Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

NL2002115C - Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur. Download PDF

Info

Publication number
NL2002115C
NL2002115C NL2002115A NL2002115A NL2002115C NL 2002115 C NL2002115 C NL 2002115C NL 2002115 A NL2002115 A NL 2002115A NL 2002115 A NL2002115 A NL 2002115A NL 2002115 C NL2002115 C NL 2002115C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vehicle
detection
central processing
processing unit
detector
Prior art date
Application number
NL2002115A
Other languages
English (en)
Inventor
Tom Marnix Alexander Wilde
Patrick Dijkstra
Original Assignee
Stichting Noble House
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Noble House filed Critical Stichting Noble House
Priority to NL2002115A priority Critical patent/NL2002115C/nl
Priority to PCT/NL2009/050634 priority patent/WO2010047589A1/en
Priority to ES09741038T priority patent/ES2856095T3/es
Priority to US13/124,313 priority patent/US8629392B2/en
Priority to EP09741038.5A priority patent/EP2350685B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2002115C publication Critical patent/NL2002115C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S7/00Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00
    • G01S7/48Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00 of systems according to group G01S17/00
    • G01S7/495Counter-measures or counter-counter-measures using electronic or electro-optical means
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S7/00Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00
    • G01S7/48Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00 of systems according to group G01S17/00
    • G01S7/4804Auxiliary means for detecting or identifying lidar signals or the like, e.g. laser illuminators
    • G01S7/4806Road traffic laser detectors
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S7/00Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00
    • G01S7/48Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00 of systems according to group G01S17/00
    • G01S7/481Constructional features, e.g. arrangements of optical elements
    • G01S7/4818Constructional features, e.g. arrangements of optical elements using optical fibres

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Radar, Positioning & Navigation (AREA)
  • Remote Sensing (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Optical Radar Systems And Details Thereof (AREA)

