Dodekatheon
WAARSCHUWING VOOR ONERVAREN LEZERS Deze pagina is onmenselijk laaaaaaaaaaaang, en wordt dus bij voorkeur gelezen tijdens de lange winteravonden, wat de houdbaarheid ervan beperkt tot de periode 21 december - 21 maart |
Het Dodekatheon is de selecte club van Olympische goden, die met z'n twaalven het religieus mooi (en minder mooi) weer bepaalden boven, in, op en onder Griekenland, tot het orthodoxe christendom en, voor een een paar eeuwen, de islam roet in het eten kwamen gooien. In tegenstelling tot andere goden, zijn de Olympische goden niet gecreëerd door mensen, maar door andere goden, die op hun beurt... enzovoort. Bovendien brengen zij af en toe óók goden voort, een experiment dat maar zeer zelden wordt ondernomen, want een schepsel met goddelijke macht scheppen houdt immers altijd risico's in...
Dodeka en Olympus[bewerken]
De oude Grieken riepen "Eureka!" wanneer ze iets hadden gevonden, en "Dodeka!" wanneer de vondst uit een twaalftal bestond. Gekoppeld aan de gewoonte om een godheid met "Theo!" te aanroepen[1], diende er niet ver gezocht wanneer men de twaalf voornaamste goden samen een naam wou geven: het clubje werd "Dodekatheon" genoemd. Dit clubje bleek gezellig op de hoogste en dus minst toegankelijke berg van Griekenland, de Olympus[2], te huizen, wat hen, naast de naam "Dodekatheon", de volksere naam "Olympiërs" opleverde[3]. Het Dodekatheon wordt door experts unaniem beschreven als een gigantisch paleis met door de Olympische god Hephaistos gelegde[4] bronzen vloeren, wat menige huisvrouw doet vragen wie daar poetste, want koperlegeringen durven wel al eens kleurig uitslaan. Wie deze tekst aandachtig blijft lezen, wordt beloond met de oplossing van dit raadsel.
Olympus en Olympia[bewerken]
In een zoveelste vlaag van verveling besloot oppergod Zeus in 776 vóór C. om de Grieken sportwedstrijden te laten houden ter ere van hemzelf, weer zo'n egocentrisch idee dat door de elf anderen, die door de eeuwige grapjas Hermes al de "Raad van Elf" werden genoemd, schoorvoetend werd goedgekeurd. Om geen last te hebben van vandalisme en achtergebleven etenswaarverpakkingen, werd meteen besloten om deze wedstrijden niet te dicht bij, laat staan op de Olympus te organiseren, maar ver genoeg daarvandaan. Het oppergoddelijk oog viel op de schattige en comfortabel ver gelegen vallei waar de rivieren Alpheüs en Kladeos samenvloeien, in de Peloponnesos, en restte enkel Hermes nog een invloedrijke of op z'n minst goed van de tongriem gesneden Griek het idee van de eeuw het millennium de wereldgeschiedenis in te fluisteren, alsmede het argument dat de goden op de Olympus niet mochten gestoord worden, en dat het paste om die wedstrijden elders te organiseren. Ah ja, detail: en ze "Spelen" te noemen. Een poëtische ingeving. Het succes van deze Olympische Spelen was enorm, en de duur van het succes deze keer niet bepaald door de interesse van de goden, Zeus voorop, maar door... het ideeëngoed van het Romeinse Keizerrijk. Het doek viel dus over de Spelen in 393 na C.: ze werden voor zeer lang opgeborgen.
Discretie en camouflage[bewerken]
Vóór de opkomst van het christendom zou geen Griek het in zijn hoofd gehaald hebben om de Olympus te beklimmen, en wel om diverse redenen:
- de berg was te hoog;
- er lag altijd sneeuw op, en wintersporten werden niet als Olympisch erkend;
- de goden mochten niet gestoord worden;
- een ontmoeting met Ares was geen aanrader.
