpunt. De huidige voorkeurdragende uitvoeringsvorm laat bijvoorbeeld toe op een vlotte manier symmetrische structuren, zoals tegelimitaties of vloerdeelimitaties met twee- of vierzijdig lagere rand, te bekomen, waarbij dan bij voorkeur de breedte van de lagere randen aan tegenovereenliggende zijden van de beklede panelen gelijk of nagenoeg gelijk wordt uitgevoerd.

Verder is het duidelijk dat volgens alle aspecten van de uitvinding bij voorkeur een structuur wordt verkregen die overeenstemt met het voornoemde motief.

In het algemeen wordt opgemerkt dat het reliëf waarvan sprake in alle aspecten van de uitvinding ook beperkt kan zijn in diepte, zodat zij in werkelijkheid een patroon van verschillende glansgraden betreft. Zo bijvoorbeeld kunnen aan de hand van een techniek volgens het vierde aspect waarbij als materiaalwegnemende techniek zandstralen wordt toegepast matte plaatsen worden gerealiseerd aan het oppervlak van het beklede paneel. Verder wordt nog opgemerkt dat het reliëf bij voorkeur tastbaar aanwezig is aan het oppervlak van het uiteindelijke bekleed paneel. Het is echter volgens bepaalde uitvoeringsvormen niet uitgesloten dat het betreffende reliëf intern in de toplaag van het beklede paneel aanwezig is en niet tastbaar doch wel zichtbaar aanwezig is aan het oppervlak van het beklede paneel. Een dergelijke uitvoering kan worden bereikt wanneer via de technieken van de uitvinding een reliëf wordt verleend aan het motief zelf, terwijl het oppervlak van het bekleed paneel op zich hoofdzakelijk of volledig vlak is uitgevoerd. Zoals reeds vermeld kunnen met dergelijk reliëf diepte-effecten worden bereikt die aan het oppervlak van het bekleed paneel zichtbaar blijven. Andere zichtbare effecten die niet tastbaar aanwezig zijn aan het oppervlak van het bekleed paneel zijn niet uitgesloten.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeu rd rag ende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematische enkele stappen weergeeft in een werkwijze met de kenmerken van de uitvinding; figuur 2 op een grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeeft volgens de in figuur 1 aangeduide lijn ll-ll figuren 3 tot 6 op dezelfde schaal dwarsdoorsneden weergeven respectievelijk volgens de in figuur 1 aangeduide lijnen lll-lll, IV-IV, V-V, VI-VI; figuur 7 op dezelfde schaal, doch voor een variante, een dwarsdoorsnede weergeeft volgens de in figuur 1 aangeduide lijn VII-VII; figuur 8 voor een variante een zicht weergeeft volgens de in figuur 7 aangeduide richting F8; figuur 9 schematisch nog een werkwijze weergeeft met de kenmerken van de uitvinding; figuren 10 en 11 schematisch nog enkele stappen weergeven in een werkwijze met de kenmerken van de uitvinding; figuren 12 tot 15 nog enkele varianten weergeven van een werkwijze met onder andere de kenmerken van het tweede aspect; figuur 16 nog een voorbeeld geeft van een werkwijze met de kenmerken van onder andere het vierde aspect van de uitvinding; figuren 17 en 18 nog varianten weergeven die onder andere de kenmerken van het eerste en het vierde aspect vertonen.

Figuur 1 geeft schematisch enkele stappen S1-S5 weer in een werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen 1. De betreffende beklede panelen 1 zijn van het type dat minstens een substraat 2, bijvoorbeeld een MDF of HDF basispaneel, en een op dit substraat 2 aangebrachte toplaag 3 bevat. In het voorbeeld is de toplaag 3 opgebouwd uit meerdere materiaallagen 4-7, waaronder een materiaallaag 5 die een motief vertoont en die tijdens stap S2 in de vorm van een rechtstreeks op het substraat 2 uitgevoerde bedrukking 8 wordt aangëbracht.

In een voorafgaandelijke stap S1 zijn aan het met het motief te bedrukken oppervlak van het substraat 2 één of meerdere grondlagen 4 aangebracht. Deze kunnen tot doel hebben een effen ondergrond te voorzien en/of een uniforme of quasi uniforme achtergrondkleur te voorzien en/of een hechtende ondergrond voor later aan te brengen materiaallagen 5-8, zoals voor de materiaallaag 5 met het motief of voor de kunststoflaag 7.

