Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

BE1000987A3 - Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast. - Google Patents

Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast. Download PDF

Info

Publication number
BE1000987A3
BE1000987A3 BE8701151A BE8701151A BE1000987A3 BE 1000987 A3 BE1000987 A3 BE 1000987A3 BE 8701151 A BE8701151 A BE 8701151A BE 8701151 A BE8701151 A BE 8701151A BE 1000987 A3 BE1000987 A3 BE 1000987A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
positioning
machine
guide
weaving
carrier
Prior art date
Application number
BE8701151A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE8701151A priority Critical patent/BE1000987A3/nl
Priority to DE19883877683 priority patent/DE3877683T2/de
Priority to EP19880202071 priority patent/EP0311169B1/en
Priority to JP25367088A priority patent/JPH01124656A/ja
Application granted granted Critical
Publication of BE1000987A3 publication Critical patent/BE1000987A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Auxiliary Weaving Apparatuses, Weavers' Tools, And Shuttles (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, meer speciaal waarbij de hulpelementen (4) d.m.v. een langs een geleiding (1) beweegbare automaat (3) aan meerdere weefmachines (2) kunnen gepresenteerd worden, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in een eerste positionering, gevormd door het positioneren van de automaat (3) t.o.v. een plaats op de geleiding (1), en een tweede positionering, bestaande uit het positioneren van het hulpelement, respektievelijk de hulpelementen (4),t.o.v. de weefmachine (2).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij 
 EMI1.1 
 weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast. weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast. Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, meer speciaal van hulpelementen die   d. m. v. 1angs   een geleiding beweegbare transportinrichtingen aangevoerd worden. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een inrichting die de werkwijze volgens de uitvinding toepast. 



  Inrichtingen om randapparatuur en hulpapparaten in weefzalen tot aan de betreffende weefmachine aan te voeren, zijn reeds in allerlei vormen bekend. De door deze inrichting te verplaatsen hulpelementen kunnen van willekeurige aard zijn en bestaan bijvoorbeeld uit : - een apparaat om een foutieve reeds aangeslagen inslagdraad in de gaap los te leg gen ; - een apparaat om een gebroken kettingdraad terug te 

 <Desc/Clms Page number 2> 

   zoeken ;    - een draaddoorhaalapparaat om een kettingdraad automatisch door de kettingwachterlamellen, de kaderhevels en het riet te halen ; - een apparaat voor het herstellen van een gebroken inslagdraad ; - middelen om inslagbobijnen en   kettingbomen   aan te brengen op de weefmachine ; - middelen om een volle doekrol weg te nemen ; enz. 



  Een inrichting voor het transporteren van kettingbomen, doekbomen, bobijnen en dergelijke in een weefzaal, en het presenteren ervan aan weefmachines is bekend uit het Europees oktrooi nr   104. 298,   waarbij gebruik gemaakt wordt van zich over de weefmachines heen uitstrekkende sporen waarlangs de inrichting kan verrijden. Deze inrichting vertoont het nadeel dat de nauwkeurigheid van de positionering van de gepresenteerde elementen afhankelijk is van de nauwkeurigheid waarmee de sporen t. o. v. de weefmachines gemonteerd zijn. 



  Het is duidelijk dat de voornoemde hulpelementen, althans zonder speciale maatregelen te treffen, bij het gebruik van een onafhankelijk   t. o. v.   de weefmachine opgesteld spoorsysteem niet nauwkeurig t. o. v. hun werkpositie kunnen gepositioneerd worden, en wel omwille van het feit dat de montage van de sporen evenwijdig aan de lengte-as van de weefmachine en op 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 een bepaalde afstand eraf voor een volledige weefzaal praktisch onmogelijk is en omdat de afstand tussen het spoor en de machine doorgaans na enige tijd wijzigt, bijvoorbeeld doordat de rail zich door haar gebruik vervormt, doordat de positie van de mach ine gewijzigd is omdat de elastische dempers waarop deze geplaatst is vervormd zijn of omdat de weefmachine tengevolge van de trillingen een weinig verschoven   raakt, enz.    



  De huidige uitvinding heeft een werkwijze tot doel die een nauwkeurige positionering van de hulpelementen t. o. v. een weefmachine toelaat ongeacht eventuele wijzigingen die zich hebben voorgedaan in de onderlinge positie tussen, enerzijds, de weefmachine en, anderzijds, de plaats van de transportinrichting die in de toevoer van de hulpelementen voorziet. 