Na de opkomst van het christendom, en vóór de opkomst van het alpinisme bleef men er eveneens weg, en wel om de eerste twee aangehaalde redenen. Pas na de opkomst van het alpinisme begonnen de Olympiërs zich zorgen te maken over hun privacy, maar de oplossing was gauw gevonden: Dionysos, illusionist onder de illusionisten, slaagde erin om het Dodekatheon zodanig te camoufleren, deels op een fysieke, deels op een suggestieve manier, dat geen bergbeklimmer het ooit heeft kunnen vinden. Het zou hem trouwens, dankzij de niet aflatende oplettendheid van de immer strijdlustige Ares, slecht bekomen zijn.
De Griekse Oude-Wereldreiziger en reisverhaalpionier Pausanias, die in de eerste eeuw na C. de toen door Grieken bekende wereld doorreisde en zijn bevindingen uitgebreid noteerde, beweerde ook het Dodekatheon bezocht te hebben, en toonde ter staving een plan dat hij van de plaats geschetst had. Die schets is nog altijd te bewonderen in het Nationaal Archeologisch Museum in Athene, maar werd al door Pausanias' tijdgenoten als een verzinsel beschouwd.
Territoriale en numerieke beperkingen[bewerken]
De Olympiërs oefenen hun goddelijke macht enkel uit binnen de strikt bepaalde landsgrenzen van Griekenland. Voor Grieken buiten Griekenland, en "halve" Grieken (met één Griekse ouder dus) wordt een uitzondering gemaakt: zij kunnen beroep (proberen te) doen op halfgoden, zoals Herakles. Deze territoriale beperking zorgt sinds mensenheugenis voor spectaculaire schouwspelen voor de bewoners van de grensgebieden, en aan beide kanten van de grens. Vooral het onweer dat exact de landsgrens respecteert laat een diepe indruk na op toeristen. Niet op de lokale bevolking, want die heeft het nooit anders gekend.
Grote baas Zeus houdt heel sterk aan zijn twaalftal. Naar eigen zeggen omwille van de fraai ogende en klinkende naam "Dodekatheon", volgens de andere elf omdat hij bijgelovig is. De andere Olympiërs hebben meer dan eens geprobeerd om een extra kandidaat voor te dragen, zoals Hestia (Vesta) en Hades (Pluto), maar telkens stuitten ze op verzet van de baas, die altijd een extra argument bij de hand hand. In het geval van Hades was dat diens taak in de onderwereld, die niet te combineren zou zijn met verblijf op de Olympus. Kortom, zolang Zeus geen Olympiër aan de deur zet, komt er geen andere bij.
Concurrentie en patrimonium[bewerken]
In 53 na C. dook in Korinthe (Griekenland) een zuiders[5] uitziende man met een cilindervormig hoofddeksel op z'n hoofd de plaatselijke Grieken toespreken, om hen ervan te overtuigen dat hij hen één almachtige godheid kon aanbieden in ruil voor hun onoverzichtelijk zootje gespecialiseerde goden. Zijn aanbod sloeg aan, en de man, die beweerde Paulus te heten, legde meteen de basis voor een filiaal van de christelijke kerk dat later de "orthodoxie" zou genoemd worden. Hij stond zelf versteld van zijn succes, omdat hij niet wist dat de Grieken een reeks rampjaren achter de rug hadden, die hen sterk hadden doen twijfelen aan de efficiëntie van hun goden in 't algemeen, en het Olympisch clubje in 't bijzonder. De meest recente gebeurtenis, een gigantische watersnood in het begin van dat jaar, zat nog vers in het lokaal collectief geheugen. Ook waren ze de hongersnood nog niet vergeten, die van 45 tot 50 na C., had geduurd, bijna de helft van de Griekse bevolking het leven had gekost, en bijna de helft van wat overbleef tot emigratie had aangezet. Bovendien gooide de prediker een extraatje bij zijn aanbod: om de overgang gemakkelijker te maken, kregen Griekse bekeerlingen het recht om voor minder belangrijke gunsten niet deze almachtige godheid zelf lastig te hoeven vallen, maar te rade te gaan bij zijn contractuelen, de zogenaamde heiligen.
