NL8001621A - Met een kunststofcanule verbonden aansluitstuk. - Google Patents

Description

Λ \.\

Met een kunststofcanule verbonden aansluitstuk

De uitvinding heeft betrekking op een met een kunststofcanule verbonden aansluitstuk met een buisvormig en/of kegelvormig gedeelte voor het afdichtend aansluiten aan injectiespuiten en/of met aansluitkegels uitgeruste slangen en een hier-5 aan axiaal aansluitend doorstroomkanaal.

Kunststofcanulen en aderkatheters worden in de genees-kunden toegepast voor het toevoeren van bloed of infusie-oplos-singen in het vatensysteèm van patiënten. De kunststofcanule of ook een korte katheter worden met behulp van een scherpe metaalcanule, 10 welke zich in het inwendige van de kunststofcanule bevindt, door de huid alsook het weefsel gestoken en in een bloedvat gevoerd.

Wordt aansluitend de metaalcanule uitgetrokken, dan kan door de aangelegde kunststofcanule een lange katheter in het vatensysteem gevoerd worden. Wordt in de kunststofcanule een katheter gevoerd, 15 dan kan deze uit het bloedvat en het weefsel getrokken worden, zodat slechts nog de katheter in het lichaam van de patient voert. De kunststofcanule is zoals gebruikelijk met een aansluitstuk van de boven aangegeven aard verbonden, zodat bij hierin geschoven katheter, welke ook met een aansluitstuk voorzien is, twee in elkaar 20 geschoven kegelvormige steekverbindingen aanwezig zijn welke aan het lichaam van de patient bevestigd dienen te worden en een zodanig lange hefboomarm kunnen vormen, dat gevaar bestaat van losraken van verbindingen.

De uitvinding beoogt daarom een combinatie van een 25 met een kunststofcanule verbonden aansluitstuk van de bovengenoemde aard met een katheter te verschaffen welke op eenvoudige, veilige en overzichtelijke wijze aan het lichaam van de patient kan worden bevestigd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat 30 de binnenzijde van de wand van het dcorstroomkanaal voorzien is 800 1 6 21 2 » van bevestigingsinrichtingen welke met overeenkomstige bevestigings-inrichtingen samenwerken, welke aan het eindstuk van het in het aansluitstuk geschoven katheter aangebracht zijn. Bij de uitgevonden combinatie van het met een kunststofcanule verbonden aansluit-5 stuk met een katheter, is het einde van het katheter in het aansluitstuk van de kunststofcanule verankerd, zodat deze tegelijkertijd het aansluitstuk of het kegelvormige deel van de ingestoken katheter vormt. De axiale lengte van de aan het lichaam van de patient te bevestigen inrichtingen overschrijdt zodoende de axiale lengte 10 van het aansluitstuk van de kunststofcanule niet, zodat de aansluiting eenvoudiger, overzichtelijker en veiliger wordt.

Bij voorkeur is in de wand van het doorstroomkanaal een omlopende radiale groef aangebracht waarin de verdikte, radiaal naar buiten gerichte rand van het eindstuk van de katheter of een 15 hiermee verbonden bus ingrijpend ingedrukt kan worden.

De groef kan in het bovenste deel van een huls aangebracht zijn welke in het doorstroomkanaal gezet is. Bij voorkeur is ook de huls aan zijn uitwendige mantel voorzien van eer. radiaal ‘omlopende uitstekende verdikking welxe in een bijbehorende groef in 20 het doorstroomkanaal grijpt.

Bij een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is in de katheter een doorn geschoven welke voorzien is van een knopvormig eindstuk welke via een stempelvormig tussenstuk met de doom verbonden is, waarbij het onderste einde van het tussenstuk in zijn 25 doorsnede overeenkomt met de doorsnede van het eindstuk van de katheter of de bus. Via het stempelvormige tussenstuk kan door eenvoudig drukken op het knopvormige eindstuk het koppelingsstuk aan het einde van de katheter in de opneemgroef van het aansluitstuk grijpend gedrukt worden.

