Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

NL8300566A - Onderzees putkopsysteem. - Google Patents

Onderzees putkopsysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL8300566A
NL8300566A NL8300566A NL8300566A NL8300566A NL 8300566 A NL8300566 A NL 8300566A NL 8300566 A NL8300566 A NL 8300566A NL 8300566 A NL8300566 A NL 8300566A NL 8300566 A NL8300566 A NL 8300566A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hanger
metal
sealing
pipe
wellhead
Prior art date
Application number
NL8300566A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Smith International
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from US06/348,735 external-priority patent/US4615544A/en
Priority claimed from US06/350,374 external-priority patent/US4488740A/en
Application filed by Smith International filed Critical Smith International
Publication of NL8300566A publication Critical patent/NL8300566A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/02Surface sealing or packing
    • E21B33/03Well heads; Setting-up thereof
    • E21B33/04Casing heads; Suspending casings or tubings in well heads
    • E21B33/043Casing heads; Suspending casings or tubings in well heads specially adapted for underwater well heads
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16JPISTONS; CYLINDERS; SEALINGS
    • F16J15/00Sealings
    • F16J15/02Sealings between relatively-stationary surfaces
    • F16J15/06Sealings between relatively-stationary surfaces with solid packing compressed between sealing surfaces
    • F16J15/10Sealings between relatively-stationary surfaces with solid packing compressed between sealing surfaces with non-metallic packing
    • F16J15/12Sealings between relatively-stationary surfaces with solid packing compressed between sealing surfaces with non-metallic packing with metal reinforcement or covering
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B2200/00Special features related to earth drilling for obtaining oil, gas or water
    • E21B2200/01Sealings characterised by their shape

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Geology (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Supports For Pipes And Cables (AREA)
  • Lubricants (AREA)
  • Bidet-Like Cleaning Device And Other Flush Toilet Accessories (AREA)
  • Excavating Of Shafts Or Tunnels (AREA)