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET VOORKOMEN VAN DETECTIE OF SNELHEIDSDETECTIE DOOR EXTERNE LASEBMEETAPPARATUUR
De uitvinding heeft betrekking op een voertuig voorzien van 5 een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden detector met ten minste een detectievlak, die is ingericht voor het detecteren in een detectierichting van laserpulsen of een lichtbundel van externe meetapparatuur welke de 10 laserpulsen of de lichtbundel uitzendt voor het detecteren van een voertuig en/of het meten van de snelheid van een voertuig, en ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden in een zendrichting 15 die in hoofdzaak gelijk is aan de detectierichting, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om na het detecteren van laserpulsen of een lichtbundel door de detector de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden.
20 Een dergelijke inrichting is beschreven in de internationale octrooipublicatie WO 97/21110, welke publicatie als hier ingevoegd wordt beschouwd. Deze inrichting is geschikt om snelheidsmetingen van voertuigen waarbij gebruik wordt gemaakt van laserpistolen die vanaf de voorzijde of 25 achterzijde van het voertuig daarop worden gericht te verstoren en daardoor moeilijk of onmogelijk te maken. Deze inrichting is echter niet, althans minder, geschikt om een snelheidsmeting te verstoren waarbij gebruik wordt gemaakt van een inrichting zoals bechreven in de internationale 30 octrooipublicatie WO 98/05016, welke publicatie eveneens als hier ingevoegd wordt beschouwd, en welke twee op korte afstand (bijvoorbeeld 400 mm) van elkaar geplaatste laserzenders omvat die zijwaarts op de auto worden gericht 2 en waarbij de tijd wordt gemeten die het voertuig nodig heeft om deze afstand af te leggen. Octrooipublicaties EP 0 339 988, FR 2 523 341 en US 3,436,540 tonen vergelijkbare inrichtingen waarbij laserzenders of lichtgevoelige 5 fotocellen respectievelijk schuin van boven en recht van boven dwars op de rijrichting op het voertuig worden gericht.
De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die wel, 10 althans beter geschikt is voor het verstoren van bovengenoemde snelheidsmetingen.
Daartoe zijn het detectievlak en het zendvlak zodanig aan het voertuig bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de 15 rijrichting van het voertuig zijn gericht. Hierdoor kan de inrichting voorkomen dat snelheidsmetingen vanaf de zijkant, de bovenkant of de onderkant van het voertuig worden uitgevoerd.
20 Bij voorkeur is het detectievlak nabij de voorzijde en/of achterzijde van het voertuig bevestigd. Meer bij voorkeur is het middelpunt van het detectievlak minder dan 40 cm, meer bij voorkeur minder dan 20 cm, meer bij voorkeur minder dan 10 cm, het meest bij voorkeur minder dan 5 cm van de 25 voorzijde en/of de achterzijde van het voertuig is verwijderd. Het detectievlak is daarbij bijvoorbeeld in, aan of nabij de voorbumper en/of de achterbumper van het voertuig bevestigd. In een bijzondere voorkeursuitvoering is het detectievlak in de voorste kentekenplaathouder van het 30 voertuig bevestigd. Gebleken is dat indien het detectievlak aan of althans zeer nabij de uiterste voorzijde en/of de achterzijde van het voertuig in de dwarsrichting is gemonteerd, de inrichting snel genoeg kan reageren om een 3 snelheidsmeting waarbij de voorzijde respectievelijk de achterzijde van het voertuig wordt gedetecteerd te verhinderen.
5 Bij voorkeur is het zendvlak nabij de voorzijde en/of de achterzijde van het voertuig bevestigd. Daarbij omvat de inrichting bij voorkeur per detector ten minste twee parallel gerichte zendvlakken, waarbij het eerste zendvlak nabij de voorzijde van het voertuig is bevestigd en waarbij 10 het tweede zendvlak nabij de achterzijde van het voertuig is bevestigd. Omdat de snelheidsmeetinrichting, zoals die beschreven is in WO 98/05016, naast de snelheid van de voorzijde van het voertuig ook de snelheid van de achterzijde van het voertuig meet, waarbij de meting alleen 15 geldig is als beide snelheden gelijk zijn, kan de snelheidsmeting ook worden verstoord door de meting van alleen de achterzijde van het voertuig te verstoren.
Een zendvlak nabij de achterzijde kan dit bewerkstelligen, 20 waarbij een voordeel kan zijn dat er meer tijd na detectie van de laserpulsen is om de zender aan te zetten. De centrale verwerkingsinrichting is bij voorkeur ingericht om na het detecteren van laserpulsen door de detector het zendvlak dat is aangebracht nabij de voorzijde van het 25 voertuig onmiddelijk de serie lichtpulsen te laten uitzenden. De centrale verwerkingsinrichting is daarbij, of als alternatief, bij voorkeur ingericht om na het detecteren van laserpulsen door de detector het zendvlak dat is aangebracht nabij de achterzijde van het voertuig de serie 30 lichtpulsen te laten uitzenden in elk geval in een tijdsvak dat ligt tussen circa 30 ms en circa 1300 ms na het detecteren van de laserpulsen. Dit is de tijd die verstrijkt tussen het passeren van de voorkant en de achterkant van een 4 voertuig met een lengte tussen 2,5 m en 18 m, bij rijsnelheden tussen 50 km/h en 300 km/h. De centrale verwerkingseenheid is bij voorkeur ingericht om het tijdstip van het uitzenden van de serie laserpulsen te bepalen in 5 afhankelijkheid van de snelheid van het voertuig en/of de lengte van het voertuig. In een alternatieve uitvoeringsvorm is het detectievlak nabij de achterzijde aan van het voertuig bevestigd, en zendt het zendvlak onmiddellijk na detectie van laserpulsen.