30 De doorsnede van de katheter en het doorstroom kanaal kunnen zodanig, op elkaar afgestemd zijn, dat de katheter afdichtend tegen het inwendige oppervlak van de wand van het doorstroomkanaal respectievelijk de kunststofcanule ligt. De bus of het eindstuk van de katheter kunnen ook naar hun einde toe kegelvormig 35 zich verwijden, en het aansluitstuk kan met een overeenkomstig kegel- 800 1 6 21 t 3 vormig deel voorzien zijn waarin de bus of het eindstuk in de ingrijpende toestand afdichtend vastgelegd is. Het eindstuk kan op eenvoudige wijze veilig op het lichaam van de patient bevestigd worden wanneer deze met zijdelingse soepele vleugels voorzien is.

5 Bij een functie met een kunststofcanule van de bovenbeschreven soort was het tot nu toe nauwelijks te vermijden dat bloed uit de als verbindingskegel uitgevoerde aansluitstuk stroomt, wanneer de metaalnaald uit de kunststofcanule getrokken wordt. Een bijzonder gevaar ontstaat bij bekende kunststofcanulen 10 van de bovenbeschreven soort bovendien doordat de infusieslang ongemerkt los kan raken van de aansluitkegel van de aderkatheter.

Dit kan bijvoorbeeld bij een subclaviakatheter bij een zittende patient voeren tot luchtembolie, terwijl uit een perifeer liggende katheter voortdurend bloed kan uitstromen of deze door stollen 15 verstopt kan raken.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is in het gebied tussen het deel dat als aansluiting dient en • het doorstroomkanaal in een radiale uitsparing een het doorstroom-kanaal afsluitendeklepuchijf uit elastcmeermateriaal met tenminste 20 een centrale spleet vastgezet. Het eindstuk van de katheter of de het eindstuk vormende bus kunnen daardoor beneden de klepschijf in de omlopende groef van het doorstroomkanaal grijpend ingedrukt worden zodat de klepschijf een luchtdichte afsluiting vormt wanneer dé klepschijf niet naar zijn opening gebogen wordt.

25 Wordt de klepschijf niet door de kegel van een spuit van een met een aansluitkegel uitgeruste slang geopend, dan is volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding in het kegelvormige inloopkanaal van het aansluitstuk een met een centrale doorstroom-opening voorzien lichaam zodanig axiaal verschuifbaar geleid, dat 30 het lichaam in zijn teruggeschoven stand met zijn voorkant voor de vlakke klepschijf ligt en deze in zijn voortgeschoven stand voor het openen van de spleet tenminste gedeeltelijk doorsteekt. Wordt in de met een inwendige kegel voorziene aansluitbuis van het aansluitstuk een aansluitkegel, bijvoorbeeld een infusieslang geschoven, 35 dan schuift deze het axiaal verschuifbare lichaam tegen de klep- 80 0 1 6 21 # 4 schuif zodanig voort, dat de spleet wordt geopend waarbij deze spleet in deze stand wordt gearreteerd. Wordt de aansluitkegel van de infusieslang uitgetrokken of komt deze per ongeluk te vallen, dan drukt de elastisch vervormde klepschijf het lichaam terug 5 waarbij de spleet afdichtend wordt gesloten.

De klepschijf van het aansluitstuk sluit zodoende zelf afdichtend ook de vatkatheter, zodat deze niet met een verdere, bijzondere zelf-dichtende klep uitgerust dient te worden.

Andere uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn 10 aangegeven in de volgconclusies.

De uitvinding verschaft een combinatie van een met een aansluitstuk uitgeruste kunststofcanule met een vatkatheter, waarbij de kunststofcanule na het verwijderen van het voor het insteken dienende injectienaald dient voor het steriel invoeren van 15 de katheter in het vatensysteem en waarbij, het aansluitstuk zelf als aansluitstuk voor het verbinden van de katheter met een infusieslang gebruikt wordt.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt in het volgende aan de hand van de tekening verduidelijkt, waarbij 20 de tekening een langsdoorsnede geeft door het aansluitstuk met de klepschijf en het de klepschijf openende axiaal verschuifbare lichaam op vergrote schaal.