Description

V
V Λ γ Ν/31.328-tM/id Onderzees putkopsysteem.
De uitvinding heeft betrekking op onderzeese putkopsystemen en meer in het bijzonder op werkwijzen en inrichtingen voor het ondersteunen, neerhouden en afdichten van buishangers in een onderzeese putkop.
5 - Verhoogde acitiviteit in boren en afwerken op zee heeft een toename in werkdrukken veroorzaakt zodat verwacht wordt dat nieuwe putten een werkdruk van 1050 bar zullen hebben. Om de bijzondere problemen die. verband houden met boren en afwerken op zee bij deze verhoogde werkdrukken 10 op te lossen zijn nieuwe onderzeese putkopsystemen vereist. Putten met een werkdruk tot 1050 bar worden tegenwoordig geboord buiten de kust van Canada en in de Noordzee in diepten van meer dan 90 m. Deze boorbewerkingen omvatten in het algemeen een drijvend vaartuig met een deiningcompensator 15 voor een stijgbuis en boorpijp die zich uitstrekken naar de eruptieafsluiter en de putkop die aan de modderlijn liggen.
Het eruptieafsluitersysteem is in het algemeen gemonteerd op 20 inch pijp/ waarbij de stijgbuis zich uitstrekt tot.aan het wateroppervlak. Een snel lossende koppeling ligt vaak 20 aan de bovenzijde van het eruptieafsluitersysteem. Een schar-nierverbinding is toegepast om de vaartuigbeweging toe te laten. Twee belangrijke problemen treden op bij onderzeese putsystemen die in dit milieu werken met een werkdruk van 1050 bar, namelijk een steunschouder in het putkophuis, die 25 de verbuizings- en drukbelasting opneemt, en een afdichtings-middel tussen de buishangers en de putkop, dat de werkdruk weerstaat en opsluit.
In het verleden lieten bekende putkopontwer-pen een voldoende plaatsingssteun toe voor opvolgende buis-30 hangers. Met de verhoging van de drukwaarde en de plaatsing en ondersteuning van meervoudige verbuizingskolommen en pcnp-buiskolommen in de putkop zal een kleine steunschouder de belasting niet ondersteunen. Hoewel een voor de hand liggende oplossing voor het probleem zou bestaan in het toepassen 35 van een steunschouder die- groot genoeg is om de verbuizings-en drukbelasting te ondersteunen, steken grote steunschouder s uit in de stromingsboring in het putkophuis voor een beperkte toegang tot de verhuizing onder het putkophuis 8300566 *· Μ - 2 - \ ν voor het boren. In de beginperiode van boren op zee vereisten onderzeese putkopsysternen van 16¾ inch het onderruimen. In die tijd waren de meeste drijvende boorplatforms uitgerust met een eruptieafsluitersysteem van 16¾ inch om het dubbele 5 afsluitersysteem (20 inch én 13-5/8 inch) met twee stijgbui-zen, dat tot dan toe nodig was, te vermijden. Toen de putkopsy sternen overgingen van 350 bar op 700 bar werkdruk, werd de 18¾ inch steunschouder voor 700 bar ontwikkeld om de ver-buizings- en drukbelasting op te nemen en de volle toegang 10 tot de verhuizing onder het putkophuis te verschaffen.
Het tweede belangrijke probleem is het af-dichtingsmiddel. Het afdichtingsmiddel moet 1050 bar werkdrukken kunnen weerstaan en opsluiten. Beschikbare energiebronnen voor het bekrachtigen van het afsluitmiddel omvatten 15 gewicht, hydraulische druk en koppel. Elk afsluitingsmiddel vereist andere hoeveelheden energie voor plaatsing en bekrachtiging. Gewicht is het minst wenselijk omdat het hanteren van boorkragen die het gewicht leveren moeilijk en tijdrovend is op de boorvloer. Als hydraulische druk wordt 20 uitgeoefend via de boorpijp is kabelapparatuur nodig om "darts" neer te laten en terug te halen uit het hydraulische afdichtingsbekrachtigingssysteem. Als geen "darts" worden gebruikt, is het hanteren van een natte boorpijpkolom erg vies en onpopulair bij boorploegen. Als de afdichtingsbe-25 krachtigingsmiddelen gebruik maken van de enkeltoers buis-hangertechniek, kan de cementeervloeistof problemen veroorzaken in het hydraulische systeem dat wordt gebruikt om de afdichting te bekrachtigen. Onderhoud is ook een probleem. Hoewel koppel de meest wenselijke methode is om een afdich-30 ting te bekrachtigenK zijn er beperkingen aan de hoeveelheid koppel die kan worden overgebracht van het oppervlak ten gevolge van wrijvingsverliezen aan de stijgbuis, het eruptieafsluitersysteem, een juiste plaatsing, verschillende schroefdraden en de boorpijp zelf.
35 Het onderzeese putkopsysteem volgens de on derhavige uitvinding overwint de gebreken van de bekende stand van de techniek en omvat vele andere gunstige kenmerken. Het systeem is eenvoudig, heeft minder dan vijftig onderdelen en is geschikt voor H2S bediening. Het systeem 40 heeft enkeltoers geschiktheid maar kan toch gebruik maken 8300566 - 3 - van meertoersmethoden. Alle hangers zijn verwisselbaar met betrekking tot het uitwendige profiel, zodat ze kunnen worden. neergelaten in lagere standen. De afdichtelementen zijn verwisselbaar en worden volledig bekrachtigd tot een druk 5 die groter is dan de verwachte boorputdruk. Steunafdichtingen zijn beschikbaar. De afdichtingen worden niet door druk ont-krachtigd. De hangers kunnen worden neergelaten zonder "lock downs" en de afdichtelementen zullen afdichten zelfs als de hanger hoog wordt geplaatst.
10 De huissteunzitting ondersteunt meer dan 27.000.000 N (werkdruk plus verbuizingsgewicht óf testdruk) zonder 150% van de materiaalstrekgrens op druk te overschrei-den. De putkop zal een 17½ inch diameter beitel doorlaten.
De onderhavige uitvinding doet geen poging tot plaatsing op 15 twee typen zittingen tegelijk of op twee zittingen tegelijk. Verder is de huissteunzitting niet gevoelig voor het verzamelen van afval tijdens het boren of voor het verzamelen van afval tijdens het neerlaten van een 13-3/8 inch verbuizing. Verder vereist de huissteunzitting geen afzonderlijke toer 20 en sleept deze ook geen snapringen omlaag in de boring. De hangerneerhouder zal 9.000.000 N omlaag houden. De hanger-omlaaghouder wordt op positieve wijze mechanisch teruggetrokken bij het ophalen van het buishangerlichaam en is geschikt voor enkeltoersbewerkingen. De hangerneerhouder wordt 25 vrijgemaakt voor het ophalen van de buishanger wanneer het afdichtelement wordt opgehaald. De hangerneerhouder is geschikt voor meertoersbewerkingen en laat het neerlaten van de hanger met of zonder de neerhouder toe. Het afdichtings-middel zal werken zelfs als de neerhouder niet wordt toege-30 past. De hangerneerhouder kan opnieuw worden gebruikt en heeft een minimum aantal toleranties die zich opstapelen tussen neerhoudgroeven.
Het afdichtingsmiddel volgens de onderhavige uitvinding zal op betrouwbare wijze een ringvormige zone 35 van ongeveer 47 cm buitendiameter bij 43,2 cm binnendiameter af dichten en een rubberdruk groter dan 1050 bar (1400 bar nominaal) verschaffen wanneer het afdichtingsmiddel wordt bekrachtigd en het afdichtingsmiddel een druk van boven of onderen van 1050 bar ziet. De druk groter dan 1050 bar wordt 40 vastgehouden in het afdichtingsmiddel nadat het neerlaatge- 8300566 - 4 - '*· reedschap is verwijderd. Het afdichtingsmiddel wordt aanvullend zelf bekrachtigd om de volle druk te houden wanneer de volle belastingskracht niet wordt uitgeoefend of wanneer de volle belastingskracht niet wordt vastgehouden. Het af-5 dichtingsmiddel zal niet door druk ontkrachtigd worden. Het afdichtingsmiddel verschaft een betrekkelijk lange afdich-tingszone om gebreken van het huis en/of vuil te overbruggen. Verder verschaft het afdichtingsmiddel primaire metaal-op-metaal afdichtingen en past het metaal-op-metaal afdich-10 tingen toe als steun om onder hoge druk extrusie van secondaire elastomere afdichtingen te verhinderen. Het afdichtingsmiddel volgens de onderhavige uitvinding trekt op positieve wijze de metaal-op-metaal afdichtingen terug van de wanden voorafgaand aan het ophalen van het afdichtingsmiddel. 15 De elastomere afdichtingen van het afdichtingsmiddel kunnen zich ontspannen tijdens het ophalen van het pakkingssamenstel en zijn geheel ophaalbaar. Het afdichtingsmiddel volgens de onderhavige uitvinding verschaft een belangrijke metalen verbinding tussen de bovenzijde en de onderzijde de pakking-20 afdichtingszone om te verzekeren dat de onderste ring ophaalbaar is. Het ontwerp laat enkeltoersbewerkingen toe. Er zijn geen tussenliggende metalen delen in de afdichtingszone om onregelmatige rubber drukken te geven. Het afdichtingsmiddel verschaft een minimum aantal afdichtingszones om de lekwegen 25 te minimaliseren. Het afdichtingsmiddel is op positieve wijze bevestigd aan het pakkingelement zodat het niet kan worden weggespoéld door de stroming tijdens de neerlaatbewer-kingen. Het ontwerp laat ook meertoersbewerkingen toe en is verwisselbaar voor alle buishangers binnen een nominale 30 grootte.
Het middel om het afdichtingsmiddel te belasten verschaft op betrouwbare wijze een kracht om het afdichtingsmiddel te bekrachtigen tot nominaal 1400 bar. Het laat een voorcirculatie toe bij gebruik in een enkele toer. Het 35 belastingsmiddel is echter verenigbaar met een enkeltoers-bewerking of meertoersbewerking. Verder is het verwisselbaar voor alle buishangers binnen het putkopsysteem. Het belastingsmiddel zal veroorzaken, dat het afdichtingsmiddel af-dicht zelfs als’de buishanger hoog gezet is. Verder veroor-40 zaakt het geen belangrijke vermindering van de volle druk- 8300566 - 5 - belasting na bediening. Het belastingsmiddel vereist geen op afstand in ingrijping brengen van neerhoudschroefdraden. Verder heeft het geen afschuifpennen. Het belastingsmiddel is opnieuw te gebruiken en behoeft niet op afstand neerhoud-5 schroefdraden in ingrijping te brengen bij pakkingmoerver-vanging.
Het buishangerneerlaatgereedschap omvat een verbinding tussen het neerlaatgereedschap en de buishanger die meer dan 315.000 kg pijpbelasting zal ondersteunen. Het 10 neerlaatgereedschap kan een axiale kracht opwekken groter dan 4.050.000 N om het afdichtingsmiddel te bekrachtigen. Verder kan het neerlaatgereedschap terugtrekken tot in de buishanger zonder een links koppel. Het neerlaatgereedschap kan worden neergelaten op verhuizing of boorpijp.
15 Andere doelen en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een onderzees putkopsamenstel dat bijzonder nuttig is voor putten op zee met een werkdruk in het gebied van 1050 20 bar. Het putkopsamenstel omvat in het algemeen een putkop, een huiszitting voor het ondersteunen van de verbuizings- en drukbelasting, een buishanger voor het ophangen van de verhuizing in de put, een neerhoud- en afdichtsamenstel voor het vergrendelen van de buishanger op de putkop en voor het 25 afdichten van de ringruimte die is gevormd door de buishanger en de putkop, een neerlaatgereedschap om de buishanger neer te laten in de putkop en om aanvankelijk het neerhouden afdichtsamenstel te bedienen en andere bijbehorende apparatuur voor het uitoefenen van hydraulische druk op het 30 neerhoud- en afdichtsamenstel voor bereiken van een samen-drukinstelling van het neerhoud- en afdichtsamenstel groter dan de werkdruk van de put. De putkop is geschikt voor het opnemen van andere op elkaar gestapelde buishangers en om deze andere buishangers in de putkop neer te houden en af 35 te dichten.
De putkop heeft een doorgaande boring van 17-9/16 inch voor het doorlaten van een standaard 17½ inch boorbeitel. Om een draagvlak voor het ondersteunen van een buishanger en de drukbelasting in de putkop te verschaffen 40 wordt de huiszitting geplaatst op en verbonden met de put- 8300566 * ·4» - 6 - kop. Grendelbloktanden zijn verschaft op de putkop en huiszitting om de huiszitting te kunnen steken in de putkop en minder dan 360° te draaien om de verbinding daartussen te voltooien. De grendelblokstanden omvatten zes groepen van 5 zes tanden. De tanden zijn uit elkaar geplaatste spoedloze schroefdraden. Het draagvlak van de grendelbloktanden is groter dan het draagvlak dat is verschaft door de huiszitting voor de buishanger. Het draagvlak van de huiszitting zal de verhuizing- en pompbuisbelasting ondersteunen in aanvulling 10 aan de 1050 bar werkdruk.
De buishanger omvat een ringvormige schouder met groeven voor het doorlaten van de putvloeistoffen. Een losneembare zittingring is geschroefd op de buishangerschou-der om over de volle omtrek van 360° een aangrijping met de 15 hangerzitting te verkrijgen voor het ondersteunen van het verbuizings- en pompbuisgewicht en de drukbelasting . Een grendeldeel is aangebracht boven de buishangerschouder en kan worden geexpandeerd tot in een vergrendelingsgroef in de putkop.
20 " Het neerhoud- en afdichtsamenstel is aange bracht om de buishanger en boven het grendeldeel en de buis-hangerschouder. Het neerhoud- en afdichtsamenstel omvat een roterend deel dat roteerbaar een stilstaand deel ondersteunt. Het stilstaande deel omvat een bovenste bedieningsdeel dat 25 roteerbaar is gemonteerd op het roterende deel, een middelste afsluitdeel met een primaire metaal-op-metaal afdichting en een secondaire elastomere afdichting om de ringruimte af te dichten en een onderste nokdeel om het grendeldeel te bedienen.
30 Het afsluitdeel omvat meerdere afgeknot kegel vormige metalen schakels die met elkaar zijn verbonden door verbindingsschakels zodat ze een Z :vormen. Dit Z-vormige deel is verbonden met het bovenste bedieningsdeel en het onderste nokdeel door verbindingsschakels zodat een positieve verbin-35 dingsschakel wordt verschaft tussen het bovenste bedieningsdeel en het onderste nokdeel. De aangrenzende metalen schakels vormen ringgroeven voor het opnemen van veerkrachtige elastomere delen.
Het roterende deel is geschroefd op de buis-40 hanger zodat als het roterende deel wordt geroteerd op de 8300566 - 7 - buishanger het roterende deel omlaag beweegt, waardoor het stilstaande deel ook omlaag beweegt in de ringruimte. Aanvankelijk drukt het onderste nokdeel het grendeldeel in de vergrendelingsgroef van de putkop om de buishanger te ver-5 grendelen in de putkop. Verdere rotatie van het roterende deel drukt het middelste afdichtdeel van het stilstaande deel samen. Aanvankelijk, wanneer het Z-deel vervormd, drukken de metalen schakels de elastomers delen in afdichtende aanraking met de putkop en buishanger. Verdere samendrukking 10 van het Z-deel veroorzaakt dat de metalen schakels buigen en vervormen bij de verbindingsschakels zodat een metaal-op-metaal afdichting wordt verkregen tussen de buishanger en de putkop. De metalen schakels zijn gemaakt van een strekbaar materiaal met een strekgrens van minder dan de helft 15 van de strekgrens van het materiaal van de putkop en buishanger zodat het strekbare materiaal van het Z-deel vervormd en de toppen en dalen van de onvolkomenheden in de oppervlakken van de putkop en buishanger opvult.
Het neerlaten en plaatsen van de buishanger 20 omvat een mantel die aangrijpt op het roterende deel van het neerhoud- en afdichtsamenstel om daarop een koppel over te brengen, een doorn die is verbonden met een boorpijpkolom en een huls die telescopisch is opgenomen tussen de mantel en de doorn. De huls omvat grendels die in aanraking met de 25 buishanger worden gedrukt door de doorn in een bovenste stand. Nadat het neerhoud- en afdichtsamenstel is bediend, wordt de doorn omlaag bewogen om de grendels vrij te laten en dan omhoog bewogen om de huls in ingrijping te brengen met de mantel zodat de grendels buiten ingrijping met de buishanger 30 worden gedrukt. Afdichtingen zijn aangebracht tussen het neerlaatgereedschap en de buishanger.
Het neerhoud- en afdichtsamenstel wordt aanvankelijk bediend door rotatie van het neerlaatgereedschap via de boorpijp. Om verder de afdichting van het neerhoud-35 en afdichtsamenstel te bedienen worden eruptieafsluiterrams bediend om af te dichten met de boorpijp. Hydraulische druk wordt uitgeoefend onder de eruptieafsluiter om hydraulische druk uit te oefenen op het neerlaatgereedschap en het neer-houdafdichtsamenstel. Als de afdichting van het neerhoud-40 en afdichtsamenstel verder wordt samengedrukt beweegt het 8300566 - 8 - roterende deel van het neerhoud- en afdichtsamenstel verder omlaag op de buishanger als een voortgezet koppel wordt uitgeoefend op de boorpijp. Zodra de gewenste samendrukinstel-ling van de afdichting van het neerhoud- en afdichtsamenstel 5 is bereikt, wordt de hydraulische druk verwijderd en verhindert het roterende deel van het neerhoud- en afdichtsamenstel dat de afdichting van het. .neerhoud- en afdichtsamenstel zijn afdichtende aanraking vermindert. Een doel van de onderhavige uitvinding is het verkrijgen van een samendrukin-10 stelling van de afdichting van het neerhoud- en afdichtsamenstel die groter is dan de werkdruk van de put.
Na het verwijderen van het neerlaatgereed-schap wordt een tweede buishanger met verhuizing geplaatst boven op de eerste buishanger. Een soortgelijk neerhoud- en 15 afdichtsamenstel dat op dezelfde wijze wordt bediend, wordt aangebracht tussen de putkop en de tweede buishanger om de tweede buishanger neer te houden en af te dichten. Een derde buishanger wordt dan neergelaten in de put bovenop de tweede buishanger en evenzo wordt een neerhoud- en afdichtsamenstel 20 bediend om de derde buishanger neer te houden en af te dichten. De hangerzitting ondersteunt dus de drie buishangers en opgehangen verhuizing en weerstaat tegelijkertijd de 1050 bar werkdruk en sluit deze druk op.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de 25 bij voorkeur .toegepaste uitvoering van de uitvinding wordt nu verwezen naar de bijgaande tekeningen waarin:
Pig. 1 is een schematisch aanzicht van de omgeving van de onderhavige uitvinding.
Pig. 2A, 2B en 2C zijn doorsneden van de put-30 kop, hangersteunring, buishangerneerlaatgereedschap, pakkingen neerhoudsamenstel en een schematische afbeelding van een deel van de eruptieafsluiter voor de onderzeese put van Pig. 1.
Fig. 3 is een uiteengenomen aanzicht van de 35 grendelblokhuiszitting en een deel van de putkop van Fig. 2.
Fig. 3A is een zijaanzicht op grotere schaal van de spie die is afgeheeld in Fig. 3.
Fig. 4 is een doorsnede van het afdichtelement in de neerlaatstand en Fig. 4A is een doorsnede van het af-40 dichtelement in de afdichtstand.
8300566 * - 9 -
Fig. 5A, 5B en 5C zijn doorsneden van de put-kop met de buishangers van de 16 inch, 13-3/8 inch, 9-5/8 inch en 7 inch verbuizingskolommen geplaatst en in de neer-houdstand en in de afdichtstand.
5 De onderhavige uitvinding is een onderzees putkopsysteem voor het neerlaten, steunen, afdichten, houden en testen van een buishanger in een putkop in een olie- of gasput. Hoewel de onderhavige uitvinding kan worden toegepast in verschillende omgevingen is Fig. 1 een schematische af-10 beelding van een typische installatie van een buishanger en een verbuizingskolom volgens de onderhavige uitvinding in een putkop die is aangebracht op de zeebodem van een buiten-gaatse put.
Aanvankelijk verwijzend naar Fig. 1 is een 15 putboring 10 afgebeeld die is geboord in de zeebodem 12 onder een massa water 14 vanaf een boorvaartuig 16 dat drijft aan het oppervlak 18 van het water. Een basisconstructie of ge-leidingsbasis 20, een leibuis 22, een putkop 24, een eruptie-afsluitersysteem 26 met drukregelapparatuur en een in zee 20 geplaatste stijgbuis 28 worden neergelaten vanaf het drijvende boorvaartuig 16 en geïnstalleerd op de zeebodem 12.
De leibuis 22 kan worden gedreven in de zeebodem 12 totdat de putkop 24 rust bij de zeebodem 12 of zoals is afgebeeld in Fig. 1 een boorgat 30 kan worden geboord voor het inzetten 25 van de leibuis 22. De geleidingsbasis 20 is bevestigd om het boveneind van de leibuis 22 op de zeebodem 12 en de leibuis 22 wordt verankerd, binnen het boorgat 30 door een kolom 32 van cement om een aanzienlijk van zijn lengte. Het eruptie-afsluitersysteem wordt losneembaar verbonden door een ge-30 schikte verbinding met de putkop 24 op de geleidingsbasis 20 op de zeebodem 12 en omvat een of meer eruptieafsluiters zoals eruptieafsluiter 40. Dergelijke eruptieafsluiters omvatten een aantal afsluitpijprams, zoals pijprams 34 op de eruptieafsluiter 40, die kunnen worden bediend naar en van-35 af het eruptieafsluiterhuis in en buiten afsluitende aangrij-ping met een buisdeel, zoals boorpijp, dat zich uitstrekt door de eruptieafsluiter 40, zoals wel bekend is. De in zee geplaatste stijgbuis 28 strekt zich uit vanaf de bovenzijde van het eruptieafsluitersysteem 26 naar het drijvende vaar-40 tuig 16. Het eruptieafsluitersysteem 26 omvat "choke and 8300566 « v - 10 - kill" leidingen 36 resp. 38 die zich uitstrekken naar het oppervlak 18. Deze leidingen worden onder anderen gebruikt om de pijprams 34 van de eruptieafsluiter 40 te testen. Bij het testen van de rams 34 wordt een testplug neergelaten in 5 de put via de stijgbuis 28 om de put aan de putkop 24 af te sluiten. De rams 34 worden bediend en gesloten en druk wordt dan toegevoerd via de killleiding 38 met een klep op de choke-leiding 36 gesloten om de pijprams 34 te testen.
Boorapparatuur met inbegrip van een boorpijp 10 met een standaard 17½ inch boorbeitel wordt neergelaten door de stijgbuis 28 en de leibuis 22 om een dieper boorgat 42 te boren in de zeebodem voor de bekledingsverbuizing 44. Een bekledingsbuishanger 50, waaraan in Fig. 2C de bekledingsverbuizing 44 hangt wordt neergelaten door de leibuis 22 15 totdat de bekledingsbuishanger 50 wordt geplaatst op en verbonden met de putkop 24 zoals hierna wordt beschreven. Andere inwendige verbuizings- en pompbuiskolommen worden vervolgens geplaatst en opgehangen in de putkop 24 zoals later zal worden beschreven in verband met Fig. 5A, 5B en 5C.
20 Thans verwijzend naar Fig. 2C omvat de putkop 24 een huis 46 met een ondereind 48 met gereduceerde diameter dat een neerwaarts gerichte naar binnen taps lopende conische schouder 52 vormt. Het onde'reind 48 met gereduceerde diameter heeft een gereduceerd buisdeel54aan zijn eind dat 25 een andere kleinere neerwaarts gerichte binnenwaarts taps lopende conische schouder 56 vormt. De leibuis 22 is een pijp met een buitendiameter van 20 inch en is gelast aan het gereduceerde buisdeel 54 aan de onderzijde van de putkop 24. De leibuis 22 heeft een dikte van een half inch en 30 een inwendige boring 62 met een binnendiameter van 19 inch om aanvankelijk de boorkolom en beitel op te nemen om het boorgat 42 te boren en later om de bekledingsverbuizings-kolom 44 op te nemen zoals is afgebeeld in Fig. 1. Het put-kophuis 46 omvat een boring 60 met een diameter van ongeveer 35 18-11/16 inch, iets kleiner dan de inwendige boring 62 van de leibuis 22.
Aangebracht aan de binnenzijde van de putkop-boring 60 zijn meerdere stopgleuven 64, grendelbloktanden 66 en vier ringvormige groeven (afgebeeld in Fig. 5B) zoals 40 groef 68 die op afstand zijn geplaatst langs de boring 60 8300566 v
- 11 -V
boven de grendelbloktanden 66. De grendelbloktanden 66 hebben ongeveer een inwendige diameter van 17-9/16 inch om de standaard 17½ inch boorbeitel door te laten om het boorgat 42 te boren.
5 De putkop 24 omvat een verwijderbare buishan- gersteunzitting of grendelblokhuiszitting 70 die kan worden neergelaten in de boring 60 en verbonden met de grendelbloktanden 66. De huiszitting 70 omvat een massieve buisvormige ring 72 met een gladde binnenboring 74, uitwendige grendel-10 bloktanden 76 die kunnen ingrijpen in de inwendige grendelbloktanden 66 van het putkophuis 46, een opwaarts gerichte neerwaarts taps lopende conische zitting of steunschouder 80 voor het aangrijpen van de bekledingsbuishanger 50 en een spiesamenstel 78 om de huiszitting 70 te vergrendelen in het 15 putkophuis 46.