  Hiertoe betreft de huidige uitvinding een werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, meer speciaal waarbij de hulpelementen d. m. v. een langs een geleiding beweegbare automaat aan meerdere weefmachines kunnen gepresenteerd worden, met als kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat in een eerste positionering, gevormd door het positioneren van de automaat t. o. v. een plaats op de geleiding, en een tweede positionering, bestaande uit het positioneren van de hulpelementen t. o. v. vaste aanslagen en/of 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 detektiemiddelen op de weefmachine. Zodoende wordt met de eerste positionering de situering van de automaat en het hulpelement in de nabijheid van de weefmachine bekomen, terwijl de tweede positionering voorziet in uitsluitend de positionering van het hulpelement, zulks t. o. v. aanslagen op detektoren op de weefmachine zelf. 



  De uitvinding betreft tevens een inrichting die deze werkwijze toepast, waarvan de kenmerken in de gedetailleerde beschrijving worden behandeld. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van inrichtingen beschreven die gebruik maken van de werkwijze volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :   figuren l t. e. m.   3 schematisch voor drie verschil- lende standen een inrichting volgens de uitvinding weergeven ; figuur 4 een variante van de uitvinding weergeeft ; figuur 5 in dwarsdoorsnede en meer gedetailleerd een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 6 betrekking heeft op de positionering van een hulpelement t. o. v. een aan een weefmachine aange- 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 brachte aanslag ; figuur 7 op groter schaal een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 5 met F7 is aangeduid. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat de inrichting volgens de uitvinding hoofdzakelijk in de kombinatie van een d. m. v. een geleiding 1 langs meerdere weefmachines 2 verplaatsbare automaat 3, die op zijn beurt een verplaatsbaar hulpelement 4 voor de weefmachines draagt ; eerste positioneringsmiddelen 5 die de positionering van de automaat 3 t. o. v. een plaats op de geleiding 1 kunnen voorzien en tweede positioneringsmiddelen 6, die gedeeltelijk deel uitmaken van de weefmachines 2 zelf, en die in de positionering van de met de automaat 3 verbonden hulpelementen 4 t. o. v. de weefmachines 2 voorzien. In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaat de geleiding 1 uit een op steunen 7 boven de weefmachines gemonteerde rail waarover de automaat 3 d. m. v. op zichzelf bekende middelen verrijdbaar is. 



  Vanzelfsprekend kan de geleiding   l ook   aan het plafond of dergelijke bevestigd   zijn,. zodanig dat de   steunen 7 geen hinder voor de automaat 3 vormen. 



  In de eerste weergegeven uitvoeringsvorm bestaan de eerste positioneringsmiddelen 5 uit twee soorten detektoren 8 en 9 waarmee de automaat 3 kan samenwerken. De eerste detektor 8 is gesitueerd ter hoogte van een op de geleiding 1 aangebrachte 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 aansluiting 10 voor voedingsmiddelen, geschikt voor de afname van elektriciteit, druklucht enz. Elke detektor 9 is gesitueerd ter hoogte van een weefmachine 2. 



  Teneinde het hulpelement 4 op de juiste plaats aan een weefmachine 2 te presenteren, wordt volgens de werkwijze van de uitvinding in een dubbele positionering voorzien. De eerste positionering bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm uit twee stappen, respektievelijk zoals weergegeven in de figuren 2 en 3. In de eerste stap wordt de automaat 3 verplaatst tot deze samenwerkt met de detektor 8,   een   en ander zodanig dat tussen de automaat 3 en de aansluiting 10 een automatische verbinding gevormd wordt. Eens dat deze verbinding gevormd is, wordt de automaat 3 verplaatst tot aan de tweede detektor 9, waarbij zoals weergegeven in figuur 3 de verbinding 11 tussen de automaat 3 en de aansluiting 10 blijft bestaan. Deze verbinding bestaat bijvoorbeeld uit een soepele bundel gevormd door een persluchtslang en de nodige elektrische snoeren. 



  Zoals schematisch in figuur 3 wordt weergegeven, gebeurt de tweede positionering door het hulpelement 4 naar de weefmachine 2 te verplaatsen, waarbij gebruik gemaakt wordt van positioneringsmiddelen 6 die deel uit maken van de weefmachine zelf en die meer speciaal bijvoorbeeld bestaan uit een detektie-element of aanslag 12 die vast op de weefmachine 2 gemonteerd is. De tweede positionering zal nog meer 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 gedetailleerd beschreven worden aan de hand van figuren 5   t. e. m.   7. 



