BE1031131B1 - Werkwijze voor het vervaardigen van panelen - Google Patents
Werkwijze voor het vervaardigen van panelen Download PDFInfo
- Publication number
- BE1031131B1 BE1031131B1 BE20226010A BE202206010A BE1031131B1 BE 1031131 B1 BE1031131 B1 BE 1031131B1 BE 20226010 A BE20226010 A BE 20226010A BE 202206010 A BE202206010 A BE 202206010A BE 1031131 B1 BE1031131 B1 BE 1031131B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- panels
- top layer
- semi
- lubricant
- decorative
- Prior art date
Links
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims abstract description 48
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 title claims abstract description 10
- 239000000314 lubricant Substances 0.000 claims abstract description 60
- 238000005520 cutting process Methods 0.000 claims abstract description 41
- 238000003801 milling Methods 0.000 claims abstract description 36
- 238000007790 scraping Methods 0.000 claims abstract description 16
- 239000000758 substrate Substances 0.000 claims abstract description 11
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 27
- LYCAIKOWRPUZTN-UHFFFAOYSA-N Ethylene glycol Chemical compound OCCO LYCAIKOWRPUZTN-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 26
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims description 21
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims description 21
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims description 21
- 239000002245 particle Substances 0.000 claims description 18
- WGCNASOHLSPBMP-UHFFFAOYSA-N hydroxyacetaldehyde Natural products OCC=O WGCNASOHLSPBMP-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 12
- -1 polypropylene Polymers 0.000 claims description 10
- UFHFLCQGNIYNRP-UHFFFAOYSA-N Hydrogen Chemical compound [H][H] UFHFLCQGNIYNRP-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 9
- 239000007864 aqueous solution Substances 0.000 claims description 9
- 229920005989 resin Polymers 0.000 claims description 9
- 239000011347 resin Substances 0.000 claims description 9
- 239000000839 emulsion Substances 0.000 claims description 8
- 239000011888 foil Substances 0.000 claims description 8
- 239000004698 Polyethylene Substances 0.000 claims description 6
- 229920002472 Starch Polymers 0.000 claims description 6
- 229920000573 polyethylene Polymers 0.000 claims description 6
- 229920000915 polyvinyl chloride Polymers 0.000 claims description 6
- 239000004800 polyvinyl chloride Substances 0.000 claims description 6
- 238000005507 spraying Methods 0.000 claims description 6
- 239000008107 starch Substances 0.000 claims description 6
- 235000019698 starch Nutrition 0.000 claims description 6
- 239000000725 suspension Substances 0.000 claims description 5
- 239000004743 Polypropylene Substances 0.000 claims description 4
- 239000012153 distilled water Substances 0.000 claims description 4
- 229920001155 polypropylene Polymers 0.000 claims description 4
- 230000005855 radiation Effects 0.000 claims description 4
- 229920001187 thermosetting polymer Polymers 0.000 claims description 4
- 239000002023 wood Substances 0.000 claims description 4
- 239000004923 Acrylic lacquer Substances 0.000 claims description 2
- 229920000877 Melamine resin Polymers 0.000 claims description 2
- 239000007900 aqueous suspension Substances 0.000 claims description 2
- IVJISJACKSSFGE-UHFFFAOYSA-N formaldehyde;1,3,5-triazine-2,4,6-triamine Chemical compound O=C.NC1=NC(N)=NC(N)=N1 IVJISJACKSSFGE-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 2
- 229920002635 polyurethane Polymers 0.000 claims description 2
- 239000004814 polyurethane Substances 0.000 claims description 2
- 238000003825 pressing Methods 0.000 claims description 2
- 238000003892 spreading Methods 0.000 claims description 2
- 229920001169 thermoplastic Polymers 0.000 claims description 2
- 239000012815 thermoplastic material Substances 0.000 claims description 2
- 239000004416 thermosoftening plastic Substances 0.000 claims description 2
- 239000000123 paper Substances 0.000 description 12
- 239000000243 solution Substances 0.000 description 5
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 4
- 239000000463 material Substances 0.000 description 3
- 230000002745 absorbent Effects 0.000 description 2
- 239000002250 absorbent Substances 0.000 description 2
- 230000015572 biosynthetic process Effects 0.000 description 2
- 238000009835 boiling Methods 0.000 description 2
- 239000011094 fiberboard Substances 0.000 description 2
- 238000001033 granulometry Methods 0.000 description 2
- 239000002648 laminated material Substances 0.000 description 2
- 238000002356 laser light scattering Methods 0.000 description 2
- 239000007787 solid Substances 0.000 description 2
- 239000007921 spray Substances 0.000 description 2
- 150000005846 sugar alcohols Polymers 0.000 description 2
- 241000870659 Crassula perfoliata var. minor Species 0.000 description 1
- LFQSCWFLJHTTHZ-UHFFFAOYSA-N Ethanol Chemical compound CCO LFQSCWFLJHTTHZ-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- 239000000654 additive Substances 0.000 description 1
- 238000004140 cleaning Methods 0.000 description 1
- 230000006835 compression Effects 0.000 description 1
- 238000007906 compression Methods 0.000 description 1
- 238000007865 diluting Methods 0.000 description 1
- 238000009826 distribution Methods 0.000 description 1
- 238000001035 drying Methods 0.000 description 1
- 238000002296 dynamic light scattering Methods 0.000 description 1
- 239000007788 liquid Substances 0.000 description 1
- 238000005259 measurement Methods 0.000 description 1
- 229920003023 plastic Polymers 0.000 description 1
- 239000004033 plastic Substances 0.000 description 1
- 230000008092 positive effect Effects 0.000 description 1
- 238000007639 printing Methods 0.000 description 1
- 229920006395 saturated elastomer Polymers 0.000 description 1
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B27—WORKING OR PRESERVING WOOD OR SIMILAR MATERIAL; NAILING OR STAPLING MACHINES IN GENERAL
- B27D—WORKING VENEER OR PLYWOOD
- B27D5/00—Other working of veneer or plywood specially adapted to veneer or plywood
- B27D5/006—Trimming, chamfering or bevelling edgings, e.g. lists
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Forests & Forestry (AREA)
Abstract
Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij de werkwijze minstens omvat: - de stap van het voorzien van half afgewerkte panelen (1A) met minstens een substraat (15) en een decoratieve toplaag (18); - de stap (S1) van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking door middel van één of meerdere snijwerktuigen (9) aan minstens één rand (3-4-5-6) van de voornoemde half afgewerkte panelen (1A), waarbij de half afgewerkte panelen (1A) in een bewerkingsmachine (7A-7B) via een riem-, lucht-, of kettingtransport (10) voorbij de voornoemde snijwerktuigen (9) worden bewogen en ter plaatse van minstens één van de snijwerktuigen (9) met hun decoratieve toplaag (18) over een glijschoen (14) worden bewogen en/of met hun van de decoratieve toplaag afgewende zijde langs een drukschoen (13) worden bewogen; daardoor gekenmerkt dat de half afgewerkte panelen (1A) voorafgaandelijk aan, of tijdens de voornoemde stap (S1) van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking van een glijmiddel (22) worden voorzien op de decoratieve toplaag (18) en/of op de zijde die van de decoratieve toplaag (18) is afgewend.