De formule was een succes, en dat is ze gebleven tot op heden, met een onderbreking van een paar eeuwen, te wijten aan de bezetting door een volk dat er een andere almachtige godheid op nahield: de Ottomaanse sultan Mehmet II legde halverwege de XVde eeuw aan alle Grieken de islam op, een verplichting die ze pas bij het begin van de XIXde eeuw van zich af konden schudden. Omdat hun nieuwe, unieke, almachtige godheid deze bezetting niet had kunnen voorkomen, keerden heel wat Grieken zich in eerste instantie tot hun goeie ouwe Olympiërs, die ze nooit volledig hadden laten varen. Maar de antieke devotie bleef kleinschalig en binnenskamers: tot een openlijke heropbloei van het Helleense pantheïsme is het nooit gekomen.
De Grieken zijn dus nooit gestopt met geloven in hun oude goden, Olympiërs voorop, al laat de toestand van de aan dezen gewijde tempels daar wel anders over denken. Elke Griek heeft thuis wel ergens een klein offeraltaartje staan, meestal gewijd aan minstens één der Olympiërs: makkelijker te onderhouden dan die enorme gebouwen, en gemakkelijk te onttrekken aan het oog der vertegenwoordigers ener "vijandige" religie. In de XIXde eeuw werd het oude godenpatrimonium integraal en definitief ten dienste van archeologie en toerisme gesteld, en kwamen er volop replica's van de oude godenbeelden en -attributen op de markt. Dit laatste maakte het voor de moderne Griek nóg gemakkelijker om hun huisaltaartjes "aan te kleden", en Grieken die de originele tempels weer in gebruik willen zien, zijn nu zó zeldzaam, dat ze alle twaalf vijf op de shortlist van de Unesco Werelderfgoedlijst staan. De Grieken, niet de tempels, want die zijn dat stadium al voorbij.
De verminderde interesse was trouwens wederkerig: toen de nieuwe religie eraan kwam, waren de Olympiërs al een beetje uitgekeken op het menselijke reilen en zeilen, en legden ze zich al meer op eigen vermaak toe. Dat vermaak hield wel vaak in dat er stervelingen voor het lapje werden gehouden, een speelse eigenschap die de Olympiërs onderscheid van niet-Griekse goden.
De twaalf Olympiërs: hun rang en functie[bewerken]
De Olympiërs hebben elk twee namen: hun oorspronkelijke, Griekse naam, die in onderstaande lijst eerst komt, en, sinds de kolonisatie van Griekenland door Rome, een Latijnse, Romeinse of, zoals dat toen heette, een "internationale" naam, waarmee ze buiten Griekenland werden aangeduid, en die hieronder achter de Griekse naam komt. Enkel Apollo's naam werd behouden, omdat die al internationaal (lees: "door barbaren uitspreekbaar") genoeg werd geacht. De Olympiërs hebben zowel in hun club, als tegenover de Griekse bevolking, een rang en één of meer functies. De "interne" of clubfuncties zijn meestal, maar niet altijd, nauw verwant aan de "religieuze" functies.
Zeus (Jupiter)[bewerken]
Zeus is de "god der goden", tenminste... dat heeft hij zelf zo bepaald. Hij wordt om de vierhonderd jaar in die functie herkozen door de elf anderen, een systeem dat men "democratie" zou kunnen noemen, ware het niet dat
- het niet het volk ("demos") is dat kiest maar goden, dus dient het "theocratie" genoemd te worden;
- hij altijd met unanimiteit verkozen wordt, wat bij de anderen stilaan het gevoel heeft doen ontstaan dat het spel niet geheel eerlijk wordt gespeeld, te meer daar Zeus de stembriefjes nooit laat inkijken.
Hij is met zijn eigen zus, Hera, getrouwd, want dat mocht hij, zegt hij zelf. Uit dit eerder stormachtige huwelijk (Zeus is een notoire scheefschaatser en schuinmarcheerder) is slechts één nakomeling geboren, en die is óók opgenomen in de club: Ares.
Zeus is voor de Olympiërs de heer des huizes, en voor de Grieken onder andere de god van
- de fonetica, die hij saboteert door zijn eigen naam afwisselend als "Dzoïs", "Zuis", "Zejoes", "Zeus", "Zejus" of "Sjuisj" uit te spreken.