10
De uitvinding heeft tevens betrekking op een voertuig voorzien van een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is 15 ingericht om lichtpulsen uit te zenden in een zendrichting, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, waarbij het zendvlak zodanig aan het voertuig zijn bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig zijn 20 gericht, waarbij het zendvlak nabij de voorzijde of nabij de achterzijde van het voertuig is bevestigd. De zender wordt in dit geval continu ingeschakeld, bijvoorbeeld zolang een voertuig boven een bepaalde snelheid rijdt.
25 Voorts heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen in een voertuig van een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden, 30 waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, met het kenmerk, dat het detectorvlak en het zendvlak zodanig aan het voertuig worden bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op 5 de rijrichting van het voertuig zijn gericht, waarbij het zendvlak nabij de voorzijde of nabij de achterzijde van het voertuig wordt bevestigd.
5 Er zijn aldus de volgende voorkeursvarianten:
Detector Zender voor voor achter achter voor achter geen voor geen achter
Bij voorkeur bepaalt de centrale verwerkingseenheid bij detectie van een serie laserpulsen het tijdstip en de frequentie van de eerste laserpulsen van de serie, en stelt 10 de centrale verwerkingseenheid de frequentie en het tijdstip van de te verzenden serie lichtpulsen in in afhankelijkheid van deze frequentie, bijvoorbeeld ongeveer de zelfde frequentie, of de helft of het dubbele daarvan. Bij voorkeur is de inrichting ingericht om laserpulsen met een 15 afwisselend interval binnen een bereik te laten uitzenden, bijvoorbeeld als de pulsfrequentie van de externe meetapparatuur 10 kHz is, een random afwisselend interval binnen het bereik 98-102 microseconde. Door elk opvolgend interval een andere tijdsduur te geven wordt de meting 20 zodanig verstoord dat de eerste meting van de voor- en achterzijde van het voertuig en de tweede meting van de voor- en achterzijde van het voertuig door de externe meetapparatuur niet het zelfde resultaat kan geven, waardoor de meting ongeldig wordt.
Het detectievlak is bij voorkeur schuin omhoog gericht onder een hoek van circa 1 tot 20 graden, meer bij voorkeur circa 25 6 5 graden met het wegoppervlak. Voorts is het detectievlak of een van de detectievlakken bij voorkeur schuin naar voren gericht onder een hoek van 5 tot 20 graden, meer bij voorkeur circa 10 graden. Het schuin naar voren gerichte 5 detectievlak bevindt zich daarbij bij voorkeur nabij de zijkant van het voertuig en is schuin voorlangs het voertuig gericht Een inrichting met deze kenmerken is bijzonder geschikt voor het verhinderen van snelheidsmetingen door een inrichting zoals beschreven in WO 98/05016 en zoals verkocht 10 onder de merknaam Autovelox 105SE Speed Meter (TM) van Sodi Scientifica Traffic Division, waarbij detectie van de laserpulsen alsmede verstoring van de meting zo betrouwbaar mogelijk en zo snel mogelijk plaatsvindt.
15 In de voorkeursuitvoering omvat de detector een glasvezelkabel waarvan het eerste uiteinde is bevestigd voor en gericht naar de detector en waarvan het tweede uiteinde het detectievlak vormt en is voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het tweede 20 uiteinde aan het voertuig, zodanig dat laserpulsen van de externe meetapparatuur door het tweede uiteinde van de glasvezelkabel kunnen worden opgevangen en naar de detector kunnen worden geleid. De inrichting is voorts bij voorkeur voorzien van een lichtpulsgenerator, waarbij de 25 lichtpulsgenerator is bevestigd voor en gericht naar het eerste uiteinde van deze glasvezelkabel, of een aparte glasvezelkabel voor het zenden van lichtpulsen.
De inrichting is bij voorkeur voorzien van meerdere 30 glasvezelkabels voor het detecteren van laserpulsen uit meerdere sectoren rond het object, en de inrichting is bij voorkeur voorzien van meerdere detectoren waarbij aan elke 7 detector een glasvezelkabel is bevestigd. De detectoren zijn daarbij bij voorkeur aangebracht in een centrale behuizing.