  Figuur 4 geeft een variante weer waarbij de automaat bestaat uit een langs de geleiding 1 beweegbare drager 13, een aan deze drager 13 bevestigde geleiding 14 die parallel is aan de eerst genoemde geleiding   1,   en een langs de geleiding 14 verplaatsbaar gedeelte 15 waaraan het naar de weefmachine 2 beweegbaar hulpelement 4 is bevestigd. De positioneringsmiddelen 5 bestaan ook in dit geval uit twee detektoren 16 en 17 waarvan minstens de eerste bevestigd is op de geleiding 1. 



  De tweede detektor 17 zal bij voorkeur ook op de geleiding 1 aangebracht worden, doch kan ook op de drager 13 gemonteerd worden. 



  Het verschil met de eerst genoemde inrichting bestaat erin dat de eerste positionering nu gebeurt door de drager 13 met detektor 16 te laten samenwerken en in de automatische verbinding met de aansluiting 10 van de voedingsmiddelen te voorzien, gevolgd door een. verplaatsing van het gedeelte 15 tot dit met detektor 17 samenwerkt, waarbij in het laatste geval de drager 13 in zijn laatst genoemde stand blijft. 



  In figuur 5 is een dwarsdoorsnede van een transportinrichting volgens de uitvinding weergegeven aan de hand waarvan de werking van de voornoemde tweede positioneringsmiddelen 6 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 hierna meer gedetailleerd beschreven wordt. Figuur 5 geeft ook een voorbeeld weer van een verplaatsingsmechanisme 18 om met behulp van de tweede positioneringsmiddelen 6 in de juiste presentatie van een hulpelement 4 aan de weefmachine 2, meer speciaal aan het betreffend gedeelte ervan, te voorzien. Het verplaatsingsmechanisme 18 bestaat bijvoorbeeld hoofdzakelijk uit een dwars t. o. v. de geleiding 1 langs de automaat 3 beweegbare slede 19 en een aan deze slede 19 wentelbaar bevestigde uitschuifbare arm 20.

   Vanzelfsprekend is het mechanisme 18 voorzien van de nodige aandrijfelementen 21,22 en 23, respektievelijk voor de verplaatsing van de slede 19, voor het wentelen van de arm 20 en voor het uitschuiven van deze laatste, die bijvoorbeeld bestaan uit stapmotors of    dergelijke. Het is duidelijk da t evenwel ook van pneumatische    aandrijfelementen en/of eventuele andere aandrijfelementen kan gebruik gemaakt worden. 



  De geleiding 1 is d. m. v. steunen 7A aan een dragende konstruktie, zoals een plafond of dergelijke bevestigd. 



  Indien, zoals in streep-punt, lijn in figuur 5 is aangeduid, de geleiding 1 bovenop steunen 7 gemonteerd wordt, zal het onderstel of gedeelte 15A waarlangs de slede 19 zieh kan verplaatsen draaibaar aan de eigenlijke drager 13 bevestigd worden. De verdraaiing gebeurt rond een vertikale rotatie-as R, over een hoek van 90 graden   een   en ander zodanig dat het 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 gedeelte 15A in de stand waarin het zieh parallel bevindt aan de geleiding   l,   aan de steunen 7 kan voorbij gereden worden. 



  In de weefmachine 2 van figuur 5 zijn schematisch de   kettingboom 24, de gaap   25, de kaders 26, de kettingwachterlamellen 27, de kettingdraden 28 en de doekboom 29 aangeduid, alsook een op zichzelf bekende inrichting 30 die onder de kettingwachterlamellen 27 kan verplaatst worden, teneinde een gevallen kettingwachterlamel automatisch op te sporen, bijvoorbeeld zoals beschreven in de Nederlandse oktrooiaanvrage nr 8600372 van aanvraagster.

   Bij wijze van voorbeeld is voor het hulpelement 4 schematisch een inrichting weergegeven zoals beschreven in de Belgische oktrooiaanvrage nr 8700254 van aanvraagster, waarbij zuigmonden   31-tussen   de verschillende rijen kettingwachterlamellen 27 neergelaten worden ter hoogte van een gebroken kettingdraad teneinde vanaf de betreffende gevallen kettingwachterlamel de gebroken draad d. m. v. zuigwerking vast te nemen. 