- het weer, tenminste wanneer het stormt: zijn gegooi met donder en bliksem dient, volgens iedereen behalve hijzelf, om zich af te reageren na weer een scène met Hera. Hij is ook de schutspatroon der weermannen.
- de hemel, waar hij echter weinig te zeggen heeft, aangezien die plaats al een millennium of twee wordt gekraakt door christenen die beweren dat hij zelfs niet bestaat.
- wet en orde, en dus ook van gerecht en politie. Ook nu nog legt elke Griekse politieman en rechter bij indiensttreding een eed aan Zeus af, een praktijk die door zowel christelijke als moslimoverheden altijd door de vingers werd gezien als ongevaarlijke, zelfs schattige folklore.
“L'Olympe, c'est moi!”
Hera (Juno)[bewerken]
Hera is zowel de zus als de echtgenote van Zeus, en tevens zus van Poseidon. Ze is de vrouw des huizes, en kijkt erop toe dat de boel netjes, of, zoals de Grieken dat zeggen, "'t kot proper" blijft. Vooral de bronzen vloeren vergen veel onderhoud. Wanneer ergens een kraan lekt of een afvoer verstopt is, stuurt ze haar broer Poseidon erop af. Hera is niet blij met de rang die werd toegewezen aan de enige nakomeling die haar echtgenoot bij haar heeft verwekt: Ares staat op de 11de plaats...
Haar stormachtig huwelijk leverde haar de functie van "godin van de echtelijke wraak en het huishoudelijk geweld" op: vliegende potten en pannen, mysterieus omgekomen minnaressen... Ze wordt ook verondersteld een oogje in het zeil te houden bij geboortes van kinderen, iets wat haar overigens onmogelijk of toch erg moeilijk wordt gemaakt wanneer het weer eens een bastaard van haar echtgenoot blijkt te zijn. De doorsnee Griekse huisvrouw heeft ergens wel een beeldje van Hera in huis, waartegen ze haar gemoed lucht wanneer het huishouden weer eens niet vlot.
“Er ligt alweer zo'n juffrouw in het trapportaal...”
Poseidon (Neptunus)[bewerken]
Poseidon is de broer van Zeus en van Hera[6], en houdt zich bezig met zowat alles wat water betreft, wat op de Olympus betekent dat hij instaat voor het sanitair.
Ten behoeve of ten ongerieve, al naargelang zijn humeur, van de Grieken behartigt hij ook voor hen alles wat met water te maken heeft, van bron tot oceaanrivieren. Dat maakt hem tot god der oceanen én patroon der loodgieters, die niet zelden zijn voornaamste attribuut, de drietand, in het logo van hun firma verwerken. Hij ontfermt zich ook over paarden, wat, door de combinatie met zijn andere functie, hem ook tot beschermer van de zeepaarden maakt. Hij ontkent echter iets te maken te hebben met de veelvuldig in Griekenland voorkomende aardbevingen, een ontkenning die hij kracht bijzet door woedend met zijn rechtervoet op de vloer te stampen. Die bronzen vloeren geven trillingen bijzonder goed door: elke keer davert heel Griekenland. Poseidon wordt vaak waargenomen rijdend op een dolfijn[7], een aan zijn ongebreidelde fantasie toegeschreven schepping.
“Een storm in een glas water...”
Demeter (Ceres)[bewerken]
De immer energieke en goedlachse Demeter onderhoudt de Olympische moestuin, tuiniert volstrekt biologisch, en ziet erop toe dat de Olympiërs gezond eten. Haar teveel aan energie spendeert ze aan bruisende affaires met zowel Zeus als Poseidon hebben geleid tot een bijzonder gespannen relatie met Hera, die haar bij wijze van straf regelmatig de bronzen vloeren van het Dodekatheon laat poetsen, bij voorkeur wanneer ze weer eens integraal blauwgroen uitgeslagen zijn.. Het stuift regelmatig tussen die twee.
Demeter is de godin van de vruchtbaarheid, de seizoenen, de natuur, de oogst, de landbouw, en sinds de invoering van het begrip in kwestie, ook van het biologisch tuinieren[8]. De moeilijkheden die bedrijven als Monsanto en Bayer ondervinden om voet aan de grond te krijgen in Griekenland, worden aan haar invloed toegeschreven.