De boring 74 van de massieve ring 72 heeft een binnendiameter van 16,060 inch en verschaft een conische steunschouder 80 met een effectieve horizontale dikte van 1,3 inch voor het'ondersteunen van de buishanger 50. De huis-, 20 zitting 70 heeft een wanddikte die groot genoeg is om te verhinderen dat de huiszitting 70 in elkaar klapt onder een verticale drukspanning van 6300 bar. Dit is belangrijk daar de putkop 24 ten gevolge van zijn grootte, gewicht en dikte een stijf deel is in vergelijking met de huiszitting 70 die 25 een betrekkelijk buigzaam onderdeel is.
Zoals is afgebeeld in Fig. 3 omvat de huiszitting 70 meerdere groepen 82 van segmentvormige tanden 76 met grendelbloksleuven of ruimten 86 daartussen voor het opnemen van overeenkomstige groepen 88 van segmentvormige 30 tanden 66 in het putkophuis 46 zoals is afgebeeld in Fig.2C.
De segmentvormige tanden 66, 76 kunnen wel of geen spoed hebben maar zijn bij voorkeur spoedloze tanden. De tanden 66, 76 zijn niet ontworpen om in te grijpen bij rotatie van de zitting 70 voor verbinding met de putkop 24. De putkop-35 tanden 66 lopen naar binnen en naar onderen taps om het doorlaten van de beitel te vergemakkelijken. Als de schroefdraden 66 rechte schouders hadden of van het trapeziumtype waren, zouden ze kunnen aangrijpen op de beitel wanneer deze wordt neergelaten door de putkop 24 om de boring 42 voor de 40 bekledingsverbuizing 44 te boren. De schoudertanden 76 hebben 8300566
* V
, - 12 - overeenkomstige tapsheid om passend in te grijpen' in de put-koptanden 66. De groepen 82, 88 omvatten elk zes rijen van segmentvormige tanden, die ongeveer een half inch dik zijn van de basis tot het oppervlak. Het schroefdraadoppervlak ' 5 van de zes rijen van segmentvormige tanden 66, 76 overtreft het schouderoppervlak van de steunschouder 80. Een continue bovenste ringvormige flens 85 op de zitting 70 boven de tanden 76 beperkt het insteken van de tandgroepen 82 in de ruimten 87. De continue bovenste ringvormige flens 85 verhindert 10 dat de zitting 70 passeert door de putkop 24. Het onderste tandsegment 84 heeft een overmatige afmeting om een voortijdige rotatie van de zitting 70 in de putkop 24 te verhinderen totdat de zitting 70 is geplaatst op de ringvormige flens 85.
De zes rijen of groepen 82, 88 van segment-15 vormige tanden 66, 76 verschaffen een even aantal rijen om de belasting gelijkmatig te ondersteunen en verdelen. Dit ontwerp vereffent de spanningen die worden uitgeoefend op de segmentvormige tanden 66, 76. Omdat er zes groepen tanden zijn, kunnen de segmentvormige tanden 66, 76 worden verbon-20 den door de huiszitting 70 30° te draaien, dus 180° gedeeld door het aantal groepen. Als de segmentvormige tanden 66, 76 langer waren zou een grotere verdraaiing van de huiszitting 70 nodig zijn voor de verbinding. Het verdient de voorkeur dat de segmentvormige tanden 66, 76 even lang zijn, zodat 25 een maximum contact beschikbaar is om de belastingen te ondersteunen.
De segmentvormige tanden 66, 76 kunnen cirkelvormige groeven zijn met sleuven of ruimten 86, 87 voor verbinding. De segmentvormige tanden 66, 76 hebben een spoed-30 hoek 0 en zijn taps om het schroefdraadoppervlak te vergroten zodat de schroefdraden 66, 76 een grotere schuifspanning weerstaan. De tapsheid van de segmentvormige tanden 66, 76 is groter dan 30° en is bij voorkeur ongeveer 55° waardoor het schroefdraadoppervlak aanzienlijk is vergroot voor af-35 schuiving. Dit tandprofiel tracht de spanningen over alle segmentvormige tanden 66, 76 gelijk te maken zodat de tanden 66, 76 niet afzonderlijk meegeven.
De tanden 66, 76 kunnen van het trapezium-type zijn. Een rechte schouder op de tanden 66, 76 zou boor-40 sel en ander vuil vangen dat stroomt door de put. Een bij- 8300566 * ·* - 13 - komend voordeel van de grendelblokverbinding tussen de put-kop 24 en de huiszitting 70 is dat de segmentvormige tanden 76 de segmentvormige tanden 66 reinigen als de huiszitting 70 wordt gedraaid in de putkop 24. De tanden 76 duwen boor-5 sel van de tanden 66 af zodat het boorsel in de grendelblok-sleuven of ruimten 86, 87 valt.
Continue schroefdraden hebben meerdere nadelen. Schroefdraden vereisen meervoudige rotaties voor verbindingen en moeten worden gesteund doordat ze een fractie van een cen-10 timeter vallen voordat de begindelen van de schroefdraad aanvankelijk in ingrijping komen. Verder lopen de schroefdraden op een punt als ze worden geroteerd voor verbinding. De gren-delblokverbinding 70 en de putkop 24 vermijdt deze nadelen.
Als de huiszitting 70 wordt neergelaten in de putkop 24 op 15 een geschikt neerlaatgereedschap, zal het onderste tandseg-ment 84 op de zitting 70 in ingrijping komen met het bovenste tandsegment van de tandsegmenten 66 op het putkophuis 24. De zitting 70 wordt dan minder dan 30° geroteerd zodat de groepen 82 op de zitting 70 worden opgenomen in de sleuf 20 87 tussen de groepen 88 op de putkop 24. Deze val is aan zienlijk, wel 30 cm, en kan gemakkelijk worden waargenomen aan het oppervlak om te verzekeren dat de huiszitting 70 in ingrijping is gekomen met de putkop '24 en kan worden geroteerd in grendelblokingrijping. De toepassing van de gren-25 delblokverbinding volgens de onderhavige uitvinding verschaft een duidelijke aanwijzing wanneer de huiszitting 70 volledig in ingrijping is gekomen met de putkop 24. De gren-delblokverbinding volgens de onderhavige uitvinding heeft het bijkomende voordeel dat de huiszitting 70 kan worden ge-30 stoken in de putkop 24 en bij een rotatie van 30° van de huiszitting 70 een volle ingrijping kan bereiken tussen de huiszitting 70 en de putkop 24.
Thans verwijzend naar Fig. 2C, 3 en 3A omvat het spiesamenstel 78 meerdere buitenwaarts voorgespannen 35 klauwen 92 die elk verschuifbaar zijn opgenomen in een buitenwaarts gekeerde holte 94 in elk afwisselend onderste tandsegment 84 van de massieve ring 72. De klauw 92 heeft platte zijden 90, tapse boven- en onderzijden 91 en een boring 96 aan zijn binnenzijde voor het opnemen van een eind van de 40 veer 98. De vulstukken 93 zijn gemonteerd door schroeven 95 8300566 * -w - 14 - in de holte 94 aan elke 2ijde van de klauw 92 en laten een sleuf over voor de klauw 92. Het andere eind van de veer 98 grijpt aan op de bodem van de holte 94 om de klauw 92 naar buiten voor te spannen. Een stopgleuf 64 is aangebracht on-5 der alle zes groepen 88 zodat de klauw 92 wordt geplaatst op de massieve ring 72 waardoor de klauw 92 grenst aan een stopgleuf 64 in het putkophuis 46 bij de volledige ingrij-ping van de inwendige en uitwendige tanden 66, 76 van de putkop 24 en de huiszitting 70. De klauw 92 zal worden ge-10 drukt in de gleuf 64 bij de draaiing van de ring 72 in de schroefdraden 66 om daardoor de draaiing van de ring 72 stil te zetten. Een opening 102 is aangebracht door de ring 72 tot in de holte 94 om de klauw 92 te kunnen vrijmaken.
Volgens de bekende stand van de techniek was 15 de steunschouder voor de bekledingverbuizinghanger in éên geheel uitgevoerd met het putkophuis en groot genoeg om de verbuizings-. en drukbelasting te ondersteunen. Deze bekende in ëën geheel gevormde steunschouder beperkte echter de boring in het putkophuis voor de volle toegankelijkheid van 20 de boring tot de verhuizing onder het putkophuis voor het boren. Om een voldoend grote in één geheel gevormde schouder voor werkdrukken van 1050 bar toe te passen zou de boring van de in één geheel gevormde schouder een standaard 17½ inch beitel niet doorlaten. Dergelijke onderzeese putkopsys-25 temen vereisten het onderruimen.
Volgens de onderhavige uitvinding is de gren-delblokhuiszitting 70 een installeerbare steunschouder die pas moet worden geïnstalleerd in het putkophuis 46 als grotere werkdrukken optreden. De huiszitting 70 wordt niet ge-30 installeerd voordat de boorbewerking voor de bekledingsver-buizing 44 is voltooid, zodat een volle boringstoegang wordt verkregen. Daar slechts nominale werkdrukken optreden tijdens het boren voor de bekledingsverbuizing 44, is de grotere steunschouder niet nodig. Na voltooiing van het boren voor 35 de bekledirlgsverbuizing 44, wordt de grendelblokhuiszitting 70 geïnstalleerd om verbuizings- en drukbelastingen tot 1050 bar te hanteren. Een voldoende speling is dus verschaft voorafgaand aan de installering van de huiszitting 70 om een 17½ inch beitel door te laten.
40 Om de grendelblokhuiszitting 70 te installeren 8300566 ' ?- ^ - 15 - wordt de huiszitting 70 verbonden met een neerlaatgereed-schap (niet afgeheeld) door afschuifpennen, waarvan een deel is afgebeeld bij 104. Het neerlaatgereedschap op een boorkolom laat dan de huiszitting 70 neer tot in de boring '5 60 van de putkop 24 tot dat het onderste tandsegment 84 wordt geplaatst op het bovenste tandsegment van de tandseg-menten 66. De zitting 70 wordt dan geroteerd tot dat de tand-groepen 88 op de putkop 24 vallen in de grendelblok sleuven 86 en de tandgroepen 82 op de ring 72 worden opgenomen in 10 overeenkomstige sleuven 87 op de putkoptanden 66. De continue ringflens 85 wordt geplaatst op het bovenste tandsegment van de segmenten 66 in de putkop 24. De huiszitting 70 wordt dan gedraaid door de boorkolom en het neerlaatgereedschap tot dat de spieën 78 in ingrijping komen in de stopgleuven 15 64 om de rotatie stil te zetten. Een druktest kan worden uitgeoefend om te verzekeren dat de huiszitting 70 omlaag zit. Dan worden de afschuifpennen die de huiszitting 70 op het neerlaatgereedschap houden bij 104 afgeschoven om het neerlaatgereedschap vrij te maken en te verwijderen.
20 Fig. 2C illustreert de plaatsing van de be- kledingsbuishanger 50 op de grendelblokhuiszitting 70 in de putkop 24. De buishanger 50 heeft een in het algemeen buisvormig lichaam 11Q dat is voorzien van een onderste schroef-mof 112 die is geschroefd aan het bovenste stuk van de ver-25 buizingskolom 44 om de kolom 44 op te hangen in het boorgat 42, een verdikte bovensectie 114 met een buitenwaarts uitgetekende radiale ringschouder 116 en meerdere ringgroeven 120 (afgebeeld in Fig. 2B) in de binnenomtrek van het lichaam 110 voor verbinding met een neerlaatgereedschap 200 dat hier-30 na wordt beschreven.
Thans verwijzend naar Fig. 2A en 2B zijn schroefdraden 118 aangebracht vanaf de bovenzijde omlaag langs een aanzienlijke lengte van het buitenvlak van het buisvormige lichaam 110 voor aangrijping met het neerhoud-35 en afsluitsamenstel 180 dat hierna wordt beschreven.
De cementeerbewerking voor het cementeren van de bekledingsverbuizingkolom 44 in het boorgat 42 vereist een doorgang van de onderste ringruimte 130 tussen de bekledingsverbuizingskolom 44 en de leibuis 22 naar de bo-40 venste ringruimte B4 tussen de putkop 24 en de boorkolom 8300566 - 16 - 236- óm het terugkerende materiaal naar het oppervlak te laten stromen. Meerdere bovenste en onderste verticale groeven of circulatiepoorten 122, 124 zijn gevormd door de bovenste sectie 114 om vloeistof te laten stromen, zoals voor de cemen-5 teerbewerking, rondom de buishanger 50. De onderste groeven 122 vormen vloeistofkanalen door de radiale ringschouder 116 en de bovenste groeven 124 vormen vloeistofkanalen door het bovenste schroefeind van het buisvormige lichaam 110 om vloeistof rondom het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 te 10 laten passeren.
Schroefdraden 126 zijn aangebracht op de buitenomtrek van de bovensectie 114 onder de ringschouder 116 om met een schroefverbinding de van schroefdraad voorziene schouderring 128 om de hanger 50 op te nemen. De schouder-15 ring 128 heeft een neerwaarts gericht naar boven taps lopend conisch vlak 132 dat passend rust op en aangrijpt op de naar boven gerichte omlaag taps lopende conische steunschouder 80 op de grendelblokhuiszitting 70. De buishanger 50 wordt dus geplaatst op de huiszitting 70 bij aangrijping van het 20 conische vlak 132 van de hangerschouderring 128 en de huis-zittingsteunschouder 80 waardoor de huisziting 70 de resulterende bekledingsverbuizings- en drukbelasting moet weerstaan.
Putten met een werkdruk in het gebied van 25 1050 bar veroorzaken bijzondere belastingen op de putkop- steunen. Niet alleen moet de putkop het gewicht van de buis-hangers met de opgehangen verhuizing en ëên of meer pompbuishangers met de opgehangen pompbuizen ondersteunen maar de putkop moet de werkdruk van 1050 bar weerstaan en opslui-30 ten. De putkop moet dus zowel het verbuizings en pompbuis-gewicht als de drukbelasting ondersteunen. Een putkop met een werkdruk van 1050 bar moet een voldoende steun- en draagvlak hebben door het gehele putkopontwerp heen zodat de belasting niet aanzienlijk de strekgrens op verticale samen-35 drukking van het materiaal van de putkopsteunen overschreidt. Hoewel bij lagere werkdrukken materialen met een minimum strekgrens van 4900 bar zijn gebruikt, wordt een materiaal met een hogere strekgrens van minimaal 5950 bar normaal gebruikt voor putkoppen van 1050 bar. Bij aanname van een ver-40 ticale drukspanning op de putkop van 6300 bar zal de putkop 8300566 - 17 - ' '· % volgens de onderhavige uitvinding een belasting van meer dan 27.000.000 N ondersteunen daar het draagvlak ligt in het ge- 2 bied van 420-452 cm . Een dergeli;jk draagvlak moet worden aangehouden door het gehele ontwerp heen zodat de belasting 5 de strekgrens van het materiaal op verticale druk met niet meer dan 25% overtreft. Het draagvlak tussen de onderste buishanger 50 en de huiszitting 70 en tussen de huiszitting 70 en de steunende grendelbloktanden 66 op de putkop 24 moet voldoende zijn om dergelijke belastingen te ondersteunen 10 zonder de strekgrens van het materiaal op verticale druk aanzienlijk, dat wil zeggen met meer dan 25% van de strekgrens te overschreiden. Een dergelijk ontwerp is bereikt in het putkopsysteem volgens de onderhavige uitvinding.
Om een voldoende draagvlak te verzekeren tus-15 sen de buishanger 50 en de zitting 70 is de hangerschouder-ring 128 geschroefd op de radiale ringschouder 116 uitstekend van de bovensectie 114 van het buishangerlichaam 110.
De hangerschouderring 128 vormt een conisch vlak 132 van 360° voor het aangrijpen van de steunschouder 80 van de huis-20 zitting 70 en verschaft dus een volledig contact tussen de schouder 80 en het conische vlak 132. Zonder de hangerschou-derring 128 verhinderen de groeven of circulatiepoorten 122 door de schouder 116 een draagvlak van 360° tussen de hanger 50 en de huiszitting 70. De aangrijping tussen de steunschou-25 der 80 en het conische vlak 132 verschaft een overmatig draagvlak dat is bepaald door de putkopbinnendiameter van 17-9/16 inch en de binnendiameter van de huiszitting 70 van 16,060 inch. Het draagvlak tussen de schouder 80 en het oppervlak 2 132 is ongeveer 452 cm en laat toe dat dit draagvlak meer 30 dan 27.000.000 N belasting ondersteunt.
De inwendige en uitwendige grendelbloktanden 66, 76 van de putkop 24 en de huiszitting 70 zijn ook ontworpen om een voldoende draagvlak te verschaffen om de boven beschreven verwachte belasting te ondersteunen. Zoals 35 eerder is beschreven omvatten de grendelbloktanden 66, 76 zes groepen 82, 88 van tanden die zijn aangebracht op de putkop 24 en de huiszitting 70. Elke groep 82, 88 omvat zes tanden 66, 76 om de belasting te ondersteunen. Het draagvlak van de grendelbloktanden 66, 76 is groter dan het draagvlak 40 tussen de schouder 80 en het conische vlak 132. Het aantal 8300566 - 18 - tanden is bepaalde door het verlies van draagvlak ten gevolge van de zes ruimten 86, 87 voor het opnemen van de overeenkomstige groepen 82, 88 tijdens de installatie.
Weer verwijzend naar Fig. 2C heeft de radiale 5 ringschouder 160 die uitsteekt aan de.bovensectie 114 van het hangerlichaam 110 een bovenwaarts gericht omlaag en naar buiten taps lopend conisch nokvlak 136 met een ringvormige uitsparingsgroef 138 die zich omhoog uitstrekt aan zijn basis. Een ringkamer 142 strekt zich uit vanaf de bovenzijde 10 van de groef 138 naar een ringvormig verticaal afdichtvlak 140 dat zich uitstrekt van de groef 138 naar het ondereind van de schroefdraad 118. Een radiale ringschouder 116 is geplaatst onder de ringvormige grendelgroef 68 in het put-kophuis 46 nadat de hanger 50 is geplaatst in de putkop 24. 15 Het nokvlak 136 heeft een ringvormige onderrand die juist boven het ondereind van de groef 68 eindigt.
De buishanger 50 omvat een grendelring 144 die is geplaatst op de radiale ringschouder 116. De grendelring 144 kan een gespleten ring zijn die kan worden geex-20 pandeerd tot in de putkopgroef 68 voor aangrijping met het putkophuis 46 om de hanger 50 neer te houden en te vergrendelen in de putkop 24. De putkopgroef 68 heeft een verticale basiswand 146 met een opwaarts tapslopende wand en een neerwaarts tapslopende wand. De grendelring 144 heeft een verti-25 caal basisvlak 148 met een omlaag tapslopend vlak van de grootte van de omhoog tapslopende wand van de groef 68 en een omhoog tapslopend vlak evenwijdig aan de omlaag tapslopende wand van de groef 68, waardoor bij expansie van de grendelring 144 het verticale vlak 148 van de ring 144 aan-30 grijpt op de verticale wand 146 van de groef 68. Verder omvat de grendelring 144 omlaag gericht naar buiten en naar onderen tapslopend onderste nokvlak 152 dat met nokwerking aangrijpt op het naar boven gerichte nokvlak 136 van de radiale ringschouder 116, een binnenwaarts uitstekende ring-35 rand 154 die is opgenomen door een ringvormige uitsparing-groef 138 in de ingetrokken stand en een omhoog en naar binnen gekeerde nokkop 156 die met nokwerking kan aangrijpen op het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 dat hierna wordt beschreven. Tussen de nokkop 156 en de ringrand 154 strekt 40 zich een taps oppervlak 158 evenwijdig aan de wand van de 8300566 - 19 - kamer 142 uit.
De uitstekende ringrand 154 wordt opgenomen in de groef 138 van de buishanger 50 om te verhinderen dat de grendelring 144 uit de groef 138 wordt getrokken als de 5 buishanger 50 wordt neergelaten in de put. Het is nodig tijdens het neerlaten van de buishanger 50 dat de grendelring 144 verschillende nauwe diameters passeert zoals in de erup-tieafsluiter 40. De eruptieafsluiter 40 omvat vaak een ringvormige rubberafdichting die zich niet volledig terugtrekt 10 waardoor de buishanger 50 door de rubberafdichting heenge-drukt moet worden. Als de ringrand 144 niet was opgenomen in de groef 138, zou de grendelring 144 blijven haken aan een dergelijke nauwe diameter en slepen langs het buitenvlak. Hierdoor zou de grendelring 144 uit de groef 138 kunnen 15 worden getrokken, waardoor deze omhoog langs de buishanger 50 zou glijden tot dat de grendelring 144 in aangrijping komt met het afdichtmiddel 210. Dit zou niet alleen de bediening van het neerhoudbedieningsmiddel 212 verhinderen maar ook de .bediening van het afdichtingsmiddel 210. De ring-20 kamer 142 verschaft een speling zodat de groef 138 de ringrand 154 kan opnemen. Dit profiel verschaft ook een stap die verhindert dat de grendelring 144 een zodanige opwaartse belasting heeft als de belasting wordt geplaatst op de grendelring 144.
25 Het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 is af- gebeeld in Fig. 2B en 2C, in aangrijping met het neerhoud-gereedschap 200 en bediend in de neerhoudstand. Het neerhouden afdichtsamenstel 180 omvat een stilstaand deel 184 dat roteerbaar is gemonteerd op een roterend deel of pakkingmoer 30 182 door een vasthoudmiddel 186. De pakkingmoer 182 heeft een ringvormig lichaam met een onderste pen 188 en een kanteelvormig boveneind 198 met opwaarts uitstekende aanslagen 202. Het binnendiametervlak van de moer 182 omvat schroefdraad 204 die kan worden geschroefd op de uitwendige schroef-35 draad 118 van het buishangerlichaam 110.
Het stilstaande deel 184 heeft een ringvormig lichaam 216 en omvat een afdichtmiddel 210 om af te dichten tussen de inwendige boringwand 61 van de putkop 24 en het uitwendige afdichtvlak 140 van de buishanger 50 en een neer-40 houdbedieningsmiddel 212 om de grendelring 144 te bedienen 8300566 4 - 20 - in neerhoudende aangrijping in de groef 68 van de putkop 24. Het ringvormige lichaam 216 is een continu en in één geheel gevormd metalen deel en omvat een bovenste aandrijfdeel 218, een tussenliggend Z-deel 220 en een onderste nokdeel· 222.
5 Het bovenste aandrijfdeel 218 omvat een boven ste tegenboring 190 die roteerbaar de onderste pen 188 van de pakkingmoer 182 opneemt. Het vasthoudmiddel 186 omvat een binnenste en buitenste loopvlak in de tegenboring 190 en de pen 188, die vasthoudrolkegels of kogels 196 bevatten. Het 10 vasthoudmiddel 186 draagt geen belasting en wordt niet gebruikt om een koppel of axiale kracht over te brengen van de pakkingmoer 182 op het stilstaande deel 184. Een leger 205 is aangebracht boven het afdichtmiddel 210 en omvat leger-ringen 206, 208 die zijn aangebracht tussen de bodem van.de 15 tegenboring 190 en het ondereind van de pen 188. De leger-ringen 206, 208 hebben een lage wrijvingscoëfficient om een glijdendë aanraking daartussen toe te laten bij de bediening van het neerhoudbedieningsmiddel 212 en het afdichtmiddel 210. Het leger 205 wordt dus gebruikt om een axiale 20 kracht over te brengen van de pakkingmoer 182 op het stilstaande deel 184. De vasthoudkogels 196 houden roterend alleen het stilstaande deel 184 vast op de pakkingmoer 182. _
Het neerhoudbedieningsmiddel 212 omvat een onderste nokdeel 222 met een omlaag en naar buiten gericht 25 nokvlak 224 (afgebeeld in Fig. 2C) dat met nokwerking aangrijpt op de nokkop 156 van de grendelring 144, en een bovenste aandrijfdeel 218 en een tussenliggend Z-deel 220 voor overbrenging van de axiale kracht van de pakkingmoer 182 op het onderste nokdeel 222.
30 Het afdichtmiddel 210 omvat het Z-deel 220 en elastomere steunafdichtingen 330, 332 die hierna in detail zullen worden beschreven in verband met Fig. 4, en het bovenste aandrijfdeel 218 en het onderste nokdeel 222 om het tussenliggende Z-deel 220 samen te drukken. Het afdichtmiddel 35 210 is een combinatie van een primaire metaal-op-metaal af dichting en een secondaire elastomere afdichting. Dat de pre-maire afdichting een metaal-op-metaal afdichting is heeft het voordeel dat het niet zo snel verslechtert als een elastomere afdichting.
40 Het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 wordt 8300566 * ** - 21 - * neergelaten in de put op de buishanger 50 door een neerlaat-gereedschap 200. Het neerlaatgereedschap 200 omvat een doorn 230, die het hoofdlichaam van het gereeschap 200 is, een ver-bindingslichaam of huls 240, een mantel of buitenhuis 250 5 en een samenstelmoer 260. De doorn 230 omvat een bovenste peneind 232 met inwendige schroefdraad 234 voor verbinding met de onderste pijpsectie van de boordpijp 236 die zich uitstrekt naar het oppervlak 18 en een onderste mofeind 238 ook met inwendige schroefdraad. Boven het mofeind 238 is 10 een ringvormig groefdeel 242 met gereduceerde diameter aangebracht. Een ander deel 248 met gereduceerde diameter is aangebracht boven het groefdeel 242 en vormt een ringrand 252. Onder het bovenste peneind 232 en boven het deel 248 met gereduceerde diameter bevindt zich een derde van schroef-15 draad voorzien deel 254 met gereduceerde diameter (afgebeeld in Fig. 2A) met een diameter die kleiner is dan die van de delen 242 en 248.