Figuur 2 geeft het resultaat weer van stap S1 en toont aan dat een eventueel oneffen oppervlak van het substraat 2 vlak of nagenoeg vlak kan worden gemaakt met behulp van voornoemde één of meer grondlagen 4.

In het voorbeeld wordt in stap S1 gewerkt met een aanbrengtechniek aan de hand van één of meerdere walzen 9. Het is duidelijk dat in stap Si van figuur 1 ook andere aanbrengtechnieken kunnen worden aangewend voor het realiseren van één of meerdere grondlagen 4. Tevens is het duidelijk dat het voor de üitvinding niet noodzakelijk is dat dergelijke grondlagen 4 worden toegepast, alhoewël dit voor de kwaliteit van het motief van belang kan zijn. In dé plaats van met een grondlaag 4 die in vloeibare vorm is aangebracht, kan ook gewerkt worden met een grondlaag 4 die een materiaalvel, zoals een papierlaag, omvat en die in droge of quasi droge vorm op het substraat 2 wordt aangebracht.

Zoals voornoemd wordt in stap S2 van figuur 1 een motief gerealiseerd aan de hand van een bedrukking 8 die rechtstreeks op het substraat 2 of op een reeds op het substaat 2 aangebrachte grondlaag 4 wordt uitgevoerd. Het verkregen motief bétreft een houtmotief dat zich uitstrekt over de volledige lengte van het langwerpig rechthoekig paneel 1. Uiteraard is de uitvinding niet beperkt tot dergelijke motieven.

In dit geval wordt voor het aanbrengen van het gedrukte motief gebruik gemaakt van een inktjetprinter 10 met één of meerdere koppen. Zo bijvoorbeeld kan gebruik gemaakt worden van de technieken en inrichtingen die op zich bekend zijn uit het EP 1 872 959, waarbij bijvoorbeeld een zodanige batterij van inktjetprintkoppen na en naast elkaar worden opgesteld dat de volledige oppervlakte van het paneel 1 met een meerkleurendruk kan worden bestreken. Het spreekt voor zich dat de huidige uitvinding zich voor stap S2 niet beperkt tot inktjetprinttechnieken, noch tot rechtstreeks op het substraat 2 gedrukte motieven.

Figuur 3 geeft het resultaat weer van de rechtstreeks op het substraat 2, in dit geval op een zich reeds op het substraat 2 bevindende grondlaag 4, uitgevoerde bedrukking 8.

In stap S3 van figuur 1 wordt boven het gedrukte motief nog een extra bedrukking 6 aangebracht. Het betreft een bedrukking 6 met een expansieverhinderend middel. De bedrukking 6 wordt uitgevoerd met een patroon dat de uiteindelijke structuur of het reliëf van het beklede paneel 1 zal bepalen. Het patroon bestrijkt hierbij slechts bijzondere locaties in het gedrukte motief en strekt zich dus bij voorkeur niet uit over het volledige oppervlak van het uiteindelijke beklede paneel 1. In dit geval vormt het patroon een masker dat zowel de randen 11 van het paneel 1 als bepaalde locaties 12 in het oppervlak van het paneel 1 van dergelijk expansieverhinderend middel voorzien. De locaties 12 in het oppervlak van het paneel 1 stemmen hierbij overeen met in het houtmotief aanwezige houtbloemen of houtnerven en zullen aanleiding geven tot in het uiteindelijke paneel 1 aanwezige uitsparingen die houtporen imiteren.

Figuur 4 geeft nogmaals duidelijk de locaties 11-12 van de in stap S3 aangebrachte bedrukking 6 aan.

In stap S3 is weergegeven dat de bedrukking 6 die het reliëf of de structuur bepaalt wordt aangebracht aan de hand van een digitale druktechniek, zoals middels een inktjetprinter 10. Het is duidelijk dat het niet is uitgesloten dat de bedrukking 6 of het expansieverhinderend middel op een andere manier kan worden aangebracht.

