"Scharnier".
De uitvinding heeft betrekking op een scharnier dat
<EMI ID=1.1>
de armen van het ene deel met hun vrij uiteinde naast een vrij uiteinde van respectievelijk de armen van het andere deel gelegen zijn, en een scharnierpen, die de twee delen scharnierend met elkaar verbindt.
<EMI ID=2.1> nierpen een afzonderlijk stuk dat door openingen in de armen van
<EMI ID=3.1>
drie stukken waardoor zowel de fabricage als de montage en de demontage van het scharnier relatief ingewikkeld zijn.
De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een scharnier te verschaffen waarvan de constructie zeer eenvoudig is en waarbij de scharnierend met elkaar te verbinden delen op een zeer snelle en eenvoudige manier met elkaar scharnierend kunnen verbonden worden of van elkaar kunnen losgemaakt worden.
Tot dit doel
- bevat de scharnierpen gedeelten die gemonteerd zijn op elk van de armen van het ene deel en die in een opening steken in respectievelijk de armen van het andere deel;
- is elke arm van het ene deel op zulkdanige afstand en aan zulke zijde van de er het dichtstbij gelegen arm van het andere deel gelegen dat een verplaatsing,in de langsrichting van de scharnierpen en in een zin, van het ene deel ten opzichte van het andere,ten minste voor een stand van de scharnierpen ten opzichte van het deel waarvan de armen de openingen voor deze scharnierpen bezitten, mogelijk is,terwijl een verschuiving van de twee delen ten opzichte van elkaar, in dezelfde richting maar in de an- <EMI ID=4.1>
deel met de armen die van de openingen voor de scharnierpen voorzien zijn, belet wordt
- en is elke arm,van het deel waarvan de armen van een opening voor de scharnierpen voorzien zijn, die tussen de twee armen van het andere deel gelegen is van een, op de opening voor de scharnierpen en op de rand van de arm uitgevende gleu[pound] voorzien, waardoor het in de opening stekende gedeelte van de scharnierpen niet kan, terwijl de scharnierpen op een afstand, (in de zin tegenge- <EMI ID=5.1>
verbonden is ten opzichte van het andere deel verschuifbaar is)
-van haar gedeelte dat in de hoger genoemde opening voor de scharnierpen waarop een gleuf uitgeeft, steekt, van een vernauwing voorzien die,voor ten minste een stand van de scharnierpen wel <EMI ID=6.1>
twee delen ten opzichte van elkaar tot de scharnierpen met haar
<EMI ID=7.1>
jgleuf uit de opening kan geschoven worden.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding komen de armen, van het ene deel waarmee de scharnierpen ver bonden is, aan dezelfde zijde van respectievelijk de armen van het andere deel voor.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de gedeelten van de scharnierpen,die met een deel verbonden zijn, met dit deel onwrikbaar verbonden.
<EMI ID=8.1>
Bij voorkeur vormen de gedeelten van de scharnierpen een en een zelfde stuk.
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding springt de vernauwing van de scharnierpen slechts over een gedeelte van de omtrek van deze scharnierpen in en bezit deze scharnierpen ter plaatse van de vernauwing op.haar niet
<EMI ID=9.1>
scharnierpen waarbij ze met haar vernauwing door de gleuf kan die op de opening waarin ze steekt uitgeeft,eveneens door de gleuf kan,maar die,voor elke andere stand van de scharnierpen, aan de zijde van de arm met de hoger genoemde opening komt,die tegenover de arm ligt waarmee de scharnierpen verbonden is,en
-die hst dichtst bij de vernauwing gelegen is,zodat voor al deze andere standen een verschuiving van de scharnierpen met het ermee verbonden deel in de langsrichting van de scharnierpen die reeds in een zin door de laatstgenoemde arm teLet is nu ook in de andere zin door het uitsteeksel belet wordt.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de delen van het scharnier van kunststof vervaardigd.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een scharnier volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een scharnier volgens de uitvinding. Figuur 2 is een vooraanzicht van het scharnier uit fi- <EMI ID=10.1> Figuur 3 is een achteraanzicht van het scharnier uit de vorige figuren. Figuur 4 stelt een doorsnede voor volgens.de lijn IVIV uit figuur 3. Figuur 5 stelt een doorsnede voor volgens de lijn VV uit figuur 3 maar op grotere schaal getekend.
