Flamenco
Dit is een
|
Flamenco is een muziekvorm die voornamelijk in Zuid Spanje, met name in de autonome regio Andalucía wordt beoefend en naar men beweert ook wel beluisterd.
Muziekvorm[bewerken]
Flamenco is een ingewikkelde muziekvorm, waarvan niemand weet of de beoefenaars zelf wel weten wat ze an het doen zijn. Flamencomuziek kan bestaan uit alleen een gitaar, alleen zang of alleen dans, uit zang en gitaar samen, zang en wijnkist samen, gitaar en wijnkist samen, gitaar en zang en wijnkist samen, gitaar en dans samen, zang en dans samen, gitaar en zang en dans samen, enfin... u begrijpt de bedoeling: het kan van alles zijn. Maar natuurlijk ook weer niet ECHT alles.
Ook wordt er soms gebruikt gemaakt van een gespleten bamboestok, de "caña" waarmee geklepperd wordt, maar dit wordt alleen in het geheim voor de ingewijden gedaan om de God van de Druivenpluk gunstig te stemmen die hen zodoende beschermt tegen de toorn van Pedro Domecq.
Het ontstaan van flamenco[bewerken]
Over het ontstaan van flamenco zijn verschillende theorieën in omloop. Eén theorie stelt, dat het ontstaan is toen een groep van Vlaamse minstreels tijdens de Spaanse overheersing uit de zuidelijke Nederlanden verbannen werd vanwege hun onbegrijpelijke luitspel en de verschrikkelijk gezongen liederen die ze ten gehore brachten. Zij werden naar het uiterste puntje van het Spaanse rijk verbannen en vreemd genoeg viel hun "muziek" daar wel in goede aarde. Men was daar immers korte tijd daarvoor van de Moren bevrijd en vergeleken met het deerniswekkende gehuil dat voorheen vijf keer per dag vanaf de minaretten van de moskeeën werd gejammerd, klonk de Vlaamse muziek voor de Andalucianen alsof er engeltjes in hun oren giechelden.
Een andere theorie stelt, dat de eerste flamencoliederen gewijd waren aan de flamingo en dat dat woord is blijven hangen. Hier valt natuurlijk wel wat voor te zeggen, want flamingo's zijn met hun oranje verenkleed adembenemende verschijningen en hun vermogen om op één poot te staan dwingt bij ieder mens bewondering en respect af.
Een derde theorie stelt, dat beide theorieën elkaar niet uit hoeven te sluiten. De mogelijkheid bestaat dat de verbannen Vlaamse minstreels diep onder de indruk kwamen van de Zuid-Spaanse flamingo's en daar hun eerste liederen aan wijdden.
Opmerkelijk is in dit verband het gebruik van de genoemde caña, waarmee een geluid wordt geproduceerd dat grote overeenkomsten vertoont met het geklepper van flamingosnavels.
Een flamencoconcert (deel 1)[bewerken]
De meest eenvoudige opstelling voor flamencomuziek is twee stoelen op een toneel (of in een kroeg) met naast één stoel een glas sherry. Op die stoelen nemen een gitarist en een zanger plaats, de zanger op de stoel met de sherry ernaast (flamencogitaristen mogen geen sherry drinken tijdens een optreden door het gevaar dat ze lopen om met hun vingers tussen de snaren vast te komen zitten die daardoor ernstige snijwonden op kunnen lopen). Als er dan een gitarist is gaan zitten en wat aan de stemmechanieken van zijn gitaar begint te draaien, komt er meestal wel een zanger opdagen. Wie dat is weet niemand van te voren; het kan iedereen zijn die aan de bar een graveltapa met een glas sherry aan het wegspoelen is. Als er dan een zanger plaatsgenomen heeft begint de gitarist zijn vingers over de snaren te bewegen en de zanger gaat in zijn handen wrijven, hevig kuchen en zijn keel schrapen. Na enkele keren "Ayayay" gekermd te hebben begint hij dan aan zijn incantatie en dit gaat ofwel door tot de gitarist drie harde roffels op de snaren geeft (trakatrán!), wat afgesloten wordt met een luid "Olé", of de gitarist wil niet stoppen en dan moeten er dansers aan te pas komen om het geheel nog in goede banen te leiden. Deze klassieke opstelling wordt soms aangevuld met een derde stoel, waarop de wijnkisttrommelaar plaatsneemt. Met een wijnkist natuurlijk, anders was het geen wijnkisttrommelaar. Afhankelijk van de beschikbare ruimte kan er dan, ietwat verscholen om niet opgemerkt te worden, nog een dans- en handenklapgroep aantreden.