In stap S4 van figuur 1 wordt een kunststoflaag 7 aangebracht. Dergelijke kunststoflaag 7 bestaat bij voorkeur uit een doorzichtige of doorschijnende materie en strekt zich bij voorkeur uit over het volledige betreffende paneel 1. In het voorbeeld is het voor het aanbrengen ervan een wals 9 weergegeven. Het is echter duidelijk dat deze kunststoflaag 7 op eender welke wijze kan zijn aangebracht. Het is ook mogelijk dat in stap S4 meerdere zich boven elkaar bevindende kunststoflagen 7 worden aangebracht die al dan niet van dezelfde aard zijn. Bij voorkeur worden ook harde sleetbestendige partikels in de kunststoflaag 7 aangebracht. Zij kunnen bijvoorbeeld voorafgaandelijk in de kunststof of in de kunststoflaag 7 zijn gemengd of verweven of kunnen in de reeds aangebrachte kunststoflaag 7 worden gestrooid of anders opgebracht.

Figuur 5 toont het resultaat dat na stap S4 is bekomen.

In stap S5 van figuur 1 wordt een reliëf aangebracht aan het oppervlak van de in stap S4 aangebrachte kunststoflaag 7.

Figuur 6 geeft weer dat hierbij een bekleed paneel 1 bekomen wordt dat aan zijn oppervlak een patroon van uitsparingen 13 en uitstulpingen 14 vertoont, waarbij dit patroon minstens gedeeltelijk bepaald is aan de hand van de in stap S3 aangebrachte bedrukking 6 met expansieverhinderend middel. Deze structuur is verkregen doordat de kunststoflaag 7 in stap S5 geactiveerd wordt en begint te expanderen. Deze activatie kan bijvoorbeeld verkregen zijn door het verwarmen van de kunststoflaag 7 aan de hand van een warme lucht oven 15, een infrarood oven of door straling, zoals UV of elektronenstraling.

Figuur 6 toont dat op de plaatsen waar in stap S3 expansieverhinderend of expansieverminderend middel is aangebracht voornoemde expansie in mindere mate of niet opgetreden is. Op die plaatsen bevinden zich uitsparingen 13 in het oppervlak van de op zich dikker geworden kunststoflaag 7. Op deze manier zijn in het voorbeeld aan de randen 11 van het bekleed paneel 1 afkantingen 16 bekomen en zijn in het oppervlak van het paneel 1 uitsparingen 13 bekomen ter imitatie van houtporen 17. Het spreekt voor zich dat de techniek van de uitvinding ook kan toegepast worden om enkel afkantingen 16 te bekomen of enkel imitaties van houtporen 17 te bekomen of om andere structuren te bekomen.

Figuur 6 geeft ook aan dat de bekomen uitsparingen 13 een structuur met sterke afrondingen 18 kunnen vertonen.

Figuur 7 toont een mogelijkheid om scherpere structuren te bekomen. Hierbij kan bij het expanderen van de kunststoflaag 7 in stap S5 een vormmatrijs 19 toegepast worden waartegen de expanderende kunststoflaag 7 opstijgt. Dergelijke techniek kan interessant zijn voor het vormen van scherpere afkantingen 16. In het weergegeven voorbeeld is de vormmatrijs 19 een hoofdzakelijk vlak perselement. Er kan echter ook gewerkt worden met één of meerdere drukrollen of vormwielen.

Figuur 8 geeft nog een andere mogelijkheid weer voor het bekomen van scherpere structuren zoals scherpe afkantingen 16. Hierbij worden voornoemde één of meerdere bedrukkingen 6 die de structuur bepalen met een zogenaamde dégradé uitgevoerd, waarbij de intensiteit of de hoeveelheid opgebracht middel van de bedrukking 6 gevarieerd wordt al naargelang de op die plaats gewenste te bereiken diepte. Het spreekt voor zich dat deze bedrukkingstechniek al dan niet gecombineerd kan worden met de in figuur 7 weergegeven techniek.

Het toepassen van dergelijke dégradé heeft eveneens voordelen in alle aspecten waar het reliëf minstens gedeeltelijk bepaald wordt aan dé-härid van een, bij voorkeur digitale bedrukking! ; ; n , . .

Het is duidelijk dat de werkwijze van figuren 1 tot 6 en de varianten van figuren 7 en 8 voorbeelden vormen van het voornoemde eerste en derde aspect, alsook van het laatstgenoemde bijzonder zesde onafhankelijk aspect. Het is ook duidelijk dat de panelen 1 die met deze werkwijzen worden verkregen ook de kenmerken van het vóornoemde vijfde aspect vertonen.