<EMI ID=11.1>
cijfers betrekking op dezelfde elementen.
Het scharnier volgens de figuren is volledig van kunststof vervaardigd en bevat twee delen 1 en 2 die door een scharnierpen 3 scharnierend met elkaar verbonden zijn.
Het deel 1, in de figuren 1 en 2 links gelegen, bevat een lichaam 4 dat de vorm heeft van een langwerpige balk en dat aan de rugzijde, dit is de zijde waarmee het deel tegen een scharnierend te verbinden stuk bevestigd wordt, hol is. Dit lichaam 1 bevat dus een bodem.en vier erop staande wanden. Voor de bevestiging van dit deel sluiten in twee hoeken van het holle lichaam op de opstaande wanden nog twee holle kokers 5 aan die inwendig van schroefdraad voorzien zijn en waarin bevestigings- schroeven kunnen geschroefd worden. Op het lichaam 4 sluiten aan de buitenzijde van een langse opstaande wand twee armen 6 en 7 aan. De bovenste arm 6 ligt in het verlengde van de bovenste korte opstaande wand van het lichaam 4. De onderste arm
<EMI ID=12.1>
op een afstand van de onderste korte opstaande wand van het lichaam 4 op dit lichaam aan. Tussen de armen loopt nog een versterking 8 die een gedeelte bezit dat in het verlengde van de bodem van het lichaam 4 loopt en een randje dat evenwijdig
aan de langse opstaande wand van het lichaam 4 loopt, tussen de armen 6 en 7 en aan de buitenzijde van de arm 7 doorloopt op de rand van het eerstgenoemde gedeelte tot tegen een korte opstaande wand van het lichaam 4. De twee armen 6 en 7 steken nog buiten de versterking 8 uit. De vrije uitstekende uiteinden van deze armen 6 en 7 vormen een naar voor gerichte en,buiten het vlak van de bodem van het lichaam 4 en van het erop aansluitende gedeelte van de versterking 8 uitstekende,uitsprong.
De scharnierpen 3 loopt tussen de twee uitsprongen van
<EMI ID=13.1>
<EMI ID=14.1>
versterking 8, en is dus onwrikbaar met de armen 6 en 7 verbonden.
<EMI ID=15.1>
kleine afstand buiten de van de arm 6 afgekeerde zijde van de arm 7 uit. Het uiteinde van dit uitstekende gedeelte is enigszins conisch.
Het deel 2 bevat eveneens een langwerpig lichaam 9
dat aan derugzijde, dit is de zijde waarmee het deel 2 tegen
een scharnierend te verbinden stuk moet vastgemaakt worden, uitgehold is zodat dus dit lichaam 9 uit een bodem, twee lange opstaande zijwanden en twee korte erop staande zijwanden bestaat.
De bodem is.evenwel naar het deel 1 toe schuin naar voor lopend. In de uitholling van het lichaam 9 sluiten in de hoeken op de zijwanden twee holle, inwendig van schroefdraad voorziene kokers 5 aan waarin een bevestigingsschroef kan geschroefd worden.
Op dit lichaam 9 sluiten aan de naar het deel 1 gekeerde zijde twee armen 10 en 11 aan." De vrije uiteinden van deze armen zijn van een afgeronde verdikking voorzien. De bovenste arm 10 komt op een afstand van de bovenzijde van het lichaam 9 die nagenoeg gelijk is aan de dikte van de bovenste arm 6 van het deel 1. De onderste arm 11 daarentegen ligt in het verlengde van de onderste korte opstaande zijwand van het TLchaam 9.
Het deel 2 bevat nog een afdekplaat 12 die in het verlengde ligt en trouwens een stuk vormt met de bodem van het lichaam 9. Deze afdekplaat 12 strekt zich over gans de lengte van het lichaam 9 uit en sluit op de voorste rand van de armen 10 en
11 aan. Deze afdekplaat 12 omringt gedeeltelijk het afgeronde verdikte uiteinde van deze armen 10 en 11. Ter plaatse van deze verdikte uiteinden is in de afdekplaat 12 evenwel juist aan de bovenkant van de onderste arm 11 een gleuf 13 aangebracht en juist boven het vrije uiteinde van de bovenste arm 10 is deze plaat weggesneden.
Door deze wegsnijding en deze gleuf 13 kunnen de armen 6 en 7 ten opzichte van de armen 10 en 11 over een bepaalde hoek gewenteld worden.