Het aansluitstuk 1 bestaat uit kunststof en is aan zijn instroomzijde voorzien van een inwendige kegel 2 welke voor 25 het afdichtend houden van een ingeschoven aansluitkegel van een infusieslang dient. Op zijn uitstroomzijde is het aansluitstuk 1 voorzien van een cilindervormige canule 3 waarvan de doorsnede aangepast is aan een metaalcanule of de katheter 4.

Het aansluitstuk 1 is tussen de inwendige kegel 2 30 en de constante open doorsnede van de canule 3 voorzien van een kegelvormige inwendige ruimte 5 waarin een eveneens kegelvormige huls 6 van kunststof gezet is. De inwendige ruimte 5 is in zijn bovenste deel voorzien van een omlopende, ringvormige uitsparing 7 waarin de bovenste, overeenkomstig gevormde omlopende rand 8 van 35 de huls 6 vastgelegd is.

80 0 1 6 21 * 5

De huls 6 is in de· buurt van de rand 8 voorzien van een inwendige radiaal omlopende groef 9. In deze groef 9 is de uitwendige verdikte rand 10 van een eveneens kegelvormige bus 11 uit kunststof gestoken, waarbij deze bus het eindgedeelte van de 5 katheter 4 vormt welke hierop geschoven is en hiermee verbonden is.

De kegelvormige huls 6 ligt met zijn uitwendige mantel dichtend tegen de wand van de kegelvormige ruimte 5 van · het aansluitstuk 1 aan. De huls 6 is ook inwendig kegelvormig uitgevoerd zodat de aan zijn buitenzijde kegelvormige bus 11 met zijn 10 mantel eveneens af dichtend in de huls 6 gehouden wordt.

In de katheter 4 is de doorn 12 geschoven welke aan zijn boveneinde een knopvormig eindstuk 13 draagt. Het knopvormige > eindstuk 13 is door een stempelvormige schacht 14 verlengd waarvan de doorsnede op zodanige wijze overeenkomt met de bovenste doorsnede 15 van de bus 11 dat deze door de druk op de knop 13 door de stempel 14 in de huls 6 gedrukt kan worden om hierin te grijpen.

Het aansluitstuk 1 is in zijn inwendige voorzien van nog een omlopende groef 15'die als opneemruimte dient voor een klep-schijf 16 die bestaat uit een schijf van elastisch materiaal welke 20 voorzien is van een in het midden gelegen, de schijf niet volledig doorstekende spleet. De uitvoering van de klepschijf 16 is nader beschreven in de Duitse octrooiaanvrage 28.17.102.

In de inwendige kegel 2 zijn twee of meer axiaal verlopende leigroeven 17 aangebracht waarin overeenkomstige wiggen 18 25 van een begrensd axiaal verschuifbaar lichaam 19 grijpen. Het cilin-dèrvormige deel van het lichaam 19 kan ook in een overeenkomstige, cilindervormige boring gestoken zijn. Het lichaam 19 is voorzien van een centrale doorgangsboring 20, terwijl het achtereinde van het lichaam recht afgesneden is en het vooreinde van dit lichaam afge-30 knot kegelvormig is. Ook deze bijéén geschoven aansluitconus de klepschijf 16 openende lichaam 19 is in de Duitse octrooiaanvrage 28.17.102 nader beschreven. Het lichaam is in de tekening in zijn vooruit geschoven stand aangegeven waarbij de spleet in de klepschijf 16 door spreiden geopend is. Wordt het lichaam 19 na uittrekken 35 van de aansluitconus van de infusieslang door de klepschijf 16 terug- 8 0 0 1 6 21 6 geschoven, dan is niet alleen het aansluitstuk 1 maar ook de katheter 4 afgedicht.