Figuur 9 geeft een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding weer met de kenmerken van het eerste aspect. Hierbij wordt de in de inleiding vermelde derde mogelijkheid hiervoor toegepast. Hierbij wordt aan de hand van een bedrukking 6 een structuur gevormd op een transferélement 20, in dit geval op een wals. Deze gestructureerde wals wordt aangewend voor het vormen van het reliëf in het oppervlak van het bekleed paneel 1. Het vormen van de bedrukking 6 op het transferelement 20 gebeurt in lijn en gelijktijdig met het vormen van de uitsparingen 13 of het reliëf in de kunststoflaag 7 van het bekleed paneel 1. Voor het vormen van de structuur op het transferelement 20 wordt bij voorkeur een digitale techniek, zoals een druktechniek aan de hand van een inktjetprinter 10, toegepast waarbij bijvoorbeeld lak of was in een patroon op de wals wordt opgedragen. Verder is in figuur 9 weergegeven dat de structuur van de wals continu kan worden hernieuwd, doordat het reeds aangewende structuurgedeelte van de wals middels bijvoorbeeld een schraapinrichting 21 wordt verwijderd en wordt vervangen door een nieuw aangebracht structuürgedeelte. Het is duidelijk dat het voorbeeld van figuur 9 tevens de kenmerken vertoont van beide in de inleiding vermelde bijzondere onafhankelijke aspecten, namelijk van het tweede en het zesde onafhankelijk aspect. Tevens is het duidelijk dat ook bij een dergelijke uitvoeringsvorm een dégradé zoals beschreven aan de hand van figuur 8 kan worden toegepast.

Figuur 10 geeft nog een voorbeeld weer van een werkwijze waarbij een masker 22 op de kunststoflaag 7 is aangebracht en vervolgens op de kunststoflaag 7 een materiaalopbrengende bewerking wordt uitgevoerd. De materiaalopbrengende bewerking betreft hier het aan de hand van een vloeibare kunststof 23 bekleden van het oppervlak van het paneel 1. Het masker 22 is hierbij zodanig gekozen dat de kunststof 23 enkel hecht op de plaatsen waar het masker 22 niet is aangebracht.

Figuur 11 toont het resultaat van deze werkwijze nadat het masker 22 en het niet hechtende gedeelte van de kunststof 23 is verwijderd. Aan het oppervlak van het paneel 1 is een reliëf van uitsparingen 13 en uitstulpingen 14 verkregen. Het is duidelijk dat dit patroon bepaald is door het voornoemde masker 22.

Verder is het duidelijk dat ook bij het aanwenden van gedrukte maskers het voordelig kan zijn zogenaamde dégradés toe te passen, zoals beschreven aan de hand van figuur 8.

Figuur 12 geeft een variante weer van de werkwijze weergegeven in figuur 9, waarbij de werkwijze minstens de stappen bevat van het op het substraat 2 aanbrengen van een kunststoflaag 7 en het in deze kunststof voorzien van een reliëf aan de hand van een gestructureerd mechanisch perselement 20. De structuur van het perselement 20 wordt hierbij in lijn en gelijktijdig gevormd met de stap van het in de kunststof voorzien van een reliëf. In het voorbeeld betreft het perselement 20 een wals. Het onderscheid tussen de uitvoering van figuur 12 en de uitvoering van figuur 9, is dat nu de kunststof van het reliëf wordt voorzien alvorens de gestructureerde kunststoflaag 7 op het paneel 1 wordt aangebracht. De kunststof wordt namelijk aangebracht op een reeds gestructureerd gedeelte van het perselement 20 en de aldus gevormde kunststoflaag 7 wordt minstens gedeeltelijk op het paneel 1 overgedragen.

Figuur 13 geeft nog een variante hiervan, waarbij voor het perselement 20 in de plaats van met een wals met een persband of persbaan wordt gewerkt die over rollen 24 naar het paneel 1 wordt getransporteerd. Het perselement 20 is van het type dat op een voorraadrol 25 kan worden voorzien. Het kan bijvoorbeeld gaan om een folie, zoals een kunststoffolie, een papiervel, of een metaalvel, zoals een aluminiumfolie. In streeplijn 26 is weergegeven dat ook kan gewerkt worden met een eindeloze band, waarbij dan bij voorkeur tevens een schraapinrichting 21 wordt voorzien zodanig dat een reeds aangewend structuurgedeelte terug kan worden verwijderd. In het geval van dergelijke eindeloze band, kan bijvoorbeeld een metaalband worden aangewend.

