ploert
Uiterlijk
- ploert
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ploert | ploerten |
verkleinwoord | ploertje | ploertjes |
- (scheldwoord) schoft [B], schurk [1], verdorven iemand
- Die ploert heeft haar bedrogen.
1.
- Het woord ploert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ploert" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "ploert" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ploert op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be