Het verbindingslichaam of de huls 240 omvat een boring 246 die'telescopisch kan worden aangebracht over 20 de ringrand 252 en het mofeind 238. Het verbindingslichaam 240 wordt telescopisch opgenomen in de ringruimte die is gevormd door de doorn 230 en de mantel 250. De rand 252 omvat ringvormige afdichtgroeven 258, 262 met 0-ringen 264 resp.
266 voor afdichtende aanraking met het binnenvlak van de 25 boring 246. Het boveneind van het verbindingslichaam 240 omvat een naar binnen gerichte radiale ringflens 268 met een glijdende passing met het oppervlak van het deel 248 met gereduceerde diameter. Het ondereind van het verbindingslichaam 240 heeft een deel 270 met gereduceerde diameter 30 dat verschuifbaar kan worden opgenomen door de boring 272 van de buishanger 50. Het deel 270 met gereduceerde diameter vormt een omlaag gekeerde ringschouder 274 die aangrijpt op het boveneind 276 van de buishanger 50 bij het plaatsen van het neerlaatgereedschap 200, het neerhoud- en afdichtsamen-35 stel 180 op de buishanger 50 in de putkop 24. Het deel 270 met gereduceerde diameter heeft meerdere in de omtreksrich-ting op afstand geplaatste sleuven of vensters 278 waarin verschuifbaar segmenten of klauwen 280 zijn opgenomen die meerdere tanden 282 hebben die kunnen worden opgenomen door 40 groeven 120 van de buishanger 50 om het neerlaatgereedschap 8300566 s' - 22 - 200 te verbinden met de buishanger 50. De klauwen 280 hebben een bovenste uitsteeksel 284 dat is opgenomen in een ring-groef 186 om de bovenste binnenomtrek van de vensters 278 . Boven de vensters 278 bevinden zich meerdere afdichtgroeven 5 288, 290 met O-ringen 292, 294 die in afdichtende aanraking zijn met de afdichtboring 272 van de buishanger 50. Bij het bovenste buiteneind van het verbindingslichaam 240 bevindt zich een snapringgroef 296 waarin een snapring 298 is geplaatst die wordt gebruikt bij het samenstellen van het 10 neerlaatgereedschap 200 zoals hierna wordt beschreven. De klauwen 280 klappen terug in het groefdeel 242 nadat het onderste mofeind 238 is bewogen in de onderste stand, zoals is afgeheeld, bij het uitoefenen van een koppel op het gereedschap 200 om het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 in 15 te stellen.
De mantel of buitenhuis 250 omvat een in het algemeen buisvormig lichaam met een bovenste naar binnen gekeerd radiaaldeel 300, een middelste deel 302, een over-gangsdeel 304 en een onderste bedieningsdeel 306. De delen 20 300, 302, 304 en 306 grenzen aan elkaar en hebben afmetingen om telescopisch het boveneind 276 van de buishanger 50 op te nemen, het verbindingslichaam 24Oi-_en_ de doorn 230. Het onderste bedieningsdeel 306 heeft een kanteelvormig Ondereind 308 dat ingrijpt in het bovenste kanteelvormige eind 25 198 van de pakkingmoer 182 waardoor een koppel kan worden overgebracht van het neerlaatgereedschap 200 op het neerhoud- en afdichtsamenstel 180. De binnendiameter van het bedieningsdeel 306 is groot genoeg om vrij te lopen van de buitendiameter van de schroefdraad 118 op de buishanger 50. 30 Het middelste deel 302 neemt verschuifbaar het verbindingslichaam 240 op. Het deel 302 omvat een inwendige ringgroef 310 die de op het verbindingslichaam 240 gemonteerde snapring 298 opneemt bij het loskoppelen van het neerhoudgereedschap 200 van het neerhoud- en afdichtsamenstel 35 180 en de buishanger 50 zoals hierna wordt beschreven. Het deel 302 heeft meerdere schroefdraadboringen 312 die zich uitstrekken vanaf zijn buitenomtrek naar de groef 310 waardoor bouten (niet afgebeeld) kunnen worden geschroefd in de groef 301 om te verhinderen dat de snapring 298 in in-40 grijping komt met de groef 310 tijdens het terugstellen van 8300566 % - 23 - ' het neerlaatgereedschap 200 op een andere buishanger. De snapring 298 heeft een bovenste nokvlak 316 dat aangrijpt op de einden van de bouten. Zodra het verbindingslichaam 240 is opgenomen in het bovenste deel van de ringzone die is gevormd 5 door de buitenhuis 250 en de doorn 230 waardoor de snapring 298 boven de ringgroef 310 ligt, kan het verbindingslichaam 240 niet worden verwijderd zonder dat de snapring 298 in de groef 310 grijpt. Om het verbindingslichaam 24Q te verwijderen na het terugstellen van het neerlaatgereedschap 200 worden 10 dus bouten geschroefd in de boringen 312 om de groef 310 te sluiten en te verhinderen dat de groef 310 de snapring 298 opneemt. Hierdoor kan het verbindingslichaam 240 omlaag bewegen op de doorn 230 voor verbinding met een andere buishanger .
^ Het overgangsdeel 304 verbindt het bedienings- deel 306 en het middelste deel 302 om een aanpassing te verschaffen voor de diameterverandering. Stromingspoorten 318 zijn aangebracht in het overgangsdeel 304 om .terugkerend cement door de buitenhuis 250 in de ringruimte 134 te laten 20 stromen.
Het radiale bovendeel 300 heeft een kanteelvormig ringvormig binnenvlak dat een spieverbinding 320 "—— vormt met de doorn 230 om een koppel over te brengen. ...
Thans verwijzend naar Fig. 2A en 2B heeft 25 de samenstelmoer 260 inwendige schroefdraad 324 voor een schroefverbinding bij 322 met schroefdraad 235 van het deel 254 met gereduceerde diameter van de doorn 230. Het onder-eindvlak van de samenstelmoer 260 drukt tegen het boveneind van de buitenhuis 250 om de buitenhuis 250 op de doorn 230 30 te houden.
In bedrijf is de pakkingmoer 182 slechts gedeeltelijk geschroefd op schroefdraad 118 aan de bovenzijde van de buishanger 50 zodat de doorn 230 is gemonteerd in de neerlaatstand op de buishanger 50. In de neerlaatstand ligt 35 de ringrand 252 aan tegen de schouder 269 die is gevormd door de radiale ringflens 268 op het verbindingslichaam 240.
Het buisvormige buitenvlak van het mofeind 238 grenst aan en is in aangrijping met de binnenzijde van de klauwen 280 waardoor de tanden 282 worden gedrukt in de groeven 120 van 8300566 - 24 - ' van de buishanger 50 waardoor de ontkoppeling van het neer-laatgereedschap 200 en de buishanger 50 wordt verhinderd, terwijl deze worden neergelaten in de put op de boorpijp 236. De neerlaatstand van het neerlaatgereedschap 200 is 5 niet afgebeeld in de Fig.
Na het plaatsen van het vlak 132 van de schouderring 128 van de buishanger 50 op de steunschouder 80 van de huiszitting 70 in de putkop 24 wordt de bekledings-verbuizing 44 op zijn plaats gecementeerd in het boorgat 42. 10 Nadat de cementeerbewerking is voltooid, wordt het neerlaatgereedschap 200 gedraaid en wordt een koppel overgebracht op het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 om het neerhoud- en afdichtsamenstel 180 te bedienen in de neerhoudstand die is afgebeeld in Fig. 2B en 2C. De draaiing van de boorpijp 236 15 aan het oppervlak 18 veroorzaakt dat de doorn 230 draait, die de buitenhuis 250 draait door middel van de spieverbin-ding 320. Het koppel van de buitenhuis 250 wordt overgebracht op de pakkingmaer 132 aan de kanteelvormige verbinding van de aanslagen 202 van de moer 182 en het ondereind 308 van de 20 huls 250. De pakkingmoer 182 plaatst een axiale belasting op het neerhoud- en afdichtsamenstel 180, waardoor hét nok-deel 222 van_het neerhoudbedieningsmiddel 212 met nokwerking in aangrijping komt met~3e~Tiokkop 156 van de grendelring 144. Deze nokwerking expandeert de grendelring 144 in de putkop-25 groef 68 voor aangrijping met het putkophuis 46 om de buishanger 50 in de putkop 24 neer te houden en te vergrendelen zoals is afgebeeld in Fig. 2. Het afdichtmiddel 210 is nog niet bediend om af te dichten tussen de bovenste ringruimte 134 en de onderste ringruimte 130. De grendelring 144 ver-30 eist slechts een vooraf bepaalde nokbelasting voor bediening en heeft derhalve een vooraf bepaalde samentrekspanning. Het afdichtmiddel 210 is in dwarsdoorsnede ontworpen om de verzekeren dat het afdichtmiddel 210 niet voortijdig zal worden samengedrukt bij de bediening en nokwerking van de grendel-35 ring 144 door het neerhoudbedieningsmiddel 212. De belasting die is vereist om het afdichtmiddel 210 samen te drukken is aanzienlijk groter dan die welke is vereist om de grendelring 144 te expanderen en bedienen. De doorn 230 beweegt omlaag met de mantel 250 bij de bediening van het neerhoud-40 en afdichtsamenstel 180. Deze neerwaartse beweging van de 8300566 - 25 - » * doorn 230 maakt de klauwen 280 vrij.
Voor een beschrijving van het afdichtmiddel 210 zal nu worden verwezen naar Fig. 4 en 4A, die het afdichtmiddel 210 in de neerlaat- en vasthoudstand resp. de 5 afdichtstand tonen. Het afdichtmiddel 210 omvat een metalen Z-deel 220, bovenste en onderste elastomere delen 330 resp. 332 en een bovenste aandrijfdeel 218 en een onderste nokdeel 222 om het Z-deel 220 en de elastomere delen 330, 332 samen te drukken. Het metalen ringvormige Z-deel 220 omvat meer-10 dere ringvormige schakels 334, 336, 338 die met elkaar zijn verbonden door ringvormige metalen verbindingsringen 340, 342 en zijn verbonden met het bovenste aandrijfdeel 218 door de bovenste metalen verbindingsring 344 en met het onderste nokdeel 222 door de onderste metalen verbindingsring 346.
15 De schakels 334, 336, 338 samen met de ver bindingsringen 340, 342, 344 en 346 vormen een positieve verbindingsschakel van de onderzijde naar de bovenzijde tussen het onderste nokdeel 222 en het bovenste aandrijfdeel 218. Deze positieve verbindingsschakel veroorzaakt dat 20 de schakels 334, 336 en 338 in een schuinere losgemaakte stand ten opzichte van de putkop 24 en de buishanger 50 bewegen bij het terugtrekken en ontkoppelen van het afdichtmiddel 210 en het bedieningsmiddel 212 uit de putkop—24. Verder verschaft deze positieve verbindingsschakel een me-25 talen verbinding die zich uitstrekt vanaf het aandrijfdeel 218 naar het onderste nokdeel 222 om een positieve opwaartse belasting te kunnen uitoefenen op het onderste nokdeel 222 bij het ontkoppelen. Behalve voor het voordeel van dit terugtrekken zijn de verbindingsringen 340, 342, 344 en 346 niet 30 vereist.
De verbindingsringen 344, 346 bij het aandrijfdeel 218 resp. het nokdeel 222 moeten een minimum lengte hebben om een afdichtende aanraking met de ringvormige schakels 334 en 338 te verzekeren. Als de verbindingsringen 344, 35 346 te kort zijn, zal er onvoldoende buiging zijn om de scha kels 334 en 338 in aanraking te brengen met de oppervlakken 61 resp. 140. Omdat het aandrijfdeel 218 en het nokdeel 222 massief zijn in vergelijking met de verbindingsringen 344, 346, zullen de betrekkelijk massieve delen 218, 222 niet bui-40 gen en de afdichtende aangrijping van de schakels 334, 338 8300566 \ ' - 26 - toelaten. Het is dus belangrijk dat de verbindingsringen 344, 346 deze buiging toelaten. De verbindingsringen 340, 342, 344 en 346 vormen een plaatselijk contactpunt met hoge spanning langs het metalen Z-deel 220.
5 Het metalen Z-deel is gemaakt van zeer zacht strekbaar staal zoals roestvrijstaal 316. Dit metaal moet een strekgrens van ongeveer 2800 bar hebben. Deze strekgrens is minder dan de helft van de strekgrens van ongeveer 5950 bar van het materiaal voor de putkop 24 en de hanger 50. Bij 10 afdichtende aanraking van het metalen Z-deel 220, vervormt het metalen Z-deel 220 plastisch terwijl het oppervlak 61 van de putkop 24 en het oppervlak 140 van de hanger 50 de neiging hebben om elastisch te vervormen. Als er een onvolkomenheid in de oppervlakken 61, 140 is, zal de strekbaar-15 heid van het materiaal van het ringvormige Z-deel 220 toelaten dat dit materiaal vervormd wordt of vloeit in de toppen en dalen van de onvolkomenheden van de oppervlakken 61, 140 om een metaal-op-metaal afdichting met hoge samendruk-king te verkrijgen. Het metalen Z-deel 220 kan dus in af-20 dichtende aanraking met de wanden 61, 140 van de putkop 24 resp. de buishanger 50 worden gedrukt bij bediening.
De bovenste, tussenliggende en onderste ring-~~vormige schakels 334, 336 resp. 338 hebben elk een diamantvormige doorsnede. Daar de doorsnede van de schakels 334, 25 336, 338 althans nagenoeg hetzelfde is, zal een beschrijving van de schakel 336 dienen als een beschrijving van de schakels 334,338. De ringvormige schakel 336 omvat althans nagenoeg evenwijdige ringvormige boven- en onderzijden 348 resp. 350, waarbij de bovenzijde 348 in het algemeen omhoog is 3Ό gericht en de onderzijde 350 in het algemeen omlaag is gericht, althans nagenoeg evenwijdige ringvormige binnen- en buitenzijden 352 resp. 354 waarbij de buitenzijde 352 radiaal buitenwaarts is gericht en de binnenzijde 354 radiaal binnenwaarts is gericht, en evenwijdige ringvormige binnenste en 35 buitenste afdichtcontactranden 356 resp. 358. De ringvormige schakels 334, 338 hebben vergelijkbare boven- en onderzijden, binnen- en buitenzijden en binnenste en buitenste afdichtcontactranden .
In de neerhoudstand, worden de afdichtcontact-40 randen van de schakels 334, 336, 338 althans nagenoeg even- 8300566 . 0 - 27 - wijdig vervormd met de boringwand 61 van het putkophuis 46 en de buitenwand 140 van de buishanger 50. De bovenste ver-bindingsring 344 strekt zich uit van het ondereind 364 van het bovenste aandrijfdeel 218 naar de bovenzijde 335 van de 5 bovenste schakel 334 om een ringvormig kanaal 366 te vormen.
De metalen verbindingsring 340 strekt zich uit van de onderzijde 337 van de bovenschakel 334 naar de bovenzijde 348 van de tussenliggende schakel 336 op een ringvormig kanaal 368 te vormen en de metalen verbindingsring 342 strekt zich uit 10 van de onderzijde 350 van de tussenliggende schakel 336 naar de bovenzijde 339 van dè onderschakel 338 om een ringvormig kanaal 370 te vormen. De onderste verbindingsring 346 strekt zich uit vanaf de onderzijde 34l van de onderste schakel 338 naar het boveneind 372 van het onderste nokdeel 222 om een 15 ringvormig kanaal 374 te vormen. De ringvormige kanalen 366, 368, 370 en 372 tussen aangrenzende randen zorgen om het buigen van het Z-deel 220 op voorafbepaalde plaatsen te bereiken, namelijk bij de verbindingsringen 340, 342, 344 en 346. Het ondereind 364 van het aandrijfdeel 218 is althans nagenoeg 20 evenwijdig met de bovenzijde 335 van de bovenschakel 334 en het boveneind 372 van het nokdeel 222 is althans nagenoeg evenwijdigLmet jie onderzijde 341 van de onderste schakel 338.
In de neerlaat- en neerhdddstanden hebben de buitenste en binnenste afdichtcontactranden dezelfde diameter als de bui-25 ten- en binnendiameters van het bovenste aandrijfdeel 218 resp. het onderste nokdeel 222.
De bovenste en onderste elastomere delen 330, 332 zijn gevormd in overeenstemming met de vorm van de door de schakels 334, 336, 338 gevormde ringgroeven 376, 378 en 30 zijn verbonden met de schakels 334, 336, 338. De bovenste en onderste elastomere delen 330, 332 hebben buitenste en binnenste ringvormige verticale afdichtvlakken 380 resp. 382, die afdichtend kunnen aangrijpen op de boringwand 61 en de buitenwand 140 in de afdichtstand. De ringvormige boven- en 35 onderranden die zijn gevormd door de afdichtvlakken 380, 382 zijn afgeschuind om een vervorming van de delen 330, 332 in de afdichtstand toe te laten bij samendrukking. De elastome-redelen 330, 332 zijn ook afgeschuind om een voorafbepaalde vervorming van de delen 330, 332 tussen de schakels 334, 336, 40 338 toe te laten. Hoewel de doorsneden van de elastomere de- 8300566 \ - 28 - len 330, 332 althans nagenoeg hetzelfde is, kan het binnenste elastomere deel 332 meer zijn afgeschuind of afgesneden dan het buitenste elastomere deel 330 om een voortijdige extrusie van de delen 330, 332 te vermijden voordat de scha-5 kels 334, 336, 338 een anti-extrusieafdichting vormen met de boringwand 61 van de putkop 24 en het buitenste afdicht-vlak 140 van de puthanger 50.
Het verdient de voorkeur dat het afdichtmid-del 210 tenminste drie schakels omvat. Dit aantal verdient 10 de voorkeur omdat -het een anti-extrusieschakel verschaft voor elke zijde van de elastomere delen 330, 332. Ook verschaffen de drie schakels 334, 336, 338 een symmetrisch ontwerp. Het afdichtmiddel 280 zou echter een of meer schakels kunnen omvatten en zou wel een serie schakels kunnen omvat-15 ten die meerdere elastische delen opsluiten. De oppervlakken 364 en 372 van het aandrijfdeel 218 resp. het onderste nokdeel 222 zouden bij voorkeur taps zijn uitgevoerd in dezelfde richting als de aangrenzende schakels zoals de schakels 334 en 338 die zijn afgebeeld in het bij voorkeur toe-20 gepaste ontwerp.
De diamantvormige doorsnede van de schakels 334, 336, 338 laat toe dat het middelste deel van de schakels 334, 336, 338 zeer stijf is. Omdat een dik middendeel is verschaft, zullen de gereduceerde zones aan de einden van de 25 schakels 334, 336, 338 de zone vormen, die zal meegeven of buigen zoals de zone aangrenzend aan de verbindingsringen 340, 342, 344, 346. Het is niet wenselijk dat de schakels 334, 336, 338 buigen of meegeven aan hun middelste deel. De bijzondere diamantvormige doorsnede die is afgebeeld treedt 30 echter slechts op ten gevolge van het gemak van fabrikage van deze vorm. De schakels 334, 336 en 338 zouden een continue convexe of ellipsvormige vorm kunnen hebben. Deze vorm kan worden aangeduid als frustoconoidisch. Dit verschaft een uitstekend middelste deel. Als de doorsnede van de schakels 35 334, 336, 338 dezelfde dikte had, zouden de schakels 334, 336, 338 de neiging kunnen hebben om te buigen aan hun middelste deel. Hoewel de schakels 334, 336, 338 bij voorkeur een verdikt middelste deel hebben om het punt van buiging aan de randen voor een vooraf bepaalde plastische deformatie 40 te verkrijgen en te verzekeren dat er geen vervorming is aan 8300566 - 29 - het midden van de schakels 334, 336, 338, kunnen de schakels 334, 336, 338 afgeknot kegelvormige metaalringen zijn met een doorsnede van gelijke dikte in plaats van frustoconoi-dische ringen.
5 Thans verwijzend naar Fig. 4 en 4A illustreert
Fig. 4A het afdichtmiddel 210 in de afdichtstand. Het af-dichtmiddel 210 wordt samengedrukt als het neerhoudbedienings-middel 212 de grens van zijn beweging bereikt tegen de gren-delring 144 en de pakkingmoer 182 zijn neerwaartse beweging 10 op de schroefdraad 118 van de buishanger voortzet zoals is afgebeeld in Fig. 2B en 2C.
Het metaal-op-metaal afdichtmiddel 210 wordt in serie bediend van onderen naar boven. Met andere woorden buigt en vervormt de onderste ringschakel 338 het eerst bij 15 samendrukking van het afdichtmiddel 210 en is deze de eerste schakel die in afdichtend contact komt met het oppervlak 61 en het oppervlak 140. Deze seriebediening verdient de voorkeur om het slepen van de bovenste ringvormige schakels 334, 336 langs de oppervlakken 61, 140 te beperken bij bediening 20 als de bovenste schakels 334, 336 eerder afdichtend contact maakten dan de onderste schakel 338. Het verdient de voorkeur dat er een gebalanceerde kracht wordt uitgeoefend op ~~&e--bovenste ringvormige schakel 334.
De elastomere delen 330, 332 verschaffen de 25 aanvankelijke afdichting. De elastomere afdichtingen 330, 332 komen in aanraking met de oppervlakken 61, 140 voordat de randen van de ringvormige schakels 334, 336, 338 in aanraking komen met de oppervlakken 61, 140. Geen extrusie van de elastomere afdichtingen 330, 332 moet optreden voorbij 30 de randen bij de aanvankelijke samendrukinstelling van enkele honderden bar, dat wil zeggen 210 bar, van het afdichtmiddel 210. De schakels 334, 336, 338 vormen een steun voor de delen 330 en 332, een anti-extrusiemiddel voor deze delen en zijn een vasthoudorgaan voor deze delen. Daarom is het 35 gewenst dat de randen van de schakels 334, 336, 338 aangrijpen op de oppervlakken 61, 140 voordat de elastomere delen 330 en 332 worden geextrudeerd voorbij de aangrenzende randen. Het is ongewenst dat deze extrusie voorbij de randen plaatsvindt eerder dan het afdichtend contact van de randen 40 daar elastomeer materiaal tussen de randen en de oppervlakken 8300566 - 30 - 60, 140 schadelijk kan zijn voor de afdichtende aangrijping van de schakels 334, 336, 338. Zoals is afgebeeld en beschreven is het volume van het elastomere materiaal in de delen 330 en 332 dus berekent en voorafbepaald zodat de randen de 5 oppervlakken 60, 141 aanraken voorddt extrusie van de delen 330, 332 zou kunnen plaatsvinden.
De schakels 334, 336, 338 zijn dun genoeg ontworpen om in afdichtende aanraking te worden vervormd bij een samendrukinstelling van enkele honderden bar. De ver-10 bindingsringen 340, 342, 346 vormen spanningspunten of zwakke zones om het ringvormige Z-deel 220, die de buiging van het Z-deel 220 plaatsen op voorafbepaalde punten om te veroorzaken dat de binnen- en buitenranden van het Z-deel 220 op de juiste wijze op afdichtende wijze in aanraking komen 15 met de boringwand 61 en de buitenwand 140. Bij bediening worden de randen op de boringwand 61 en buitenwand 140 gedrukt om een metaal-op-metaal afdichting tussen de putkop 24 en de buishanger 50 te vormen waardoor de bovenste ring-ruimte 134 wordt afgedicht ten opzichte van de onderste ring-20 ruimte 130 van de put. Het afdichtmiddel 210 is ontworpen om de verzekeren dat er geen vloeistofkanaal of lekweg is tussen de oppervlakken 61 en 140.
In de afdichtstand buigt de onderste schakel 338 aan de verbindingsring 346, waardoor de buitenzijde 343 25 van de onderste schakel 338 omlaag beweegt en aangrijpt op het boveneind 372 van het onderste nokdeel 222.
De tapsheid van het oppervlak 372 van het onderste nokdeel 222 vormt een aanvankelijke beginvervormings-hoek voor de onderste ringvormige schakel 338. Het oppervlak 30 372 verzekert ook dat de schakel 338 niet horizontaal wordt zodat het losraken van de schakel 338 bij het verwijderen van het afdichtmiddel 210 wordt verhindert. Als het ondereind 364 van het aandrijfdeel 218 omlaag beweegt, buigt de bovenste schakel 334 aan de verbindingsring 344 waardoor de bin-35 nenzijde 333 van de bovenste schakel 334 aangrijpt op het ondereind 364 als het ondereind 364 het Z-deel 220 samendrukt. De tussenliggende schakel 336 beweegt uit zijn schuine stand in een meer horizontale stand. De elastomere delen 330, 332 worden samengedrukt tussen de schakels 334, 336, 40 338 en grijpen op afdichtende wijze aan op de boringwand 61 8300566 - 31 - τ > en de buitenwand 140. De binnenranden van de schakels 334, 336 maken ringvormig afdichtend contact met de buitenwand 140 van de buishanger 50 bij 380, 382 en 384 en de buitenranden van de schakels 334, 336, 338 maken ringvormig af-5 dichtend contact met de boringwand 61 van de putkop 24 bij 386, 388 en 390. Het afdichtmiddel 210 bereikt dus een zespuntig ringvormig metaal-op-metaal afdichtcontact. Het af-dichtcontact van de binnen- en buitenranden maakt dat de schakels 334, 336, 338 anti- extrusleringen worden voor de 10 elastomere delen 330, 332. De elastomere delen 330, 332 dienen als steunafdichtingen voor de metalen afdichtingen.