De glasvezelkabel omvat bij voorkeur meerdere paralelle 5 glasvezels, waardoor deze flexibel is en in een bocht met een kleine straal kan worden gemonteerd. De glasvezelkabel heeft bij voorkeur een doorsnede-oppervlak tussen 0,2 mm2 en 20 mm2, meer bij voorkeur tussen 0,4 mm2 en 10 mm2, nog meer bij voorkeur tussen 0,5 mm2 en 2 mm2. Gewoonlijk heeft de 10 glasvezelkabel een lengte van ten minste 1 m.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen in een voertuig van een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de 15 centrale verwerkingseenheid verbonden detector met ten minste een detectievlak, die is ingericht voor het detecteren in een detectierichting van laserpulsen van externe meetapparatuur welke de laserpulsen uitzendt voor het meten van de snelheid van een voertuig, en ten minste 20 een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden in een zendrichting die in hoofdzaak gelijk is aan de detectierichting, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om na het detecteren van laserpulsen door de 25 detector de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, en waarbij het detectorvlak en het zendvlak zodanig aan het voertuig worden bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig zijn gericht.
30 De uitvinding zal aan de hand van in de figuren weergegeven tekeningen worden toegelicht, waarin: 8
Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht is van een voertuig voorzien van een inrichting volgens de uitvinding; en
Figuur 2 een schematisch vooraanzicht is van een voertuig 5 voorzien van een inrichting volgens de uitvinding.
De figuren tonen een lasersnelheidsmeetinrichting 101 die is voorzien van twee paralelle laserzenders 102, 103 en een derde laserzender 104 dat zich onder een hoek van circa 10 10 graden met laserzender 103 uitstrekt. De laserzender 102, 103, 104 strekken zich onder een hoek van circa 10 graden naar beneden richting het wegdek uit. De werking van de lasersnelheidsmeetinrichting 101 is beschreven in WO 98/05016.
15
Het voertuig 1 is voorzien van een behuizing 2 met een centrale verwerkingseenheid 3. De centrale verwerkingseenheid 3 is verbonden met vier laserdetectors/zenders 8, die het lasersignaal van een 20 externe lasersnelheidsmeetinrichting kunnen detecteren.
De laserdetectors/zenders 8 bevinden zich op een centrale plaats in het voertuig 1 in de behuizing 2. Aan elke detector/zender 8 is een glasvezelkabel 9, 10, 11 bevestigd, 25 zodanig dat laserpulsen die door de glasvezelkabels 9, 10, 11 worden getransporteerd en uit het uiteinde van de glasvezelkabel treden op de detector 8 kunnen vallen, en zodanig dat de laserpulsen die de zender 8 uitzendt op het uiteinde van de glasvezelkabel 9, 10, 11 vallen en daar 30 doorheen worden getransporteerd. De glasvezelkabels 9, 10, 11 bestaan elk uit een bundel glasvezels, met een totaal doorsnede-oppervlak van circa 1 mm2.
9
De andere uiteinden van de glasvezelkabels 9, 10, 11 zijn aan de buitenzijde van het voertuig 1 gemonteerd, zodanig dat deze naar vier verschillende sectoren zijn gericht, waarbij laserpulsen van externe laserapparatuur uit de vier 5 sectoren op de uiteinden kunnen vallen en laserpulsen die door de detector/zender 8 worden uitgezonden vrij uit de uiteinden kunnen treden en in de genoemde sectoren rondom het voertuig 1 kunnen propageren.
10 Overeenkomstig de uitvinding zijn de uiteinden van de glasvezelkabels 9, 10, 11 in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig 1 gericht. Het uiteinde van de galsvezelkabel 9 is daarbij in de kentekenplaathouder 5 bevestigd. Het uiteinde van de glasvezelkabel 10 is links op 15 de voorbumper 6 bevestigd. Het uiteinde van de glasvezelkabel 11 is op de rechterzijde van de achterbumper 7 bevestigd. De uiteinden van de glasvezelkabels 9, 10, 11 zijn schuin naar boven gericht onder een hoek van circa 5 graden met het wegoppervlak, zodat deze ongeveer in de 20 richting van de lasersnelheidsmeetinrichting 101 zijn gericht. Het uiteinde van de glasvezelkabel 10 is voorts schuin naar voren gericht onder een hoek van circa 10 graden met het vlak dat zich dwars op de rijrichting uitstrekt, zodat deze ongeveer in de richting van laserpistool 104 is 25 gericht.
Indien een externe lasersnelheidsmeetinrichting 101 wordt gedetecteerd schakelt de centrale verwerkingseenheid 3 laserdetector/zender 8 in om middels de glasvezelkabels 9, 30 10, 11 storende licht- of laserpulsen te laten uitzenden, waardoor de meetinrichting 101 niet in staat is een snelheidsmeting uit te voeren. Een voorbeeld van een dergelijke storingsmethode middels laserpulsen staat 10 beschreven in de internationale octrooiaanvrage WO 97/21110, en dit wordt derhalve hier niet opnieuw weergegeven. De onderhavige inrichting zendt hierbij bij voorkeur laserpulsen met een steeds afwisselend random interval uit.
5 Bijvoorbeeld als de pulsfrequentie van de externe meetapparatuur 80 kHz is, dat wil zeggen een interval van 12,5 microseconde, worden de laserpulsen met een random afwisselend interval binnen het bereik 12,3-12,7 microseconde teruggezonden. De centrale verwerkingseenheid 10 berekent daarbij voor de te verzenden lichtpulsen door glasvezelkabel 11 een vertraging, die afhankelijk is van de momentane snelheid van het voertuig 1 en de lengte van het voertuig, zodanig dat deze de lichtpulsen uitzendt als het uiteinde van de kabel 11 ter hoogte van de 15 lasersnelheidsmeetinrichting 101 is. Als alternatief kan middels de kabel 11 de externe laserpulsen gedetecteerd worden en direct storende lichtpulsen worden teruggezonden.

