Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

NL1020826C2 - Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen. - Google Patents

Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen. Download PDF

Info

Publication number
NL1020826C2
NL1020826C2 NL1020826A NL1020826A NL1020826C2 NL 1020826 C2 NL1020826 C2 NL 1020826C2 NL 1020826 A NL1020826 A NL 1020826A NL 1020826 A NL1020826 A NL 1020826A NL 1020826 C2 NL1020826 C2 NL 1020826C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
grid
trough
passage
wall
container
Prior art date
Application number
NL1020826A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Franciscus Maas
Original Assignee
Inter Continental Chemicals An
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Inter Continental Chemicals An filed Critical Inter Continental Chemicals An
Priority to NL1020826A priority Critical patent/NL1020826C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1020826C2 publication Critical patent/NL1020826C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/01Removal of dung or urine, e.g. from stables
    • A01K1/0103Removal of dung or urine, e.g. from stables of liquid manure
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/0047Air-conditioning, e.g. ventilation, of animal housings
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/01Removal of dung or urine, e.g. from stables

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een , aantal van dergelijke inrichtingen.
5 , .
BESCHRIJVING
Inrichting voor het houden van dieren, met name van varkens, in een stal omvattende een rooster voor het daarop accommoderen van de dieren en onder het rooster een bak met een bodem, opstaande 10 wanden voor het opvangen van uitwerpselen van de dieren en ten minste één afvoeropening voor het afvoeren van de uitwerpselen, de bak zich uitstrekkende binnen een begrenzingsvlak begrensd door fictieve eindloze rechte begrenzingslijnen ten dele samenvallend met respectievelijk een voorkant, een achterkant en twee zijkanten van de bak.
15 Een dergelijke inrichting is bekend uit het Nederlands octrooi NL-C-1004036. De hierin beschreven bak is verdeeld in twee compartimenten die van elkaar zijn gescheiden door een opstaande rand. Het eerste compartiment is relatief klein en bestemd voor de opvang van mest waartoe deze dieper is uitgevoerd dan het tweede compartiment dat is bestemd voor 20 de opvang van water mede ter voorkoming van vliegenoverlast. Beide compartimenten zijn in hun bodem voorzien van een afvoer voor respectievelijk de mest en het water. Ten opzichte van ten tijde van de indiening van de octrooiaanvrage die heeft geleid tot het bovengenoemd Nederlands octrooi, bekende vergelijkbare inrichtingen zoals in 25 betreffend octrooi beschreven, heeft de inrichting volgens genoemd
Nederlands octrooi een aanzienlijke verbetering teweeggebracht voor wat betreft het milieu waarin dergelijke inrichtingen worden toegepast. Meer concreet uit deze verbetering zich door een al dan niet aanzienlijke beperking van de hoeveelheid ammoniak, zwavel oxide, stof en stinkende 30 geurstoffen die zich in de, de inrichting omgevende lucht bevindt. Dit komt enerzijds het welzijn van dier en mens ten goede, terwijl anderzijds 1020826 ê 2 tevens de vleesopbrengst wordt verhoogd.
Een dergelijke inrichting is verder bekend uit het Nederlands octrooi NL 9400378. De hierin beschreven bakken omvatten uit één stuk vervaardigde kunststof cassettes die zijn voorzien van trechters 5 en hebben als doel het vrijkomen van uit de mest ontstane gassen te verminderen. Uitwerpselen van de dieren worden zo snel mogelijk via de * trechters in kelders onder de roostervloeren gestort. Het oppervlak waardoor de gassen uit de uitwerpselen naar de stallen vrijkomen wordt hierdoor met ongeveer 95% verminderd. De bakken worden onderling 10 gescheiden door tussenkoppelingen die een verlaagde rand omvatten. Een nadeel van een dergelïjke inrichting is dat door de afvoeropeningen lucht uit de mest kei der naar de stallen wordt toegevoerd en dat die lucht is vermengd met gassen die zich in de mestkelder hebben gevormd. Bovendien is het maar de vraag of de hoeveelheid gas die uit de mestkelder naar de 15 stallen wordt gevoerd in belangrijke mate wordt beperkt door de beperking van het oppervlak waardoor gas uit de mestkelder naar de stallen kan stromen. Door de gasvorming kan er in de mestkelder een overdruk ontstaan ten opzichte van de omgevingsdruk in de stal, zodat de vermeende voordelen van het beperken van het doorstroomoppervlak deels teniet 20 worden gedaan doordat de doorstroomsnelheid door het kleinere oppervlak groter is dan de doorstroomsnelheid die bij een groter oppervlak zou optreden. Hierdoor komt er toch een aanzienlijke hoeveelheid mestgassen uit de kelder in de stal.
In de praktijk ziet men dat voor de ondersteuning van de 25 inrichtingen volgens genoemd Nederlands octrooi, meer specifiek voor de bakken ervan, tenminste aan de kopse zijde van de inrichting aan de voorkant van de bak, de stal waarin de inrichting wordt toegepast is voorzien van een speciale oplegging, bijvoorbeeld in de vorm van een gemetseld muurtje, waarop de bak met de kopse rand ervan wordt gelegd. De 30 oplegging met daarop de bevestigingsvoorzieningen bevinden zich op een afstand van enkele tientallen centimeters van een buitenwand of een 1020826 3 interne scheidingswand van de stal. De aldus gecreëerde ruimte aan de binnenzijde van de betreffende buiten- of scheidingswand tussen deze wand en de bak wordt benut voor de toevoer van verse lucht van de onderzijde van de bakken naar de dieren boven de bakken waartoe, overeenkomstig 5 hiertoe strekkende regelgeving, middels een ventilator een luchtcirculatie met luchtverversing in de stal wordt opgewekt. Bovenop deze oplegging en dus boven een kopse zijde van de bak bevinden zich extra afscheidings- cq. bevestigingsvoorzieningen, bijvoorbeeld in de vorm van een hekwerk ter voorkoming dat een varken en/of biggen kunnen 10 ontsnappen via de genoemde ruimte tussen de aangrenzende buiten- of scheidingswand van de stal en de bak waarbij de dieren zich overigens aanzienlijk zouden kunnen verwonden. Aan de afscheidings- cq. bevestigingsvoorzieningen is veelal tevens een voeder-bak voor de dieren gemonteerd.
15 De uitvinding beoogt nu, al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen ervan, een verdere verbetering ten aanzien van de kwaliteit van het gasmilieu voor de dieren te bewerkstelligen, terwijl bovendien per inrichting volgens de aanhef, het benodigd stal oppervlak en -volume alsmede het benodigd inrichtingsmateriaal voor de stal 20 aanzienlijk wordt beperkt. Hiertoe is de bak van de inrichting volgens de uitvinding in eerste instantie binnen het begrenzingsvlak behalve de tenminste ene afvoeropening voorzien van ten minste één doorvoer voor het doorvoeren van lucht van de onderzijde van de bak naar de bovenzijde van het rooster. Aldus is het mogelijk om verse schone lucht dichter bij het 25 dier te laten uitmonden zodat het dier zeer schone lucht inademt.
Bovendien is er geen noodzaak tot het vrijhouden van ruimte buiten het begrenzingsvlak begrensd door de begrenzingslijnen voor de toevoer van verse lucht, zodat per inrichting volgens de uitvinding volstaan kan worden met een kleiner stal oppervlak en -volume dan bij inrichtingen 30 volgens de stand van de techniek. Reeds vanwege het inherent kleinere volume van de desbetreffende stal althans per dier geldt als bijkomend 1020828 é 4 voordeel dat voor de verwarming van de stallen minder energie (per dier) is vereist. Daar komt nog bij dat vanwege de gerichtere luchtstroom naar het desbetreffende dier toe, ook kan worden volstaan met minder ventilatie dan in vergelijking met stallen volgens de stand van de 5 techniek. Hierdoor wordt minder verwarmde lucht afgevoerd uit de stallen en minder koude, te verwarmen, buitenlucht toegevoerd aan de stallen waardoor een verdere energiebesparing wordt bewerkstelligd.
Het is zeer geschikt indien ten minste één doorvoer een opening in de bodem van de bak omvat. Hierdoor is het mogelijk om verse 10 lucht zo dicht mogelijk onder de kop van het desbetreffende dier toe te voeren als gewenst.
Alternatief of in combinatie kan een constructief zeer , eenvoudige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding worden verkregen indien ten minste één doorvoer een opening in een opstaande 15 wand van de bak omvat ter voorkoming of beperking dat ongewenste zaken zoals voer vanuit een voederbak van boven af door de opening valt.
Alternatief of in combinatie is het eveneens mogelijk de opening te omgeven door een opstaande rand met name ter afscherming van mest of vloeistoffen die worden opgevangen in de bak. Het voordeel van 20 een dergelijke uitvoeringsvorm is met name aanwezig indien er sprake is van een opening in de bodem van de bak dan wel van een op de bodem aansluitende opening in een opstaande wand van de bak.
Alternatief of minder aannemelijk in combinatie kan een zeer eenvoudige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 25 worden verkregen indien ten minste één doorvoer aanwezig is aan de buitenzijde van de omtrek van de bak. Dit houdt in dat er tussen de begrenzingslijnen enerzijds en de bak anderzijds ruimte voor een dergelijke doorvoer beschikbaar moet zijn, bijvoorbeeld doordat een hoek van een verder rechthoekige bak is weggenomen.
30 Indien overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting tenminste één doorvoer zich bevindt bij de voorkant van de 1020826 * 5 bak, is het mogelijk de verse lucht zo dicht mogelijk bij de kop van het dier uit de doorvoer te laten stromen.
Teneinde het oppervlak van de bak en het rooster zo efficiënt mogelijk te benutten bevindt ten minste één doorvoer zich bij 5 voorkeur bij een hoek tussen de begrenzingslijnen samenvallend met de voorkant en met een zijkant van de bak alwaar de dieren zo min mogelijk of zelfs geen hinder ondervinden van de doorvoer. Bij voorkeur zijn hierbij twee doorvoeren voorzien in twee hoeken gelegen aan weerszijden van de kop van het dier. Tussen dergelijke doorvoeren is er dan ruimte om 10 een voederbak voor 'het dier te plaatsen, bij voorkeur hangend direct aan een tussenwand of buitenwand van de desbetreffende stal. Een gunstig ruimtegebruik wordt verkregen indien de doorvoer eeri dwarsdoorsnede heeft , van een rechthoekige driehoek, waarvan de een rechte hoek vormende zijden van de driehoek parallel zijn gelegen met de voorkant en zijkanten van de 15 bak.
Het geniet de voorkeur indien ten minste één doorvoer een buisvormig orgaan omvat waarvan één uiteinde zich boven de bodem van de bak bevindt. Aldus kan afvoer uit het buisvormig orgaan van verse lucht naar een dier toe op gewenste hoogteposities plaatsvinden, onafhankelijk 20 van de uitvoering van de bak zelf. Bovendien kan zo worden voorkomen of tenminste het risico sterk worden beperkt dat ongewenste zaken zoals voer vanuit een voederbak van boven af door de doorvoer valt. Dit risico zou bijvoorbeeld groter zijn indien de doorvoer wordt gevormd door één of een aantal openingen in de bak, bijvoorbeeld in de bodem daarvan, hetgeen 25 overigens binnen de uitvindingsgedachte zoals reeds aangegeven zeer wel mogelijk is. Teneinde een voldoende mate van luchtverversing te verkrijgen is het gunstig indien het totale doorstromend oppervlak van het buisvormig orgaan tenminste 400 cm2 bedraagt. Hierbij wordt opgemerkt dat binnen het kader van de onderhavige uitvinding buisvormige organen 30 niet alleen ronde dwarsdoorsneden kunnen hebben maar ook anders gevormde dwarsdoorsneden zoals bijvoorbeeld vierkante of driehoekige zoals 1 0 20 8 28 6 bovenstaand reeds eerder gesuggereerd. Bovendien kunnen de buisvormige organen van twee naburige inrichtingen volgens de uitvinding, gevormd worden door een gemeenschappelijk buisvormig orgaan waarvan één deel van de dwarsdoorsnede bestemd is voor één inrichting en het andere deel van 5 de dwarsdoorsnede van het gemeenschappelijk buisvormig orgaan voor de andere inrichting. Een dergelijke situatie is met name aan de orde indien een doorvoer behorend bij een inrichting zich buiten de omtrek van de bij de inrichting behorende bak bevindt.
Genoemd risico van het ongewenst erdoorheen vallen van 10 zaken kan verder worden beperkt indien het buisvormig orgaan een uitlaat-opening heeft met een hoofdrichting die een horizontale component heeft, terwijl bovendien het door toepassing van een dergelijke doorvoéropening mogelijk is om een luchtstroom vanaf een zijkant van de bak in de richting van de kop van een dier te richten.
15 Zowel uit productietechnische overwegingen als overwegingen ten aanzien van het optimaal ten opzichte van elkaar kunnen rangschikken van inrichtingen volgens de uitvinding, geniet het de voorkeur indien de voorkant en de achterkant van de bak enerzijds en de beide zijkanten van de bak anderzijds loodrecht ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd.
20 Een optimaal resultaat ten aanzien van dierenwelzijn samenhangend met de kwaliteit van de omgevingslucht voor de dieren wordt verkregen indien de bak, overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is voorzien van een eerste compartiment met een eerste afvoer in hoofdzaak bestemd voor mest en een 25 tweede compartiment met een tweede afvoer in hoofdzaak bestemd voor vloeistof, waarbij de doorvoer is aangebracht in het tweede compartiment.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een bak voor toepassing bij een inrichting zoals bovenstaand beschreven waarbij de bak voorzien van een bodem en opstaande wanden en zich uitstrekkende binnen 30 een begrenzingsvlak begrensd door fictieve eindloze rechte begrenzings-lijnen ten dele samenvallend met respectievelijk een voorkant, een 1020826
V
7 achterkant en twee zijkanten van de bak, binnen het begrenzingsvlak is voorzien van ten minste één doorvoer voor het doorvoeren van lucht van de onderzijde van de bak naar de bovenzijde van de bak waarbij bij voorkeur ten minste één doorvoer een buisvormig orgaan omvat waarvan één uiteinde 5 zich boven de bodem van de bak bevindt.
De noodzaak van het creëren van een gat in de bak zelf, bijvoorbeeld in de bodem of in de opstaande wanden ervan, kan komen te vervallen indien ten minste één doorvoer aan de buitenzijde van de omtrek van de bak is voorzien.
10 De uitvinding heeft verder ook betrekking op een rooster voor toepassing bij een inrichting zoals bovenstaand beschreven waarbij het rooster, zich uitstrekkende binnen een roostervlak begrensd door fictieve eindloze rechte begrenzingslijnen ten dele samenvallend met respectievelijk een voorkant, een achterkant en twee zijkanten van het 15 rooster, binnen het roostervlak is voorzien van ten minste één rooster-doorvoer, voor het doorvoeren van lucht van de onderzijde van het rooster naar de bovenzijde van het rooster. Een dergelijke roosterdoorvoer zou zich binnen de uitvindingsgedachte aan de buitenzijde van de buitenomtrek van het rooster kunnen bevinden, waarbij de roosterdoorvoer zelf dus geen 20 rondgaande omtreksrand heeft. Uiteraard behoort ook een roosterdoorvoer in de vorm van een opening met een gesloten rondgaande omtreksrand tot de mogelijkheden binnen de uitvindingsgedachte. een dergelijk roosterdoorvoer zou bijvoorbeeld zeer voordelig kunnen worden gevormd door een uitsparing voor passage er doorheen van een zich vanaf een onder gelegen 25 bak uitstrekkend buisvormig orgaan. Het is hierbij zeer voordelig indien de afmetingen en vorm van de uitsparing zijn afgestemd op die van het buisvormig orgaan.
De uitvinding heeft tenslotte nog betrekking op een stal voorzien van een aantal inrichtingen zoals bovenstaand beschreven.
30 Volgens een uitermate voordelige voorkeursuitvoeringsvorm van de stal volgens de uitvinding omvat de stal een wand waarlangs een i U 1 '
A
8 aantal inrichtingen volgens de bovenstaand beschreven uitvinding aanwezig zijn, welke wand steunt op een draagelement waarop eveneens de bakken van de langs de wand aanwezige inrichtingen volgens de bovenstaand beschreven uitvinding met een rand van de bakken steunen. Hierdoor is de toepassing 5 van een aparte ondersteuning van de betreffende zijde van de bak overbodig zoals deze wel wordt toegepast bij bakken met roosters volgens de stand van de techniek. Niet alleen wordt hiermee bespaard op de constructieve elementen van de stal zelf, maar eveneens op het noodzakelijke vloer- en ruimtebeslag dat iedere inrichting volgens de 10 uitvinding van de stal vergt.
Een verdere besparing van de noodzakelijke stal-voorzieningen wordt verkregen indien per inrichting aan de wand van de . stal een voederbak is bevestigd. Hierdoor zijn geen aparte voorzieningen noodzakelijk om de voederbak aan te bevestigen.
15 Navolgend zal een verdere toelichting op de uitvinding worden gegeven aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting, de bak, het rooster en de stal volgens de uitvinding onder verwijzing naar de figuren la tot en met 8.
Figuur la toont schematisch in verticale dwarsdoorsnede een 20 deel van een stal volgens de uitvinding voorzien van een bak en een rooster volgens de uitvinding tezamen vormend een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur lb toont in bovenaanzicht een deel van figuur la zonder dieren en trog.
25 Figuren 2 tot en met 7 tonen in perspectivisch aanzicht een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van een bak volgens de uitvinding.
Figuur 8 toont in perspectivisch aanzicht een deel van een stal voorzien van een tweetal inrichtingen volgens de uitvinding die zijn voorzien van een bak volgens figuur 7.
30 Figuur la toont een deel van een varkensstal 1 die is onderverdeeld in diverse verblijfsruimten 2a, 2b (in zijn algemeenheid 2) 10?0828 9 die van elkaar zijn afgescheiden door scheidingswand 3 die rust op fundering 4. Alhoewel in figuur 1 slechts twee verblijfsruimten 2a, 2b, zijn weergegeven, dient duidelijk te zijn dat een stal volgens de uitvinding een groter aantal verb! ijfsruimten afgescheiden door 5 scheidingswanden kan omvatten zoals overigens gebruikelijk is. In bovenaanzicht zijn de verblijfsruimten 2 rechthoekig van vorm waarbij zich in het midden van iedere verblijfsruimte een betonnen gangpad 5 in de lengterichting van de verblijfsruimten uitstrekt. Het gangpad 5 rust met zijn twee langsranden op twee gemetselde muren 6, 7, die net als 10 fundering 4 zijn aangebracht op een vaste ondergrond 8. Aan weerszijden van het gangpad 5 strekken zich kraamhokken 9a, 9b (in zijn algemeenheid 9) uit die als het ware gespiegeld zijn uitgevoerd ten opzichte van het gangpad 5. Naburige kraamhokken aan dezelfde zijde van een gangpad 5 worden van elkaar gescheiden door een hek 10a, 10b (in zijn algemeenheid 15 10) dat zich uitstrekt vanaf het gangpad 5 tot aan de tegenover gelegen scheidingswand 3. Aan de zijde van het gangpad 5 bevindt zich eveneens een hek 11a, 11b (in zijn algemeenheid 11) waardoor de hekken 10, 11 tezamen met scheidingswand 3 een afgesloten ruimte voor een zeug 12 met eventueel biggen 13 vormt. Ieder kraamhok 9 is voorzien van een opvangbak 20 14 met daarop een rooster 15 voor ondersteuning van de zeug 12 met biggen 13. Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 1 rust de opvangbak 14 met zijn beide kopse randen op respectievelijk fundering 4 eveneens voor ondersteuning van scheidingswand 3 en gemetselde muur 6 eveneens voor ondersteuning van de vloerdelen voor gangpad 5. Hetzelfde geldt voor 25 rooster 15, zij het dat rooster 15 hiertoe op een horizontale omtreksrand van de opvangbak 14 is gelegen.
De opvangbak 14 heeft een eerste relatief ondiep compartiment 16 met daarin water aangesloten via een eerste afvoerbuis 23 op een eerste afvoerleiding 17 en een tweede compartiment 18 voor de 30 opvang van mest en daartoe gelegen aan de achterzijde van zeug 12, welk tweede compartiment 18 is aangesloten via een tweede afvoerbuis 24 op 1020826 10 tweede afvoerleiding 19. Op de beide afvoerl ei dingen 17 en 19 zijn een aantal opvangbekken 14 aangesloten. Voor een verdere toelichting op de opvangbakken 14, met name op de functionaliteit van de beide compartimenten 16 en 18, wordt verwezen naar het Nederlands octrooi 5 NL 1004036. Aan ,de scheidingswand 3 is voor ieder kraamhok 9 een trog 22 bevestigd.
Kenmerkend voor de uitvinding is dat er sprake is van een doorgang 20, in casu gevormd door twee doorvoerbuizen 25 en 26, die zich uitstrekken zowel door de bodem van de opvangbak 14 als door het rooster 10 15 en aldus een verbinding vormen tussen de ruimte 21 die wordt begrensd door fundering 4, gemetselde muur 6, opvangbak 14 en de vaste ondergrond 8 enerzijds en de verblijfsruimte 2 boven rooster 15. Zoals duidelijk zichtbaar in figuur lb is het rooster 15, dat overigens in figuur lb als ware het transparant is weergegeven, ter plaatse van de doorvoerbuizen 25 15 en 26 voorzien van uitsparingen 27, 28 in twee hoeken van het rooster 15. De buizen 25 en 26 monden aan hun bovenzijden uit aan de zijde van het kraamhok 9 waar zich de kop van de zeug 12 bevindt.
Door middel van ventilatoren die zijn aangebracht in het dak van de varkensstal 1 wordt in de verblijfsruimte 2 een onderdruk 20 gecreëerd, waardoor een luchtstroom teweeg wordt gebracht vanaf de ruimte 21 naar de verblijfsruimte 2. Middels niet nader getoonde ventilatie-roosters in de buitenwanden van de varkensstal 1 staat ruimte 21 in directe verbinding met de buitenlucht, waardoor door genoemde ventilatoren verse buitenlucht wordt aangezogen in ruimte 21, welke verse 25 lucht vervolgens via de buizen 25, 26 wordt toegevoerd aan de verblijfsruimte 2 boven roosters 15, waarbij zeug 12 vanwege de specifieke positionering van de buizen 25 en 26 als eerste de vers toegevoerde lucht kan inademen.
In de figuren 2 t/m 6 zijn diverse niet beperkende 30 varianten van opvangbakken die binnen het kader van de uitvinding toegepast kunnen worden, getoond. Bij de opvangbakken 30, 31, 32, 33 '020826 11 , volgens respectievelijk de figuren 2, 3, 4 en 5 zijn in beide hoeken aan de voorzijde, dat wil zeggen aan de zijde van de kop van een zeug of in zijn algemeenheid varken, twee buisvormige doorgangen 34, 35, 36, 37 aangebracht. In dwarsdoorsnede zijn de buisvormige doorgangen 34 en 36 5 rond, terwijl in dwarsdoorsnede de doorgangen 35 en 37 driehoekig zijn. Twee haakse zijden van deze driehoek vorm strekken zich parallel uit aan de omtrek van de opvangbek 31, 33. De doorgangen 34 en 35 hebben een bovenste uiteinde op circa 50 cm boven het niet nader getoonde rooster gelegen. Lucht die uit de bovenste open uiteinden van doorgangen 34 en 35 10 stroomt zal, zoals aangegeven in figuur 2 mede vanwege de relatief lage temperatuur ervan volgens pijlen 38 neerwaarts afbui gen en daardoor in de richting van de kop van de zeug stromen. De doorgangen 36 en 37 hebben een scheve, naar binnen gerichte afdekplaat 39, 40 waarin één of een * aantal doorstromingsopeningen 41, 42 zijn aangebracht waardoor de lucht 15 vanaf de uiteinden van de doorgangen 36, 37 een relatief korte weg aflegt alvorens de kop van een liggende zeug te bereiken. Onder de opvangbekken 30, 31, 32, 33 zijn de doorgangen 34, 35, 36, 37 in hun wand voorzien van een instromingsopening 43, 44, 45, 46 in de verticale wand van de doorgangen 34, 35, 36, 37. Het is ook mogelijk dat de instroomopeningen 20 worden gevormd door het open onderste uiteinde van de doorgangen 34, 35, 36, 37. De grootte van de binnendiameters van de ronde buisvormige doorgangen 34 en 36 is 18 cm, waarmee het totale doorstromend oppervlak per inrichting is bepaald op ca. 508 cm2.
Figuur 6 toont een bijzondere uitvoeringsvorm van een 25 opvangbak volgens de uitvinding waarbij de doorgang gevormd is door een rij van doorlaatopeningen 51 die zijn aangebracht in een schuin georiënteerd deel 52 van een omtreksrand van de opvangbak 50. De doorgangsopeningen 51 zijn afgeschermd van een eerste ondiepe compartiment 53 van opvangbak 50 door middel van een opstaande rand 54 30 die zich uitstrekt over de volle breedte van het eerste compartiment 53. Hierdoor wordt voorkomen dat de inhoud van het eerste compartiment 53 de 1020826 12 doorgangsopeningen 51 kan bereiken. Groot voordeel van de uitvoeringsvorm van de opvangbak 50 volgens figuur 6 boven de opvangbekken 30, 31, 32, 33 volgens de figuren 2, 3, 4, 5 is dat opvangbak 50 geen aparte doorgang heeft. Hierdoor is het noodzakelijke materiaalgebruik beperkt, terwijl 5 tevens er geen noodzaak is om de opvangbak separaat te voorzien Van een (buisvormige) doorgang.
In figuur 7 is een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van een opvangbak volgens de uitvinding weergegeven. Deze opvangbak 60 heeft een voorkant 61, een achterkant 62 en twee zijkanten 63, 64. In figuur 7 10 zijn samenvallend met deze voorkant 61, achterkant 62, en zijkanten 63, 64 respectievelijk fictieve oneindige begrenzingslijnen 65, 66, 67, 68 weergegeven. Deze begrenzingslijnen 65, 66, 67, 68 definiëren daar tussen een rechthoekig begrenzingsvlak 69. Opvangbak 60 is gelegen binnen het begrenzingsvlak 69. Ter plaatse van de haakse hoeken tussen de 15 begrenzingslijnen 65 en 68 enerzijds en 65 en 67 anderzijds zijn de hoeken van de opvangbak 60 weggenomen ter plaatse van verwijzingscijfers 70, 71. De ruimte tussen de begrenzingslijnen 65, 67, 68 enerzijds en de omtreksranden van de opvangbak 60 anderzijds ter plaatse van verwijzingsci jfers 70, 71 zijn geschikt om als doorvoer te dienen voor het 20 doorvoeren van lucht vanaf de onderzijde van de opvangbak 60 naar de bovenzijde van de opvangbak 60. Op dit punt wijkt opvangbak 60 in belangrijke mate af van de opvangbakken zoals beschreven aan de hand van de voorgaande figuren. Er is geen sprake van een opening in de bodem of een opstaande wand van de opvangbak 60.
25 In figuur 8 ziet men een deel van een stal die is voorzien van inrichtingen volgens de uitvinding die gebruik maken van opvangbakken zoals opvangbak 60. Hiervan zijn er twee in figuur 8 weergegeven, terwijl ten behoeve van de duidelijkheid het rooster behorend bij de inrichting niet is weergegeven. Zoals het de vakman duidelijk zal zijn, heeft het 30 rooster een vorm overeenkomstig de buitenomtrek van opvangbakken 60. De opvangbakken 60 zijn met hun voorkant tegen een wand 80 van een stal 1020826 13 geplaatst en rusten hierbij ter plaatse van de voorkant 61 op een horizontale draagbalk 81 die is bevestigd aan wand 80. De beide opvangbekken 60 rusten aan de achterkant 62 op een gemetseld muurtje overeenkomstig de gemetselde muren 6, 7 weergegeven in figuur la. Tussen 5 de opvangbekken 60 bevindt zich een scheidingsschot 82 boven de zijkanten 63, 64, waarvan slechts scheidingsschot 82 boven zijkant 64 van de achterste opvangbek 60 in figuur 8 is weergegeven. Ter plaatse van.de weggenomen hoeken aan de voorkant 61 van de opvangbekken 60 zijn eveneens scheidingsschotten 83, 84 voorzien die aansluiten op wand 80 en tezamen 10 daarmee een driehoekig buisvormig orgaan omvatten waar doorheen lucht vanaf de onderzijde van de opvangbakken 60 naar de bovenzijde van de opvangbekken 60 kan worden gebracht ten einde de dieren van verse lucht te voorzien. Het zal duidelijk zijn dat de naburige opvangbakken 60 het buisvormig orgaan gevormd door scheidingsschotten 83, 84 en wand 80 15 gemeenschappelijk hebben. Alhoewel niet getoond kunnen troggen tussen scheidingsschotten 83 en 84 behorend bij een opvangbak 60 op voordelige wijze direct aan wand 80 worden bevestigd.