Gitaar[bewerken]
Het gitaarspel is onbegrijpelijk voor niet-Andalucianen en daarom is het ook onduidelijk of er wel enige structuur in zit. Het dient dan ook alleen maar om het gehoest en het keelgeschraap van de zanger nog enige muzikale inhoud te geven. De beste niet-Andaluciaanse gitaristen van de wereld hebben geprobeerd om flamencogitaarspel te doorgronden, maar het geheim ervan wordt streng door de "Gitanos" bewaard.
Flamencogitaristen zijn altijd gitanos (zigeuners) en zijn aan het volgende te herkennen:
- een krulmatje in de nek,
- gouden kettingen met kruizen en Mariabeeldjes eraan,
- gouden armbanden en een imitatie-Rolex om hun polsen,
- opzichtige gouden ringen om hun vingers
- wijde bloezen met een gehaakt boord, waarvan de bovenste drie knoopjes los zijn.
Enige verwarring kan ontstaan in de vergelijking met Jordanezen in Torremolinos, maar flamencogitaristen zijn daarvan te onderscheiden door
- lange nagels aan hun rechterhand.
Zang[bewerken]
Flamencoliederen kennen geen herkenbare melodieën of ritmes, maar het schijnt dat het hardop door muzikanten of toehoorders uitgeroepen "Olé!" een maat- of tempowisseling zou kunnen inhouden. Hier dient nog verder onderzoek naar gedaan te worden. Ook is men nog niet veel opgeschoten met het ontcijferen van de teksten. Het is te danken aan het vasthoudende werk van Prof. Dr. Van den Toon-Doove dat er in de teksten toch enige gemeenschappelijke kenmerken onderscheiden kunnen worden.
- Zo begint (en eindigt) ieder lied met het woord "Ai" of "Ay", waarna het woord of de klank veelvuldig herhaald wordt in velerlei vormen, zoals langgerekt, modulerend of staccato herhaald. De betekenis van dit woord heeft de professor jammer genoeg niet weten te achterhalen.
- In ieder lied komt het woord "Madre" of "Mama" voor. De betekenis hiervan is waarschijnlijk "moeder" of "mamma".
Andere woorden heeft men tot nog toe niet uit de hese klankenreeksen kunnen destilleren. Het bevragen van flamencozangers zelf heeft ook nooit antwoorden opgeleverd aangezien Andalucianen van ieder woord de laatste lettergreep inslikken en alle essen uitspreken als "thrrllll".
Flamencozangers[bewerken]
Flamencozanger worden lijkt op het eerste gezicht (of gehoor) niet moeilijk. Men hoeft immers niets te weten van verschil in toonhoogte, laat staan enige notie te hebben van zoiets als een melodie. Ook ritme- of maatgevoel is onbelangrijk. Daar zorgen de wijnkistenisten en eventueel de dansers wel voor. Maar schijn bedriegt. Een flamencozanger dient aan een aantal strenge eisen te voldoen. Zo moet hij geboren worden als de zevende zoon van een straatarme landarbeider in dienst van één van de grote landeigenaren van Andalucía, met name Pedro Domecq. [1] Ten tweede moet hij een ellendige jeugd hebben, want zijn stembanden moeten door kermen, huilen, schreeuwen en vloeken gevormd worden. Dat betekent veel slaag en hard werken voor weinig loon in de hete droge wind onder een onbarmhartige zon - omstandigheden die men alleen in Andalucía aantreft en die bijdragen aan het unieke flamencogeluid.
