NL194446C - Werkwijze voor het leggen van een paneelvloerbedekking. - Google Patents

Description

1 194446

Werkwijze voor het leggen van een paneeivloerbedekking

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het leggen van een paneeivloerbedekking, waarbij op een vloer eerst een folie of schuimlaag wordt aangebracht, waarop onderpanelen met de zijkanten tegen 5 elkaar onder het vormen van eerste naden worden gelegd, waarna op de bovenzijde van de onderpanelen, die voorzien is van een hechtlaag, bovenpanelen met de zijkanten tegen elkaar onder het vormen van tweede naden worden gehecht, waarbij de tweede naden in de twee hoofdrichtingen versprongen zijn ten opzichte van de eerste naden.

Deze werkwijze is bekend uit EP-A-0411.653. Bij deze bekende werkwijze zorgt men ervoor dat naden 10 niet direct boven elkaar liggen, zodat op iedere plek van de paneelbedekte vloer de bedekking ten minste over de hoogte van een paneel massief zal zijn. Deze bekende werkwijze kan het probleem hebben, dat als de afstand tussen de eerste en tweede naden te gering is, oneffenheden van de vloer via de onderpanelen tot oneffenheden in het bovenvlak van de bovenpanelen kan leiden.

Verder kan de bekende werkwijze het probleem hebben dat via de eerste en tweede naden vocht-15 transport van de vloer naar het bovenvlak en van de atmosfeer naar de vloer kan plaatshebben, hetgeen ongewenst kan zijn.

De uitvinding stelt zich ten doel deze mogelijke problemen te verhelpen.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de tweede naden in de twee hoofdrichtingen een kwart tot een halve naadafstand verspringen ten opzichte van de eerste naden.

20

De uitvinding zal hierna aan de hand van de tekening nader worden toegelicht, waarbij voordelen en andere kenmerken van de uitvinding naar voren zullen treden.

Figuur 1 geeft het bovenaanzicht weer van een gedeelte van het systeem voor de vloerbedekking; figuur 2 geeft de doorsnede weer volgens de lijn 2-2 uit figuur 1.

25

Het bovenaanzicht volgens figuur 1 toont schematisch een ruimte (kamer) waar de vloerbedekking aangebracht moet worden. Daarbij wordt uitgegaan van een hoek 1 van deze ruimte die begrensd is door muren 2 en 3. In deze toelichting is gekozen voor rechthoekig gevormde panelen met recht afgesneden zijkanten. Het is evenwel ook mogelijk om schuin of anderszins afgesneden zijkanten toe te passen, 30 waardoor onderling stevige en dichte naden worden verkregen. Op enige afstand, ongeveer 5 mm, van de muren wordt aangevangen met het leggen van de onderpanelen 4 op een wijze zoals die in de figuur met stippellijnen is aangegeven, met de zijkanten tegen elkaar aan, zodat (dichte) naden 5 gevormd worden. Op de panelen 4 worden vervolgens de bovenpanelen 6, aangegeven met getrokken lijnen, aangebracht en eveneens tegen elkaar aangelegd zodat naden 7 ontstaan. Overigens is het niet nodig dat de naden 5 of 7 35 precies in eikaars verlengde liggen zoals in de figuur is aangegeven; deze posities zijn immers afhankelijk van de vloerindeling of -vorm. Echter van groot belang is het dat de naden 7 van de bovenpanelen 6 op relatief grote afstand van de naden 5 van de onderpanelen 4 worden gelegd. In de figuur is dit kenmerk weergegeven met de onderlinge plaatsing van de bovenpanelen 6 met ongeveer 1/3 tot 1/2 naadafstand ten opzichte van de onderpanelen 4. In dit voorbeeld zijn daartoe eveneens de bij de muren 2, 3 gelegde 40 onderpanelen 4 afgedekt door 1/2 of 1/3 oppervlaktedeel van de bovenpanelen 6. De panelen worden verder aan elkaar bevestigd door overigens bekende hechtmiddelen.

Om veranderingen, bijvoorbeeld onder invloed van de relatieve vochtigheid, tussen de panelen 4, 6 op te vangen is een ruimte resp. een spieetvormige opening 8 tussen de muren 2, 3 of deuren en de panelen vrijgehouden welke later door middel van profielen kan worden opgevuld of afgedekt. Op de ondervloer 9 45 kan eerst een waterdampdichte folie of een contactgeluiddempende schuimlaag 13 worden aangebracht, waarop vervolgens de onderpanelen 4 worden geplaatst. Hierdoor zullen de invloeden van vocht uit de ondervloer 9, dan wel veranderingen van de relatieve luchtvochtigheid in de ruimte zelf een zo gering mogelijke inwerking op de gehele vloerbedekking hebben. Ook is het mogelijk om te voorkomen dat vocht in dampvorm tussen de lagen kan binnendringen door de naden tijdens het leggen af te dichten met 50 bijvoorbeeld aluminium stroken.

Figuur 2 toont het aanzicht volgens de lijn 2-2 uit figuur 1, waarbij op de vloer 9 en op enige afstand, bijvoorbeeld 5 mm, van de muur 3 de onderpanelen 4 volgens het schema uit figuur 1 zijn gelegd. De panelen 4 zijn in dit voorbeeld op een waterdampdichte folie 13 aangebracht waardoor invloeden van vocht uit de vloer 9 sterk worden beperkt. Op het bovenvlak 4a is een hechtmiddel 10 aangebracht, waarop aldus 55 volgens het hiervoor (figuur 1) getoonde specifieke nadenpatroon de bovenpanelen 6 zijn aangebracht. Bij voorkeur zijn de ondervlakken 6a van de bovenpanelen 6 eveneens van een hechtmiddel voorzien, zodat door, eventueel machinaal, aandrukken van de panelen 4 en 6 een nagenoeg onverbrekelijke verbinding

Claims (1)

194446 2 ontstaat. De bovenvlakken van de panelen 6 kunnen verder voorzien zijn van een decoratieve en tevens slijtvaste laag 11 bijvoorbeeld uit een elastisch of textiel materiaal. De ruimte 8 tussen de muren 2, 3 en de panelen 4, 6 wordt na uitwerking van de panelen onder invloed van bijvoorbeeld de luchtvochtigheid, verder opgevuld of afgedekt door profielen 12, zodanig dat de 5 vloerbedekking onmerkbaar enigszins vrijelijk kan bewegen. Daarbij wordt bij deuropeningen gebruikgemaakt van U- of H-profielen tussen de samengestelde panelen 4, 6. De panelen kunnen uit spaanplaat of multiplex zijn vervaardigd, of uit HDF-board (High Density Fibre) dan wei MDF-board (Medium Density Fibre), die diverse afmetingen en vormen kunnen bezitten. 10 Werkwijze voor het leggen van een paneelvloerbedekking, waarbij op een vloer eerst een folie of schuimlaag wordt aangebracht, waarop onderpanelen met de zijkanten tegen elkaar onder het vormen van eerste 15 naden worden gelegd, waarna op de bovenzijde van de onderpanelen, die voorzien is van een hechtlaag, bovenpanelen met de zijkanten tegen elkaar onder het vormen van tweede naden worden gehecht, waarbij de tweede naden in de twee hoofdrichtingen versprongen zijn ten opzichte van de eerste naden, met het kenmerk, dat de tweede naden (7) in de twee hoofdrichtingen een kwart tot een halve naadafstand verspringen ten opzichte van de eerste naden (5). Hierbij 1 blad tekening