  De positioneringsmiddelen 6 kunnen uit elementen van verschillende aard bestaan, waaronder bijvoorbeeld de reeds genoemde vaste aanslag 12 en een aantal detektiemiddelen of elementen, onder meer elementen 32 en 33 die bijvoorbeeld uit nabijheidsschakelaars bestaan, ofwel uit aanslagen die bedoeld zijn om met nabijheidsschakelaars of optische detektoren samen te werken. Het bijzondere aan al deze tweede 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 positioneringsmiddelen 6 bestaat erin dat zij minstens gedeeltelijk vast deel uitmaken van de weefmachine 2, waardoor een korrekte positionering kan bekomen worden. Volgens figuur
5 bestaat de voornoemde aanslag 12 uit een L-vormig profiel dat volgens de weefbreedte over de kettingdraden 28 gemonteerd is.

   Het detektie-element 32 kan samenwerken met de arm 20, en het kan zowel op de arm als op de aanslag, alsook op enige andere geschikte plaats op de weefmachine gemonteerd zijn. De twee detektie-elementen 33 kunnen met elkaar samenwerken en zijn respektievelijk, enerzijds, aan het hulpelement 4 en/of aan het uiteinde van de arm 20 en, anderzijds, aan de inrichting 30, bevestigd. 



  De positionering van het hulpelement 4 t. o. v. de weefmachine 2 kan bijvoorbeeld gebeuren door in eerste instantie de arm 20 over een hoek B naar beneden te wentelen tot deze samenwerkt met het detektie-element en/of de aanslag 32, waardoor een eerste instelling bereikt wordt. Vervolgens wordt, zoals schematisch weergegeven in figuur 6, d. m. v. nie t in de figuren weergegeven nabijheidsschakelaars of dergelijke in de gewenste instelling van het uiteinde A van de arm 20 voorzien door een XY-regeling   d. m. v.   de sturing van de voornoemde   aandrijfelementen 21, 22 en 23. Hierbij   kan ook de hoek B volgens een gewenste waarde verder ingesteld worden.

   Na deze positionering bevindt het hulpelement 4 zich op de juiste hoogte, m. a. w. in de weergegeven uitvoeringsvorm bevinden de 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 zuigmonden 31   zieh juist tussen de kettingwachterlamellen   27. Hierbij bevindt het hulpelement 4 zieh wel aan een zijde van de ketting. In tweede instantie wordt dan in de positionering volgens de weefbreedte voorzien door de automaat 3 en/of het gedeelte 15 zijdelings te verplaatsen tot de genoemde detektie-elementen 33 met elkaar samenwerken, waardoor het hulpelement 4 boven de inrichting 30, die ter hoogte van de gebroken kettingdraad gesitueerd is, tot stilstand komt. 



  Om te beletten dat gedurende de verplaatsing volgens de weefbreedte een afwijking zou ontstaan ten gevolge van het niet evenwijdig zijn van de rijen kettingwachterlamellen 27 of de aanslag 12, enerzijds, en de geleiding of rail 1, anderzijds, kan gebruik gemaakt worden van een met-de arm 20 verbonden mechanisch geleidingselement, bestaande uit een rol 34 die met het aanslagvormend profiel kan samenwerken, en de nodige verende elementen 35 en/of 36 die een elastische druk op de slede 19 en op het uitschuifbare gedeelte van de arm 20 kunnen uitoefenen. Door de uitschakeling van de voornoemde aandrijfelementen 21 t. e. m., 23 en d. m. v. de veerdruk van de veren zal de rol 34 gedurende een zijdelingse verplaatsing van de automaat 3 steeds de aanslag 12 volgen, waardoor het hulpelement 4 parallel aan de aanslag 12 verplaatst wordt.

   Een en ander wordt op een groter schaal in figuur 7 weergegeven. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 



   Bij voorkeur zal de verplaatsingssnelheid van de automaat 3 en/of het voornoemd gedeelte 15 geregeld worden. De verplaatsingssnelheid van de automaat 3 en/of het voornoemd gedeelte 15 langs de geleiding 1 zal gedurende het aanvoeren van de automaat 3 tot aan de betreffende weefmachine 2 groter zijn dan de verplaatsingssnelheid die wordt aangewend gedurende de tweede positionering bij de verplaatsing langs de . aanslag 12. Het is duidelijk dat de inrichting hiertoe met een gepaste stuureenheid wordt uitgerust. 