Description
Werkwijze voor het vervaardigen van panelen.
De huidige uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen, meer speciaal decoratieve panelen, zoals vloerpanelen. In het bijzonder betreft de huidige uitvinding een werkwijze waarbij half afgewerkte panelen met minstens een substraat en een decoratieve toplaag aan een frees-, zaag- of schraapbewerking worden onderworpen.
Het kan hierbij gaan om decoratieve panelen die aan twee tegenoverliggende randen voorzien worden van geprofileerde randgebieden die koppelmiddelen omvatten, welke toelaten dat twee van dergelijke panelen bij de betreffende randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij in de gekoppelde toestand een vergrendeling verkregen wordt in het vlak van de panelen en loodrecht op de betreffende randen en/of in een richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen.
Het is bekend, bijvoorbeeld uit het WO 97/47834, het WO 2006/103565 en het WO 2011/014113, om geprofileerde randgebieden te vormen aan tegenoverliggende randen van half afgewerkte panelen door middel van meerdere opeenvolgende snijbewerkingen met roterende freesgereedschappen. Deze snijbewerkingen kunnen uitgevoerd worden in een doorloopfreesmachine met continue doorvoer, of in een zogenaamde double end- tenoner, waarbij het te bewerken paneel bijvoorbeeld door middel van een luchttransport getransporteerd wordt door de machine, en de roterende freesgereedschappen gemonteerd zijn langs het traject van de te bewerken paneelranden. Freesgereedschappen kunnen hierbij actief zijn op één of beide tegenoverliggende randen die parallel zijn met de transportrichting.
Uit het WO 2020/174358 is het bijvoorbeeld bekend druk- en glijschoenen toe te passen in een doorloopfreesmachine. Hierbij worden de te bewerken half afgewerkte panelen ter plaatse van een snijwerktuig met hun decoratieve toplaag over een glijschoen bewogen en met hun van de decoratieve toplaag afgewende zijde langs een drukschoen bewogen.
De drukschoen positioneert het half afgewerkte paneel tegen de transportinrichting die als referentie voor de instelling van de snijwerktuigen wordt aangewend. Het gebruik van glijschoenen en/of drukschoenen heeft een positieve uitwerking op de nauwkeurigheid van de uit te voeren snijbewerking, maar kan aanleiding geven tot slijtsporen op het paneel.
De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats een alternatieve werkwijze aan te bieden, waarbij volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een oplossing wordt geboden voor één of meer van de problemen uit de stand van de techniek.
Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij de werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - de stap van het voorzien van half afgewerkte panelen, waarbij deze half afgewerkte panelen minstens een substraat en een decoratieve toplaag omvatten; - de stap van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking door middel van één of meerdere snijwerktuigen aan minstens één rand van de voornoemde half afgewerkte panelen, waarbij de half afgewerkte panelen in een bewerkingsmachine via een riem-, lucht-, of kettingtransport voorbij de voornoemde snijwerktuigen worden bewogen en ter plaatse van minstens één van de snijwerktuigen met hun decoratieve toplaag over een glijschoen worden bewogen en/of met hun van de decoratieve toplaag afgewende zijde langs een drukschoen worden bewogen; met als kenmerk dat de half afgewerkte panelen voorafgaandelijk aan, of tijdens de voornoemde stap van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking van een glijmiddel worden voorzien op de decoratieve toplaag en/of op de zijde die van de decoratieve toplaag is afgewend. Door het toepassen van een glijmiddel wordt het risico op schade op de paneeloppervlakken door het contact met de druk- en/of glijschoenen beperkt. Het spreekt voor zich dat het voornoemde glijmiddel minstens op het gedeelte van de betreffende oppervlakken wordt aangebracht dat voorzien is contact te maken met een druk- of glijschoen.
Bij voorkeur wordt in de bewerkingsmachine gebruik gemaakt van een kettingtransport voor het bewegen van de half afgewerkte panelen. Een kettingtransport levert een nauwkeurig referentieoppervlak en is robuust. Het is bij dergelijk kettingtransport dat de huidige uitvinding van het grootste belang is, vermits de problemen met het vormen van slijtsporen in de half afgewerkte panelen door het contact met de glij- en/of drukschoenen daar het nadrukkelijkst zijn.
Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het glijmiddel water. Het is contra-intuitief om een waterig glijmiddel toe te passen, vermits het substraat van de half afgewerkte panelen watergevoelig kan zijn, zoals bijvoorbeeld het geval is wanneer het substraat een houtgebaseerde plaat zoals MDF of HDF (medium density fiberboard of high density fiberboard) omvat. Bij voorkeur is het glijmiddel een waterige oplossing, emulsie of suspensie. Zodoende laat het glijmiddel toe vaste of meer visceuze additieven aan te brengen door middel van de oplossing, emulsie of suspensie ervan in water. Bij voorkeur is het water gedestilleerd of gedemineraliseerd water en/of water met een droge stofgehalte van 5 mg per liter of minder. Doordat gedestilleerd of gedemineraliseerd water of water met een droge stofgehalte van 5 mg of minder wordt toegepast is het risico dat residu achterblijft op de half afgewerkte panelen na het uitdrogen van het glijmiddel geminimaliseerd. Het water, bijvoorbeeld het gedestilleerd water of gedemineraliseerd water, kan een elektrische geleidbaarheid bij 25°C vertonen van 10 uS/cm of minder.
Hierdoor kan het risico op elektrische kortsluitingen in de machine worden geminimaliseerd.
Volgens een eerste praktische mogelijkheid van bovenstaande meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het glijmiddel een één-, twee- of meerwaardig alcohol, bij voorkeur glycol of 1,2 ethaandiol. Het glijmiddel kan aldus een waterige oplossing of emulsie van glycol of 1,2 ethaandiol zijn. Bijvoorbeeld is het water van de oplossing of emulsie gedestilleerd water, gedemineraliseerd water, en/of water met een droge stofgehalte van 5 mg/l of minder. De uitvinder heeft vastgesteld dat bijzonder goede glij- eigenschappen worden verkregen, terwijl het glijmiddel praktisch volledig of volledig verdampt na het uitvoeren van de frees-, zaag- of schraapbewerking, zodanig dat het risico op bevuiling van de panelen minimaal is. Hierbij kunnen bijkomende kuisoperaties, die op zich schade op het paneeloppervlak kunnen veroorzaken, worden uitgesloten.