Nadat de aspirant zanger de baard in de keel heeft gehad begint zijn opleiding pas goed. Ten eerste zijn dieet. Dat bestaat vanaf dat moment uit:
- Ontbijt - Fijngehakte churro's vermengd met zand en klei. Dit wordt weggespoeld met een halve fles sherry ("Vino Fino", of "Fijne Wijn" zoals ze daar zeggen).
- Middageten - Paella met zand en grind ook weer weggespoeld met een halve fles sherry.
- Avondeten - Slakken ("caracoles") in hete saus met zand en gravel.
- 's Zondags mogen het zand en de klei vervangen worden door het stof dat gedurende de week van de patio is geveegd.
Tussen de maaltijden door dient er ook sherry gedronken te worden en bovendien dienen er iedere dag minstens twee pakjes goedkope zware Spaanse sigaretten gerookt te worden van het merk Bisontes of Celtas.
Over de verdere eisen kan niet te ver ingegaan worden, maar voorwaarden zijn onder andere dat de zanger moet worden bedrogen door de vrouw die hij liefheeft en dat zijn moeder dood moet zijn, zodat hij haar kan beklagen. Voorwaar, geen makkelijke eisen.
De levensloop van een flamencozanger is meestal weinig rooskleurig. Zoals gezegd moet de zanger geen peseta te makken hebben en aangezien zijn publiek beperkt is tot mede-Andalucianen en net zo arm zijn als hij, blijft hij dat in de regel ook zijn hele leven. Mocht hij geld overhouden van zijn optredens in rokerige kroegen, waar hij zich afvraagt of hij toch niet beter stierenvechter had kunnen worden, dan investeert hij dat geld in gouden ringen en halskettingen, zodat hij daarmee zijn begrafenis kan bekostigen. Maar ook in het enkele geval dat een flamencozanger succes heeft, dan stijgt de roem en de rijkdom hem veelal naar het hoofd en valt hij ten prooi aan de "ondeugd" zoals men dat daar pleegt te zeggen. Een enkeling is zelfs zo diep gevallen, dat hij politicus is geworden.
De ritmesectie[bewerken]
Mensen willen in muziek een zekere maat en ritme ontwaren, anders wordt het te zweverig en vallen ze in slaap. Het zal hierom zijn, dat het publiek van een flamecoconcert het gekerm en getokkel na korte tijd niet meer kan aanhoren. Men begint dan mee te klappen en "Olé!" te roepen om de maat aan te geven en wakker te blijven. In de regel gaat echter iedereen dan door elkaar heen klappen, zodat maat, tempo en ritme helemaal zoek raken.
Wijnkist[bewerken]
Om die reden wordt er vaak gezocht naar iemand die toevallig een lege wijnkist bij zich heeft en die persoon wordt dan ingezet om daar de maat op te trommelen. Maar lege wijnkisten zijn meestal leeg doordat de inhoud is opgedronken, wat niet bevorderlijk is voor het maat houden (sic en hic). Nuchtere wijnkisttrommelaars zijn dus moeilijk te vinden en bovendien zijn de mensen in Andalucía zuinig op hun wijnkisten. Alle wijnkisten daar zijn namelijk van Pedro Domecq en als ze hem breken moeten ze hem zelf betalen. Wat betreft volle wijnkisten: die zijn ten eerste te zwaar om mee rond te sjouwen en ten tweede zal ik u hartelijk feliciteren als het u lukt om in Andalucía een volle wijnkist te vinden.
Dans[bewerken]
Als het roepen van "Olé" en het handenklappen dan niet genoeg zijn om de zanger en gitarist tot de orde te roepen en zelfs de wijnkisttrommelaar geen vast ritme in de chaos weet te brengen, dan is het de beurt aan het zware geschut: de professionele handenklappers en de dansers met hun castagnetten. Professioneel flamencohandenklappen is veelal een bijbaantje voor de dansers. Deze handenklappers hebben een laag eelt op hun handpalmen gekweekt, zodat hun handenklappen klinkt als pistoolschoten, die ofwel de muziek weer in het juiste ritme klappen, ofwel het geluid van de gitarist en zanger volkomen overstemt. Als zelfs dat niet helpt, dan moeten ze gaan dansen. Dat dansen houdt in, dat ze op schoenen met hakken en zolen van hardhout op een vooraf gelegde houten vloer beginnen te stampen, wat een oorverdovend kabaal veroorzaakt. De dansers zijn bovendien nog eens voorzien van de zogenaamde, door iedereen gevreesde castagnetten. Een castagnet bestaat uit twee uitgeholde halve bollen van hardhout die met kracht tegen elkaar aan geslagen worden. De harde tik die hierdoor ontstaat slaat eenieders trommelvlies zo strak, dat er daarna alleen nog een fluittoon wordt waargenomen.