Uiteraard kan de opstelling van figuur 13 ook worden toegepast, wanneer, zoals in het voorbeeld van figuur 9 het geval is, de kunststof op het paneel wordt aangebracht voordat het reliëf in de kunststoflaag 7 wordt gerealiseerd. Figuur 13 geeft ook weer dat het mogelijk is een geforceerde droging aan de hand van eender welk droogstation 27 uit te voeren op de kunststoflaag. Als droogstation 27 kan bijvoorbeeld een warmeluchtoven, een UV straler of een infraroodstraler worden toegepast.

Er wordt opgemerkt dat het mogelijk is het perselement 20 van figuur 13 aan de andere zijde 28 te structureren en een gelijkaardig effect te bekomen. Dergelijke uitvoering is hier niet weergegeven, maar heeft het voordeel dat het risico dat de bedrukking 6 gedeeltelijk mee wordt overgedragen op het paneel 1 wordt geminimaliseerd.

De in figuur 13 weergegeven opstelling komt overeen met de opstelling die is weergegeven in het WO 2007/059667, doch met dat verschil dat in de plaats van een voorafgaandelijk gestructureerde materiaalbaan, een in lijn en gelijktijdig gestructureerde perselement 20 of persbaan wordt aangewend.

Figuur 14 geeft nog een uitvoering weer waarbij dit risico is geminimaliseerd. Hierbij wordt in wezen het in figuur 12 weergegeven proces toegepast, doch met dat verschil dat tussen het in lijn en gelijktijdig gestructureerde perselement 20 een folie 29 wordt toegepast. Deze folie 29 wordt aan de hand van het gestructureerde perselement 20 vervormd, waardoor een structuur van uitsparingen 13 en uitstulpingen 14 in de onderliggende kunststoflaag 7 wordt verkregen.

Er wordt nog opgemerkt dat de uitvoeringen van figuren 13 en 14 het voordeel hebben dat enkel het baanvormige perselement 20, respectievelijk de folie 29 contact maakt de kunststof van de kunststoflaag 7. Dit is voornamelijk voordelig wanneer dergelijke kunststoflaag 7 sleetbestendige partikels zoals alumiumoxide bevatten. Zo worden namelijk de overige onderdelen van de opstelling, zoals de rollen 24, gevrijwaard van snelle slijtage.

Figuur 15 geeft nog een uitvoering weer gelijkaardig aan het voorbeeld van figuur 12, doch waarbij de bedrukking 6 die de structuur bepaalt, of althans toch minstens een gedeelte daarvan, op de kunststoflaag 7 wordt overgedragen. De techniek van figuur 15 kan eventueel worden aangewend voor het vormen van een masker 22 dat kan worden aangewend, zoals in de inleiding beschreven aan de hand van het vierde aspect.

Figuur 16 geeft nog een voorbeeld weer van een werkwijze met de kènmerken van onder andere het vierde aspect van de uitvinding. Hierbij wordt een oorspronkelijk op de kunststoflaag 7 aangebracht masker 22 aan de hand van persbewèrking in de kunststoflaag 7 gedrukt, alvorens de voornoemde materiaalwegnemende en/of materiaalopbrengende bewerking wordt toegepast. In dit geval betreft het een materiaalwegnemende bewerking, namelijk een borstelbewerking S6. Eventueel kan een droogbewerking toegepast worden op de kunststoflaag 7 alvorens de materiaalwegnemende bewerking plaatsvindt, zodanig dat de eigenlijke kunststoflaag 7 voldoende bestand is tegen deze bewerking S6. Dergelijke droogbewerking is hier niet weergegeven, maar kan gelijkaardig aan het droogstation 27 van figuur 13 worden opgevat.

Figuur 17 geeft nog een voorbeeld weer van een werkwijze met onder andere de kenmerken van het vierde aspect. Hierbij is het masker 22 van het type waarbij de maskerende gedeelten er voor zorgen dat de kunststof van de kunststoflaag 7 die zich daaronder bevindt meer wordt blootgesteld aan de materiaalwegnemende bewerking van de stap S6, in dit geval een afzuig bewerking. In het voorbeeld is dit gerealiseerd doordat de maskerende gedeelten 30 een stof bevatten die ondoorlaatbaar is, of althans toch minstens enige afscherming biedt voor de UV straling van het droogstation 27, zodanig dat het zich daaronder bevindende gedeelte 31 van de kunststoflaag 7 minder of niet wordt uitgehard. Het zijn deze gedeelten 31 van de kunststoflaag 7 die in stap S6, in dit geval samen met het masker 22, worden weggenomen door middel van de hier weergegeven afzuigbewerking. Het is mogelijk dat het masker 22 in een afzonderlijke stap weggenomen wordt, bij voorkeur vooraleer de niet of minder uitgeharde gedeelten 31 van de kunststoflaag 7 worden verwijderd.