Als de schakels 334, 336, 338 uit hun schuine stand naar een meer horizontale stand bewegen bij bediening, beweegt elk eind of elke binnen- en buitenrand van de scha- · 15 kels 334, 336, 338 in aanraking met de boringwanden 61 en 140. Het is niet de bedoeling dat de schakels 334, 336, 338 horizontaal worden. Het is belangrijk dat de binnen- en buitenranden van de schakels 334, 336 en 338 gespannen worden tussen de boringwand 61 van de putkop 24 en de buitenwand 20 140 van de buishanger 50. De binnen- en buitenrand van elke schakel ondervinden de reaktie van de draaglast van de andere. Bijvoorbeeld, als de binnenrand 356 van de schakel 336 drukt tegen de buishangerwand 140 veroorzaakt dit contact een reaktiekracht op de buitenrand 385 die de buitenrand 25 385 naar de putkopboringwand 61 beweegt. Als elke schakel geen tegenoverliggende rand had, zou de schakel verder omlaag bewegen tot dat zijn zijde aangreep op een aangrenzende schakel in plaats van te bewegen in afdichtende aanraking met de wand 61 of 140. Dit drukken tegen de binnen- en bui-30 tenranden maakt het noodzakelijk dat het uitknikken of buigen in het middelste deel van de schakel wordt verhinderd. Daarom vereist de diamantvormige doorsnede dat het middelste deel van de schakel zo stijf is dat deze niet kan knikken of zichzelf ontlasten. Verder, als de schakels 334, 336 35 338 horizontaal konden worden, zouden de toleranties tussen de binnendiameter van de putkop 24 en de buitendiameter van de buishanger 50 kritisch worden. Als de schakels 334, 336, 338 niet horizontaal maar schuin staan, is het ook makkelijker om het Z-deel 220 los te maken bij het uittrekken van 40 het afdichtmiddel 210. Het oppervlak 364 van het aandrijf- 8300566 \ - 32 - deel 218 en het oppervlak 372 van het onderste nokdeel 222 zijn taps om te verhinderen dat de schakels 334 resp. 338 horizontaal worden.
Het zal duidelijk zijn dat de elastomere af-5 dichtingen 330, 332 niet nodig zijn wanneer de randen van de schakels 334, 336, 338 voldoende de oppervlakken 61 van de putkop 24 en 140 van de buishanger 50 aanraken om een hydraulische druk te kunnen uitoefenen in de ringruimte 134. De delen 330 en 332 kunnen dus bij sommige toepassingen wor-10 den weggelaten waar een lege ruimte zal zijn tussen de schakels 334, 336 en 338. Ook zal het duidelijk zijn dat de delen 330 en 332 kunnen worden vervangen door een afstandhouder die een voorafbepaalde mate van samenklapping of vervorming van de schakels 334, 336, 338 toelaat. Zoals in de onderha-15 vige uitvoeringsvorm beschreven is worden de elastomere delen 330 en 332 een dergelijke afstandhouder. Ook is de onderhavige uitvinding niet beperkt tot een elastomeer materiaal.
De delen 330 en 332 kunnen zijn gemaakt uit andere veerkrachtige materialen zoals Grafoil, een geheel uit grafiet 20 bestaand pakkingmateriaal .dat wordt vervaardigd door DuPont. Grafoil kan in het bijzonder worden gebruikt wanneer brandweerstand vereist is. "Grafoil" is beschreven in de publicaties "Grafoil - Ribbon-Pack, Universal Flexible Graphite Packing for Pumps and Valves" door F.W. Russell (Precision 25 Products) Ltd., Great Runmow, Essex, Engeland, en "Grafoil Brand Packing"· door Crane Packing Company of Morton Grove, Illinois. Deze publicaties worden hierin opgenomen bij verwijzing.
Het zal ook duidelijk zijn dat als een metaal-30 op-metaal afdichting niet gewenst is, de kanalen 368, 370 en 374 kunnen worden gebruikt om elastomeer materiaal te voeren naar de oppervlakken 61 en 140 om een primaire elastomere afdichting te verschaffen in plaats van een primaire metaal-op-metaal afdichting zoals beschreven is in de bij 35 voorkeur toegepaste uitvoering. Als de elastomere afdichtingen 330, 332 de primaire afdichtingen zijn, worden de ringvormige schakels 334, 336, 338 de primaire steun voor de elastomere afdichtingen 330, 332. Deze schakels zouden bekrachtigde steunringen worden voor de delen 330, 332. In een 40 dergelijk geval zouden de steunafdichtingen niet omlaag op 8300566 - 33 - Τ ' ' - ...... ·. · - ....... -- hun plaats glijden.
De onderhavige uitvinding is ontworpen voor werkdrukken van 1050 bar en daarom is het het doel van de onderhavige uitvinding om een 1400 bar samendrukinstelling 5 op het afdichtmiddel 210 te bereiken, waardoor het afdicht-middel 210 wordt voorbekrachtigd boven de verwachte werkdruk.
Voor het bereiken van een samendrukinstelling van 1400 bar wordt het afdichtmiddel 210 bedient door een combinatie van een koppel en een hydraulische druk. Aanvan-10 kelijk wordt een beginkoppel van ongeveer 13.500 Nm uitgeoefend op de boorpijp 236 aan het oppervlak 18. Tongen worden gebruikt om de boorpijp 236 te roteren zodat het koppel wordt overgebracht op het neerlaatgereedschap 200 en dan een axiale kracht op het afdichtmiddel 210. In het bijzonder ro~ 15 teert de boorpijp 236 de doorn 230 die op zijn beurt de buitenhuis 250 roteert door middel van de spieverbinding 320. De buitenhuis 250 drijft de pakkingmoer 182 aan door middel van de kanteelvormige verbinding van de lippen 198, 308. De pakkingmoer 182 drukt tegen het aandrijfdeel 28 door 20 overbrenging van de axiale kracht via het leger 205. Daar het neerhoudbedieningsmiddel 212 eerder de grens van zijn neerwaartse beweging tegen de grendelring 144 heeft bereikt bij het bewegen naar de neerhoudstand, worden het afdichtmiddel 210 en in het bijzonder het Z-deel 220 samengedrukt 25 tussen het aandrijfdeel 218 en het onderste nokdeel 222. Dit koppel levert een axiale kracht van ongeveer 675.000 N.'
Als het Z-deel 220 wordt samengedrukt tussen het aandrijfdeel 218 en het onderste nokdeel 222, worden de elastomere delen 330, 332 samengedrukt tussen de schakels 30 334, 336, 338 als de schakels 334, 336, 338 bewegen in een meer horizontale stand. Als deze samendrukking optreedt beginnen de elastomere delen 330, 332 de groeven geheel op te vullen die zijn gevormd tussen de schakels 334, 336, 338 die elastomere delen 330, 332 opnemen. De hoeveelheid elastomeer 35 materiaal van de elastomere delen 330, 332 is vooraf zo bepaald dat als de schakels 334, 336, 338 bewegen in een meer horizontale stand, de schakels 334, 336, 338 een voldoende contact met de boringwand 61 van de putkop 24 en de buitenste boringwand 140 van de buishanger 50 bereiken om te funktio-40 neren als metalen anti-extrusiemiddelen om de extrusie van 8300566 ' ' / - 34 - de elastomere afdichtingen 330, 332 te verhinderen. In het bijzonder verhinderen de ringvormige contactzones 382, 384 aan de binnenzijde de extrusie van de elastomere delen 332 aan de binnenzijde en de verhinderen de ringvormige contact-5 zones 386, 388 de extrusie van het elastomere deel 330 aan de buitenzijde. Een aanvankelijk anti-extrusie afdichting wordt dus bereikt door de schakels 334, 336, 338 voordat de elastomere delen 330, 332 kunnen worden geextrudeerd voorbij hun aangrenzende ringvormige afdichtcontactzones. Het 10 is belangrijk dat de elastomere delen 330, 332 het juiste volume elastomeer materiaal en de juiste vorm hebben zodat bij samendrukking van- het afdichtmiddel 210 metaal anti-ex-trusiecontact wordt bereikt voor de extrusie van de elastomere delen 330, 332 voorbij de contactzones 382, 384, 386 15 en 388.
Het bijzondere doel van het aanvankelijke koppel is de elastomere steunafdichtingen 330, 332 in te stellen en niet een metaal-op-metaal afdichting tussen de oppervlakken 61, 140 van de putkop 24 resp. de buishanger 20 50 te bereiken. Het aanvankelijke koppel is niet in staat om volledig het metaal-op-metaal afdichtmiddel 210 te bedienen ten gevolge van wrijvingsverliezen in de stijgbuis, het eruptieafsluitersysteem, de boorpijp zelf en meer in het bijzonder ten gevolge van verschillende schroefbelas-25 tingen zoals aan de schroefdraden 118. Deze wrijvingsverlie- zen beperken de samendrukbelasting die kan worden uitgeoe-......
fend op het afdichtingsmiddel 210 door de boorpijp 236.
Om de gewenste samendrukinstelling van het afdichtmiddel 210 te bereiken wordt een hydraulische druk 30 gecombineerd met het koppel om de metaal-op-metaal afdichtingen van het afdichtmiddel 210 in te stellen. Thans verwijzend naar Fig. 2A en 2B is de eruptie-afsluiter 40 schematisch afgebeeld en omvat deze rams 34 met kill line 38 die in verbinding staat met de ringruimte 134 onder de erup-35 tie-afsluiterrams 34. Op gebruikelijke wijze is de kill line 38 geplaatst onder de onderste ram. Als de choke line 36 om enige reden de onderste leiding in de eruptie-afsluiter 40 was, zou de hydraulische druk worden uitgeoefend via de choke line 36.
40 Bij het uitoefenen van druk via de kill line 8300566 - 35 - 38 en in de ringruimte 134 is het nodig de ringruimte 134 af te dichten. In Pig. 2A wordt opmerkt dat de kill line 38 is afgebeeld in fase met rams 34 maar in werkelijkheid 90° uit fase is gefabriceerd. Daarbij worden de pijprams 34 afgeslo-5 ten om af te dichten rondom de boorpijp 236, O-ringafdichtingen 264, 266 dichten af tussen de doorn 230 en de huls 240, O-ringafdichtingen 292, 294 dichten af tussen de huls 240 en het binnenvlak 272 van de hanger 50 en zoals boven is besproken het afdichtmiddel 210 verschaft de aanvankelijke afdich-10 ting over de ringruimte 134. Een hydraulische druk kan dus worden uitgeoefend door de kill line 38 in de ringruimte 134.
Ten gevolge van het kurketrekkereffect dat wordt veroorzaakt door de uitoefening van een koppel op een boorkolom zoals de boorpijp 236 wordt een koppel van 13.500 15 Nm in het algemeen beschouwd als het grootste koppel dat kan worden overgebracht via een boorpijpkolom onder water. Bij de onderhavige uitvinding zal een koppel van 13.500 Nm op de boorpijp 236 een afdichting over de ringruimte 134 tot stand brengen die weerstand zal bieden tegen enkele honderden 20 bar hydraulische druk. Deze betrekkelijk lage drukafdichting zal dan het onder druk zetten van de ringruimte 134 toelaten om verder het afdichtmiddel 210 samen te drukken, dat op zijn beurt de afdichting in de ringruimte 134 verhoogt om weerstand te bieden tegen aanvullende hydraulische druk. Het 25 metalen ringvormige Z-deel 220 met de ringvormige schakels 334, 336, 338 is zo ontworpen dat de ringen 334, 336, 338 dun genoeg zijn om een metaal-op-metaal afdichting te verschaffen in samenwerking met elastomere afdichting 330, 332 om weerstand te bieden aan een hydraulische druk van enkele 30 honderden bar bij de uitoefening van een koppel van 13.500 Nm.
Bij het uitoefenen van druk op het afdichtmiddel 210 zijn de werkzame drukzones de diameter van de neerlaatgereedschapafdichting 264 min de diameter van de 35 boorpijp 236 en in aanvulling daaraan de ringvormige af-dichtzone van het afdichtmiddel 210. Daar de ringvormige afdichtzone is vastgelegd voor een putkop en buishanger met een bepaalde afmeting, is de voornaamste veranderlijke bij het bepalen van de drukinstelkracht het verschil in druk-40 oppervlak tussen de neerlaatgereedschapafdichting 264 en de 8300566 ^ * - 36 - I .. . ......... . m __ _ _ _ ............ ____ boorpijp 236. Dit verschil kan dus worden gevarieerd om een voorafbepaalde samendrukinstelkracht uit te oefenen op het afdichtmiddel 210. Dit verschil in diameter kan bijvoorbeeld variëren tussen 12,5 en 25 cm.
5 De bijzondere -funktie van de hydraulische druk is een axiale kracht te verschaffen die 1400 bar kan opwekken in het afdichtmiddel 210 zonder de ontwerpdrukgren-zen van de apparatuur in het putkopsysteem te overschreiden.
De funktie van het koppel op de moer 182 nadat de hydraulische 10 druk is uitgeoefend is te veroorzaken dat de moer 182 de beweging van het afdichtmiddel 210 volgt als dit omlaag beweegt onder kracht en de ontspanning ervan te verhinderen als de hydraulische kracht wordt opgeheven. Het is belangrijk dat een hoog koppel, namelijk 13.500 Nm, wordt gehandhaafd in de 15 boorpijp 236 zodat de pakkingmoer 182 het afdichtmiddel 210 volgt daar anders de moer 182 de neerwaartse beweging van het afdichtmiddel 210 kan verhinderen. Deze procedure wordt herhaald door geleidelijk en voortdurend de hydraulische druk te verhogen tot dat de pakkingmoer 182 een voldoende aan-20 tal omwentelingen is gedraaid om te verzekeren dat een samen-drukinstelling van 1400 bar is bereikt door het afdichtmiddel 210.
Het neerlaatgereedschap 200 is een combinatie-gereedschap voor het uitoefenen van een koppel op het neer-25 houd- en afdichtsamenstel 180 en om een hydraulische druk te ; helpen uitoefenen op het neerhoud- en afdichtsamenstel 180.
De rotatie van de boorpijp 236 voor het overbrengen van een koppel via het neerlaatgereedschap 200 op het neerhoud- en afdichtmiddel 180 maakt een aanvankelijke afdichtende aan-30 raking van het afdichtmiddel 210 in de ringruimte 134 tussen de putkop 24 en de hanger 50 mogelijk waardoor een hydraulische druk dan kan worden uitgeoefend op de ringruimte 134 om het afdichtmiddel 210 verder in te stellen. Wanneer de hydraulische druk geleidelijk en voortdurend wordt verhoogd 35 in de ringruimte 134 via de kill line 38, wordt het afdichtmiddel 210 verder samengedrukt tot een grotere afdichtende aanraking tegen het oppervlak 61 van de putkop 24 en het oppervlak 140 van de hanger 50. Als deze afdichtende aanraking toeneemt, zal het afdichtmiddel 210 afdichten tegen 40 een nog grotere druk in de ringruimte. De druk via de kill 8300566 - 37 - line 38 kan dus geleidelijk worden verhoogd tot dat het af-dichtmiddel 210 een samendrukinstelling van ongeveer 1400 bar heeft. De druk die wordt uitgeoefend via de kill line 38 en de ringruimte 134 overschreidt niet de ontwerpgrenzen 5 van het systeem. Alle systemen hebben een standaard werkdruk die een bedieningsman niet mag overschreiden. Het systeem volgens de onderhavige uitvinding is ontworpen voor werkdrukken van 1050 bar en de hydraulische druk in de ringruimte 134 om het afdichtmiddel 210 volledig te bedienen kan dus 10 niet 1050 bar overschreiden hoewel een samendrukinstelling van 1400 bar gewenst is. De onderhavige uitvinding bereikt een samendrukinstelling van het afdichtmiddel 210 van 1400 bar zonder een hydraulische druk groter dan 1050 bar uit te oefenen.
15 Als de hydraulische druk geleidelijk wordt verhoogd in de ringruimte 134 om een samendrukinstelling op het afdichtmiddel 210 van 1400 bar te bereiken, volgt de pakkingmoer 182, ten gevolge van de voortdurende uitoefening van het koppel van 13.500 Nm op de boorpijp 236 dat wordt 20 overgebracht op de mantel 250 het afdichtmiddel 210 omlaag in de ringruimte 134 op de schroefdraad 204. Bij het opheffen van de hydraulische druk via de kill line 38 en de ringruimte 134 verhindert de pakkingmoer 182 de opheffing van de 1400 bar samendrukinstelling op het afdichtmiddel 210 25 ten gevolge van de ingrijping van de schroefdraad 204 met de buishanger 50.
Het is belangrijk dat de elastomere afdichtingen 330, 332 tot afdichtende aanraking warden bekrachtigd na het uitoefenen van het beginkoppel door de boorpijp 236.
30 Tenzij de elastomere delen 330, 332 in aanraking zijn gebracht, zal de uitoefening van hydraulische druk via de kill line 38 verloren gaan langs het afdichtmiddel 210 naar de onderste ringruimte 130. De afdichting van de elastomere delen 330, 332 behoeft slechts voldoende te zijn om af te 35 dichten tegen een deelbedrag van de hydraulische druk via de kill line 38 zoals 35 bar. Nadat de aanvankelijk afdichting is bereikt, zal de uitoefening van toenemende hydraulische drukwaarden het Z-deel 220 en de elastomere delen 330, 332 verder samendrukken om het metaal-op-metaal en elas-40 tomere afdichtcontact met de wanden 61, 140 te vergroten.
8300566 * ' - 38 -
Dit vergrote afdichtcontact zal de voortdurende toename van de hydraulische druk via de kill line 38 toelaten voor de verdere bediening van het afdichtmiddel 210.
Het zojuist beschreven afdichtbedieningsmid-5 del is een vereenvoudiging van bekende bedieningsuitvoeringen. Bekende bedieningsmiddelen oefenen een druk omlaag uit via de boorpijp om een inwendig poortzuigersysteem te bedienen.
Een dart sluit het eind van de boorpijpboring af voor de uitoefening van druk via het zuigersysteem dat op zijn beurt 10 druk uitoefent op de afdichting. Hoewel een dergelijk bekend bedieningssysteem zou kunnen worden toegepast bij de onderhavige uitvinding heeft de uitvoering volgens de onderhavige uitvinding aanzienlijke voordelen over het bekende systeem.
Het kan nodig zijn het aanvankelijk op de 15 boorkolom 236 uitgeoefende koppel te vergroten nadat de erup-tieafsluiterrams 34 gesloten zijn. Hoewel het rubbercontact van de rams 34 met de boorpijp 236 geen wrijvingsverlies veroorzaakt zoals een metaal-op-metaal contact/ zal enig aanvullend wrijvingsverlies optreden. Een aanvullend koppel kan 20 dus zo mogelijk worden uitgeoefend op de boorkolom 236 boven het aanvankelijke koppel om dit wrijvingsverlies te overwinnen. De boorpijp 236 zal echter roteren met de rams 34 in de gesloten stand. De ringruimte tussen de stijgbuis en de boorpijp 236 bevat putvloeistoffen, waardoor putvloeistoffen 25 zich zullen bevinden tussen de pijprams 34 en de boorpijp 236 bij sluiting van de eruptieafsluiter 40. Derhalve wordt gemeend, dat het koppel van 13.500 Nm niet belangrijk zal worden gereduceerd. Als ten gevolge van de bijzondere toepassing de wrijving tussen de pijprams 34 en de boorpijp 236 moet 30 worden gereduceerd, kan een speciale pijpverbinding, niet afgebeeld, in serie worden geschakeld in de boorpijp 236, waardoor de pijprams 34 aangrijpen op een stilstaand buisvormig deel met een roterend deel dat daardoorheen passeert om het koppel langs de rams 34 over te brengen. Een derge-35 lijke speciale pijpverbinding zal roterende afdichtingen omvatten tussen het stilstaande deel en het roterende binnendeel om het passeren van vloeistof te verhinderen.
Thans verwijzend naar Fig. 5A, 5B en 5C is het complete samenstel van de putkop 24 afgebeeld met een 40 16 inch buishanger 420, een 13-3/8 inch buishanger 50, een 8300566 - 39 - ' 9-5/8 inch buishanger 400 en een 7 inch buishanger 410. De buishanger 50 is afgebeeld in Fig. 5B in de neerhoud- en afdichtstand die is beschreven in Fig. 1-4 waarbij het neerhoud- en afdichtsaxnenstel 180 is te zien in de neerhoud- en 5 afdichtstand. De 9-5/8 inch buishanger 400 is afgebeeld ondersteund bij 402 aan de bovenzijde van de buishanger 50.
De buishanger 400 omvat ook een neerhoud- en afdichtsamenstel 404 dat vergelijkbaar is met het samenstel 180 van de buishanger 50. De 7 inch buishanger 402 is afgebeeld onder-10 steund bij 412 aan de bovenzijde van de 9-5/8 inch buishanger 400. De buishanger 410 omvat een neerhoud- en afdicht-samenstel 414 dat vergelijkbaar is met het samenstel 180.
De Fig. 5A en 5B tonen de neerhoudgroeven van de putkop 24, namelijk de neerhoudgroef 68 voor de buishanger 50, de neer-15 houdgroef 406 voor de buishanger 400 en de neerhoudgroef 416 voor de buishanger 410. De buishangers 400 en 410 hebben geen schouderring nodig zoals de schouderring 128 voor de buishanger 50. Daar de buishangers 400, 410 een kleinere belasting ondersteunen is de hoeveelheid contactsteunoppervlak 20 die is vereist voor de buishanger 50 niet nodig voor de buishangers 400, 410. De hanger 50 vereist een 100 procent contactoppervlak dat niet is vereist voor de hangers 400, 410. Verder zijn de schouders op de hangers 400, 410 recht en lopen deze soepel uit aan de bovenzijde van de steunhanger.
25 Fig. 5C toont een alternatieve uitvoering voor een verwijderbare buishangersteunzitting of grendel-blokhuiszitting 70 die is afgebeeld in Fig. 2C. Thans verwijzend naar Fig. 5C is een gewijzigde grendelblokhuiszitting 420 afgebeeld die kan worden neergelaten in de boring 60 en 30 verbonden met de grendelbloktanden 66 van de putkop 24.
In sommige gebieden zijn er formaties onder de 20 inch verhuizing die niet de druk van het gewicht van de modder kunnen opnemen die wordt toegepast om de bodem-gatdruk op te sluiten. Om de breuk van deze formatie door 35 het gewicht van de modder te verhinderen wordt het nodig een 16 inch verbuizingskolom neer te laten door deze formatie voorafgaand aan het boren van de boring voor de 13-3/8 inch verbuizing. De 16 inch verhuizing hangt aan de gewijzigde grendelblokhuiszitting 420. De grendelblokhuiszitting 40 420 heeft dus een dubbele funktie als steunschouder voor de 8300566 ► - 40 - \ buishanger 50 en als buishanger voor.de 16 inch verhuizing 422.
De huiszitting 420 omvat een massieve buisvormige ring 424 en een pakkingring 426. De massieve buis-5 vormige ring 424 omvat uitwendige grendelbloktanden 428 die althans nagenoeg hetzelfde zijn als de grendelbloktanden 76 die zijn beschreven in verband met de huiszitting 70. De ring 424 heeft ook een opwaarts gerichte en tapse conische zitting of steunschouder 430 die is uitgevoerd om aan te 10 grijpen op de pakkingring 426. De ring 424 omvat ook meerdere spieën 432 die althans nagenoeg hetzelfde zijn als de in Fig. 2C afgebeelde spieën 92 om de huiszitting 420 te vergrendelen in het putkophuis 46. De ring 424 is voorzien van een mofeind 434 om te worden geschroefd aan de bovenste 15 pijpsectie van de 16 inch verbuizingskolom 422.
Het bovenste deel van de ring 424 omvat een tegenboring 438 voor het opnemen van het peneind 440 van de pakkingring 426. De pakkingring 426 omvat uitwendige schroefdraad voor een schroefverbinding met de inwendige schroef-20 draad in de tegenboring 438 van de ring 424 bij 442. De pakkingring 426 omvat een opwaarts gerichte steunschouder 450 voor aangrijping op de neerwaarts gerichte schouder 132 van de buishanger 50. O-ringafdichtingen 444 en 446 zijn aangebracht in O-ringgroeven om het boveneind van de pakking-25 ring 426 voor afdichtende aangrijping op de boringwand 61 van de putkop 24. De pakkingring 426 omvat ook O-ringen 452, 454 die zijn opgenomen in O-ringgroeven boven de schroefdraad 442 op de pen 440 voor afdichtende aanraking met de wand van de tegenboring 438. van de ring 424. Een testpoort 30 456 is aangebracht tussen de O-ringen 452, 454 voor het testen van de pakkingring 426.
Daar de 16 inch verbuizingskolom 422 moet worden gecementeerd, heeft de huiszitting 420 sleuven of kanalen 435 die zijn afgebeeld met streepjeslijnen in Fig.
35 5C. De kanalen 435 omvatten de natuurlijke doorgang van de grendelbloksleuven, zoals de sleuven 86, 87 van de huiszitting 70 en de putkop 24 die zijn afgebeeld in Fig. 3, en een serie in de omtreksrichting op afstand van elkaar geplaatste sleuven door de continue ringflens 85 die zijn 40 uitgelijnd boven de grendelbloksleuven 86, 87. De sleuven 8300566 - 41 - van de flens 85 zijn smaller dan de grendelbloksleuven 86, 87 om te verhinderen dat de zitting 420 passeert door de putkop 24. De pakkingring 426 wordt na het cementeren aangebracht aan de ringruimte 134. Om de pakkingring 426 te 5 testen worden de rams van de eruptieafsluiter gesloten' en wordt het neerlaatgereedschap afgedicht onder de testpoort 456 en wordt de ringruimte 134 onder druk gezet. Als er een lek is tussen het putkophuis 46 en de pakkingring 426 of de pakkingring en de tegenboring 438 is het onmogelijk de ring-10 ruimte 134 onder druk te zetten. Ook zal er een hydraulische stroming met vergroot volume naar de ringruimte 134 uit de kill line 38 zijn. Het is niet nodig dat de pakkingring 426 een -hogedruk^afdichting verschaft, daar in dit stadium van de voltooiing van de put de meeste drukken zullen liggen in 15 het gebied van minder dan 350 bar.
Het zal duidelijk zijn dat in een andere uitvoering de huiszitting 70 en de buishanger 50 in ëén stuk kunnen worden gemaakt, waarbij de zitting 70 en de hanger 50 in ëén toer in de put kunnen worden neergelaten en aan-20 gebracht in de putkop 24. De hanger 50 kan bijvoorbeeld de grendelbloktanden omvatten voor direkte aangrijping met de putkopgrendelbloktanden 66.
Bij een andere uitvoering kan de lengte van de buisvormige ring 424 van de huiszitting 420 worden vergroot 25 waardoor het afdichtmiddel 210 en/of het bedieningsneerhoud-middel 212 direkt kan worden aangebracht op de huiszitting * 420 en tussen de zitting 420 en de putkop 24 voor afdichten-de en/of neerhoudende aangrijping met de putkop 24. In een dergelijk geval is de pakkingring 426 niet langer vereist.
30 De uitvinding is niet beperkt tot de beschre ven uitvoeringsvormen die binnen het kader van de uitvinding gewijzigd kunnen worden.
8300566