  Bij het naderen of verlaten van een positioneerpunt, bijvoorbeeld de detektoren en detektiemiddelen   8, 9, 16, 17   en 33, wordt de voornoemde verplaatsingssnelheid verminderd, respektievelijk vergroot. Dit wordt mogelijk gemaakt door gebruik te maken van sensoren die een afstand kunnen bepalen bijvoorbeeld d. m. v. de reflektie van geluid of infrarood licht. 



  Het is duidelijk dat volgens een variante van de uitvinding de tweede positionering ook.   uitsluitend d. m. v.   mechanische geleidingsmiddelen, zoals de rol 34 en het aanslagvormend profiel 12, tot stand kan gebracht worden, m. a. w. zonder detektoren. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines kunnen volgens verscheidene varianten verwezenlijkt worden zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (1)

  1. Conclusies. EMI14.1 ----------- 1. - Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, meer speciaal waarbij hulpelementen (4) d. m. v. een langs een geleiding (1) beweegbare automaat (3) aan meerdere weefmachines (2) kunnen gepresenteerd worden, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in een eerste positionering, gevormd door het positioneren van de automaat (3) t. o. v. een plaats op de geleiding (l), en een tweede positionering, bestaande uit het positioneren van het hulpelement, respektievelijk de hulpelementen (4), t. o. v. de weefmachine (2).
    2.-Werkwijze volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat de eerste positionering bestaat in het verplaatsen van de automaat (3) tot aan een eerste langs de geleiding (1) aangebracht detektie-element (8), waarbij de automaat (3) aan de geleiding (1) met een aansluiting (10) voor voedingsmiddelen wordt gekoppeld, en vervolgens het terug bewegen van de op de aansluiting (10) aangesloten automaat tot aan een tweede detektor (9) die gesitueerd is ter hoogte van de weefmachine (2) waaraan het hulpelement (4) dient gepresenteerd te worden. <Desc/Clms Page number 15>
    3.-Werkwijze volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat gebruik gemaakt wordt van een automaat (3) bestaande uit een over de voornoemde geleiding (1) beweegbare drager (13) en een langs deze drager (13) parallel aan de geleiding (1) beweegbaar gedeelte (15), waarbij de eerste positionering bestaat in het tot aan een op de geleiding (1) aangebrachte detektor (16) verplaatsen van de automaat (3) en het koppelen van de drager (13) met een aansluiting (10) voor voedingsmiddelen, waarna de drager (13) in deze stand gehouden wordt, en vervolgens het positioneren van het langs de drager (13) beweegbaar gedeelte (15) t. o. v. een tweede detektor (17).
    4.-Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de tweede positionering bestaaf in het verplaatsen van het hulpelement (4) naar de weefmachine (2) en het laten samenwerken van dit hulpelement (4) en/of het erbij gebruikte verplaatsingsmechanisme (18) met de weefmachine (2) d. m. v. e n of meerdere aanslagen (12) en een aantal detektiemiddelen of -elementen (32, 33), waarbij deze EMI15.1 detektiemiddelen uitmaken van het verplaatsingsmechanisme (18).
    5.-Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 t. 3, daardoor gekenmerkt dat de tweede positionering bestaat in het verplaatsen van het hulpelement (4) naar de weefmachine (2) en het laten samenwerken van dit hulpelement (4) en/of het <Desc/Clms Page number 16> erbij gebruikte verplaatsingsmechanisme (18) met de weefmachine (2) d. m. v. een of meerdere aanslagen (12) en/of detektiemiddelen of-elementen (32, 33) die op de weefmachine bevestigd zijn.
    6.- Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de tweede positionering bestaat in het d. m. v. detektoren positioneren van het hulpelement (4) t. o. v. een welbepaalde plaats aan de weefmachine (2) en vervolgens het tot op de gewenste plaats volgens de weefbreedte verplaatsen van het hulpelement (4) door dit langs mechanische geleidingsmiddelen te bewegen.
    7.-Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de automaat (3) gedurende de voornoemde eerste positionering met een grotere snelheid langs de geleiding (l) verplaatst wordt dan gedurende de voornoemde tweede positionering.
    8.-Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsingssnelheid van de automaat (3) wordt verminderd wanneer hij een positioneerpunt nadert, en eventueel geleidelijk wordt verhoogd wanneer hij een positioneerpunt verlaat.
    9.- Inrichting die de werkwijze volgens conclusie 1 toepast, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de <Desc/Clms Page number 17> kombinatie van een d. m. v. van een geleiding (1) langs meerdere weefmachines (2) verplaatsbare automaat (3), die op zijn beurt een verplaatsbaar hulpelement (4), dat met de weefmachines (2) kan samenwerken, draagt ; eerste positioneringsmiddelen (5) die in de positionering van de automaat (3) t. o. v. een plaats op de geleiding (l) voorzien ; en tweede positioneringsmiddelen (6) die in de positionering van de met de automaat verbonden hulpelementen (4) t. o. v. de weefmachines (2) voorzien.