Bij voorkeur wordt in het kader van voornoemde eerste mogelijkheid een glijmiddel toegepast dat een waterige oplossing of emulsie is van 1,5% tot 15 wt% van een twee- of meerwaardig alcohol of van glycol, bij voorkeur 1 tot 5 wt%, bijvoorbeeld 4wt% of ongeveer 4 wt%. De beperkte hoeveelheid alcohol of glycol levert een effectief glijmiddel dat een geschikte vluchtigheid heeft om effectief te blijven tijdens het traject van het paneel doorheen de bewerkingsmachine en kort na de uittrit van de bewerkingsmachine te verdwijnen, zodanig dat verdere bewerkingen of transporten op geen enkele manier gehinderd kunnen worden door het glijmiddel.
Volgens een tweede praktische mogelijkheid van bovenstaande meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het glijmiddel zetmeel. Zo bijvoorbeeld kan het glijmiddel een waterige suspensie van zetmeel zijn, bijvoorbeeld een suspensie van 1,5 tot 15wt% zetmeel. Bijvoorbeeld is het water van de suspensie gedestilleerd, gedemineraliseerd, en/of met een droge stofgehalte van 5 mg/l of minder. Dergelijk glijmiddel is bijzonder effectief en laat na uitdroging een makkelijk verwijderbare afzetting van zetmeel achter op het oppervlak van de panelen.
Bij voorkeur wordt het glijmiddel minstens opgebracht bij de ingang van de voornoemde bewerkingsmachine, bij voorkeur wordt het glijmiddel opgebracht terwijl de half afgewerkte panelen zich reeds op het riem-, lucht- of kettingtransport bevinden. Op die manier kan het glijmiddel meer nauwkeurig worden aangebracht, bijvoorbeeld in hoofdzaak op het gedeelte van de betreffende oppervlakken dat voorzien is contact te maken met een druk- of glijschoen.
Bij voorkeur worden voornoemde half afgewerkte panelen in de stap van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking voorbij minstens twee snijwerktuigen bewogen en worden zij ter plaatse van beide snijwerktuigen met hun decoratieve toplaag over een eerste en tweede respectieve glijschoen bewogen en/of worden zij met hun van de decoratieve toplaag afgewende zijde langs een eerste en tweede respectieve drukschoen bewogen, waarbij het glijmiddel minstens wordt opgebracht op een positie tussen de voornoemde eerste en tweede respectieve glijschoen en/of drukschoen. Het aanbrengen van glijmiddel tussen respectieve glijschoenen, en bij voorkeur op meerdere plaatsen langs het traject van de paneelranden door de bewerkingsmachine, is voornamelijk interessant bij vluchtige glijmiddelen, zoals glijmiddelen met een kookpunt van 100°C of minder, of bij minder effectieve glijmiddelen, zoals bij een glijmiddel dat voor minstens 98 gewichtsprocent bestaat uit water, gedestilleerd water, gemineraliseerd 5 water of water met een vaste stofgehalte van 5 mg per liter of minder.
Bij voorkeur is het kookpunt, bij atmosferische druk, van het glijmiddel gelegen in het bereik van 85 tot 120°C, en bij voorkeur in het bereik van 100°C tot 120°C. De uitvinders hebben vastgesteld dat een dergelijk glijmiddel, bijvoorbeeld water met ongeveer 4 gewichtspercent glycol, effectief blijft tijdens het traject van het paneel doorheen de bewerkingsmachine en kort na de uittrit van de bewerkingsmachine kan verdwijnen.
Bij voorkeur wordt het glijmiddel minstens opgebracht door middel van één of meerdere spuit-, sproei- of vernevelkoppen, bij voorkeur minstens bij de ingang van de bewerkingsmachine. Volgens een alternatief kan ook minstens gewerkt worden met aan absorptief medium in contact met de decoratieve toplaag en/of de hiervan afgewende zijde van de halfafgewerkte panelen, zoals met een spons of vod, waarbij het absorptief medium het glijmiddel heeft opgenomen en hier bij voorkeur mee is verzadigd. Volgens nog een alternatief wordt het glijmiddel minstens aangebracht middels borstels, bijvoorbeeld van het type verfborstel, en/of middels één of meerdere rollen.
Bij voorkeur worden de half afgewerkte panelen door middel van een bovendrukinrichting met hun decoratieve toplaag tegen het voornoemde riem-, lucht- of kettingtransport aangedrukt. Bij voorkeur bevat de voornoemde bovendrukinrichting één of meerdere riemen. Dergelijke bovendrukinrichting is voldoende flexibel om effectief te zijn bij eventuele verschillen in dikte tussen opeenvolgende half afgewerkte panelen.
Bij voorkeur is het verschil in dikte tussen opeenvolgende half afgewerkte panelen beperkt tot een maximum van 0.25 millimeter. Door het beperken van de diktetolerantie kan de bovendrukinrichting nauwkeuriger worden ingesteld, zodanig dat het risico op buitenmatige slijtsporen kan worden ingeperkt.
Bij voorkeur is de voornoemde bewerkingsmachine een zogenaamde dubbelzijdige profiel freesmachine is (Engels: double end tenoner) met continue doorvoer, waarbij het, zoals voornoemd, uitvoeren van een frees-, of schraapbewerking door middel van één of meerdere snijwerktuigen bij voorkeur terzelfdertijd, 1.e. op dezelfde plaats langsheen het traject van het halfafgewerkte paneel doorheen de bewerkingsmachine, aan twee tegenoverliggende randen van de half afgewerkte panelen plaatsvindt, bij voorkeur aan beide randen met behulp van één of meerdere glijschoenen, drukschoenen en/of door toepassen van een glijmiddel. Bij voorkeur zijn minstens één paar tegenoverliggende snijwerktuigen langsheen het traject van het halfafgewerkte paneel door de bewerkingsmachine roterende snijwerktuigen, welke bij voorkeur terzelfdertijd actief zijn op voornoemde tegenoverliggende randen, waarbij de snijbeweging van beide tegenoverliggende snijwerktuigen bij voorkeur tegengesteld is aan de transportbeweging van het half afgewerkte paneel. De configuratie in tegenloop levert een soepele, nauwkeurige snijbewerking op, maar een meer stevige opspanning van het halfafgewerkte paneel op de transportinrichting is hiertoe wenselijk, zodanig dat het risico op het vormen van slijtsporen in een dergelijke configuratie vergroot. Het is dus voornamelijk bij het in tegenloop frezen dat de huidige uitvinding het meeste effect heeft.