“Ik ben dol op de diertjes, de miertjes, de piertjes, in de natuur!”
Athena (Minerva)[bewerken]
Athena kende de meest spectaculaire geboorte uit de geschiedenis van het universum: ze kwam als geharnaste en gewapende volwassen vrouw tevoorschijn uit het hoofd van haar vader Zeus (en is evenmin een dochter van Hera), die al weken van barstende hoofdpijn klaagde. Zij is de intellectueel, de wijze vrouw van het Dodekatheon, bij wie allen te rade komen, en die aan allen wijze raad meegeeft, doorgaans in de vorm van spreekwoorden, waarvan "Wat baten kaars en bril, als de uil niet zien en wil?"[9] veruit het bekendste is. Hera komt, om een voor de hand liggende reden, niet bij haar langs, tenminste, niet om enige raad te vragen. Als ze al langs komt, dan is het om kritiek te uiten.
Athena, die door haar extreme kuisheid zowel "de goddelijke maagd" als "de maagdelijke godin" wordt genoemd, wordt om die houding als de wijste onder de Olympiërs beschouwd, en door de Grieken godin der wijsheid aanbeden. Buiten Griekenland wordt zij in deze branche beconcurreerd door Sofia. Doordat zij als gewapende en gehelmde vrouw militair haar mannetje kan staan, maar toch overleg verkiest boven gewapend conflict[10], is zij tevens de godin der diplomatie. Verder houdt zij ook een welmenend oogje op voor beschaafde stervelingen relevante zaken als rede, literatuur, wetenschap en handwerk.
“Kent er iemand een Zeusville, of een Heratown? Ha!”
Apollo[bewerken]
Apollo is een zoon van Zeus, maar niet van Hera, die deze verder heel populaire god immer scheef bekijkt. Hij is de tweelingbroer van Artemis, en het zonnetje in huis. Niet zozeer omwille van zijn zonnig karakter, want daarin moet hij het afleggen tegen Demeter, maar omdat hij letterlijk straalt als de zon. Deze god geeft licht, dat alleen dooft wanneer hij een uiltje knapt. Hij is de dokter van de Olympiërs (en vader van de dokter der dokters, Asklepios), en kan ook een aardig stukje met de boog schieten, een sport waarin hij het vaak tegen zijn tweelingzus opneemt, met wisselend succes. Hij luistert vaak Olympische activiteiten op met virtuoos harpspel.
Hoewel hij niet de wijsheid heeft van Athena, is hij wel aangesteld om via het orakel van Delphi de grieken raadselachtige raadgevingen te geven. Voor de lol, maar ze nemen het daar in Delphi wel serieus. Verder acht men hem ook nog verantwoordelijk voor al wat licht en zonneschijn betreft, en muzikanten beschouwen hem als hun lichtend voorbeeld. Dokters uiteraard ook, alsmede eenieder die zich met voorspellingen bezig houdt, of met wat dan ook waar creatieve inspiratie aan te pas komt, zoals poëzie.
“Op 'kwintet' rijmt mooi 'kwartet', op 'kroket' dan weer 'raket'.”
Artemis (Diana)[bewerken]
Artemis is de tweelingzus van Apollo, en dus eveneens dochter van Zeus en evenmin niet van Hera, die dus ook déze godin met argwaan bekijkt. Zij zorgt ervoor dat de Olympiërs vers vlees op tafel krijgen, met pijl en boog geschoten in de bossen op de flanken van de Olympus, waar men deze elegante en dartele godin dus wel eens aan het werk kan zien. Doordat ze, in tegenstelling tot haar tweelingbroer, licht geeft wanneer ze slaapt, wordt ze in het Dodekatheon het "maantje in huis" genoemd. De boogschietwedstrijden die ze tegen haar tweelingbroer houdt zijn legendarisch in het Dodekatheon.