Deze armen 6 en 7 komen met hun vrije uiteinde-aan dezelfde zijde voor van het vrije uiteinde van respectievelijk de .
<EMI ID=16.1>
einde aan de bovenkant tegen het vrije uiteinde van de arm 10 van het deel 2 terwijl de onderste arm 7 van het deel 1 met zijn vrij uiteinde aan de bovenkant tegen het vrije uiteinde van de onderste arm 11 van het deel 2 komt.
Het uiteinde van de arm 11 van het deel 2 is van een ronde opening 14 voorzien waarin hetaan de buitenzijde van de
arm 7 van het deel 1 uitstekende uiteinde van de scharnierpen 3 draaibaar steekt. De andere, bovenste arm 10 van het deel 2 is eveneens van een ronde opening 15 voorzien waardoor het tussen
de armen 6 en 7 gelegen gedeelte van de onwrikbaar met het deel
1 verbonden scharnierpen 3 steekt. Op de ronde opening 15 sluit een gleuf 16 aan die ook op de uiterste rand van de arm 10 uitgeeft en waarvan de breedte kleiner is dan de diameter van de opening 15 en dus ook kleiner is dan de diameter van de scharnierpen
3. Deze gleuf 16 loopt vanaf de opening 15 schuin naar de rug- zijde en naar het lichaam 4 toe en maakt ten opzichte van het theoretische vlak door de,aan de rugzijde gelegen,randen van het lichaam 4 een hoek van nagenoeg 60[deg.]. Juist onder de arm 10 van het deel 2, dit is dus op een afstand van de arm 6 van het deel
1 die gelijk is aan de dikte van de arm 10, is de scharnierpen
3 van een vernauwing 17 voorzien. Door deze vernauwing 17
springt de scharnierpen 3 evenwel niet over zijn volledige omtrek in maar enkel op twee tegenover elkaar gelegen plaatsen, zó
dat ter plaatse van de vernauwing 17 de doorsnede van de scharnierpen 3 de vorm heeft van een rechthoek waarvan de korte zijden afgerond zijn en waarvan de breedte een heel weinig kleiner is
dan de breedte van de gleuf 16.
Indien de twee delen 1 en 2 scharnierend met elkaar verbonden zijn en zich dus in de in de figuren voorgestelde stand bevinden waarbij de armen 6 en 7 van het deel 1 respectieyelijk
op de armen 10 en 11 van het deel 2 rusten, steekt de scharnierpen 3 met een uiteinde in de opening 14 in de arm 11 en met een niet vernauwd gedeelte in de opening 15 in de arm 10. Dit laatstgenoemde gedeelte van de scharnierpen kan niet door de gleuf 16 zodat voor deze stand van het deel 1 een zijdelings verplaatsing van de scharnierpen 3 ten opzichte van het deel 2 niet mogelijk
is. Wanneer daarentegen het deel 1 met de scharnierpen 3 een <EMI ID=17.1>
op de arm 7 staande uiteinde van de scharnierpen 3 niet meer in de opening 14 in de arm 11 zit, is het gedeelte van de scharnier- pen 3 dat in de opening 15 in de arm 11 zit het gedeelte ter plaatse van de vernauwing 17. Indien men de scharnierpen 3 nu samen met het deel 1 ten opzichte van het deel 2 draait tot de langsrichting van de doorsnede ter plaatse van de vernauwing 17 in de langsrichting van de gleuf 16 komt kan de scharnierpen 3 zijdelings door de gleuf 16 geschoven worden en kan dus het deel
1 met de scharnierpen 3 volledig losgemaakt worden van het deel
2.