Het is duidelijk dat het masker 22 uit het voorbeeld van figuur 17 aan de hand van een eventueel digitale bedrukking 6 kan zijn gerealiseerd, waarbij dan eveneens een uitvoeringsvorm van het eerste en eventueel het zesde aspect van de uitvinding wordt verkregen.

Figuur 18 geeft een voorbeeld weer waarbij gewerkt wordt met een masker 22 dat als een op zichzelf bestaande entiteit is uitgevoerd. In dit geval is het masker 22 opgebouwd uit een hoofdzakelijk doorschijnende of doorzichtige folie 29 die aan de hand van een bedrukking 6 van maskerende gedeelten 30 wordt voorzien. In het voorbeeld betreft het, evenals het geval is bij figuur 17, maskerende gedeelten 30 die er voor zorgen dat gedeelten 31 van de kunststof die zich onder de maskerende gedeelten 30 bevinden meer worden blootgesteld aan de materiaalwegnemende bewerking van de stap S6, in dit geval een afzuigbewerking. Deze folie 29 wordt in een stap voorafgaandelijk aan de materiaalwegnemende bewerking tussen de stralingsbron, in dit geval het droogstation 27, en de kunststoflaag 7 aangebracht, alwaar de maskerende gedeelten 30 een selectieve afscherming van bijvoorbeeld door het droogstation uitgezonden UV straling vormen. Figuur 18 geeft ook een voorbeeld weer van een werkwijze waarbij het masker 22 in een afzonderlijke stap van de kunststoflaag 7 wordt verwijderd. In dit geval is dit gerealiseerd door de folie 29 van de kunststoflaag 7 weg te bewegen vooraleer de niet of minder uitgeharde gedeelten 31 aan de materiaalwegnemende bewerking van stap S6 worden blootgesteld.

Het is duidelijk dat de maskerende gedeelten 30 aan gelijk welke zijde van de folie 29 kunnen zijn aangebracht, of zelfs aan beide zijden ervan kunnen zijn aangebracht. De weergegeven uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de maskerende gedeelten 30 eenvoudiger van de kunststoflaag 7 kunnen worden verwijderd. Eventueel kan de zijde van de folie 29 die in contact staat met de kunststoflaag 7 van een lossingslaag worden voorzien, bijvoorbeeld van een lossingslaag die silicone en/of teflon bevat.

Het is duidelijk dat de uitvoeringsvormen van figuren 17 en 18 tevens een voorbeeld vormen van een werkwijze waarbij het masker in lijn en gelijktijdig gevormd wordt met stap van het in de kunststof aanbrengen van het reliëf. Hierbij wordt dan wel een ander maskerend gedeelte 31 aangewend bij het voorzien van het reliëf dan datgene dat op hetzelfde ogenblik wordt gevormd aan de hand van de inktjetprinter 10.

Volgens een niet weergegeven variante kunnen meerdere maskers 22 na elkaar en/of over elkaar worden aangebracht. In het voorbeeld van figuur 16, 17 of 18 kan een verder masker 22 worden aangebracht voordat of nadat een eerder masker 22 aan de hand van voornoemde persbewerking in de kunststoflaag 7 is gedrukt of nadat een eerder masker 22 reeds is weggenomen. Door een goede keuze van de verschillende maskers 22 kunnen uitsparingen 13 en/of uitstulpingen 14 worden gerealiseerd met schuine wanden en/of verschillende diepten.

Het is duidelijk dat de in figuur 6, 7 en 9 tot 18 afgebeelde resultaten van de werkwijzen volgens de uitvinding nog verder kunnen worden afgewerkt met één of meerdere afwerkingslagen, zoals laklagen en dergelijke.