Artemis is in de eerste plaats de godin van de verwarring: niet alleen geeft ze 's nachts licht, bovendien beschermt ze de dieren... wanneer ze er niet op jaagt. Jagers aanbidden haar, dierenbeschermers ook. Ze beschermt ook de bossen, wat de relatief lage ontbossing van Griekenland verklaart. Haar nachtelijke uitstraling maakt haar automatisch tot godin van de maan, wat de hoge spirituele activiteit in Griekenland verklaart wanneer de maan vol is. Huilende wolven en jammerende honden zorgen dan voor sonore achtergrond. Katten houden zich dan afzijdig.
“Ik jaag enkel op beschermde dieren en ik bescherm enkel de dieren waarop ik jaag: een win-winsituatie!”
Hermes (Mercurius)[bewerken]
Hermes is nóg een zoon van Zeus, en nog maar eens niet van Hera, die ook déze god scheef bekijkt. Hermes is de grapjas van de Olympiërs, de hofnar van Zeus, en belast met het bemiddelen tussen ruziënde goden en het influisteren van goddelijk geïnspireerde ideeën bij ontvankelijke Grieken. Hij is de op één na jongste Olympiër: alleen de gezellige Dionysos is jonger. Beiden brengen zij leven in de brouwerij, al maakt vooral Dionysos aanspraak op die uitdrukking.
Aan de voet der Olympus is Hermes de god van de welsprekendheid, de reizigers, de handelaars, de dieven, de politici en het spel. Hij is zonder twijfel in brede Griekse kringen de populairste god, en veruit de enige wiens populariteit nooit heeft geleden onder de opkomst van andere religies: handel en politiek zijn altijd van levensbelang geweest in de Helleense wereld, afgedekt met religie als vernislaagje.
“We mogen toch eens lachen, hé?”
Aphrodite (Venus)[bewerken]
Aphrodite is nóg een dochter van Zeus die er geen van Hera is, die dus ook déze godin ongunstig gezind is. Ze is getrouwd met Hephaistos, en hun huwelijk wordt, naar Grieks-goddelijke normen, als geslaagd en gelukkig beschouwd, reden te meer voor Hera om haar niet te kunnen uitstaan. Over de conceptie van deze godin der liefde doen de wildste verhalen de ronde, alle, hoe tegenstrijdig ook, door haar uitvoerig verteld en toegelicht wanneer ze van Dionysos een pint te veel heeft gekregen. Dan wordt ze lyrisch en weemoedig. Ze loopt dan over van blues, saudade, flamenco, fado en rebetika tegelijk, om helemaal door het tranerige lint te gaan wanneer iemand een echte smartlap zingt. Haar functie in het Dodekatheon is onduidelijk: feministen doen haar af als "uitsluitend decoratief bedoelde vrouwelijke aanwezigheid", mannelijke intellectuelen zien in haar de verpersoonlijking van de vrouwelijke gratie. Ze is berucht om haar talloze buitenechtelijke relaties, die door Hephaistos oogluikend worden toegelaten, zolang er maar geen ruchtbaarheid wordt aan gegeven.
Aphrodite wordt door de Grieken aanbeden, of op z'n minst aanroepen, of toch aanzien als de godin van de schoonheid, het verlangen, de liefde, de vreugde, de passie en de voortplanting. Menige Griekse beweert de incarnatie van deze godin te zijn, een bewering die telkens door het voortschrijden des leeftijds gelogenstraft wordt. Omdat de zorg voor uiterlijke schoonheid ook veelvuldige blikken in de spiegel veronderstelt, is ze ook de schutspatrones van de Griekse glazeniers: de gespecialiseerde spiegelmakers zijn te weinig in getal om een aparte schutsgodin te hebben. De term "spiegel van Venus" dateert uit de tijd van de Romeinse kolonisatie, en wordt in Griekenland niet gebruikt.
“Liefde maakt blind...”
Hephaistos (Vulcanus)[bewerken]
Hephaistos is de klusjesman van de Olympiërs, gespecialiseerd in smeedwerk, maar ook behendig met hout. Hij is de zoon van Hera, die niet wil bevestigen of Zeus de vader is, wat bij deze laatste een permanente achterdocht opwekt. Maar goeie klusjesmannen zijn zeldzaam, en in de buurt van Olympus al helemáál niet te vinden, dus wordt Hephaistos getolereerd. Hij is getrouwd met Aphrodite, aan wie hij onvoorwaardelijk trouw is, een bij Griekse goden, Olympisch of niet, zeldzame eigenschap. Schoonzoon van Zeus, maar niet van Hera, die hiermee niet altijd even goed overweg kan. Hij legde (of goot) de de bronzen vloeren van het Dodekatheon.