Om een accidentele omhoogverschuiving van het deel 1 ten opzichte van het deel 2 te beletten is de scharnierpen 3
ter plaatse van de vernauwing 17 nog voorzien van een uitsteeksel
18. Dit uitsteeksel 18 sluit op de scharnierpen 3 aan op het gedeelte van de omtrek van de scharnierpen ter hoogte van de vernauwing 17 waar deze omtrek evenwel niet inspringt. Het uitsteeksel 18 bezit dezelfde breedte als de gleuf 16 en ligt in het ver lengde van de langwerpige doorsnede van de scharnierpen 3 ter plaatse van de vernauwing 17. Voor een stand van de scharnierpen 3,namelijk die stand waarbij de scharnierpen 3 met haar gedeelte ter plaatse van de vernauwing 17 door de gleuf 16 kan, kan ook het uitsteeksel 18 door deze gleuf 16. Bijgevolg kunnen het deel 1 en de scharnierpen 3 opwaarts ten opzichte van het deel 2 verplaatst worden voor een bepaalde stand, namelijk voor die stand waarbij het uitsteeksel 18 volledig tegenover de gleuf 16 ligt
en dus bij opwaartse verplaatsing van de scharnierpen 3 in deze gleuf 16 kan geschoven worden. Wanneer dit uitsteeksel 18 vol- ledig in de gleuf 16 zit, zit terzelfder tijd ook het gedeelte van de scharnierpen 3 ter plaatse van de vernauwing 17 in de opening
15 zodat dus, zoals hiervoor vermeld, de scharnierpen 3 door zijde lingse verschuiving langs de gleuf 16 uit de opening 15 kan.
<EMI ID=18.1>
<EMI ID=19.1>
ge kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
Wanneer in de beschrijving gesproken wordt van "boven-
<EMI ID=20.1>
scharnier niet noodzakelijk in de in de figuren voorgestelde
stand moet geplaatst worden, maar ook onderste boven ten opzichte van deze stand kan geplaatst worden. De arm met de opening waarop een gleuf uitgeeft van het ene deel moet dus niet noodzakelijk aan de bovenkant van dit deel komen, maar kan evengoed aan de onderkant komen.
I
Ook is het niet absoluut noodzakelijk dat de scharnierpen uit een stuk bestaat en dus tussen de twee armen van het ene deel doorloopt.
Ook is het aantal armen van de twee delen niet noodzakelijk beperkt tot twee.
Verder is het ook niet noodzakelijk dat de twee armen
van het ene deel aan dezelfde zijde ten opzichte van respectievelijk de armen van het andere deel voorkomen. Indien niet, kan
het nodig zijn dat op de opening voor de scharnierpen in al de
armen van het ene deel een gleuf uitgeeft waarlangs een vernauwd gedeelte van de scharnierpen zijdelings uit de opening kan geschoven worden.
"Hinge".
The invention relates to a hinge that
<EMI ID = 1.1>
the arms of one part are disposed with their free end adjacent to a free end of the arms of the other part respectively, and a hinge pin hingedly connecting the two parts.
<EMI ID = 2.1> kidney pin is a separate piece passing through openings in the arms of
<EMI ID = 3.1>
three pieces, making the manufacture, assembly and disassembly of the hinge relatively complicated.
The object of the invention is to overcome this drawback and to provide a hinge of which the construction is very simple and wherein the parts to be connected to each other in a hinged manner can be hingedly connected or detached from each other in a very quick and simple manner.
For this purpose
the hinge pin includes portions mounted on each of the arms of one part and which protrude into an opening in the arms of the other part respectively;
- each arm of one part is located at such a distance and on such side of the arm closest to it from the other part that a displacement, in the longitudinal direction of the hinge pin and in one sense, of one part with respect to the other, at least for a position of the hinge pin with respect to the part whose arms have the openings for this hinge pin, is possible, while a displacement of the two parts with respect to each other, in the same direction but in the an- <EMI ID = 4.1>
part with the arms provided with the openings for the hinge pin
- and each arm, of the part whose arms are provided with an opening for the pivot pin, which is located between the two arms of the other part, has a slot issuing on the opening for the pivot pin and on the edge of the arm [pound], so that the part of the hinge pin protruding into the opening cannot, while the hinge pin is at a distance, (in the opposite sense, <EMI ID = 5.1>
connected in relation to the other part can be moved)
- of its part that protrudes into the above-mentioned opening for the hinge pin on which a slot gives out, with a constriction which, for at least one position of the hinge pin, is <EMI ID = 6.1>
two parts relative to each other to the hinge pin with hair
<EMI ID = 7.1>
The slot can be slid out of the opening.
In a special embodiment of the invention, the arms of one part to which the hinge pin is connected occur on the same side, respectively, of the arms of the other part.
In a remarkable embodiment of the invention, the portions of the hinge pin which are connected to a part are immovably connected to this part.
<EMI ID = 8.1>
Preferably, the portions of the hinge pin are one and the same piece.
In a preferred embodiment of the invention, the narrowing of the hinge pin only recesses over part of the circumference of this hinge pin and this hinge pin does not have it at the location of the constriction.