    10.-Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de eerste positioneringsmiddelen (5) bestaan uit een eerste detektor (8) waardoor de automaat (3) gesitueerd wordt ter hoogte van een aansluiting (10) voor voedingsmiddelen en hierbij automatisch in een verbinding kan voorzien ; en een tweede detektor (9) om de automaat (3) na de verbinding met de aansluiting (10) ter hoogte van de betreffende weefmachine (2) te situeren.
    11.-Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de automaat bestaat uit een drager (13) verplaatsbaar langs de voornoemde geleiding (1), en een langs de drager (13) parallel aan de voornoemde geleiding (1) beweegbaar gedeelte (15), waaraan het hulpelement (4) is bevestigd. <Desc/Clms Page number 18> 12.-Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de eerste positioneringsmiddelen bestaan uit een eerste detektor (16) om de drager (13) te positioneren t. o. v. een aansluiting (10) voor voedingsmiddelen en een tweede detektor (17) om het voornoemd verplaatsbaar gedeelte (15) te positioneren t. o. v. de betreffende weefmachine (2).
    13.-Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de tweede detektor (17) voor het positioneren van het voornoemd gedeelte (15) van de automaat op de geleiding (1) is gemonteerd.
    14.-Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de tweede detektor (17) voor het positioneren- van het voornoemd gedeelte (15) van de automaat op de drager (13) is gemonteerd.
    15.-Inrichting volgens eea der conclusies 9 t. e. m. 14, daardoor gekenmerkt dat het hulpelement (4) d. m. v. een verplaatsingsmechanisme (18) met de eigenlijke automaat (3) is verbonden, waarbij dit verplaatsingsmechanisme (18) hoofdzakelijk bestaat uit een siede (19), in dwarsrichting verplaatsbaar t. o. v. de geleiding (1), en een met deze slede wentelbaar verbonden uitschuifbare arm (20). <Desc/Clms Page number 19> 16.-Inrichting volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt da t de voornoemde slede (19) beweegbaar is in een gedeelte (15A) van de automaat (3) dat op zijn beurt d. m. v.
    een vertikale rotatie-as (R) draaibaar bevestigd is aan de langs de geleiding (1) bewegende drager (13) van de automaat, waarbij het voornoemd gedeelte (15A) over 90 graden kan verdraaid worden.
    17.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de tweede positioneringsmiddelen (6) minstens bestaan uit een aanslag (12) die gemonteerd is op de weefmachines (2), bestaande uit een volgens de weefbreedte opgesteld profiel.
    18.-Inrichting volgens conclusie 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat de tweede positioneringsmiddelen (6) minstens bestaan uit een aanslag (12) die gevormd wordt door een volgens de weefbreedte op de weefmachine gemonteerd profiel ; dat de arm (20) van het verplaatsingsmechanisme (18) aan zijn uiteinde (A) dat met het hulpelement (4) is verbonden een geleidingselement (34) bevat dat met de aanslag (12) kan samenwerken ;
    en dat de arm (20) en de slede (19) voorzien zijn van verende elementen (35, 36) die het geleidingselement (34) gedurende de verplaatsing volgens de weefbreedte permanent naar de aanslag (20) dwingen. <Desc/Clms Page number 20> 19. - Inrichting volgens een der conclusies 9 t. e. m. 18, daardoor gekenmerkt dat de automaat (3) een stuureenheid bezit zodanig dat zijn verplaatsing naar de eerste positioneringsmiddelen (5) met een grotere EMI20.1 verplaatsingssnelheid gebeurt dan in het geval van een verplaatsing naar de tweede positioneringsmiddelen (6, 33).20.-Inrichting volgens een der conclusies 9 t. e. m.
    19, daardoor gekenmerkt dat de automaat (3) voorzien is van of kan samenwerken met sensoren die een afstand kunnen bepalen, waarbij deze sensoren minstens in een vermindering van de verplaatsingssnelheid van de automaat (3) voorzien wanneer deze een positioneerpunt nadert.
    21.- Werkwijze en inrichting voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen.
BE8701151A 1987-10-09 1987-10-09 Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast. BE1000987A3 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8701151A BE1000987A3 (nl) 1987-10-09 1987-10-09 Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast.
DE19883877683 DE3877683T2 (de) 1987-10-09 1988-09-23 Verfahren und vorrichtung zum positionieren von hilfsapparaten in webmaschinen.
EP19880202071 EP0311169B1 (en) 1987-10-09 1988-09-23 Method for positioning of auxiliary mechanisms for weaving machines, and a device which uses this method
JP25367088A JPH01124656A (ja) 1987-10-09 1988-10-07 織機の補助機構の位置決め方法及びその方法を用いる装置