Claims (140)

1. Zitting voor het ondersteunen van meerdere pijphangers in een putkop waaraan pijpen in een put hangen, gekenmerkt door een buisvormig lichaam dat is opgenomen in de putkop, verbindingsmiddelen die zijn aange- 5 bracht op buisvormige lichaam om losneembaar het buisvormige lichaam te verbinden met de putkop en schoudermiddelen op het buisvormige lichaam die geschikt zijn om door aangrij-ping de onderste pijphanger te ondersteunen.
2. Zitting volgens conclusie 1, m e t het 10 kenmerk, dat het schoudermiddel is voorzien van een draagvlak dat de belasting van de pijphangers en in de putkop opgehangen pijpen en een werkdruk van 1050 bar kan ondersteunen.
3. Zitting volgens conclusie 1, m e t het 15 kenmerk, dat het schoudermiddel is voorzien van een draagvlak dat de belasting van de pijphangers en de opgehangen pijpen samen met de werkdruk van de put kan ondersteunen zonder belangrijke overschreiding van de strekgrens van het materiaal bij verticale samendrukking van het buisvormige 20 lichaam.
4. Zitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het schoudermiddel is voorzien van een draagvlak dat een verticale drukbelasting groter dan 27.000.000 N kan ondersteunen.
5. Zitting volgens conclusie 1,. met het kenmerk, dat het schoudermiddel is voorzien van een ringvormige steunschouder met een effectieve horizontale dikte van tenminste 33 mm.
6. Zitting volgens conclusie 1, m e t het 30 kenmerk, dat het schoudermiddel is voorzien van een tapse ringschouder met een tapse hoek groter dan 30°.
7. Zitting volgens conclusie 1, verder g e-kenmerkt door een grendelmiddel voor het vergrendelen van het buisvormige lichaam in de putkop.
8. Zitting volgens conclusie 1, geken merkt door een middel voor het losneembaar verbinden van een neerlaatgereedschap met het buisvormige lichaam. 8300566 » > - 43 -
9. Zitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het verbindingsmiddel is voorzien van schroefdraad op de kop en op een steundeel voor schroefdraad aangrijping van deze delen bij rotatie van het steundeel.
10. Zitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het verbindingsmiddel wordt bediend bij een rotatie van 30° van het buisvormige lichaam.
11. Zitting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat het verbindingsmiddel is voorzien van 10 grendelbloktanden.
12. Zitting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het verbindingsmiddel is voorzien van tanden met een profiel dat de spanningen over alle tanden vereffent.
13. Inrichting voor het ondersteunen van een hanger waaraan een pijp in een boorgat hangt, gekenmerkt door een kopdeel, een steundeel dat telescopisch is opgenomen in het kopdeel en kan aangrijpen op de hanger, meerdere in omtreksrichting op afstand van elkaar aangebrach-20 te spoedloze schroefdraden op de binnenomtrek van het kopdeel en op de buitenomtrek van het steundeel, waarbij de schroefdraden op elk deel zijn uitgelijnd met de ruimten tussen de schroefdraden op het andere deel waarbij de schroefdraden in ingrijping met elkaar zijn om te verhinderen dat 25 de delen axiaal uit elkaar bewegen bij de uitoefening van een axiale kracht daarop waardoor het steundeel in ingrijping kan worden gebracht met het kopdeel en een ondersteuning verschaft voor het ondersteunen van de hanger en pijp in het boorgat.
14. Inrichting voor het ondersteunen van een pijphanger, waaraan een pijp hangt in een put, gekenmerkt door een kopdeel , een steundeel dat kan aangrijpen op de pijphanger en dat kan worden gestoken in het kopdeel, tanden die zijn aangebracht op het kopdeel en het steun-35 deel om deze delen losneembaar met elkaar te verbinden als het steundeel wordt geroteerd, welke tanden meerdere op afstand van elkaar liggende groepen tanden omvatten, waarbij de groepen van het steundeel kunnen passeren tussen de groepen van het kopdeel tijdens het insteken van het steundeel 40 in het kopdeel. 33 00 56 6 - 44 -
15. Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat' de tanden volledig in ingrijping komen bij een rotatie van het steundeel over minder dan één omwenteling.
16. Inrichting volgens conclusie 14, me t het kenmerk, dat de tanden taps zijn uitgevoerd met een spoedhoek 0 voor het vergroten van het afschuifoppervlak van de tanden.
17. Inrichting volgens conclusie 14, m e t 10 het kenmerk, dat de tanden op het steundeel zonder klemming passen op de.tanden op het kopdeel.
18. Inrichting volgens conclusie 14, me t het kenmerk, dat de tanden een niet-recht schouder-profiel hebben om het verzamelen van boorgruis op de tanden 15 te verhinderen.
19. Inrichting volgens conclusie 14, me t het kenmerk, dat de groepen tanden tandsegmenten omvatten zodat bij rotatie voor ingrijping de roterende tandsegmenten van het steundeel de tandsegmenten van het 20 kopdeel reinigen.
20. Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat de tanden een tandprofiel hebben voor het vereffenen van de spanningen over alle tanden.
21. Inrichting volgens conclusie 14, m e t 25 het kenmerk, dat de tanden alle een gelijke lengte hebben, het aantal groepen op het kopdeel gelijk is aan het aantal groepen op het steundeel en elk van deze delen een even aantal groepen heeft, zodat bij ingrijping de spanningen en belastingen gelijkmatig worden verdeeld tussen de 3 0 tanden.
22. Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat elk van deze delen zes groepen en zes ruimten omvat.
23. Inrichting volgens conclusie 14, me t 35 het kenmerk, dat de groepen elk zes rijen tanden omvatten.
24. Inrichting volgens conclusie 14, .met het kenmerk, dat een tand op het steundeel een axiale breedte heeft die groter is dan de andere steundeel- 40 tanden om een voortijdige ingrijping tussen deze delen te verhinderen. 8300566 - 45 -
25. Inrichting volgens conclusie 14, .gekenmerkt door in elkaar geschoven tandloze zones met cilindrische vorm op elk van deze delen.
26. Inrichting volgens conclusie 14, m e t 5 het kenmerk, dat de groepen tanden op het kopdeel althans nagenoeg dezelfde omtrekslengte hebben als de groepen tanden op het steundeel.
27. Inrichting volgens conclusie 14, g e -kenmerkt door een anti-rotatiemiddel om relatieve 10 rotatie van de delen te verhinderen.
28. Inrichting volgens conclusie 27, m e t het kenmerk, dat het anti-rotatiemiddel is voorzien van een stop op één van de delen in aangrijping met het andere deel.
29. Inrichting volgens conclusie 27, me t het kenmerk, dat het anti-rotatiemiddel in werking komt bij rotatie van het steundeel over minder dan één omwenteling.
30. Inrichting volgens conclusie 27, met 20 het kenmerk, dat het anti-rotatiemiddel is voorzien van een beweegbaar element op één van de delen dat is geplaatst in een holte in het andere deel.
31. Inrichting volgens conclusie 30, waarin het beweegbare element kan worden bewogen om ontkoppeling 25 van deze delen toe te laten door relatieve rotatie van de delen zonder relatieve axiale beweging, gevolgd door relatieve axiale beweging van het steundeel vanaf het kopdeel bij afwezigheid van relatieve rotatie.
32. Inrichting volgens conclusie 31, m e t 30 het kenmerk, dat het steundeel is voorzien van een middel om het beweegbare element buiten ingrijping te brengen.
33. Inrichting volgens conclusie 14, me t het kenmerk, dat de passage van de groepen tanden 35 op het steundeel tussen de groepen tanden op het kopdeel een aanwijzing levert dat de tanden in ingrijping zijn gekomen 'bij rotatie van het steundeel.
34. Inrichting voor het ondersteunen van meerdere op elkaar gestapelde pijphangers waaraan pijpen 40 hangen in een putboring, gekenmerkt door een kop- 8300566 % - 46 - deel, een steundeel met een eerste draagvlak dat kan aangrijpen op de onderste pijphanger, tanden.op het kopdeel en op het steundeel om deze delen losneembaar.met elkaar te verbinden, waarbij de tanden een tweede draagvlak hebben 5 voor het ondersteunen van het steundeel op het kopdeel, waarbij het .eerste, en tweede draagvlak elk een verschillend oppervlak hebben, waardoor de belasting van de pijphangers en opgehangen pijpen samen met de werkdruk van de put niet belangrijk de materiaalstrekgrens bij verticale samendruk- 10 king van het steundeel en het kopdeel overschreidt.
35. Inrichting volgens conclusie 34, m e t het kenmerk, dat het kopdeel een minimum boring van 17-9/16 inch heeft voor het opnemen van een standaard 17½ inch boorbeitel om de putboring te boren voor de aan de 15 onderste pijphanger opgehangen pijp.
36. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat het kopdeel en het steundeel zijn gemaakt van materiaal met een strekgrens van tenminste 5950 bar.
37. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de draagvlakken een belasting groter dan 27.000.000 N kunnen ondersteunen.
38. Inrichting volgens conclusie 34, me t het kenmerk, dat het eerste draagvlak is voorzien 25 van een tapse ringschouder op het steundeel met een tapse hoek die groter is dan 30°.
39. Inrichting volgens conclusie 34, m e t het kenmerk, dat de tanden meerdere segmentvormige cirkelvormige groeven op elk van de delen omvatten, waarbij 30 de segmentvormige groeven van het steundeel kunnen passeren tussen de segmentvormige groeven van het kopdeel.
40. Afdichtsamenstel dat is aangebracht op een buisvormig deel dat verschuifbaar is opgenomen in een boring van een ander deel voor het verschaffen van een me- 35 taal-op-metaal afdichting tussen het buisvormig deel en de binnenwand van de boring, gekenmerkt door meerdere afgeknot kegelvormige metalen ringen die in serie zijn gestapeld waarbij elke ring afwisselt in afgeknot kegelvormige tapsheid, waarbij een ringschouder is gemonteerd op 40 het buisvormige deel, waarbij een bedieningsdeel heen en 8300566 ♦ - 47 - ~ weer gaand is gemonteerd op het buisvormige deel, waarbij de ringschouder en het bedieningsdeel tegenovergestelde oppervlakken hebben die aangrijpen op de eindringen van de stapel bij afdichtende aanraking, waarbij de metalen ringen, 5 de ringschouder en het bedieningsdeel een buitendiameter die kleiner is dan de diameter van de boring, waarbij een bedieningsmiddel voor het uitoefenen van een axiale kracht op het bedieningsdeel veroorzaakt dat het bedieningsdeel aangrijpt op de stapel metalen ringen en de binnen- en bui- 10 tenranden van de ringen in afdichtende aanraking van metaal-op-metaal brengt met het buisvormige deel en de binnenwand van boring.
41. Af dichtsamenstel volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de metalen ringen een vol- 15 doende radiale breedte hebben, zodat de binnen- en buitenranden van de metalen rihgen klemmend en afdichtend aangrijpen op het buisvormige deel en de binnenwand van de boring en zodat ze worden vervormd tot een kleinere conushoek.
42. Afdichtsamenstel volgens conclusie 25, 20 met het kenmerk, dat de metalen ringen worden samengedrukt voorbij hun strekgrens tussen de ringschouder en het bedieningsdeel.
43. Afdichtsamenstel volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat ringvormige schakels tussen 25 de mètalen ringen , de ringschouder en het bedieningsdeel een positieve verbindingsschakel tussen het ringvormige deel en het bedieningsdeel vormen.
44. Afdichtsamenstel volgens conclusie 41, met het kenmerk, dat de aangrenzende metalen 30 ringen een ringvormige groef voor het opnemen van elastomere afdichting vormen.
45. Afdichtsamenstel volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat afstandhouders zijn aangebracht tussen aangrenzende metalen ringen.
46. Afdichtsamenstel dat is aangebracht op een buisvormig deel dat verschuifbaar is opgenomen in een boring van een ander deel voor het verschaffen van een metaal-ορ-metaal afdichting tussen het buisvormige deel en de wand van de boring, gekenmerkt door een in één geheel 40 gevormd ringvormig lichaam met een bovenste ringvormig deel, 8300566 ' . ' - 48 - een middendeel en een onderste ringvormig deel, waarbij het middelste deel een afgeknotte kegelvorm heeft met een bovenrand die in één geheel is verbonden met een onderste om-treksrand van het bovenste ringvormige deel en een onderrand 5 die in één geheel is verbonden met een bovenste omtreksrand van het onderste ringvormige deel, waarbij een bedienings-middel voor het uitoefenen van een drukkracht op het lichaam veroorzaakt dat het bovenste en onderste ringvormig deel naar elkaar toe bewegen, waardoor het middelste deel wordt ver-10 vormd tot een kleinere conushoek, zodat de boven- en onderranden van het middelste deel in afdichtende aanraking van metaal-op-metaal komen met het buisvormige deel en de wand van de boring.
47. Afdichtsamenstel volgens conclusie 46, 15 met het kenmerk, dat het middelste deel een Z-vormige doorsnede heeft met een bovenste afgeknot kegelvormige schakel, een tussenliggende afgeknot kegelvormige schakel en een onderste afgeknot kegelvormige schakel.
48. Afdichtsamenstel volgens conclusie 46, 20. e t' h e t k e n.m e r k, dat het middelste deel een serie afgeknot kegelvormige schakels omvat waarvan de richting van de afgeknot kegelvormige tapsheid afwisselt.
49. Afdichtsamenstel volgens conclusie 48, met het kenmerk, dat er een oneven aantal van 25 deze afgeknot kegelvormige schakels zijn.
50. Afdichtsamenstel voor het vormen van een afdichting tussen een buishanger en een putkop, gekenmerkt door meerdere afgeknot kegelvormige metalen ringen die in een serie opgestapeld zijn waarbij elke meta- 30 len ring een afgeknot kegelvormige tapsheid heeft in een richting tegengesteld aan de afgeknot kegelvormige tapsheid van elke daaraan grenzende metalen ring, en een binnen- en buitenrand heeft, een ringvormig deel dat kan worden aangebracht op de buishanger, een bedieningsdeel dat heen en weer 35 beweegbaar is op de buishanger, waarbij de metalen ringen, het ringvormige deel en het bedieningsdeel een buitenafmeting hebben die kleiner is dan de diameter van de putkop-boring, waarbij de stapel metalen ringen is aangebracht tussen het ringvormige deel en het bedieningsdeel, waardoor bij 40 beweging van het bedieningsdeel naar het ringvormige deel de 8300566 - 49 - binnen- en buitenranden van de metalen ringen radiaal binnenwaarts resp. buitenwaarts bewegen voor het veroorzaken van afdichtingscontact met de buishanger en de putkop.
51. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, 5 met het kenmerk, dat de metalen ringen een Z vormen en een bovenste afgeknot kegelvormige ring, een tussenliggende afgeknot kegelvormige ring en een onderste afgeknot kegelvormige ring omvatten.
52. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, 10 met het kenmerk, dat er een oneven aantal van deze afgeknot kegelvormige metalen ringen zijn.
53. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat de metalen ringen een dikte hebben die een metaal-op-metaal afdichting van tenminste 15 210 bar toelaat tussen de buishanger en de putkop bij het uitoefenen van een koppel van 13.500 Nm op het bedienings-deel.
54. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat de metalen ringen zijn ge- 20 maakt van een metaal met een strekgrens die kleiner is dan de helft van de strekgrens van het materiaal van de buishanger en van de putkop.
55. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat de metalen ringen zijn ge- 25 maakt van een strekbaar materiaal dat plastisch vervormt bij afdichtende aanraking.
56. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, « met het kenmerk, dat de metalen ringen zijn gemaakt van een strekbaar materiaal dat de plastische ver- 30 vorming van de randen in de onvolkomenheden van de wanden van de buishanger en de putkop toelaat.
57. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat ringvormige schakels de aangrenzende metalen ringen verbinden.
58. Afdichtsamenstel volgens conclusie 57, met het kenmerk, dat andere ringvormige schakels de metalen eindringen van de stapel verbinden met het aangrenzende ringvormige deel en bedieningsdeel, waardoor de ringvormige schakels een positieve verbindingsschakel vor- 40 men tussen het ringvormige deel en het bedieningsdeel. 8300566 * - 50 -
59. Afdichtsamenstel volgens conclusie. 58, met het kenmerk, dat de andere ringvormige schakels een breedte hebben die toelaat dat deze andere ringvormige schakels buigen, zodat de rand van deze verbon- 5 den aangrenzende metalen ring in 'aanraking kan komen met de aangrenzende buishanger en putkop.
60. Afdichtsamenstel volgens conclusie 59, met het kenmerk, dat elke ringvormige schakel en aangrenzende metalen ring een middel vormt voor het op- 10 nemen van een ringvormig veerkrachtig deel voor het veroorzaken van een elastomere afdichting tussen de buishanger en de putkop.
61. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat een afstandhouder is aan- 15 gebracht tussen aangrenzende metalen ringen om de grootte van de beweging van de aangrenzende metalen ringen naar elkaar toe te bepalen.
62. Afdichtsamenstel volgens conclusie 61, met het kenmerk, dat het afstandmiddel ringvor- 20 mige veerkrachtige delen omvat.
63. Afdichtsamenstel volgens conclusie 62, met het kenmerk, dat de ringvormige veerkrachtige delen zijn gemaakte .uit elastomeer materiaal.
64. Afdichtsamenstel volgens conclusie 62 25 met het kenmerk, dat de ringvormige veerkrachtige delen zijn gemaakt uit grafoil.
65. Afdichtsamenstel volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat ringvormige elastomere delen zijn aangebracht tussen aangrenzende metalen ringen.
66. Afdichtsamenstel volgens conclusie 65, met het kenmerk, dat de metalen ringen de ex*-trusie van de elastomere delen tegenhouden.
67. Afdichtsamenstel volgens conclusie 65, met het kenmerk, dat het volume van de ring- 35 vormige elastomere delen in verband met de ringvormige ruimte tussen de buishanger en de putkop zo is bepaald, dat de randen in aanraking komen met de buishanger en de putkop voordat de elastomere delen worden geextrudeerd langs deze randen.
68. Afdichtsamenstel volgens conclusie 65, 8300566 - 51 - met het kenmerk, dat de ringvormige elastomere delen een in het algemeen V-vormige doorsnede hebben, waarbij de benen tegenover de top zijn afgeschuind om het volume van het elastomere deel tussen de aangrenzende metalen ringen 5 te bepalen.
69. Afdichtsamenstel volgens conclusie 65, * met het kenmerk, dat de elastomere delen zijn ver-bonden met de aangrenzende metalen ringen.
70. Inrichting voor het bedienen van een 10 elastomere en metaal-op-metaal afdichting die is aangebracht in de ringruimte die is gevormd door een putkop en een buis-hanger, gekenmerkt door een bedieningsdeel waarvan een gedeelte zich uistrekt in de ringruimte en aangrijpt op de afdichting, een koppeloverbrengmiddel dat aangrijpt op 15 het bedieningsdeel om een koppel over te brengen en het bedieningsdeel te roteren waarbij het bedieningsdeel is ge-. schroefd op de buishanger, zodat als een koppel wordt over gebracht op heet bedieningsdeel in een richting, het bedieningsdeel omlaag beweegt op de buishanger over een voldoende 20 afstand om de afdichting te bekrachtigen en de ringruimte af te dichten tegen vloeistofstroming, een hydraulisch middel voefr het uitoefenen van een hydraulische druk op de af-. dichting, waardoor het metaal-op-metaal gedeelte van de afdichting wordt bekrachtigd in afdichtende aanraking van 25 metaal-op-metaal met de putkop en de buishanger, waarbij het bedieningsdeel de bediening van de afdichting omlaag op de buishanger volgt om te verhinderen dat de afdichting bij het verwijderen van de hydraulische druk wordt vrijgelaten.
71. Inrichting volgens conclusie 70, m e t 30 het kenmerk, dat het hydraulische middel een leiding omvat die in verbinding staat met de ringruimte boven de afdichting en een pomp die is verbonden met de leiding om een hydraulische druk uit te oefenen in de ringruimte.
72. Inrichting volgens conclusie 70, met 35 het kenmerk, dat het koppeloverbrengmiddel een koppel van, 13.500 Nm overbrengt op het bedieningsdeel om een afdichting van 210 bar te veroorzaken in de ringruimte.
73. Inrichting volgens conclusie 70, m e t het kenmerk, dat het hydraulische middel een gelei- 40 delijk toenemende druk uitoefent om een samendrukinstelling 8300566 * . ' - 52 - van de afdichting van 1400 bar te bereiken.
74. Inrichting volgens conclusie 70, me t het kenmerk, dat het koppeloverbrengmiddel een met het bedieningsmiddel verbonden pijp omvat en een middel 5 om de pijp te roteren.
75. Inrichting volgens conclusie 74, g e-kenmerkt door een middel voor het afdichten tussen de pijp en de putkop.
76. Inrichting volgens conclusie 74, g e -10 kenmerkt door een middel voor het afdichten tussen de pijp en de buishanger.
77. Gereedschap op een pijpkolom om een buishanger en een verhuizing neer te laten in een onderzeese putkop en een afdicht- en neerhoudsamenstel op de buishanger 15 te bedienen, gekenmerkt door een doorn waarvan een eind is verbonden met de pijpkolom en het andere eind is opgenomen in de buishanger, een manteldeel dat is aangebracht op de doorn, een koppeloverbrengmiddel op het manteldeel dat is aangebracht en aangrijpt op het afdicht- en neerhoudsa-20 menstel, een hulsdeel dat telescopisch is opgenomen in de • ringvormige kamer die is gevormd tussen het manteldeel en de doorn, waarbij een gedeelte van het hulsdeel zich uitstrekt tussen de doorn en de buishanger, en een grendelmid-del dat is aangebracht op het hulsdeel en wordt bediend door 25 de doorn om de doorn losneembaar te verbinden met de .buishanger .
78. Gereedschap volgens conclusie 77, m e t het kenmerk, dat het manteldeel en de doorn zijn verbonden door samenwerkende spieën voor het overbrengen 30 van een koppel.
79. Gereedschap volgens conclusie 78, m e t het kenmerk, dat de spieën tegenovergestelde schouders op hun ondereind hebben en worden vastgehouden door een vasthouddeel dat.is geschroefd op de doorn.
80. Gereedschap volgens conclusie 77, met het' kenmerk, dat het manteldeel is voorzien van een poort om putvloeistof door te laten.
81. Gereedschap voor het neerlaten van een buishanger in een onderzeese putkop, gekenmerkt 40 door een doorn die aan zijn boveneind kan worden geschroefd 8300566 - 53 - op een pijpkolom en aan zijn ondereind kan worden opgenomen in de buishanger, een hulsdeel dat heen en weer beweegbaar is gemonteerd op de doorn en waarvan een gedeelte is aangebracht tussen de doorn en de buishanger, een grendelmiddel 5 dat is aangebracht op het gedeelte van het hulsdeel om aan te grijpen op de buishanger en de doorn te verbinden met de buishanger, waarbij het hulsdeel en de doorn een eerste stand hebben waarin het grendelmiddel in ingrijping is en een tweede stand waarin het grendelmiddel is vrijgelaten.
82. Gereedschap volgens conclusie 81, me t het kenmerk, dat het hulsdeel en de doorn tegenoverliggende schouders hebben om het hulsdeel op te doorn te houden.
83. Gereedschap volgens conclusie 81, g e - 15 kenmerkt door een afdichtmiddel voor het afdichten tussen het hulsdeel en de doorn en voor het afdichten tussen het hulsdeel en de buishanger.
84. Gereedschap volgens conclusie 81, me t het kenmerk, dat het grendelmiddel grendelsegmenten 20 omvat die zijn gemonteerd in openingen door het gedeelte van het hulsdeel, waarbij de grendelsegmenten radiaal buitenwaarts beweegbaar zijn door deze openingen in grendelende aangrijping met de buishanger.
85. Gereedschap volgens conclusie 84, me t 25 het kenmerk, dat het grendelmiddel een vasthoud- middel omvat om de grendelsegmenten vast te houden in de openingen.
86. Gereedschap volgens conclusie 84, m e t het kenmerk, dat de.doorn een voorspanmiddel omvat 30 om de grendelsegmenten voor te spannen in aangrijping met de buishanger in de eerste stand en een vrijlaatmiddel om de binnenwaartse radiale beweging van de grendelsegmenten toe te laten om deze buiten ingrijping met de buishanger te brengen in. de tweede stand.
87. Gereedschap volgens conclusie 86, m e t het kenmerk, dat het voorspanmiddel een radiaal ringvormig uitsteeksel op de doorn omvat om de grendelsegmenten naar buiten te drukken.
88. Gereedschap volgens conclusie 86, me t 40 het kenmerk, dat het vrijlaatmiddel een ringgroef 8300566 * . ’ - 54 - in de doorn omvat om de grendelsegmenten op te nemen.
89. Gereedschap volgens conclusie 84, me t het kenmerk, dat het grendelmiddel een nokmiddel omvat om de grendelsegmenten met nokwerking buiten aangrij- 5 ping met de buishanger te drukken wanneer het hulsdeel en de doorn zich in een derde stand bevinden.
90. Gereedschap volgens conclusie 84, gekenmerkt door een vrijlaatmiddel dat verhindert dat de doorn in de eerste stand beweegt, nadat het hulsdeel en 10 de doorn zijn bewogen in de tweede stand.
91. Gereedschap volgens conclusie 90, m e t hetkenmerk, dat het vrijlaatmiddel een snapring omvat die is opgenomen in het hulsdeel voor aangrijping op de doorn als de doorn en het manteldeel worden bewogen in 15 de tweede stand.
92. Afdicht- en neerhoudsamenstel dat is aangebracht op een buishanger die is geplaatst in een putkop, gekenmerkt door een roterend deel dat is geschroefd op de buishanger, een stilstaand deel dat is aangebracht op 20 het roterende deel, welke delen zijn opgenomen in de ring-ruimte die is gevormd door de buishanger en de putkop, een grendeldeel dat is aangebracht op de buishanger onder het . stilstaande deel, waarbij het stilstaande deel een bovenste bedieningsdeel heeft, een middelste afdichtdeel en een onder- 25 ste nokdeel, waarbij het bovenste, middelste en onderste deel.in êên stuk uit metaal zijn vervaardigd, waarbij, het bovenste bedieningsdeel roteerbaar is gemonteerd op het roterende deel, en een koppeloverbrengraiddel om het roterende deel op de buishanger te schroeven veroorzaakt dat het ro- 30 terende deel in de ringruimte omlaag beweegt waardoor het onderste nokdeel het grendeldeel in neerhoudende aangrijping drukt met de putkop en dan het middelste afdichtdeel afdichtend aangrijpt op de buishanger en de putkop.
93. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens 35 conclusie 92,met het kenmerk, dat het onderste nokdeel is voorzien van een neerwaarts gericht taps oppervlak tegenover een opwaarts gericht taps oppervlak op het grendeldeel, welke oppervlakken met nokwerking . in aanraking komen bij de neerwaartse beweging van het onderste nokdeel.
94. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens 8300566 - 55 - conclusie 92,met het kenmerk, dat het grendel-deel is voorzien van middelen die aangrijpen op de buishan-ger om te verhinderen dat het grendeldeel langs de buishan-ger omhoog glijdt.
95. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens conclusie 92,met het kenmerk, dat het middelste afdichtdeel een Z-vormige dwarsdoorsnede heeft die bestaat uit een serie in ëën geheel verbonden afgeknot kegelvormige schakels, waarvan de afgeknot kegelvormige tapsheid afwis-10 selt.
96. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens conclusie 94,met het kenmerk, dat het ondereind van het bovenste bedieningsgedeelte en het boveneind van het onderste nokgedeelte afgeknot kegelvormige oppervlakken 15 hebben met een tapsheid in dezelfde richting als de tapsheid van de aangrenzende afgeknot kegelvormige schakels.
97. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens conclusie 92, g e k e n m-e r k t door een leger tussen het roterende deel en het stilstaande deel om de rotatie van het 20 roterende deel op het stilstaande deel te vergemakkelijken.
98. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens conclusie 92, gekenmerkt door een drukleger tussen deze delen om het koppel over te brengen van het roterende deel op het stilstaande deel.
99. Afdicht- en neerhoudsamenstel volgens conclusie 98 met het kenmerk, dat het stilstaande deel een eerste draagvlak omvat tegeover een tweede draagvlak op het roterende deel, waarbij het drukleger le-gerringen omvat die zijn aangebracht tussen het eerste en 30 tweede draagvlak.
100. Pijphanger voor het ophangen van een pijp aan een putkop en voor het afdichtend aangrijpen van de cilindrische wand van de putkopboring, gekenmerkt door een ringvormig lichaam waaraan een pijp in een put 35 hangt, welk lichaam een deel met gereduceerde diameter aan een eind heeft, een ringschouder die is aangebracht op het deel met gereduceerde diameter, een ring die verschuifbaar is aangebracht om het deel met gereduceerde diameter, waarbij de ring en de schouder afgeknot kegelvormige oppervlak-40 ken hebben, meerdere afgeknot kegelvormige metalen ringen 8300566 \ - 56 - die zijn aangebracht op het deel met gereduceerde diameter tussen de afgeknot kegelvormige oppervlakken en in serie zijn gestapeld waarbij de afgeknot kegelvormige tapsheid van de ringen afwisselt, -waarbij de eindringen van de sta-5 pel metalen ringen in dezelfde ringen afgeknot kegelvormig taps zijn uitgevoerd als de aangrenzende oppervlakken van de ring en de ringschouder maar een kleinere conushoek hebben dan deze oppervlakken van de ring en schouder, waarbij de ring beweegbaar is uit een niet-afdichtende stand in een 10 afdichtstand, waarbij de ring in de afdichtstand de stapel metalen ringen vervormt en de metalen ringen samendrukt om afdichtend aan te grijpen op de putkopboringwand en het deel met gereduceerde diameter. 101» Pijphanger volgens conclusie 100, me t 15 het kenmerk, dat de metalen ringen een Z-vormige dwarsdoorsnede vormen die wordt vervormd bij de uitoefening van een samendrukbelasting.
102. Pijphanger volgens conclusie 100, met het kenmerk, dat de metalen ringen zijn gemaakt 20 uit een strekbaar materiaal dat plastisch vervormt bij afdichtende aanraking.
103. Pijphanger volgens conclusie 100, met het kenmerk, dat ringvormige schakels de aangrenzende metalen ringen verbinden.
104. Pijphanger volgens conclusie 103, met het kenmerk, dat andere ringvormige schakels de metalen eindringen van de stapel verbinden met de aangrenzende ringschouder en de ring, waarbij deze ringvormige schakels een positieve· verbindingsschakel vormen tussen de 30 ringschouder en de ring.
105. Pijphanger volgens conclusie 104, met het kenmerk, dat elke ringvormige schakel en aangrenzende metalen ring een middel vormt voor het opnemen van een veerkrachtig deel voor het veroorzaken van een elasto- 35 mere afdichting tussen het ringvormige lichaam en de putkop.
106. Pijphanger voor het ophangen van een pijp in een put aan' een putkop, gekenmerkt door een ringvormig lichaam dat is verbonden met het boveneind van de in de put opgehangen pijp, welk lichaam een ring- 40 schouder heeft die is geplaatst op de putkop, een grendel- 8300566 * - 57 - % deel dat is aangebracht op de schouder, een roterend deel dat is geschroefd op het ringvormige lichaam, een stilstaand deel met een bovenste bedieningsdeel, een middelste afdicht-deel-en een onderste nokdeel, waarbij het bovenste, middelste 5 en onderste deel in êën geheel uit metaal zijn vervaardigd, waarbij het bovenste bedieningsdeel roteerbaar is gemonteerd op het roterende deel, waarbij het stilstaande deel is opgenomen in de ringruimte die is gevormd door het ringvormige deel en de putkop en is aangebracht boven het grendeldeel 10 waardoor bij rotatie van het roterende deel het stilstaande deel in de ringruimte anlaagbeweegt en het onderste nokdeel het grendeldeel in neerhoudende aangrijping drukt met de putkop en dan het middelste afdichtdeel afdichtend aangrijpt op het ringvormige deel en de putkop.
107. Pijphanger volgens conclusie 106, m e t het kenmerk, dat het middelste afdichtdeel een Z-vormige doorsnede heeft die bestaat uit een serie in één geheel verbonden afgeknot kegelvormige schakels waarvan de afgeknot kegelvormige tapsheid afwisselt.
108. Pijphanger volgens conclusie 106, met het kenmerk, dat de ringvormige schouder een ringvormig verwijderbaar deel omvat, waarbij het ringvormige verwijderbare deel een neerwaarts gericht afgeknot kegelvormig draagvlak van 360° voor aangrijping met de putkop 25 heeft.
109. Pijphanger volgens conclusie 108, met het kenmerk, dat het overige deel van de ringschou-der is voorzien van stromingspoorten om putvloeistof door te laten.
110. Putinrichting voor het afdichten en ver grendelen van een buishanger die is geplaatst in een putkop, gekenmerkt door een roterend deel dat is geschroefd op de buishanger, een stilstaand deel met een bedieningsdeel, een middelste afdichtdeel en een onderste nokdeel, waarbij 35 het bovenste, middelste en onderste deel in één geheel uit metaal zijn vervaardigd, waarbij het bovenste bedieningsdeel roteerbaar is gemonteerd op het roterende deel en het stilstaande deel is opgenomen in de ringruimte die is gevormd door de buishanger en de putkop, waarbij een grendeldeel is 40 aangebracht op de buishanger onder het stilstaande deel, 8300566 ‘ ' - 58 - Λ . · een koppeloverbrengmiddel dat aangrijpt op het roterende , deel om het koppel over te brengen en het roterende deel te roteren, waardoor het roterende deel omlaag beweegt op de buishanger, waardoor het onderste nokdeel het grendeldeel 5 in neerhoudende aangrijping drukt met de putkop en-het middelste afdichtdeel afdichtend aangrijpt op de buishanger en de putkop om de vloeistofstroming door de ringruimte t$ verhinderen, een hydraulisch middel voor het uitoefenen van een hydraulische druk op het stilstaande deel om het middel-10 ste afdichtdeel verder te bekrachtigen in afdichtende aanraking met de buishanger en de putkop, waarbij het roterende deel de verdere bediening van het middelste afdichtdeel omlaag langs de buishanger volgt om te verhinderen dat het middelste afdichtdeel wordt vrijgelaten bij het verwijderen 15 van de hydraulische druk.
111. Putinrichting volgens conclusie 110, met het kenmerk, dat het koppeloverbrengmiddel een koppel van 13.500 Nm overbrengt op het roterende deel om een afdichting in de ringruimte te veroorzaken.
112. Putinrichting volgens conclusie 110, met het kenmerk, dat het hydraulische middel een geleidelijk toenemende druk uitoefent om een samendruk-instelling van het middelste afdichtdeel van 1400 bar te bereiken. 25 113.. Putinrichting voor het ophangen van een buis in een put, gekenmer k. t door een putkop met een boring, welke putkop een ringschouder heeft met een daarboven aangebrachte ringvormige grendelgroef, een buishanger met een ringvormig draagvlak voor plaatsing op de 30 ringschouder en een grendel die is aangebracht op de buishanger boven het draagvlak bij de grendelgroef in de geplaatste stand, een afdicht- en neerhoudsamenstel, dat is aangebracht op de buishanger boven het grendeldeel, waarbij het afdicht- en neerhoudsamenstel een roterend deel en een stil-35 staand deel omvat, waarbij het roterende deel is geschroefd op de buishanger en het stilstaande deel roteerbaar is gemonteerd op het rotereride deel, waarbij het stilstaande deel is opgenomen in de ringruimte die is gevormd door de buishanger en de putkop, waarbij het stilstaande deel een 40 afdichtdeel en een nokdeel heeft, waarbij het nokdeel op het 8300566 - 59 - * grendeldeel aangrijpt, een koppeloverbrengmiddel om het roterende deel op de buishanger te roteren en te veroorzaken dat het roterende deel en het stilstaande deel omlaag bewegen in de ringruimte, waarbij het nokdeel het grendeldeel 5 in de grendelgroef drukt om de buishanger 'neer te houden in de putkop, waarbij het afdichtdeel wordt samengedrukt door de neerwaartse beweging van het roterende deel, waardoor· het afdichtdeel afdichtend aangrijpt op de buishanger en de putkop, een hydraulisch middel om een hydraulische druk uit 10 te oefenen op het stilstaande deel waardoor het afdichtdeel verder wordt bekrachtigd in afdichtende aanraking met de putkop en de buishanger, waarbij het roterende deel omlaag beweegt op de buishanger bij de verdere bediening van het afdichtdeel, waardoor het roterende deel verhindert dat het 15 afdichtdeel wordt vrijgelaten bij het verwijderen van de hydraulische druk door het hydraulische middel.
114. Putinrichting volgens conclusie 113, m et het kenmerk, dat het koppeloverbrengmiddel een koppel van 13.500 Nm overbrengt op het roterende deel om een 20 afdichting van 210 bar te veroorzaken in de ringruimte.
115. Inrichting volgens conclusie 113, met het kenmerk, dat het hydraulische middel een geleidelijk toenemende druk uitoefent tot een maximum van 1050 bar om een samendrukinstelling van het afdichtdeel 25 van 1400 bar te bereiken.
116. Putinrichting volgens conclusie 113, met het kenmerk, dat het afdichtdeel metalen afdichtingen omvat voor het veroorzaken van een metaal-op-metaal afdichting tussen de buishanger en de putkop.
117. Putinrichting volgens conclusie 116, met het kenmerk, dat het afdichtdeel verder veerkrachtige afdichtingen omvat tussen de metalen afdichtingen om een elastamere afdichting te veroorzaken tussen de buishanger en de putkop voorafgaand aan de uitoefening 35 van de hydraulische druk door het hydraulische middel.
118. Buishanger, gekenmerkt door een lichaam met een plaatsingsschouder voor plaatsing op een putkop, een neerhoudmiddel dat is aangebracht op het lichaam voor neerhoudende aangrijping met de putkop, een 40 metalen afdichtmiddel dat is aangebracht op het lichaam 8300566 •v - 60 - * __ _____________________ ______ _______________________ __________.__ ___ ___ boven het neerhoudmiddel voor afdichtende aanraking van me-taal-op-metaal met de putkop en een bedieningsraiddel dat is geplaatst boven het metalen afdichtmiddel waardoor bij een neerwaartse langsbeweging van het bedieningsmiddel het neer-5 houdmiddel aangrijpt op de putkop en bij verdere neerwaartse beweging van het bedieningsmiddel het metalen afdichtmiddel afdichtend aangrijpt op de putkop.
119. Buishanger volgens conclusie 118, g e-kenmerkt door een koppelmiddel voor het overbrengen 10 van een koppel op het bedieningsmiddel en een hydraulisch middel voor het uitoefenen van vloeistofdruk op het metalen afdichtmiddel.
120. Buishanger volgens conclusie 118, met het kenmerk, dat het neerhoudmiddel een in de langs- 15 richting beweegbare huls met een neerwaarts gerichte schouder omvat, een beweegbare grendelring met een opwaarts gerichte schouder die aangrijpt op de neerwaarts gerichte schouder, waarbij het lichaam een grendeluitsparing omvat voor het opnemen van de grendelring waardoor bij neerwaartse 20 beweging van.het bedieningsmiddel de huls omlaag beweegt, waardoor de neerwaarts gerichte schouder de grendelring in neerhoudende ingrijping met de putkop drukt.
121. Buishanger volgens conclusie 120, met het kenmerk, dat de onderzijde van de grendelring 25 en de onderzijde van de uitsparing tapse samenwerkende vlakken hebben.
122. Buishanger volgens conclusie 120, met het kenmerk, dat de schouders tapse samenwerkende vlakken hebben.
123. Putinrichting voor het ophangen van een pijp in een boorgat, gekenmerkt door een putkop-deel, een zittingdeel dat telescopisch is opgenomen in het putkopdeel, waarbij het zittingdeel een opwaarts gerichte afgeknot kegelvormige ringschouder heeft, tanden die zijn 35 aangebracht op het putkopdeel en het zittingdeel om het zittingdeel losneembaar te verbinden met het putkopdeel wanneer _ -4 het zittingdeel wordt geroteerd over minder dan 360°, een hangerdeel dat is bevestigd aan de bovenzijde van de pijp- * kolom en dat een neerwaarts gericht draagvlak heeft dat 40 aangrijpt op de schouder van het zittingdeel, een poortmid- 8300566 * - 61 - del dat zich uitstrekt door het hangerdeel en om het draagvlak, waardoor het draagvlak en de schouder een omtreks-contact over de volle 360° hebben.
124. Putinrichting volgens conclusie 123, 5 met het kenmerk, dat het draagvlak een losneembare ringvormige steun heeft die is geschroefd op het hangerdeel .
125. Putinrichting volgens conclusie 123, met het kenmerk, dat de tanden meerdere op af- 10 stand geplaatste groepen tanden omvatten, waarbij de groepen van het zittingdeel kunnen passeren tussen de groepen van het putkopdeel tijdens het insteken van het zittingdeel in het putkopdeel.
126. Putinrichting volgens conclusie 125, 15 met het kenmerk, dat de tanden op afstand van elkaar geplaatste spoedloze schroefdraden zijn die zonder klemming in elkaar grijpen bij rotatie van het zittingdeel in het putkopdeel.
127. Putinrichting volgens conclusie 123, 20 met het kenmerk, dat een grendeldeel is aangebracht pp het hangerdeel voor expansie in een grendelgroef in het putkopdeel boven het draagvlak waardoor de buishanger wordt vergrendeld in de putkop.
128. Putinrichting volgens conclusie 123, 25 met het kenmerk, dat een afdichtsamenstel is aangebracht op het hangerdeel, waarbij het afdichtsamenstel meerdere afgeknot kegelvormige metalen ringen omvat die in serie zijn gestapeld waarbij de afgeknot kegelvormige taps-heid van de ringen afwisselt, waarbij de metalen ringen een 30 buitendiameter hebben die kleiner is dan de binnendiameter van de putkop, waarbij een bedieningsmiddel een axiale kracht kan uitoefenen op de stapel metalen ringen waardoor de metalen ringen worden samengedrukt in afdichtende aanraking van metaal-op-metaal met het hangerdeel en het put-35 kopdeel.
129. Putinrichting volgens conclusie 128, gekenmerkt door een ringschouder op het hangerdeel en een bedieningsdeel dat heen en weer beweegbaar is gemonteerd op het hangerdeel, waarbij de stapel metalen ringen 40 zijn aangebracht tussen de ringschouder en het bedienings- 8300566 * - 62 - deel. ' a
130. Putinrichting volgens conclusie 129, gekenmerkt door ringvormige schakels tussen de metalen ringen, de ringschouder en het bedieningsdeel om 5 een positieve verhindings schakel te vormen tussen het ringvormige deel en het bedieningsdeel.
131·. Putinrichting volgens conclusie 130, met het ke.nm.erk, dat de aangrenzende metalen ringen ringgroeven vormen voor het opnemen van elastomere 10 afdichtingen.
132. Putinrichting volgens conclusie 130, gekenmerkt door een afstandshouder die is aangebracht tussen aangrenzende metalen ringen.
133. Putinrichting volgens conclusie 123, 15 met het k-e'n m e r k, dat een neerhoud- en afdicht-samenstel is aangebracht op het hangerdeel en is opgenomen in de ringruimte.die is gevormd tussen het hangerdeel en het putkopdeel, waarbij het neerhoud- en afdichtsamenstel wordt bediend bij de uitoefening van een verticale drukkracht daar-20 op, waarbij een bedieningsdeel is geschroefd op het hangerdeel en een gedeelte ervan aangrijpt op het neerhoud- en afdichtsamenstel, waarbij een koppeloverbrengmiddel aangrijpt op het bedieningsdeel om een koppel over te brengen en het bedieningsdeel te roteren waardoor het bedieningsdeel omlaag 25 beweegt als het bedieningsdeel wordt geschroefd op het hangerdeel, waardoor een verticale drukkracht wordt uitgeoefend op het neerhoud- en afdichtsamenstel, waarbij een hydraulisch middel is aangebracht om een hydraulische druk uit te oefenen op het neerhoud- en afdichtsamenstel, waardoor de hydraulische 30 druk een aanvullende verticale druk uitoefent op het neerhouden afdichtsamenstel om het neerhoud- en afdichtsamenste verder te bekrachtigen en te bedienen.
134. Putinrichting volgens conclusie 123, met het kenmerk, dat een eerste metaal-op-metaal 35 afdichtsamenstel is aangebracht in de ringruimte tussen het putkopdeel en het hangerdeel om daartussen een metaal-op-metaal afdichting te vormen, een tweede hangerdeel is geplaatst op het hangerdeel en een tweede metaal-op-metaal afdichtmiddel is aangebracht om een metaal-op-metaal afdich-40 ting te veroorzaken tussen het tweede hangerdeel en het put- 8300566 L· * * - 63 - ♦ kopdeel, een derde hangerdeel is geplaatst op het tweede hangerdeel en een derde metaal-op-metaal afdichtmiddel is aangebracht om een metaal-op-metaal afdichting te veroorzaken tussen het derde hangerdeel en het putkopdeel.
135. Putinrichting volgens conclusie 134, met het kenmerk, dat een koppeloverbrengmiddel achtereenvolgens aangrijpt op het eerste metaal-op-metaal afdichtsamenstel, het tweede metaal-op-metaal afdichtsamen-stel en het derde metaal-op-metaal afdichtsamenstel om een 10 verticale samendrukkracht uit te oefenen om deze samenstellen te bedienen en een hydraulisch middel achtereenvolgens een hydraulische druk uitoefent op het eerste metaal-op-me-taal afdichtsamenstel, het tweede metaal-op-metaal samenstel en het derde metaal-op-metaal afdichtsamenstel om ver- 15 der deze afdichtsamenstellen tot afdichtende aangrijping te bedienen.
136. Werkwijze voor het voltooien van een onderwaterput, met het kenmerk, dat (a) een boormiddel wordt geplaatst op de 20 plaats van een onderwaterput, (b) een leibuis wordt geïnstalleerd op de bodem van de watermassa met een putkop, eruptieafsluiter-systeem en een stijgbuis die daarmede zijn verbonden op een punt bij de bodem, waarbij de stijgbuis zich omhoog uit- 25 strekt naar het boormiddel, (c) een boorkolom en een standaard 17½ inch boorbeitel worden neergelaten door de putkop en de leibuis, (d) een gat wordt geboord om een andere verhuizing op te hangen in de putkop en de leibuis, 30 (e) een hangerzitting wordt neergelaten in de put tot dat de zitting wordt geplaatst in de putkop, (f) de hangerzitting wordt geroteerd over minder dan 360° om de hangerzitting te verbinden in de putkop, 35 (g) de hangerzitting wordt vergrendeld in de putkop, (h) een buishanger met de andere verhuizing door de stijgbuis wordt neergelaten in de putkop, en (i) de buishanger wordt geplaatst op de han- 40 gerzitting. 8300566 & . s , - 64 -
137. Werkwijze voor het voltooien van een on-derwaterput, met het kenmerk, dat (a) een boormiddel wordt geplaatst ter plaatse van een onderwaterput, 5 (b) een leibuis wordt geïnstalleerd in de bodem van de watermassa met een putkop, eruptieafsluiter-systeem en stijgbuis’ die daarmee verbonden zijn op een punt bij de bodem, waarbij de stijgbuis zich omhoog uitstrekt naar het boormiddel, 10 (c) een boorkolom en standaard 17½ inch boor- beitel worden neergelaten door de putkop en leibuis, (d) een gat wordt geboord voor het ophangen van een andere verbuizingskolom binnen de putkop en leibuis, (e) een hangerzitting met grendelblokschroef- 15 draad wordt neergelaten in de put tot dat de grendelblok-*? schroefdraad van de hangerzitting aangrijpt op de grendel-blokschroefdraad op de putkop, (f) de hangerzitting wordt geroteerd over minder dan ëën omwenteling tot dat de grendelblokschroef- 20 draad op de hangerzitting passeert tussen de grendelblok- schroefdraad op de putkop waardoor de hangerzitting meerdere centimeters omlaag beweegt ten opzichte van de putkop, (g) de hangerzitting wordt geroteerd over minder dan ëën omwenteling om de hangerzitting te verbinden 25 binnen de putkop, (h) een buishanger met een verbuizingskolom wordt neergelaten door de stijgbuis tot in de putkop, en (i) de buishanger wordt geplaatst op de hangerzitting .
138. Werkwijze voor het voltooien van een onderwaterput, met het kenmerk, dat (a) een leibuis wordt geïnstalleerd in de bodem van een massa water met een putkop, eruptieafsluiter-systeem en stijgbuis daarmee verbonden op een punt bij de 35 bodem, waarbij de stijgbuis zich omhoog uistrekt naar-het oppervlak, (b) een buishanger met een verbuizingskolom wordt neergelaten door de stijgbuis, (c) de. buishanger wordt geplaatst in de put- 4. kop, 8300566 *» - 65 - (d) een bedieningsring die is geschroefd op de buishanger boven een afdichtsamenstel wordt geroteerd, (e) het afdichtingssamenstel wordt samengedrukt door de neerwaartse beweging van de bedieningsring 5 op de buishanger, (f) de conushoek van de afgeknot kegelvormige metalen ringen die zijn aangebracht op het afdichtsamenstel wordt gereduceerd, (g) veerkrachtige delen die zijn opgenomen 10 tussen de afgeknot kegelvormige metalen ringen worden samengedrukt als de conushoeken worden gereduceerd, (h) de putkop en buishanger wordt afgedicht tegen vloeistofstroming door de samendrukking van de veerkrachtige delen, 15 (i) een hydraulische druk wordt uitgeoefend op het afdichtsamenstel, (j) de putkop en buishanger in contact worden gebracht met de binnen- en buitenranden van de afgeknot kegelvormige metalen ringen als het afdichtsamenstel verder 20 wordt samengedrukt door de hydraulische druk, (k) de bedieningsring omlaag wordt bewogen op de buishanger als het afdichtsamenstel verder wordt samengedrukt door de hydraulische druk; (l) de hydraulische druk wordt verwijderd 25 van het afdichtsamenstel.
139. Werkwijze volgens conclusie 138, met het kenmerk, dat (m) een tweede buishanger met een verbuizings-kolom wordt neergelaten door de stijgbuis tot in de putkop, 30 (n) de tweede buishanger wordt geplaatst op de eerste buishanger (o) de stappen Cd) tot (e) worden herhaald om een afdichtsamenstel voor het afdichten van de tweede buishanger op de putkop te verschaffen, 35 (p) een derde buishanger met een verbuizings- kolom wordt neergelaten door de stijgbuis tot in de putkop, (q) de derde buishanger wordt geplaatst op de tweede buishanger (r) de stappen (d) tot (e) worden herhaald 40 om het afdichtsamenstel te bedienen om de derde buishanger 8300566 ' , *' - 66 - *> af te dichten op de putkop.
140. Werkwijze voor het voltooien van een onderwaterput, met het kenmerk, dat (a) een neerlaatgereedschap wordt verbonden 5 aan het eind van een boorkolom, (b) het neerlaatgereedschap wordt verbonden met een buishanger, (c) de buishanger wordt afgedicht op het neerlaatgereedschap, 10 (d) de buishanger met een verbuizingskolom wordt neergelaten door een stijgbuis, een eruptieafsluiter-systeem tot in een putkop, (e) de buishanger wordt geplaatst op een schouder in de putkop, 15 (f) de boorkolom en een deel van het neerlaat gereedschap worden .geroteerd, (g) een koppel wordt uitgeoefend op een be-dieningsmoer met gebruikmaking van het deel van het neerlaatgereedschap , 20 (h) de bedieningsmoer wordt geschroefd op de buishanger als daarop het koppel wordt uitgeoefend, (i) een afdichtsamenstel onder de bedienings-moer wordt samengedru'kt, (j) een elastomere afdichting van het afdicht- 25 samenstel tussen de putkop en de buishanger wordt veroorzaakt, (k) een koppel van 13.500 Nm wordt uitgeoefend op de boorkolom tot dat geen verder koppel wordt overgebracht op het afdichtsamenstel, 30 (1) de erupt ieafs lui terrains van het eruptie af sluiter systeem worden gesloten, (m) een druk wordt uitgeoefend op een leiding die in verbinding staat met de ringruimte tussen de boor- · pijp en de putkop en onder de eruptieafsluiter, 35 (n) een hydraulische druk wordt uitgeoefend op het afdichtsamenstel, (o) afgeknot kegelvormige metalen pakkingen in het afdichtsamenstel worden samengedrukt, (p) een metaal-op-metaal afdichting wordt 40 veroorzaakt tussen de putkop en de buishanger, 8300566 * - 67 - (q) het bedieningsdeel verder omlaag wordt geroteerd op de buishanger als de hydraulische druk het af-dichtsamenstel verder samendrukt, (r) de hydraulische druk door de leiding 5 wordt verwijderd, (s) het neerlaatgereedschap wordt losgemaakt van de buishanger en (t) het neerlaatgereedschap wordt verwijderd uit de put.
141. Werkwijze volgens conclusie 140, met het kenmerk, dat de boorpijp omhoog wordt bewogen om het neerlaatgereedschap los te maken van de buishanger.
142. Werkwijze voor het losneembaar bevestigen van een neerlaatgereedschap op een buishanger, met 15 h è t k e n m ,e r k, dat (a) een huls van het neerlaatgereedschap wordt geschoven in de buishanger, (b) een doorn van het neerlaatgereedschap omlaag in de huls wordt bewogen, 20 (c) in de huls aangebrachte grendels in in- grijping met de buishanger wordt gedrukt, (d) de grendels door de doorn in ingrijping worden gehouden, (e) de buishanger met een verbuizingskolom 25 wordt neergelaten in de put, (f) de buishanger wordt geplaatst op de put- kop, (g) de doorn van het neerlaatgereedschap 4 verder wordt neergelaten in de huls bij de bediening van een « 30 afdichtsamenstel, (h) het drukkende deel van de doorn wordt verwijderd van de grendels, (i) de doorn omhoog wordt bewogen, (j) de huls wordt verbonden met de doorn voor-35 dat de doorn voldoende omhoog is bewogen om de grendels weer aan te drukken, (k) de grendels buiten ingrijping met de buishanger worden gedrukt, en (l) het neerlaatgereedschap wordt verwijderd 40 uit de put. 8300566
NL8300566A 1982-02-16 1983-02-15 Onderzees putkopsysteem. NL8300566A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/348,735 US4615544A (en) 1982-02-16 1982-02-16 Subsea wellhead system
US34873582 1982-02-16
US35037482 1982-02-19
US06/350,374 US4488740A (en) 1982-02-19 1982-02-19 Breech block hanger support