<EMI ID = 9.1>
hinge pin where, with its constriction, it passes through the slot that issues on the opening into which it is inserted, can also pass through the slot, but which, for any other position of the hinge pin, comes on the side of the arm with the above-mentioned opening, which opposite the arm to which the hinge pin is connected, and
-that is located closest to the constriction, so that for all these other positions a shift of the hinge pin with the part connected thereto in the longitudinal direction of the hinge pin already in one sense by the last-mentioned arm is now also in the other sense. the projection is prevented.
In an advantageous embodiment of the invention, the parts of the hinge are made of plastic.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a hinge according to the invention; this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers relate to the attached drawings.
Figure 1 is a top view of a hinge according to the invention. Figure 2 is a front view of the hinge of fig. <EMI ID = 10.1> Figure 3 is a rear view of the hinge of the previous figures. Figure 4 represents a section along the line IVIV of Figure 3. Figure 5 represents a section along the line VV of Figure 3 but drawn on a larger scale.
<EMI ID = 11.1>
figures refer to the same elements.
The hinge according to the figures is completely made of plastic and comprises two parts 1 and 2 which are hingedly connected to each other by a hinge pin 3.
The part 1, located on the left in Figures 1 and 2, comprises a body 4 which has the shape of an elongated beam and which is hollow on the back, this is the side with which the part is fixed against a hinged piece to be connected. This body 1 thus comprises a bottom and four walls standing on it. For the fastening of this part, in two corners of the hollow body on the upright walls, two more hollow tubes 5 are connected, which are internally threaded and into which fastening screws can be screwed. Two arms 6 and 7 adjoin the body 4 on the outside of a longitudinal upright wall. The upper arm 6 is in line with the upper short upright wall of the body 4. The lower arm
<EMI ID = 12.1>
at a distance from the lower short upright wall of the body 4 on this body. Between the arms there is another reinforcement 8, which has a part that runs in line with the bottom of the body 4 and an edge that is parallel.
runs on the longitudinal upright wall of the body 4, between the arms 6 and 7 and on the outside of the arm 7 continues on the edge of the first-mentioned part up to a short upright wall of the body 4. The two arms 6 and 7 still protrude beyond reinforcement 8. The free protruding ends of these arms 6 and 7 form a projection directed forward and projecting beyond the plane of the bottom of the body 4 and of the portion of the reinforcement 8 adjoining it.
The hinge pin 3 runs between the two projections of
<EMI ID = 13.1>
<EMI ID = 14.1>
reinforcement 8, and is thus immovably connected to arms 6 and 7.
<EMI ID = 15.1>
a small distance beyond the side of the arm 7 remote from the arm 6. The end of this protruding portion is slightly conical.
The part 2 also contains an elongated body 9
that on the back, this is the side that the part 2 against
a hinged piece to be joined must be fixed, hollowed out so that this body 9 consists of a bottom, two long upright side walls and two short upright side walls.
The bottom is, however, sloping forward towards the part 1. Two hollow internally threaded sleeves 5, into which a fastening screw can be screwed, adjoin the recess of the body 9 in the corners on the side walls.
Two arms 10 and 11 adjoin this body 9 on the side facing part 1. "The free ends of these arms are provided with a rounded thickening. The upper arm 10 is at a distance from the top of the body 9, which is substantially equal to the thickness of the upper arm 6 of the part 1. The lower arm 11, on the other hand, is in line with the lower short upright side wall of the TL body 9.
The part 2 also contains a cover plate 12 which is in line with and incidentally a piece with the bottom of the body 9. This cover plate 12 extends the entire length of the body 9 and closes on the front edge of the arms 10. and
11 on. This cover plate 12 partially surrounds the rounded thickened end of these arms 10 and 11. At the location of these thickened ends, however, a groove 13 has been made in the cover plate 12 just on the top of the lower arm 11 and just above the free end of the upper arm 11. arm 10, this plate has been cut away.
As a result of this cut-away and this slot 13, the arms 6 and 7 can be rotated with respect to the arms 10 and 11 through a certain angle.
These arms 6 and 7 have their free ends on the same side of the free end of the respectively.
<EMI ID = 16.1>
end at the top against the free end of the arm 10 of the part 2, while the lower arm 7 of the part 1 contacts the free end of the lower arm 11 of the part 2 with its free end at the top.