80 0 1 6 21

Claims (12)

1. 5 ί
2. 1. Met een kunststofcanule verbonden aansluitstuk met een buisvormig en/of kegelvormig deel voor het afdichtend aansluiten op een injectiespuit en/of met aansluitconussen uitgeruste 5 slang en een nieraan axiaal aansluitend doorstroomkanaal, gekenmerkt doordat de binnenzijde van de wand van het doorstroomkanaal voorzien is van bevestigingsinrichtingen welke met passende bevestigings-inrichtingen (10 )samenwerken welke aan het eindstuk (LI) van het in het aansluitstuk (1) geschoven katheter $ aangebracht zijn. 10 2; Aansluitstuk volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat in de wand van het doorstroomkanaal een omlopende, radiale groef aangebracht is waarin de radiaal naar buiten gerichte verdikte rand (10) van het eindstuk van de katheter (4) of een hiermee verbonden bus (11) ingrijpend indrukbaar is.
3. 3. Aansluitstuk volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de groef (9) in het bovenste deel van een huls (6) aangebracht is waarbij de huls in het doorstroomkanaal gezet is.
4. 4. Aansluitstuk volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de huls (6) op zijn buitenste mantel voorzien 20 is van een radiaal uitstekende, omlopende verdikking (8) welke grijpt in een overeenkomstige groef (7) in het doorstroomkanaal.
5. 5. Aansluitstuk volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat in het katheter (4) een doorn (12) geschoven is welke voorzien is van een knopvormig eindstuk (13) welke via 25 een stempelvormig tussenstuk (14) verbonden is met de doorn (12), waarbij het ondereinde van het tussenstuk (14) in zijn doorsnede overeenkomt met de doorsnede van het eindstuk van het katheter (4) of de bus (11) van de katheter (4).
6. 6. Aansluitstuk volgens één der voorgaande conclu-30 sies, gekenmerkt doordat de doorsnede van het katheter (4) en van het doorstroomkanaal zodanig op elkaar afgestemd zijn dat het katheter (4) dichtend aanligt tegen het binnenvlak van de wand van het doorstroomkanaal.
7. 7. Aansluitstuk volgens één der conclusies 1 tot en 35 met 5, gekenmerkt doordat de bus (11) of het eindstuk van het 8 0 0 1 6 21 katheter (4) zich naar hun einde toe kegelvormig verbreden en het aansluitstuk (1) met een overeenkomstig kegelvormig deel voorzien is waarin de bus (11) of het eindstuk in de ingrijpende toestand afdichtend gehouden zijn.
8. 8. Aansluitstuk volgens één der voorgaande conclu sies, gekenmerkt doordat het met zijwaartse, soepele vleugels voor- zien is.
9. 9. Aansluitstuk volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat in het deel tussen het voor de aansluiting 10 dienende gedeelte (2) en het doorstroomkanaal (3) in een radiale uitsparing (15) een het doorstroomkanaal afsluitende klepschijf (16) uit elastomeer materiaal met tenminste een centrale spleet gehouden is.
10. 10. Aansluitstuk volgens conclusie 9, gekenmerkt 15 doordat in het kegelvormige inloopkan^al (2) van het aansluitstuk (1) een met een centrale doorstroomopening (20) uitgerust lichaam (19) zodanig begrensd axiaal verschuifbaar opgesteld is, dat het lichaam in zijn vooruit geschoven stand met zijn voorkant voor de vlakke klepschijf (16) ligt en deze in zijn vooruit geschoven 20 stand voor het openen van de spleet tenminste gedeeltelijk doorsteekt.
11. 11. Aansluitstuk volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de voorzijde van het verschuifbare lichaam (19) afgeknot kegelvormig is.
12. 12. Aansluitstuk volgens conclusie 10 of 11, gekenmerkt doordat in de doorstroomrichting achter de schijf (16) een zich kegelvormig toelopende kamer aansluit. 800 1 6 21