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8300566A true NL8300566A (nl) 1983-09-16

Family

ID=26995862

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8300566A NL8300566A (nl) 1982-02-16 1983-02-15 Onderzees putkopsysteem.
NL8300568A NL8300568A (nl) 1982-02-16 1983-02-15 Onderzees putkopsysteem.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8300568A NL8300568A (nl) 1982-02-16 1983-02-15 Onderzees putkopsysteem.

Country Status (6)

Country Link
CA (2) CA1206091A (nl)
DE (2) DE3305285A1 (nl)
FR (2) FR2521634B1 (nl)
GB (5) GB2114630B (nl)
NL (2) NL8300566A (nl)
NO (2) NO160944C (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA1255208A (en) * 1985-04-26 1989-06-06 Martin B. Jansen Retrievable packoff
US4842061A (en) * 1988-02-05 1989-06-27 Vetco Gray Inc. Casing hanger packoff with C-shaped metal seal
GB2216965B (en) * 1988-04-08 1992-04-15 Cooper Ind Inc Energisation of sealing assemblies
GB8821982D0 (en) * 1988-09-19 1988-10-19 Cooper Ind Inc Energisation of sealing assemblies
GB8918517D0 (en) * 1989-08-14 1989-09-20 Cameron Iron Works Inc Location of tubular members
US5290126A (en) * 1991-12-13 1994-03-01 Abb Vectogray Inc. Antirotation device for subsea wellheads
EP0592739B1 (en) * 1992-10-16 1997-12-17 Cooper Cameron Corporation Load support ring
US5620052A (en) * 1995-06-07 1997-04-15 Turner; Edwin C. Hanger suspension system
US7163054B2 (en) 2003-06-23 2007-01-16 Control Flow Inc. Breechblock connectors for use with oil field lines and oil field equipment
BRPI0419084B1 (pt) * 2004-10-12 2015-05-26 Cameron Int Corp Dispositivo de trancamento
US7798231B2 (en) 2006-07-06 2010-09-21 Vetco Gray Inc. Adapter sleeve for wellhead housing
CN103696740A (zh) * 2013-12-25 2014-04-02 中国海洋石油总公司 一种炮栓式隔水导管接头

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1488597A (fr) * 1966-08-02 1967-07-13 Ventura Tool Company Système de suspension de tubage actionné hydrauliquement
US3421580A (en) * 1966-08-15 1969-01-14 Rockwell Mfg Co Underwater well completion method and apparatus
US3442536A (en) * 1968-05-09 1969-05-06 Rockwell Mfg Co Pipe joint having circumferentially spaced teeth coupling means
US3528686A (en) * 1968-06-24 1970-09-15 Vetco Offshore Ind Inc Rotatable casing hanger apparatus
US3649032A (en) * 1968-11-01 1972-03-14 Vetco Offshore Ind Inc Apparatus for sealing an annular space
US3638725A (en) * 1970-05-15 1972-02-01 Vetco Offshore Ind Inc Direct drive casing hanger apparatus
US3800869A (en) * 1971-01-04 1974-04-02 Rockwell International Corp Underwater well completion method and apparatus
US3971576A (en) * 1971-01-04 1976-07-27 Mcevoy Oilfield Equipment Co. Underwater well completion method and apparatus
US3948545A (en) * 1974-03-11 1976-04-06 Mcevoy Oilfield Equipment Co. Mechanically operated breech block

Also Published As

Publication number Publication date
FR2521635B1 (fr) 1986-09-19
GB2114630B (en) 1986-07-02
FR2521634B1 (fr) 1986-10-17
GB8511548D0 (en) 1985-06-12
GB2157346A (en) 1985-10-23
GB2114630A (en) 1983-08-24
FR2521634A1 (fr) 1983-08-19
GB2156881A (en) 1985-10-16
CA1271789C (nl) 1990-07-17
GB2159554A (en) 1985-12-04
NO160943B (no) 1989-03-06
FR2521635A1 (fr) 1983-08-19
NO160944C (no) 1989-06-14
DE3305285A1 (de) 1983-08-25
GB8303796D0 (en) 1983-03-16
GB8303795D0 (en) 1983-03-16
GB8511550D0 (en) 1985-06-12
GB2157346B (en) 1986-04-09
NO160943C (no) 1989-06-14
GB8511549D0 (en) 1985-06-12
GB2114631A (en) 1983-08-24
NO830501L (no) 1983-08-17
GB2156881B (en) 1986-07-02
NO160944B (no) 1989-03-06
CA1202885A (en) 1986-04-08
CA1206091A (en) 1986-06-17
NO830502L (no) 1983-08-17
DE3305310A1 (de) 1983-08-25
GB2159554B (en) 1986-07-02
NL8300568A (nl) 1983-09-16
GB2114631B (en) 1986-01-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4615544A (en) Subsea wellhead system
US4488740A (en) Breech block hanger support
US4674576A (en) Casing hanger running tool
US7686087B2 (en) Rapid makeup drilling riser
US11639761B2 (en) Connector assembly and method
US4154298A (en) Well tubing hanger
US6814143B2 (en) Downhole tubular patch, tubular expander and method
AU2011241973B2 (en) Blowout preventer assembly
EP3342975B1 (en) Installation of an emergency casing slip hanger and annular packoff assembly having a metal to metal sealing system through the blowout preventer
US4375240A (en) Well packer
US5524710A (en) Hanger assembly
CA1222205A (en) Emergency release for subsea tool
KR101041507B1 (ko) 보닛 로킹장치 및 보닛을 분출방지장치에 로킹하는 방법
AU2008312025A1 (en) Stripper rubber with integral retracting retention member connection apparatus
BR122013000179B1 (pt) Montagem de ajuste de obturador e método de ajustar um elemento obturador de ajuste radial
US3241864A (en) Automatic connector
NL8300566A (nl) Onderzees putkopsysteem.
GB2150173A (en) Torque multiplier subsea tool
US9359849B2 (en) Method and system for hydraulically presetting a metal seal
US3837684A (en) Subsea casing hanger pack-off apparatus and method
US4825948A (en) Remotely variable multiple bore ram system and method
US20180340386A1 (en) Running Tool for Use with Bearing Assembly
CA1271789A (en) Subsea wellhead system
NO160942B (no) Anordning omfattende en holde- og tetningsenhet for anbringelse i et broennhode.

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: CAMERON IRON WORKS USA, INC.

BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed