stukadoren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van stukadoren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stukadoren | te stukadoren | ||||||
toekomend | zullen stukadoren | te zullen stukadoren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestukadoord | te hebben gestukadoord | ||||||
toekomend | gestukadoord zullen hebben | gestukadoord te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
stukadorend | gestukadoord | ev. stukadoor |
mv. verouderd stukadoort |
stukadore | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | stukadoor | stukadoort | stukadoort | stukadoort | stukadoort | stukadoren | stukadoren | stukadoren | |
verleden (o.v.t.) | stukadoorde | stukadoorde | stukadoorde | stukadoorde | stukadoorde | stukadoorden | stukadoorden | stukadoorden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal stukadoren | zult/zal stukadoren | zult/zal stukadoren | zult stukadoren | zal stukadoren | zullen stukadoren | zullen stukadoren | zullen stukadoren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stukadoren | zou stukadoren | zou(dt) stukadoren | zoudt stukadoren | zou stukadoren | zouden stukadoren | zouden stukadoren | zouden stukadoren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestukadoord | hebt gestukadoord | hebt/heeft gestukadoord | hebt gestukadoord | heeft gestukadoord | hebben gestukadoord | hebben gestukadoord | hebben gestukadoord | |
verleden (v.v.t.) | had gestukadoord | had gestukadoord | had gestukadoord | hadt gestukadoord | had gestukadoord | hadden gestukadoord | hadden gestukadoord | hadden gestukadoord | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestukadoord hebben | zal/zult gestukadoord hebben | zult/zal gestukadoord hebben | zult gestukadoord hebben | zal gestukadoord hebben | zullen gestukadoord hebben | zullen gestukadoord hebben | zullen gestukadoord hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestukadoord hebben | zou gestukadoord hebben | zou/zoudt gestukadoord hebben | zoudt gestukadoord hebben | zou gestukadoord hebben | zouden gestukadoord hebben | zouden gestukadoord hebben | zouden gestukadoord hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gestukadoord worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gestukadoord | er is gestukadoord | |||||||
verleden | er werd gestukadoord | er was gestukadoord | |||||||
toekomend | er zal gestukadoord worden | er zal gestukadoord zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gestukadoord worden | er zou gestukadoord zijn |