Er wordt opgemerkt dat de dikte van de in de figuren 2 tot 7 en 9 tot 18 weergegeven materiaallagen en substraten slechts schematisch is weergegeven en geen beperkingen inhoudt. Evenwel is het duidelijk dat de dikte van de toplaag beperkt kan zijn tot enkele tienden van millimeter, terwijl de dikte van het substraat kan variëren van 5 tot 15 millimeter, of dikker.

Het is belangrijk op te merken dat volgens alle aspecten van de uitvinding relatief starre panelen worden vervaardigd en geen oprolbare bekledingen. Starre panelen hebben het voordeel dat zij gemakkelijk kunnen worden voorzien van verbindingsmiddelen, bijvoorbeeld schroeven, deuvels of mechanische koppelmiddelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen, bijvoorbeeld vloerpanelen, aan elkaar kunnen worden gekoppeld, bijvoorbeeld door de profielen van dergelijke koppelmiddelen in het voornoemde substraat te frezen. Dergelijke koppelmiddelen en freestechnieken zijn op zich bekend uit het WO 97/47834 of het DE 20 2008 008 597 U1. Door hun starheid en de aanwezigheid van koppelmiddelen zijn de vervaardigde beklede panelen eenvoudig te installeren en vereisen zij geen verlijming met de ondergrond.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijzen en panelen kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (15)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van beklede panelen (1) van het type dat minstens een substraat (2) en een op dit substraat (2) aangebrachte toplaag (3) met een motief bevat, waarbij de werkwijze voor het verwezenlijken van de toplaag (3) minstens twee stappen omvat, namelijk een eerste stap (S4) waarin een kunststoflaag (7) op het substraat (2) wordt aangebracht, en een tweede daaropvolgende stap (S5) waarin een reliëf wordt aangebracht aan het oppervlak van voornoemde kunststoflaag (7), daardoor gekenmerkt dat het voornoemde reliëf een patroon van uitsparingen (13) en/of uitstulpingen (14) vertoont, waarbij dit reliëf verkregen is door het op voornoemde kunststoflaag (7) aanbrengen van een masker (22) dat maskerende gedeelten (30) omvat die zijn gerealiseerd door middel van een bedrukking (6), waarbij de kunststoflaag (7) door middel van het erop aangebrachte masker (22) selectief wordt uitgehard en waarbij de niet of minder uitgeharde gedeelten (31) van de kunststoflaag (7) verwijderd worden door het op voornoemde kunststoflaag (7) uitvoeren van een materiaalwegnemende bewerking (S6), waarbij het bekomen patroon van uitsparingen (13) en/of uitstulpingen (14) minstens gedeeltelijk bepaald is door het voornoemde masker (22).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het masker (22) als een op zichzelf bestaande entiteit is uitgevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het masker (22) rechtstreeks op de kunststoflaag (7) is gerealiseerd.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de bedrukking waarmede de voornoemde maskerende gedeelten (30) zijn gerealiseerd, een digitale bedrukking (6) betreft aan de hand van een inktjetprinter.

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde materiaalwegnemende bewerking (S6) minstens een afzuigbewerking omvat.

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde maskerende gedeelten (30) van het type zijn dat ervoor zorgt dat de kunststof die zich onder de maskerende gedeelten (30) bevindt meer wordt blootgesteld aan voornoemde materiaalwegnemende bewerking (S6).

7. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor de voornoemde maskerende gedeelten (30) was of paraffine wordt aangewend.

8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde masker (22) of de maskerende gedeelten (30) in lijn en/of gelijktijdig wordt gevormd met de stap van het in de kunststof aanbrengen van het reliëf.

9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde selectieve uitharding wordt uitgevoerd aan de hand van UV of elektronenstralen.

10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde substraat (2) een houtgebaseerd materiaal omvat, zoals MDF of HDF.

11. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde motief een gedrukt motief betreft, dat bij voorkeur is verkregen door het rechtstreeks of onrechtstreeks op het voornoemde substraat (2) uitvoeren van een bedrukking.

12. Werkwijze volgens conclusies 11, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde gedrukte motief aan de hand van een bedrukking (8) door middel van een inktjetprinter (10) is bekomen.

13. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde kunststoflaag (7) zich hoofdzakelijk over het volledige motief uitstrekt.

14. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor het vervaardigen van vloerpanelen.

15.- Vloerpaneel, daardoor gekenmerkt dat het is bekomen aan de hand van een werkwijze met de kenmerken van één van de voorgaande conclusies.