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8701151A BE1000987A3 (nl) 1987-10-09 1987-10-09 Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1000987A3 true BE1000987A3 (nl) 1989-05-30

Family

ID=3882911

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8701151A BE1000987A3 (nl) 1987-10-09 1987-10-09 Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0311169B1 (nl)
JP (1) JPH01124656A (nl)
BE (1) BE1000987A3 (nl)
DE (1) DE3877683T2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1003538A3 (nl) * 1989-10-06 1992-04-14 Picanol Nv Inrichting voor het vastnemen van het draadeinde aan een garenvoorraadspoel.

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0104298A1 (de) * 1982-09-24 1984-04-04 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Vorrichtung zur logistischen Bedienung von Textilmaschinen
EP0192014A1 (de) * 1985-02-20 1986-08-27 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Reinigungsgerät für Textilmaschinen

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0104298A1 (de) * 1982-09-24 1984-04-04 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Vorrichtung zur logistischen Bedienung von Textilmaschinen
EP0192014A1 (de) * 1985-02-20 1986-08-27 GebràœDer Sulzer Aktiengesellschaft Reinigungsgerät für Textilmaschinen

Also Published As

Publication number Publication date
EP0311169B1 (en) 1993-01-20
EP0311169A1 (en) 1989-04-12
DE3877683D1 (de) 1993-03-04
JPH01124656A (ja) 1989-05-17
DE3877683T2 (de) 1993-07-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0606347B1 (en) Cutting patterned fabrics
US4817675A (en) Method for repairing a broken warp thread on weaving machines, and the rethreading mechanisms used
US4073450A (en) Device for holding yarn bobbins
BE1000987A3 (nl) Werkwijze voor het positioneren van hulpelementen bij weefmachines, en inrichting die deze werkwijze toepast.
CN107849761A (zh) 纺织机
EP0206423B1 (en) Process for an optical control to be exerted in a cloth mill on the fabrics and control device used hereby
EP0381143B1 (en) Method of automatically mending warp yarn and a device for carrying out the same
US3260143A (en) Apparatus for storing bolts of cloth as well as paying out or spreading, measuring and cutting lengths therefrom
BE1002532A4 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines.
US5105855A (en) Apparatus and method for clearing a warp yarn break in a loom
JPS62125063A (ja) 光学式糸破損監視装置
BE1008376A3 (nl) Weefmachine met afvallint.
JPH0735625B2 (ja) たて糸の切れ端分離方法およびその装置
BE1001538A3 (nl) Luchtweefmachine, met een verbeterde voeding voor de inslagdraden.
JP2666074B2 (ja) 細幅長尺物の送り出し張力自動制御装置
US5088523A (en) Heddle selection in a weaving machine for rethreading
KR0184009B1 (ko) 경사 통경기의 드롭 와이어 조종장치
JP2722233B2 (ja) たて糸自動補修方法
JP2805530B2 (ja) 切断たて糸の筬羽位置検出方法
US5116276A (en) Location of a slit between dents corresponding to a broken warp
EP0452932B1 (en) Warp mending operation control method and apparatus for carrying out the same
EP0449277B1 (en) Method of restoring a broken warp after mending the same
JP2777741B2 (ja) 筬羽位置検出方法
JP2696717B2 (ja) 切断たて糸の筬羽位置検出装置
EP0421518B1 (en) Device for the supply of weft threads in weaving machines

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19941031