Hephaistos is de god van de klusjesmannen, de smeden, het vuur en de vulkanen, wat hem bijzonder onpopulair maakt bij al wie geleden heeft onder een vulkaanuitbarsting, en gevreesd door eenieder die in de nabijheid van een vulkaan woont.
Achter zijn rug wordt vaak gespot met het contrast tussen zijn uitgesproken lelijkheid[11] en de onbeschrijfelijke schoonheid van zijn echtgenote, en de logischerwijs daaruit voortspruitende ontrouw van Aphrodite. Niemand durft dat echter doen in zijn nabijheid, want een mep van zijn hamer kan hard aankomen.
“Voor mij een hamerkeeuh, een beitelkeeuh en een zaagskeeuh!”
Ares (Mars)[bewerken]
Ongeletterd, ongecultiveerd, ongemanierd, maar bijzonder gespierd, is Ares de buitenwipper veiligheidsagent van de Olympus. Hoewel (of misschien net omdát) hij de enige zoon is van Zeus en Hera, wordt er door de anderen op neergekeken. Ares is niet alleen gespierd, hij is ook een geboren ruziemaker. Men mijdt zijn gezelschap, en laat hem vóór de poort de wacht optrekken.
Zijn gespierdheid annex neiging tot ruziemaken hebben hem automatisch tot god van de oorlog, geweld, bloedvergieten en mannelijkheid gebombardeerd. Hij is daar fier op. Een gouden raad: mocht u ooit vóór de poort van het Dodekatheon terechtkomen, dan dient u ten allen tijde te vermijden om de Trojaanse Oorlog ter sprake te brengen. Het is, van de oorlogen waarbij Grieken betrokken waren, de enige die niet door hem werd uitgelokt, maar door Hera, Athene en Aphrodite, die de Grieken wilden laten uitvechten wie van de drie de mooiste was. Dat de beroemdste oorlog uit de klassieke geschiedenis hem volledig ontsnapt is, heeft Ares nooit kunnen verwerken. Wee hem dus, die die oorlog in zijn bijzijn vermeldt.
“Als 't niet is naar Ares' zin, komt geen god of mens erin!”
Dionysos (Bacchus)[bewerken]
Dionysos is de jongste der Olympiërs, en tevens de enige wiens moeder sterfelijk was. Hij fungeert als barman en barista van de club, al doe je hem meer plezier met een vraag naar wijn of bier dan met een vraag naar koffie of thee. Wie een glaasje water durft vragen wordt onzacht naar Poseidon doorverwezen. Samen met hofnar Hermes, de op hem na jongste van de club, brengt hij leven in de brouwerij. In zijn eigen brouwerij zijn echter geen pottenkijkers welkom, evenmin als in zijn wijnmakerij, vooral omdat de anderen hem verwijten dat de interesse van de Grieken voor hun Olympiërs opvallend gedaald is sinds hij hen het geheim van wijn maken heeft doorgespeeld, en ze daarin meer soelaas vinden dan in het afsmeken van goddelijke gunsten. Voor het lekken van het bierbrouwgeheim wil Dionysos dan weer niet verantwoordelijk gesteld worden en beweert dat dat van de Germaanse goden afkomstig is, en dat hij het zelf daar tijdens een reis gepikt heeft.
Voor de Grieken is hij de god die alles controleert dat te maken heeft met wijn, feesten, krankzinnigheid en theater. Hij is bovendien de god der illusionisten, een branche waarin hij zelf erg sterk is, tenminste op de zeldzame momenten dat hij niet dronken is. Hij is het immers die het Dodekatheon onzichtbaar maakt voor de ogen van eventuele sterfelijke passanten.