Behalve bovenstaand beschreven uitvoeringsvormen van inrichtingen volgens de uitvinding zijn talloze varianten mogelijk binnen 20 het kader van de uitvinding. Ter illustratie wordt bijvoorbeeld aangegeven dat bijvoorbeeld bij de uitvoeringsvormen volgens de figuren 2 en 3, de uitstroomopeningen zich niet aan de bovenzijde bevinden van doorgangen 34 of 35, maar dat deze bovenzijden zijn afgesloten en uitstroomopeningen, bijvoorbeeld ronde of sleufvormige, zijn aangebracht 25 in de verticale zijden van de doorgangen 34 of 35. Het is tevens mogelijk dat de onderzijden van de doorgangen, zoals doorgangen 34 of 35, zich op relatief korte afstand van de desbetreffende opvangbak bevinden, bijvoorbeeld op een afstand van maximaal 10 cm. De desbetreffende afstand is mede bepalend voor de snelheid waarmee de lucht door de desbetreffende 30 doorgang stroomt. De doorgangen kunnen bovendien voorzien van al dan niet instelbare weerstanden, voor het beperken van de genoemde luchtstroom- 1020828 14 snelheid.
'0 20826

Claims (20)

1. Inrichting voor het houden van dieren, met name van varkens, in een stal omvattende een rooster voor het daarop accommoderen 5 van de dieren en onder het rooster een bak met een bodem, opstaande wanden voor het opvangen van uitwerpselen van de dieren en ten minste één afvoeropening voor het afvoeren van de uitwerpselen, de bak zich uitstrekkende binnen een begrenzingsvlak begrensd door fictieve eindloze rechte begrenzingslijnen ten dele samenvallend met respectievelijk een 10 voorkant, een achterkant en twee zijkanten van de bak, met het kenmerk, dat binnen het begrenzingsvlak behalve de tenminste ene afvoeropening ten minste één doorvoer is voorzien voor het doorvoeren van lucht van de onderzijde van de bak naar de bovenzijde van het rooster.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten 15 minste één doorvoer een opening in de bodem van de bak omvat.
3. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste één doorvoer een opening in een opstaande wand van de bak omvat.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat 20 de opening in de opstaande wand of in de bodem van de bak is omgeven door een opstaande rand.
5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3, 4, met het kenmerk, dat ten minste één doorvoer aanwezig is aan de buitenzijde van de omtrek van de bak.
6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één doorvoer zich bevindt bij de voorkant van de bak.
7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één doorvoer zich bevindt bij een hoek tussen 30 de begrenzingslijnen samenvallend met de voorkant en met één zijkant van de bak. 1020826 / ë
8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één doorvoer een buisvormig orgaan omvat waarvan één uiteinde zich boven de bodem van de bak bevindt.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met, het kenmerk, dat het 5 buisvormig orgaan een uitlaatopening heeft met een hoofdrichting die een horizontale component heeft.
10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorkant en de achterkant van de bak enerzijds en de beide zijkanten van de bak anderzijds loodrecht ten opzichte van elkaar 10 zijn georiënteerd.
11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bak is voorzien van een eerste compartiment met een eerste afvoer in hoofdzaak bestemd voor mest en een tweede compartiment met een tweede afvoer in hoofdzaak bestemd voor vloeistof, waarbij de 15 doorvoer is aangebracht in het tweede compartiment.
12. Bak voor toepassing bij een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de bak voorzien van een bodem en opstaande wanden en zich uitstrekkende binnen een begrenzingsvlak begrensd door fictieve eindloze rechte begrenzingslijnen ten dele 20 samenvallend met respectievelijk een voorkant, een achterkant en twee zijkanten van de bak, binnen het begrenzingsvlak is voorzien van ten minste één doorvoer voor het doorvoeren van lucht van de onderzijde van de bak naar de bovenzijde van de bak.
13. Bak volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat ten minste 25 één doorvoer een buisvormig orgaan omvat waarvan één uiteinde zich boven de bodem van de bak bevindt.
14. Bak volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat ten minste één doorvoer aan de buitenzijde van de omtrek van de bak is voorzien.
15. Rooster voor toepassing bij een inrichting volgens één van 30 de conclusies 1 tot en met 11, gekenmerkt doordat het rooster, zich uitstrekkende binnen een roostervlak begrensd door fictieve eindloze 1020826 rechte begrenzingslijnen ten dele samenvallend met respectievelijk een voorkant, een achterkant en twee zijkanten van het rooster, binnen het roostervlak is voorzien van ten minste één roosterdoorvoer, voor het doorvoeren van lucht van de onderzijde van het rooster naar de bovenzijde 5 van het rooster.
16. Rooster volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat ten minste één roosterdoorvoer wordt gevormd door een uitsparing voor passage er doorheen van een zich vanaf een ondergelegen bak uitstrekkend buisvormig orgaan.
17. Rooster volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat ten minste één roosterdoorvoer aan de buitenzijde van de buitenomtrek van het rooster is voorzien.
18. Stal voorzien van een aantal inrichtingen volgens één van de conclusies 1 tot en met 11.
19. Stal volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de stal een wand omvat waarlangs een aantal inrichtingen volgens één van de conclusies 1 tot en met 11 aanwezig zijn, welke wand steunt op een draagelement waarop eveneens de bakken van de langs de wand aanwezige inrichtingen volgens één van de conclusies 1 tot en met 11, met een rand 20 van de bakken steunen.
20. Stal volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat per inrichting aan de wand een voederbak is bevestigd. •I > : , · ' ' v : . o
NL1020826A 2002-06-11 2002-06-11 Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen. NL1020826C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020826A NL1020826C2 (nl) 2002-06-11 2002-06-11 Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020826A NL1020826C2 (nl) 2002-06-11 2002-06-11 Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen.
NL1020826 2002-06-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1020826C2 true NL1020826C2 (nl) 2003-12-15

Family

ID=30439536

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1020826A NL1020826C2 (nl) 2002-06-11 2002-06-11 Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1020826C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1034475C2 (nl) * 2007-10-05 2009-04-07 Inter Continental Chemicals & Equipment Helmond Bv Begrenzingswand, wandelement voor een dergelijke begrenzingswand en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk wandelement.
NL1035447C2 (nl) * 2008-05-20 2009-11-23 J H E Van Schriek Beheer B V Varkensstal-inrichting, in het bijzonder de 'kraamkamer' daarvan.

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9400378A (nl) * 1994-03-10 1995-10-02 Sjaak Oud Uit één stuk vervaardigde kunststof cassette, voorzien van trechters.
NL1004036C2 (nl) 1996-09-16 1998-03-17 Antonius Maria Aloysius Nooyen Stalinrichting, bak te gebruiken bij de stalinrichting en werkwijze voor het houden van dieren.

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9400378A (nl) * 1994-03-10 1995-10-02 Sjaak Oud Uit één stuk vervaardigde kunststof cassette, voorzien van trechters.
NL1004036C2 (nl) 1996-09-16 1998-03-17 Antonius Maria Aloysius Nooyen Stalinrichting, bak te gebruiken bij de stalinrichting en werkwijze voor het houden van dieren.

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1034475C2 (nl) * 2007-10-05 2009-04-07 Inter Continental Chemicals & Equipment Helmond Bv Begrenzingswand, wandelement voor een dergelijke begrenzingswand en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk wandelement.
NL1035447C2 (nl) * 2008-05-20 2009-11-23 J H E Van Schriek Beheer B V Varkensstal-inrichting, in het bijzonder de 'kraamkamer' daarvan.
EP2123150A1 (en) 2008-05-20 2009-11-25 J.H.E. van Schriek Beheer B.V. Pig stable installation in particular the breeding stall thereof.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5806461A (en) Catwalk litter box
US7107933B2 (en) Litter-free pet waste collection system
JP6134021B1 (ja) 蚕の飼育装置
US8047160B2 (en) Keeping cage for laboratory animals
US10477831B2 (en) Self-drying litter box
US5482005A (en) Animal cage
US20130125826A1 (en) Accommodation for chicken
US20150216139A1 (en) Outdoor Pet Enclosure
EP0904690B1 (en) Poultry house furnishing and method for holding poultry
NL1020826C2 (nl) Inrichting voor het houden van dieren, bak alsmede rooster voor toepassing bij een dergelijke inrichting en stal omvattende een aantal van dergelijke inrichtingen.
KR20060086648A (ko) 포유모돈과 자돈이 분리기거 가능한 친환경 돈사
US20040139919A1 (en) Feeding apparatus for livestock
US8601982B2 (en) Pet environment
US4998506A (en) Piggy deck
RU2003109337A (ru) Устройство для содержания животных
NL2016529B1 (nl) Behuizing voor een dier, samenstel van meerdere behuizingen en werkwijze voor het bedrijven van een dergelijke behuizing.
RU45894U1 (ru) Трехъярусная миниферма для кроликов
NL1034475C2 (nl) Begrenzingswand, wandelement voor een dergelijke begrenzingswand en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk wandelement.
RU179669U1 (ru) Мини-шед для содержания и разведения кроликов
CN216874495U (zh) 一种畜牧业用蛋鸡养殖装置
KR102539297B1 (ko) 위생적인 산란이 가능한 난상장치
KR100357051B1 (ko) 소동물용 사육케이지내의 악취 배출장치
NL8501784A (nl) Hok voor het huisvesten van een zeug met biggen en stal met een aantal van zulke hokken.
FI4011201T3 (fi) Karsina
KR20050011637A (ko) 새장용 배설물받이

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090101