The end of the arm 11 of the part 2 is provided with a round opening 14 in which it is on the outside of the
arm 7 of the part 1 protrudes from the end of the hinge pin 3 so that it can be rotated. The other, upper arm 10 of the part 2 is also provided with a round opening 15 through which it separates
the arms 6 and 7 located part of the immovable part
1 connected hinge pin 3 protrudes. A slot 16 connects to the round opening 15, which also opens onto the outermost edge of the arm 10 and whose width is smaller than the diameter of the opening 15 and therefore also smaller than the diameter of the hinge pin.
3. This slit 16 runs obliquely from the opening 15 towards the back and towards the body 4 and makes an angle of approximately 60 [deg.] With respect to the theoretical plane through the edges of the body 4 located at the back. .]. Just under the arm 10 of the part 2, so this is at a distance from the arm 6 of the part
1, which is equal to the thickness of the arm 10, is the hinge pin
3 with a constriction 17. Because of this narrowing 17
however, the hinge pin 3 does not retract over its full circumference, but only at two opposite locations, like this
that at the location of the narrowing 17 the cross-section of the hinge pin 3 has the shape of a rectangle, the short sides of which are rounded and the width of which is very slightly smaller
than the width of the slot 16.
If the two parts 1 and 2 are hingedly connected to each other and are thus in the position shown in the figures, in which the arms 6 and 7 of the part 1 are respectively
resting on the arms 10 and 11 of the part 2, the hinge pin 3 protrudes with one end into the opening 14 in the arm 11 and with an unconstrained part in the opening 15 in the arm 10. This latter part of the hinge pin cannot through the slot 16 so that for this position of the part 1 a lateral displacement of the hinge pin 3 relative to the part 2 is not possible
is. On the other hand, if the part 1 with the hinge pin 3 has an <EMI ID = 17.1>
The end of the hinge pin 3 standing on the arm 7 is no longer in the opening 14 in the arm 11, the part of the hinge pin 3 which is in the opening 15 in the arm 11 is the part at the location of the narrowing 17. If the hinge pin 3 is now turned together with the part 1 with respect to the part 2 until the longitudinal direction of the cross-section at the location of the narrowing 17 in the longitudinal direction of the slot 16, the hinge pin 3 can be slid laterally through the slot 16 and so can the part
1 can be completely detached from the part with the hinge pin 3
2.
In order to prevent an accidental sliding upward of the part 1 relative to the part 2, the hinge pin 3 is used
provided with a protrusion at the location of the narrowing 17
18. This projection 18 connects on the hinge pin 3 to the part of the circumference of the hinge pin at the level of the narrowing 17 where, however, this circumference does not indent. The protrusion 18 has the same width as the slot 16 and is in line with the elongated cross-section of the hinge pin 3 at the location of the constriction 17. For a position of the hinge pin 3, namely that position in which the hinge pin 3 with its portion in the location of the constriction 17 through the slot 16, the protrusion 18 can also pass through this slot 16. Consequently, the part 1 and the hinge pin 3 can be displaced upwards with respect to the part 2 for a specific position, namely for that position in which the protrusion 18 is completely opposite the slot 16
and can thus be slid into this slot 16 when the hinge pin 3 is moved upwards. When this projection 18 is completely in the slot 16, at the same time also the part of the hinge pin 3 at the location of the narrowing 17 is in the opening.
15 so that, thus, as mentioned above, the hinge pin 3 can move out of the opening 15 by sliding sideways along the slot 16.
<EMI ID = 18.1>
<EMI ID = 19.1>
Many changes can be made to the described embodiment, including in the shape, composition, arrangement, and number of components used to implement the invention.
When the description refers to "above-
<EMI ID = 20.1>
hinge not necessary in the one proposed in the figures
position must be placed, but it can also be placed upside down with respect to this position. The arm with the opening on which a slot gives out of one part does not necessarily have to be at the top of this part, but can just as well reach the bottom.
I.
It is also not absolutely necessary for the hinge pin to be in one piece and thus to pass between the two arms of one part.
Also, the number of arms of the two parts is not necessarily limited to two.
Furthermore, it is also not necessary for the two arms
of one part on the same side with respect to the arms of the other part respectively. If not, you can
the hinge pin hole in all of the
arms of one part provides a slot along which a narrowed portion of the hinge pin can be slid laterally out of the opening.