Claims (15)

1. Voertuig voorzien van een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de 5 centrale verwerkingseenheid verbonden detector met ten minste een detectievlak, die is ingericht voor het detecteren in een detectierichting van laserpulsen of lichtbundel van externe meetapparatuur welke de laserpulsen of een lichtbundel uitzendt voor het 10 detecteren van een voertuig en/of het meten van de snelheid van een voertuig, en ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden in een zendrichting die in hoofdzaak gelijk is aan de 15 detectierichting, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om na het detecteren van laserpulsen of een lichtbundel door de detector de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, met het kenmerk, dat het detectorvlak en het zendvlak 20 zodanig aan het voertuig zijn bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig zijn gericht.
2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij het 25 detectievlak en/of het zendvlak nabij de voorzijde of nabij de achterzijde van het voertuig zijn bevestigd.
3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij het middelpunt van het detectievlak en/of het zendvlak 30 minder dan 40 cm, bij voorkeur minder dan 20 cm, meer bij voorkeur minder dan 10 cm, meer bij voorkeur minder dan 5 cm van de voorzijde of de achterzijde van het voertuig is verwijderd.
4. Voertuig volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het detectievlak en/of het zendvlak in, aan of nabij de voorbumper of de achterzijde van het voertuig is 5 bevestigd.
5. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 1-4, waarbij het detectievlak en/of het zendvlak in de voorste kentekenplaathouder van het voertuig is 10 bevestigd.
6. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 1-5, waarbij de inrichting per detector ten minste twee parallel gerichte zendvlakken omvat, waarbij het 15 eerste zendvlak nabij de voorzijde van het voertuig is bevestigd en waarbij het tweede zendvlak nabij de achterzijde van het voertuig is bevestigd.
7. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 20 1-6, waarbij de centrale verwerkingsinrichting is ingericht om na het detecteren van laserpulsen door de detector het zendvlak dat is aangebracht nabij de voorzijde van het voertuig onmiddelijk de serie lichtpulsen te laten uitzenden. 25
8. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 1-7, waarbij de inrichting is ingericht om laserpulsen met een afwisselend interval binnen een bereik te laten uitzenden. 30
9. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 1 -8, waarbij het detectievlak schuin omhoog is gericht onder een hoek van circa 1 tot 20 graden, bij voorkeur circa 5 graden met het wegoppervlak.
10. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 1-9, waarbij het detectievlak of een van de detectievlakken schuin naar voren is gericht onder een 5 hoek van 5 tot 20 graden, bij voorkeur circa 10 graden.
11. Voertuig volgens conclusie 10, waarbij het schuin naar voren gerichte detectievlak zich nabij de zijkant van het voertuig bevindt en schuin voorlangs het 10 voertuig is gericht.
12. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 11, waarbij de detector een glasvezelkabel omvat waarvan het eerste uiteinde is bevestigd voor en 15 gericht naar de detector en waarvan het tweede uiteinde het detectievlak vormt en is voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het tweede uiteinde aan het voertuig, zodanig dat laserpulsen van de externe meetapparatuur door het tweede uiteinde van 20 de glasvezelkabel kunnen worden opgevangen en naar de detector kunnen worden geleid.
13. Voertuig voorzien van een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de 25 centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden in een zendrichting, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, met het kenmerk, dat 30 het zendvlak zodanig aan het voertuig zijn bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig zijn gericht, waarbij het zendvlak nabij de voorzijde of nabij de achterzijde van het voertuig is bevestigd.
14. Werkwijze voor het aanbrengen in een voertuig van 5 een inrichting omvattende een centrale verwerkingseenheid, ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden detector met ten minste een detectievlak, die is ingericht voor het detecteren in een detectierichting van laserpulsen van externe 10 meetapparatuur welke de laserpulsen uitzendt voor het meten van de snelheid van een voertuig, en ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden in een zendrichting die in hoofdzaak gelijk is 15 aan de detectierichting, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om na het detecteren van laserpulsen door de detector de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, met het kenmerk, dat het detectorvlak en het zendvlak zodanig aan het 20 voertuig worden bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig zijn gericht.
15. Werkwijze voor het aanbrengen in een voertuig van een inrichting omvattende een centrale 25 verwerkingseenheid, ten minste een met de centrale verwerkingseenheid verbonden zender met een zendvlak die is ingericht om lichtpulsen uit te zenden, waarbij de centrale verwerkingseenheid is ingericht om de zender een serie lichtpulsen te laten uitzenden, met 30 het kenmerk, dat het detectorvlak en het zendvlak zodanig aan het voertuig worden bevestigd dat deze in hoofdzaak dwars op de rijrichting van het voertuig zijn gericht, waarbij het zendvlak nabij de voorzijde of nabij de achterzijde van het voertuig wordt bevestigd.
NL2002115A 2008-10-20 2008-10-20 Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur. NL2002115C (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002115A NL2002115C (nl) 2008-10-20 2008-10-20 Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur.
PCT/NL2009/050634 WO2010047589A1 (en) 2008-10-20 2009-10-20 Device and method for preventing detection or speed detection by external laser measuring appratus
ES09741038T ES2856095T3 (es) 2008-10-20 2009-10-20 Dispositivo y método para evitar la detección o la detección de velocidad mediante un aparato de medición por láser externo
US13/124,313 US8629392B2 (en) 2008-10-20 2009-10-20 Device and method for preventing detection or speed detection by external laser measuring apparatus with a transmission surface oriented substantially transversely to the driving direction of a connected vehicle
EP09741038.5A EP2350685B1 (en) 2008-10-20 2009-10-20 Device and method for preventing detection or speed detection by external laser measuring appratus