Door deze stampij, het handenklappen en het geklepper van de castagnetten gaat de gitarist in de regel ook luider spelen en de zanger steeds harder zijn keel schrapen, waarbij hij nog probeert de woorden "Dios mio!", "Maria Dolores!" of "Vino!" te roepen, maar dat wordt overstemd door de "Olé's" en de geschreeuwde beledigingen vanuit het publiek.
Een flamencoconcert (deel 2)[bewerken]
Zuidelijke Spanjaarden hebben een temperamentvol karakter en laten zich gemakkelijk meeslepen in hun emoties. De onbarmhartige zon, de droge wind en de sherry met zijn hoge alcoholpercentage doen daar nog eens een schepje bovenop. Wat begint met getokkel op een gitaar en een man die zingt over zijn keelproblemen, kan in de loop van een avond uitlopen op een ordeverstoring dat horen en zien je vergaat en waar het publiek zich met handengeklap en geschreeuw zich ook nog eens in mengt. Het is dan ook geen uitzondering als een flamencoconcert eindigt in vechtpartijen en vernieling van de inboedel. Mogelijk komt het ook doordat mensen denken dat hun moeders beledigd worden.
In ieder geval zijn veel horeca-exploitanten beducht voor het gevaar en verbieden ze in hun etablissementen het zingen. Zeker als hun dochters Esperanza, Pepita of Mariflor heten. Want waar er een iemand begint te zingen, verschijnt al gauw een gitarist [2] en als de gitarist bezig gaat, dan bemoeien de omstanders zich ermee en voor je het weet is er een groep dansers aan de gang, waardoor niemand elkaar meer verstaat en men steeds harder moet gaan schreeuwen om gehoord te worden, uitmondend in de hierboven genoemde taferelen.
Trivia[bewerken]
Soms wordt flamenco door de overheid verboden. De mensen doen dan het volgende: ze leggen kleingeld bij elkaar voor sherry en olijfolie, stelen een veld met sla (veldsla dus) leeg en gaan dan in de avond ergens in het veld (een ander veld) onder het licht van de maan veldsla met olijfolie en zeezout eten.....
- en dan begint er iemand zachtjes een lied te zingen
- zo mooi, dat je hart ervan uit je borstkas wil springen.
Maar dat mag ik niet zeggen van de geheime dienst
Zie ook[bewerken]
Voetnoten[bewerken]
- ↑ Dit heeft de flamencozanger gemeen met de stierenvechters, die de stieren bevechten die door dezelfde landeigenaren worden gefokt om het eveneens straatarme volk af te leiden van hun armoede met een bloederig schouwspel in een zongebakken arena.
- ↑ Als je in Jerez de la Frontera tegen een willekeurige boom schopt dan vallen er wel één of twee gitaristen uit
Kutmuziek
Brandalarm ·
Hardcore ·
Hersenloze monotone herrie ·
Jumpstyle ·
Tuning muziek
Metal
Bametal·
Banjo Metal ·
Black Metal ·
Death Metal
Pop
J-pop ·
K-pop ·
Klassiek ·
Rap ·
Reggae
Rock
Handrock ·
Red Rock ·
Rock 'n Roll
Volksmuziek
Flamenco ·
Polka ·
Hollandse Schlagers ·
Smartlap
Aan de schandpaal genageld! | Vastgenagelde versie: 11 juni 2017 |
Dit artikel is een verschrikking! Daarom is het vastgenageld aan de schandpaal zodat iedereen er rotte groenten tegenaan kan gooien.
|