“De mensheid wil bedrogen worden”
Gepeupel: Apengras (zijn stelling) · Atlas · Hercules (zijn zuilen) · Tsipras · Zeus
Plaatsjes: Athene · Cyprus · Kreta · Rodos · Tzatzikistan
Producten: Feta · Filosofie · Olympische Spelen · Wiskunde (Pi)
Geschiedenis: Romeinse Rijk · Byzantijnse Rijk · Ottomaanse Rijk
Overig: Dodekatheon · EYPO · Kredietcrisis · Omega · Tzatzikiïsme
}
Christendom |
Apollo 11 · Augustijnen · Benedictus XVI · Bijbel · Hemel · God · Jezus · Katholicisme · Liturgie · NERF · Orthodoxie · Paus · Protestantisme · Urbi et Orbi |
Islam |
A.A.P.J.E.S. · AIVD · Allah · Arabisch · Frieslam · Jan van Speijk · Kha-Boem · Mohammed · Moslimjongeren · Osama bin Laden · Ram me dan · Sekslam |
Jodendom |
Wubboïsme |
Carl · Guus · Lenie · Moberg · Okke · Schepping · Sicco de rechtvaardige · Sophia · Tammo · Wubbo de Grote |
Overige religies en aanverwanten |
Alcoholisme ·
Atheïsme ·
Bijgeloof ·
Boeddhisme ·
Cabaret ·
Calvinisme ·
De Enig Ware Religie ·
De meeste mensen |
Bergen, heuvels en dalen | |
Alpen ·
Andes ·
Apennijnen ·
Appalachen ·
Ardennen ·
Atlas ·
Cauberg ·
Condroz ·
Gebergte ·
Himalaya ·
Jura |
Aan de schandpaal genageld! | Vastgenagelde versie: 12 maart 2018 |
Dit artikel is een verschrikking! Daarom is het vastgenageld aan de schandpaal zodat iedereen er rotte groenten tegenaan kan gooien.
|
Notenbalk[bewerken]
- ↑ Gevolgd door de eigenlijke godennaam, om verwarring te voorkomen, want het Griekse godenbestand was uitgebreid en weinig overzichtelijk.
- ↑ U mag ook gerust "Olympos" zeggen, elke Griek zal daarvoor begrip hebben.
- ↑ Dat de Olympiërs omwille van hun sportieve prestaties naar de Olympische Spelen werden genoemd, is een typisch staaltje van slecht gedocumenteerde volksetymologie, dat nog vaak misbruikt wordt om de moderne Olympische Spelen wat meer glans te geven.
- ↑ Of gegoten, want dat gebeurde in die tijd wel vaker. In Griekenland toch.
- ↑ Zuiderser dan de Grieken zelf.
- ↑ En dus tegelijkertijd broer én schoonbroer van Zeus, en broer én schoonbroer van Hera.
- ↑ Comfortabeler om te berijden dan die piepkleine zeepaardjes.
- ↑ Macrobiotici en vegetariërs beweren dat Demeter ook hún godin is, maar aangezien de zonderlingen in kwestie zelden Grieken zijn, houdt niemand daar rekening mee.
- ↑ Deze uitspraak was een stokpaardje van haar: ze gebruikte het telkens wanneer weer één der Olympiërs haar wijze raad in de wind had geslagen. De Olympiërs waren dit zó beu gehoord, dat ze uiteindelijk Athena een gouden uil ten geschenke gaven, die zij geringschattend de Olympus af keilde, waar hij in 1995 door een Vlaamse boekenwurm werd gevonden, die er terstond een literatuurprijs aan koppelde. De Gouden Uilen die sindsdien zijn uitgereikt, zijn alle vergulde kopieën van deze antiquiteit, die overigens door de Griekse regering wordt teruggeëist. De boekenwurm in kwestie antwoordt bij elke vernieuwing van deze eis dat hij de uil pas teruggeeft nadat de Engelsen de Elgin Marbles zullen geretourneerd hebben. Na het uilincident was Athena een goddelijk attribuut rijker, en een stokpaardje armer.
- ↑ In het geval van gewapend conflict inspireert zij de nodige strategische zetten en goed doordachte verdedigingstechnieken om overmatig bloedvergieten te voorkomen.
- ↑ Hij loopt bovendien mank.