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002115 2008-10-20
NL2002115A NL2002115C (nl) 2008-10-20 2008-10-20 Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2002115C true NL2002115C (nl) 2010-04-21

Family

ID=40801907

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2002115A NL2002115C (nl) 2008-10-20 2008-10-20 Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US8629392B2 (nl)
EP (1) EP2350685B1 (nl)
ES (1) ES2856095T3 (nl)
NL (1) NL2002115C (nl)
WO (1) WO2010047589A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2006876C2 (nl) * 2011-05-31 2012-12-03 Phyco Trading B V Voertuig, systeem voor het ontvangen en verzenden van optische signalen, alsmede werkwijzen.
HUE051102T2 (hu) * 2014-02-28 2021-03-01 A Elektronik D O O Lézer adóvevõ rendszer és eljárás fejlett sebességmérõ lidarok megszakítására

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3609834A1 (de) * 1986-03-22 1987-09-24 Krauss Maffei Ag Verfahren und einrichtung zum stoeren elektromagnetischer strahlung
US5239296A (en) * 1991-10-23 1993-08-24 Black Box Technologies Method and apparatus for receiving optical signals used to determine vehicle velocity
WO1998005016A1 (en) * 1996-07-26 1998-02-05 Paolo Sodi Machine and method for detecting traffic offenses with dynamic aiming systems
US5767954A (en) * 1995-12-04 1998-06-16 Lidatek L.L.C. Laser transponder for disabling a laser-based speed monitor
US20030206286A1 (en) * 2002-05-01 2003-11-06 Torben Bogh-Andersen Laser transponder
US20070236382A1 (en) * 2005-05-18 2007-10-11 Webster Dove Non-directional laser-based self-protection

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1481269A (fr) 1966-04-08 1967-05-19 Evr Eclairage Vehicules Rail Détecteur de véhicules
FR2523341A1 (fr) 1982-03-15 1983-09-16 Techno 2000 Dispositif d'analyse de trafic de vehicules sur une chaussee
IL86202A (en) 1988-04-27 1992-01-15 Driver Safety Systems Ltd Traffic safety monitoring apparatus

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3609834A1 (de) * 1986-03-22 1987-09-24 Krauss Maffei Ag Verfahren und einrichtung zum stoeren elektromagnetischer strahlung
US5239296A (en) * 1991-10-23 1993-08-24 Black Box Technologies Method and apparatus for receiving optical signals used to determine vehicle velocity
US5767954A (en) * 1995-12-04 1998-06-16 Lidatek L.L.C. Laser transponder for disabling a laser-based speed monitor
WO1998005016A1 (en) * 1996-07-26 1998-02-05 Paolo Sodi Machine and method for detecting traffic offenses with dynamic aiming systems
US20030206286A1 (en) * 2002-05-01 2003-11-06 Torben Bogh-Andersen Laser transponder
US20070236382A1 (en) * 2005-05-18 2007-10-11 Webster Dove Non-directional laser-based self-protection

Also Published As

Publication number Publication date
WO2010047589A1 (en) 2010-04-29
ES2856095T3 (es) 2021-09-27
US8629392B2 (en) 2014-01-14
EP2350685B1 (en) 2020-12-02
EP2350685A1 (en) 2011-08-03
US20120126093A1 (en) 2012-05-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR101281992B1 (ko) 교통량 감지 및 모니터링 장치
DK2767964T3 (en) DEVICE FOR MEASURING A VEHICLE on a roadway
US7079974B2 (en) System and method for detecting an object using pulsed light
US5446291A (en) Method for classifying vehicles passing a predetermined waypoint
JP2017126365A (ja) 運転者支援機能付きの照明システム
WO2015118804A1 (ja) 物体検知装置
JPH04215089A (ja) 見通し距離の検出方法
NL2006876C2 (nl) Voertuig, systeem voor het ontvangen en verzenden van optische signalen, alsmede werkwijzen.
SE0802533A1 (sv) Förfarande och system för tillhandahållande av dockningshjälp
NL2002115C (nl) Inrichting en werkwijze voor het voorkomen van detectie of snelheidsdetectie door externe lasermeetapparatuur.
US20150309206A1 (en) Detection device for detecting an object in a detection region on an inner panel part of a motor vehicle, motor vehicle, and corresponding method
JPH09512121A (ja) 車両における交通情報の把握のためのシステム
EP0918232A2 (en) Distance measuring apparatus
JP2012509470A (ja) 距離センサを備えるセンサ装置
US7199368B2 (en) Device for detecting the crossing of a road marking for motor vehicle
JPS5924278A (ja) 車両用障害物検知装置
KR102508690B1 (ko) 하이퍼 튜브 차량의 주행 정보 취득장치 및 그 속도 취득방법
KR100567721B1 (ko) 차량 충돌 방지용 지능형 도로 시스템
KR20180115041A (ko) 차량 감지 장치 및 방법
JP3617593B2 (ja) 路面摩擦係数測定装置とそれを用いた車両ブレーキ制御システム
NL2004199C2 (nl) Voertuig voorzien van een inrichting voor het detecteren van externe lasermeetapparatuur en werkwijze voor het aanbrengen van een dergelijke inrichting.
KR101700445B1 (ko) 차량 추돌 방지 장치
NL2002116C (nl) Werkwijze voor het bepalen van de aanwezigheid van een zender en een ontvanger en een systeem ingericht daarvoor.
US10891494B2 (en) Device and a method for distinguishing between a heavy goods vehicle and a coach
KR20130127059A (ko) 차량 주행 간격 검지장치 및 검지방법

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20161101