Het is duidelijk dat, in het geval van een dubbelzijdige profiel freesmachine, zoals in bovenstaande voorkeurdragende uitvoeringsvorm, het voornoemde glijmiddel bij voorkeur minstens op tegenoverliggende gedeelten van de betreffende oppervlakken wordt aangebracht die telkens voorzien zijn contact te maken met respectievelijke tegenoverliggende druk- of glijschoenen. Hierbij worden dan bij voorkeur minstens twee spuit-, sproei- of vernevelkoppen toegepast, i.e. minstens één voor elk van de tegenoverliggende gedeelten van de betreffende oppervlakken.
Bij voorkeur zijn voornoemde tegenoverliggende snijwerktuigen gemonteerd op een eerste en tweede aandrijfas met respectievelijk een eerste en tweede oriëntatie, die voldoet aan één van volgende eigenschappen: - de eigenschap dat beide aandrijfassen verticaal georiënteerd zijn, of van de verticale afwijken met een hoek van 10° of minder;
- de eigenschap dat beide aandrijfassen horizontaal georiënteerd zijn, of van de horizontale afwijken met een hoek van 10° of minder; - de eigenschap dat beide aandrijfassen respectievelijk een eerste hoek en een tweede hoek insluiten met de verticale, waarbij de eerste hoek gelijk is aan de tweede hoek of minder dan 10° afwijkt van voornoemde tweede hoek.
Doordat de hoeken van beide aandrijfassen van tegenoverliggende snijwerktuigen nagenoeg met elkaar overeenstemmen, kunnen bepaalde componenten van de snijkrachten worden opgehoffen. Op die manier kunnen met name overdreven momentwerkingen op het half afgewerkte paneel worden voorkomen, zodanig dat het risico op het ontstaan van slijtsporen wordt geminimaliseerd.
Bij voorkeur zijn de voornoemde panelen vloerpanelen, waarbij de voornoemde stap van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking minstens resulteert in een geprofileerd randgebied aan de voornoemde rand, en bij voorkeur in geprofileerde randgebieden aan twee tegenoverliggende randen. De geprofileerde randgebieden omvatten bij voorkeur koppelmiddelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij in de gekoppelde toestand een vergrendeling ontstaat tussen de betreffende randen in een verticale richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen, en in een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de gekoppelde panelen. Bij voorkeur zijn voornoemde koppelmiddelen in hoofdzaak uitgevoerd als een tand en een groef die geflankeerd is door een onderste groeflip en een bovenste groeflip, waarbij voornoemde onderste groeflip zich in horizontale richting uitstrekt voorbij de voornoemde bovenste groeflip. Bij het voorzien van dergelijke geprofileerde randgebieden is een goede opspanning van het half afgewerkte paneel op de transportinrichting van groot belang voor de nauwkeurigheid en de navenant goede werking van de koppelmiddelen. Het risico dat er in dergelijke geval slijtsporen worden gevormd kan worden geminimaliseerd met behulp van het glijmiddel van de uitvinding.
Bij voorkeur vertoont voornoemde decoratieve toplaag een decoratieve print met een daarboven aangebrachte doorschijnende of doorzichtige slijtlaag. Dergelijke toplaag is doorgaans dun, bij voorbeeld dunner dan 1 mm, of zelfs dunner dan 0,5 mm. Slijtsporen kunnen hierbij de transparantie van de slijtlaag aantasten en diepe slijtsporen kunnen zelfs de decoratieve print aantasten. Dergelijke decoratieve toplagen kunnen op velerlei wijzen praktisch worden gerealiseerd. Hieronder worden enkele praktische mogelijkheden opgesomd zonder exhaustief te willen zijn.
Volgens een eerste praktische mogelijkheid omvat voornoemde doorzichtige slijtlaag minstens een thermohardend hars, bij voorkeur melamineformaldehyde, en bij voorkeur een alfa cellulose papier of een ongevuld papier, bijvoorbeeld met een gewicht tussen 10 en 60 gram per vierkante meter, bij voorkeur tussen 15 en 40 gram per vierkante meter, en bij voorkeur harde partikels. Bij voorkeur is voornoemde decoratieve print aangebracht op een decorpapiervel met een gewicht tussen 50 en 90 gram per vierkante meter, bij voorkeur tussen 60 en 75 gram per vierkante meter. Dergelijke decoratieve toplaag kan een DPL (“Direct Pressure Laminate”) of HPL (High Pressure Laminate) betreffen.
Bij voorkeur omvat voornoemde stap van het voorzien van half afgewerkte panelen bij panelen met een decoratieve toplaag volgens de eerste praktische mogelijkheid minstens de volgende deelstappen: - de deelstap van het met thermohardend hars voorzien van voornoemd alphacellullose papier of ongevuld papier, waarbij in deze deelstap harde partikels worden voorzien door middel van een strooioperatie op minstens één zijde van het van hars voorzien alfa cellulose papier of ongevuld papier; - de deelstap van het vormen van een stapel omvattende minstens een houtgebaseerd substraat, het decorpapiervel met een decoratieve print, en het met hars en harde partikels voorziene alfa cellulose papier of ongevuld papier, waarbij de zijde waarop de harde partikels door middel van voornoemde strooioperatie zijn voorzien naar de decoratieve print is gericht; - de deelstap van het verpersen van voornoemde stapel door middel van een verwarmde pers.
Het strooien van harde partikels laat toe een betere slijtweerstand te bekomen van het oppervlak van de panelen, en doordat de gestrooide harde partikels naar de decoratieve print zijn gericht kan het risico op het beschadigen van de glijschoenen en het daaropvolgende risico op slijtsporen geminimaliseerd worden.
Bij voorkeur hebben voornoemde harde partikels een gemiddelde partikelgrootte tussen 20 en 200 micrometer, zoals bepaald aan de hand van de laser light scattering granulometrie techniek. Het is vooral bij dergelijke grote partikels dat rekening moet worden gehouden met mogelijke slijteffecten op de glijschoenen. Echter doordat deze partikels bij voorkeur van de glijschoenen afgeschermd zijn minstens door middel van bijvoorbeeld alfa cellullose papier en het erop aangebracht hars, kan het risico op dergelijke slijteffecten en daaropvolgende slijtsporen op de panelen worden geminimaliseerd. De laser light scattering granulometrie wordt uitgevoerd in overeenstemming met ISO 13320, namelijk met een dynamische light scattering techniek gebruik makende van een laser met een emissie golflengte van 632.8 nm en gemeten onder een scattering hoek van 90°. Hierbij kan bijvoorbeeld een Malvern® Mastersizer 2000 of een Malvern® Mastersizer 3000 worden toegepast. Voor het uitvoeren van de meting van de partikelgrootteverdeling kunnen de partikels worden gedispergeerd in een vloeistof, zoals water.
Volgens een tweede praktische mogelijkheid bevat voornoemde doorzichtige slijtlaag minstens een thermoplastisch materiaal, bij voorkeur polyvinylchloride of polypropyleen of polyethyleen. Bij voorkeur is voornoemde decoratieve print aangebracht op een thermoplastische folie, bijvoorbeeld een polyvinylchloride folie, een polypropyleenfolie of een polyethyleenfolie. Het oppervlak van de decoratieve toplaag kan gevormd worden door een polyurethaan- of een acrylaatlak, die is bij voorkeur uitgehard door straling, zoals UV- en/of excimerstraling. Dergelijk oppervlak kan krasgevoelig zijn, en een glijmiddel kan het risico op het ontstaan van krassen aan de decoratieve zijde van het paneel in de productie verminderen.
In het geval van panelen met een decoratieve toplaag in overeenstemming met de eerste of tweede praktische mogelijkheid kan de zijde van de panelen of half afgewerkte panelen die is afgewend van de decoratieve toplaag gevormd worden door een geschuimde synthetische onderlaag, bijvoorbeeld van polyethyleen of van polyvinylchloride. Dergelijke onderlaag is gevoelig voor indrukking door de drukschoenen. Het aanbrengen van een glijmiddel op één of meer gedeelten van de onderlaag die voorzien zijn contact te maken met de drukschoenen is voordelig voor het voorkomen van uitgerukte gedeelten van de onderlaag.
Over het algemeen kan er bij panelen met een zachte onderzijde schade ontstaan door het contact met de drukschoenen. Het inzetten van een glijmiddel is derhalve ook interessant voor het vervaardigen van panelen, waarbij de zijde van de panelen of half afgewerkte panelen die is afgewend van de decoratieve toplaag een hardheid Shore A vertoont van minder dan 85, gemeten volgens ISO 48-4:2018.
Bij voorkeur zijn de half afgewerkte panelen rechthoekig en langwerpig, waarbij de voornoemde rand een rand van het paar lange tegenoverliggende randen is. Bij voorkeur omvat de werkwijze verder de stap van het uitvoeren van een frees-, zaag-, of schraapbewerking aan minstens één rand van het paar korte tegenoverliggende randen.
Bij voorkeur wordt voorafgaandelijk daaraan of tijdens deze stap een glijmiddel voorzien op de decoratieve toplaag en/of op de zijde die van de decoratieve toplaag is afgewend.
Het glijmiddel en de wijze waarop het voorzien wordt, kan op hetzelfde of gelijkaardig zijn als in het geval van het lange paar randen.
Bij voorkeur vertoont het oppervlak van de decoratieve toplaag minstens gedeelten met een glansgraad van 10 of minder gemeten volgens DIN 67530. Dergelijke matte toplaag is uiterst gevoelig voor het vormen van slijtsporen, en het is hier dat de huidige uitvinding optimaal tot zijn recht komt.
Ook bij glanzende panelen, bijvoorbeeld panelen waarbij het oppervlak van de decoratieve toplaag minstens gedeelten vertoont met een glansgraad van meer dan 10, meer dan 15 of meer dan 20 gemeten volgens DIN 67530, is het voordelig de oplossing toe te passen. Glanzende panelen kunnen doffe plekken vertonen op de gedeelten van de decoratieve toplaag waar de glijschoenen het paneel hebben aangeraakt. Een glijmiddel kan overmatig verlies aan glans voorkomen.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de huidige uitvinding verder de stap van het verdunnen van een oplossing voor het bekomen van voornoemd glijmiddel. De verdunning gebeurt bij voorkeur in de onmiddellijke nabijheid van de bewerkingsmachine. Zo bijvoorbeeld kan een waterige oplossing van 40wt% glycol verdund worden tot een glijmiddel dat in hoofdzaak bestaat uit een waterige oplossing van 4wt% of ongeveer 4wt% glycol. Dit kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd aan de hand van een water aangedreven doseerpomp, zoals aan de hand van een doseerpomp van het op de markt beschikbare merk Dosatron®, of door middel van een venturi.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
Figuur 1 schematisch een werkwijze weergeeft volgens de uitvinding;
Figuren 2 tot 7 dwarsdoorsneden weergeven volgens de in figuur 1 weergegeven lijnen ILL; TI-MI; IV-IV; V-V; VI-VI en VIL-VIL; en
Figuren 8 en 9 op grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeven van de panelen bekomen aan de hand van de werkwijze uit figuur 1, en zulks volgens de op figuur 1 weergegeven lijnen VIII-VIII en IX-IX.
Figuur 1 toont schematisch hoe panelen, meer speciaal vloerpanelen 1, kunnen worden verkregen aan de hand van een werkwijze waarbij in een stap S1 een freesbewerking wordt uitgevoerd door middel van een set 2 van snijwerktuigen, in dit geval roterende freeswerktuigen 9 aan minstens één rand, en in dit geval aan alle randen 3-4-5-6.
Het betreft in het weergegeven voorbeeld een werkwijze voor het vervaardigen van rechthoekige vloerpanelen 1 met een paar lange tegenoverliggende randen 3-4 en een paar korte tegenoverliggende randen 5-6.
Zoals weergegeven in figuur 1 worden de half afgewerkte vloerpanelen 1A met behulp van twee bewerkingsmachines, meer speciaal doorloopfreesmachines 7A-7B, zowel aan hun lange paar tegenoverliggende randen 3-4 als aan hun dwarse of korte paar tegenoverliggende randen 5-6, voorzien van geprofileerde randgebieden 8. Hierbij wordt het zogenaamde “frezen in doorloop” toegepast. Eerst worden de half afgewerkte panelen
IA met hun lange paar tegenoverliggende randen 3-4 over de mechanische snijwerktuigen 9 of freeswerktuigen bewogen. Daarna ondergaan zij met hun korte of dwarse tegenoverliggende randen 5-6 gelijkaardige bewerkingen.
Figuur 2 geeft weer hoe dergelijke half afgewerkte panelen 1A doorheen de eerste bewerkingsmachine 7A kunnen worden getransporteerd. Hiertoe beschikt de machine 7A van het voorbeeld, net zoals de machine 7B voor het bewerken van het korte paar tegenoverliggende randen 5-6, over een kettingtransport 10 en een bovendrukinrichting met riemen, meer speciaal bovenriemen 11. De half afgewerkte panelen 1A liggen ondersteboven, namelijk met hun sierzijde 12 naar beneden gericht, tegen het kettingtransport 10 aan. Ter hoogte van hun randen 3-4 worden de panelen 1 met behulp van drukschoenen 13 met hun sierzijde 12 op de glijschoenen 14 gedrukt.
De weergegeven half afgewerkte panelen 1A zijn in een niet weergegeven stap voorzien, en bestaan, in dit geval, uit laminaatmateriaal van het “DPL” type, doch zoals uiteengezet in de inleiding is het duidelijk dat de uitvinding zich niet beperkt tot de vervaardiging van panelen 1 die uit zulk materiaal bestaan.
Het weergegeven laminaatmateriaal bevat een substraat 15, een decorlaag 16, alsmede een zogenaamde overlay 17 of slijtlaag, waarbij de decorlaag 16 en overlay 17 samen de decoratieve toplaag 18 en de sierzijde 12 vormen en bestaan uit papiervellen geïmpregneerd met kunststof, welke op het substraat 15 zijn geperst en waarbij de decorlaag 16 tevens is voorzien van een decoratieve print. Het substraat 15 bestaat bijvoorbeeld uit een houtgebaseerd materiaal, zoals MDF of HDF. Aan hun onderzijde 19, welke hier, bij de vorming van de geprofileerde randgebieden 8, naar boven is georiënteerd, zijn de panelen 1 voorzien van een tegenlaag 20, welke bestaat uit een in hars gedrenkt dragervel.
Figuur 2 toont dat de te vormen geprofileerde randgebieden 8 aan het lange paar tegenoverliggende randen 3-4 van de vloerpanelen 1 koppelmiddelen of koppeldelen 21 omvatten, waarmee twee van dergelijke panelen 1 aan de betreffende randen 3-4 met elkaar kunnen worden gekoppeld. Zulks is ook het geval bij de te vormen geprofileerde randgebieden 8 van het korte paar tegenoverliggende randen 5-6.
Het bijzondere van de huidige uitvinding bestaat erin dat de half afgewerkte panelen 1A voorafgaandelijk aan, of tijdens voornoemde stap Sl van het uitvoeren van de freesbewerking van een glijmiddel 22 worden voorzien, in dit geval minstens op de decoratieve toplaag 18 of sierzijde 12. Hiertoe zijn bij de ingang van de doorloopfreesmachines 7A-7B spuitkoppen 23 voorzien. Alternatief, of in combinatie daarmee, kunnen ook spuitkoppen 23A worden voorzien voor het aanbrengen van glijmiddel 22 op een positie tussen glijschoenen 14 en/of drukschoenen 13.
Met betrekking tot de spuitkoppen 23 van de bewerkingsmachine 7B wordt opgemerkt dat deze, in het voorbeeld, actief zijn op een positie waarbij de half afgewerkte panelen 1A zich reeds op het kettingtransport 10 bevinden.
Het glijmiddel 22 is bij voorkeur een waterige oplossing van glycol, bijvoorbeeld ongeveer 4wt% glycol.
Figuren 3 en 4 geven weer hoe het mannelijk koppeldeel 24 van het geprofileerd randgebied aan de rand 5 gevormd wordt. Het betreft een mannelijk koppeldeel 24 dat door middel van een wentelbeweging W en/of een horizontale schuifbeweging S in een vrouwelijk koppeldeel 25 aan de tegenoverliggende rand 6 kan worden aangebracht, zoals verder nog geïllustreerd in de figuren 8 en 9. In dezelfde doorloopfreesmachine 7B wordt ook het vrouwelijk koppeldeel 25 aan de tegenoverliggende korte rand 6 gevormd, zoals weergegeven in figuren 5 en 6.
In de doorloopfreesmachine 7B wordt aan de korte tegenoverliggende randen 5-6 een mannelijk koppeldeel 24 en een vrouwelijk koppeldeel 25 bekomen dat voorzien is van horizontaal actieve vergrendeloppervlakken 27-28 die, in gekoppelde toestand, minstens een vergrendeling tot stand brengen in een horizontale richting H loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de gekoppelde panelen 1. In het voorbeeld wordt in voornoemde gekoppelde toestand eveneens een vergrendeling tussen het mannelijk koppeldeel 24 en vrouwelijk koppeldeel 25 bekomen in een verticale richting V loodrecht op voornoemd vlak.
Figuur 7 geeft nog een bewerking aan de hand van tegenoverliggende snijwerktuigen 9 weer voor het vormen van de koppelmiddelen 21 aan het paar lange tegenoverliggende randen 3-4.
Figuren 1 tot 7 geven duidelijk weer dat de voornoemde bewerkingsmachines 7A-7B dubbelzijdige profiel freesmachines zijn met continue doorvoer, waarbij het uitvoeren van een freesbewerking door middel van snijwerktuigen 9 terzelfdertijd, namelijk op dezelfde plaats langsheen het traject van het half afgewerkte paneel 1A door de respectieve bewerkingsmachine 7A-7B, aan twee tegenoverliggende randen 3-4; 5-6 van de half afgewerkte panelen 1A plaatsvindt, en, in dit geval, telkens met behulp van één of meerdere glijschoenen 14, drukschoenen 13 en door toepassen van glijmiddel 22.
Figuur 1 geeft verder ook weer dat de snijbeweging C van één of meerdere van de snijwerktuigen 9, en in dit geval van alle snijwerktuigen 9, tegengesteld is aan de transportbeweging F van de half afgewerkte panelen 1 A.
Figuren 2 en 7 geven verder duidelijk weer dat tegenoverliggende snijwerktuigen 9-9A gemonteerd zijn op een eerste en tweede aandrijfas 30 met respectievelijk een eerste en een tweede oriëntatie, telkens aangedreven met een motor M. In het geval van figuur 2 zijn beide aandrijfassen 30 georiënteerd zodat zij 10° of minder afwijken van de verticale.
In het geval van figuur 7 sluiten de aandrijfassen 30 een eerste hoek A1 en een tweede hoek A2 in met de verticale, waarbij de eerste hoek A1 gelijk is aan de tweede hoek A2 of minder dan 10° afwijkt van voornoemde tweede hoek A2. Gelijkaardige eigenschappen voor de oriëntatie van de aandrijfassen 30 uit de figuren 3-5 en 4-6 zijn, in het voorbeeld, beschikbaar.
Figuur 8 toont de bekomen geprofileerde randgebieden 8 aan het lange paar tegenoverliggende randen 3-4. Deze zijn in het voorbeeld, identiek of gelijkaardig aan de bekomen geprofileerde randgebieden 8 van het korte paar tegenoverliggende randgebieden 5-6 en weergegeven in figuur 9.
Er wordt opgemerkt dat de panelen 1 in de figuren 8 en 9 vloerpanelen zijn, die hier in de gebruiksoriëntatie zijn weergegeven, namelijk met de sierzijde 12 naar boven gericht.
De mannelijke koppeldelen 24 en vrouwelijke koppeldelen 25 van het geprofileerd randgebied 8 zijn in hoofdzaak uitgevoerd als, respectievelijk een tand 40 en een groef 41. De groef 41 is hierbij begrensd door middel van een onderste lip 42 en bovenste lip 43, waarbij in het voorbeeld de te vormen onderste lip 42 zich uitstrekt tot voorbij de bovenste lip 43. De weergegeven mannelijke en vrouwelijke koppeldelen 24-25 resulteren in een gekoppelde toestand van minstens twee van voornoemde vloerpanelen 1 zowel in een horizontale richting H als in een verticale richting V in een onderlinge vergrendeling van de betreffende panelen 1. Hierbij brengt de samenwerking van de tand 40 en de groef 41, in gekoppelde toestand, de voornoemde vergrendeling in de verticale richting V tot stand. De horizontaal actieve vergrendeloppervlakken 27-28 zijn respectievelijk gevormd op een wand van een aan de onderzijde van de tand 40 aangebrachte vergrendelgroef 44, en op een wand van een zich op de bovenzijde van de onderste lip 42 bevindend zich naar boven uitstrekkend vergrendelgedeelte 45. De onderste lip 42 strekt zich in distale richting uit tot voorbij de bovenste lip 43, en het voornoemd zich naar boven uitstrekkend vergrendelgedeelte 45 is voorzien op dat gedeelte van de onderste lip 42 dat zich uitstrekt voorbij het distale uiteinde 46 van de bovenste lip 43.
De koppeldelen 21 van zowel het paar lange tegenoverliggende randen 3-4, als van het paar korte tegenoverliggende randen 5-6 is in de voorbeelden eendelig uitgevoerd in hetzelfde materiaal als de rest van het paneel 1.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijzen kunnen op verschillende wijzen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Claims (29)
1.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij de werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - de stap van het voorzien van half afgewerkte panelen (1A), waarbij deze half afgewerkte panelen (1A) minstens een substraat (15) en een decoratieve toplaag (18) omvatten; - de stap (S1) van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking door middel van één of meerdere snijwerktuigen (9) aan minstens één rand (3-4-5-6) van de voornoemde half afgewerkte panelen (1A), waarbij de half afgewerkte panelen (1A) in een bewerkingsmachine (7A-7B) via een riem-, lucht-, of kettingtransport (10) voorbij de voornoemde snijwerktuigen (9) worden bewogen en ter plaatse van minstens één van de snijwerktuigen (9) met hun decoratieve toplaag (18) over een glijschoen (14) worden bewogen en/of met hun van de decoratieve toplaag afgewende zijde langs een drukschoen (13) worden bewogen; daardoor gekenmerkt dat de half afgewerkte panelen (1A) voorafgaandelijk aan, of tijdens de voornoemde stap (SI) van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking van een glijmiddel (22) worden voorzien op de decoratieve toplaag (18) en/of op de zijde die van de decoratieve toplaag (18) is afgewend en dat het voornoemde glijmiddel minstens op het gedeelte van de betreffende oppervlakken wordt aangebracht dat voorzien is contact te maken met een druk- of glijschoen.
2.- Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het glijmiddel (22) water bevat, bijvoorbeeld een waterige oplossing, emulsie of suspensie is, waarbij het voornoemde water bij voorkeur gedestilleerd water is, water met een elektrische geleidbaarheid bij 25°C van 10 uS/cm of minder, en/of water met een droge stofgehalte van 5 mg per liter of minder.
3.- Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het glijmiddel (22) glycol omvat, bijvoorbeeld waarbij het glijmiddel een waterige oplossing of emulsie van glycol is.
4.- Werkwijze volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het glijmiddel (22) een waterige oplossing of emulsie is van 1,5% tot 15 wt% glycol, bij voorkeur 1 tot 5 wt%, bijvoorbeeld 4 of ongeveer 4 wt%.
5.- Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het glijmiddel (22) zetmeel omvat, bijvoorbeeld waarbij het glijmiddel (22) een waterige suspensie is van zetmeel.
6.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het glijmiddel (22) minstens wordt opgebracht bij de ingang van de voornoemde bewerkingsmachine (7A-7B), bij voorkeur waarbij de half afgewerkte panelen (1A) zich reeds op het riem-, lucht- of kettingtransport (10) bevinden.
7.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de half afgewerkte panelen (1A) in de stap (S1) van het uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking voorbij minstens twee snijwerktuigen (9) worden bewogen en ter plaatse van beide snijwerktuigen (9) met hun decoratieve toplaag (18) over een eerste en tweede respectieve glijschoen (14) worden bewogen en/of met hun van de decoratieve toplaag (18) afgewende zijde langs een eerste en tweede respectieve drukschoen (13) worden bewogen, waarbij het glijmiddel (22) minstens wordt opgebracht op een positie tussen de voornoemde eerste en tweede respectieve glijschoen (14) en/of drukschoen (13).
8.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het glijmiddel (22) minstens wordt opgebracht door middel van één of meerdere spuit-, sproei- of vernevelkoppen (23-23A).
9.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de half afwerkte panelen (1A) door middel van een bovendrukinrichting met hun decoratieve toplaag (18) tegen het voornoemde riem-, lucht- of kettingtransport (10) worden aangedrukt.
10.- Werkwijze volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bovendrukinrichting één of meerdere riemen (11) bevat.
11.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bewerkingsmachine (7A-7B) een zogenaamde dubbelzijdige profiel freesmachine is (double end tenoner) met continue doorvoer, waarbij het, zoals voornoemd, uitvoeren van een frees-, zaag- of schraapbewerking door middel van één of meerdere snijwerktuigen (9) bij voorkeur terzelfdertijd aan twee tegenoverliggende randen (3-4;5-6) van de half afgewerkte panelen (1A) plaatsvindt, bij voorkeur aan beide randen met behulp van één of meerdere glijschoenen (14), drukschoenen (13) en/of door toepassen van een glijmiddel (22).
12.- Werkwijze volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat minstens één paar tegenoverliggende snijwerktuigen (9) roterende snijwerktuigen zijn, welke bij voorkeur terzelfdertijd actief zijn op voornoemde tegenoverliggende randen (3-4:5-6), waarbij de snijbeweging (C) van beide tegenoverliggende snijwerktuigen (9) bij voorkeur tegengesteld is aan de transportbeweging (F) van het half afgewerkte paneel (1A).
13.- Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat voornoemde tegenoverliggende snijwerktuigen (9) gemonteerd zijn op een eerste en tweede aandrijfas (30) met respectievelijk een eerste en tweede oriëntatie, die voldoet aan één van volgende eigenschappen: - de eigenschap dat beide aandrijfassen (30) verticaal georiënteerd zijn, of van de verticale afwijken met een hoek van 10° of minder; - de eigenschap dat beide aandrijfassen (30) horizontaal georiënteerd zijn, of van de horizontale afwijken met een hoek van 10° of minder; - de eigenschap dat beide aandrijfassen (30) respectievelijk een eerste hoek (A1) en een tweede hoek (A2) insluiten met de verticale, waarbij de eerste hoek (A1) gelijk is aan de tweede hoek (A2) of minder dan 10° afwijkt van voornoemde tweede hoek (A2).
14.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde panelen vloerpanelen (1) zijn, waarbij de voornoemde stap (S1) van het uitvoeren van een frees, zaag- of schraapbewerking minstens resulteert in een geprofileerd randgebied (8) aan de voornoemde rand (3-4-5-6), en bij voorkeur in geprofileerde randgebieden (8) aan twee tegenoverliggende randen (3-4; 5-6), waarbij de geprofileerd randgebieden (8) koppelmiddelen (21) omvatten die toelaten dat twee van dergelijke panelen (1) aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij in de gekoppelde toestand een vergrendeling ontstaat tussen de betreffende randen (3-4; 5-6) in een verticale richting (V) loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen (1), en in een richting (H) loodrecht op de betreffende randen (3-4; 5-6) en in het vlak van de gekoppelde panelen.
15.- Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat voornoemde koppelmiddelen (21) in hoofdzaak zijn uitgevoerd als een tand (40) en een groef (41) die geflankeerd is door een onderste groeflip (42) en een bovenste groeflip (43), waarbij voornoemde onderste groeflip (42) zich in horizontale richting uitstrekt voorbij de voornoemde bovenste groeflip (43).
16.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde decoratieve toplaag (18) een decoratieve print met een daarboven aangebrachte doorschijnende of doorzichtige slijtlaag (17) vertoont.
17.- Werkwijze volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat voornoemde doorzichtige slijtlaag (17) minstens een thermohardend hars, bij voorkeur melamineformaldehyde omvat, en bij voorkeur een alfa cellulose papier met een gewicht tussen 10 en 60 gram per vierkante meter, bij voorkeur tussen 15 en 40 gram per vierkante meter, en bij voorkeur harde partikels.
18.- Werkwijze volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat voornoemde decoratieve print is aangebracht op een decorpapiervel met een gewicht tussen 50 en 90 gram per vierkante meter, bij voorkeur tussen 60 en 75 gram per vierkante meter.
19.- Werkwijze volgens één van de conclusies 17 of 18, daardoor gekenmerkt dat voornoemde stap van het voorzien van half afgewerkte panelen (1A) minstens de volgende deelstappen omvat: - de deelstap van het met thermohardend hars voorzien van voornoemd alphacellullose papier, waarbij in deze deelstap harde partikels worden voorzien door middel van een strooioperatie op minstens één zijde van het van hars voorzien alfa cellulose papier; - de deelstap van het vormen van een stapel omvattende minstens een houtgebaseerd substraat, het decorpapiervel met een decoratieve print, en het met hars en harde partikels voorziene alfa cellulose papier, waarbij de zijde waarop de harde partikels door middel van voornoemde strooioperatie zijn voorzien naar de decoratieve print is gericht; - de deelstap van het verpersen van voornoemde stapel door middel van een verwarmde pers.
20.- Werkwijze volgens één van de conclusies 17 tot 19, daardoor gekenmerkt dat voornoemde harde partikels een gemiddelde partikelgrootte hebben tussen 20 en 200 micrometer.
21- Werkwijze volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat voornoemde doorzichtige slijtlaag (17) minstens een thermoplastisch materiaal bevat, bij voorkeur polyvinylchloride of polypropyleen of polyethyleen.
22.- Werkwijze volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat voornoemde decoratieve print is aangebracht op een thermoplastische folie, bijvoorbeeld een polyvinylchloride folie, een polypropyleenfolie of een polyethyleenfolie.
23.- Werkwijze volgens conclusie 21 of 22, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van de decoratieve toplaag gevormd wordt door een polyurethaan- of een acrylaatlak, die bij voorkeur is uitgehard door straling, zoals UV- en/of excimerstraling.
24.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de zijde van de panelen (1) of halfafgewerkte panelen (1A) die is afgewend van de decoratieve toplaag (18) gevormd wordt door een geschuimde synthetische onderlaag, bijvoorbeeld van polyethyleen of van polyvinylchloride.
25.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de half afgewerkte panelen (1A) rechthoekig en langwerpig zijn, waarbij de voornoemde rand (3-4) een rand van het paar lange tegenoverliggende randen (3-4) is.
26.- Werkwijze volgens conclusie 25, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder de stap bevat van het uitvoeren van een frees-, zaag-, of schraapbewerking aan minstens één rand (5-6) van het paar korte tegenoverliggende randen (5-6), waarbij voorafgaandelijk daaraan of tijdens deze stap een glijmiddel (22) wordt voorzien op de decoratieve toplaag (18) en/of op de zijde die van de decoratieve toplaag (18) is afgewend.
27.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van de decoratieve toplaag (18) minstens gedeelten vertoont met een glansgraad van 10 of minder gemeten volgens DIN 67530.
28.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van de decoratieve toplaag (18) minstens gedeelten vertoont met een glansgraad van meer dan 10, meer dan 15 of meer dan 20 gemeten volgens DIN 67530.
29.- Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de zijde van de panelen (1) of halfafgewerkte panelen (1A) die is afgewend van de decoratieve toplaag (18) een hardheid shore A vertoont van minder dan 85, gemeten volgens ISO 48-4:2018.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20226010A BE1031131B1 (nl) | 2022-12-13 | 2022-12-13 | Werkwijze voor het vervaardigen van panelen |
EP23214695.1A EP4385693A1 (en) | 2022-12-13 | 2023-12-06 | Method for manufacturing panels |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20226010A BE1031131B1 (nl) | 2022-12-13 | 2022-12-13 | Werkwijze voor het vervaardigen van panelen |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1031131A1 BE1031131A1 (nl) | 2024-07-05 |
BE1031131B1 true BE1031131B1 (nl) | 2024-07-10 |
Family
ID=84785024
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20226010A BE1031131B1 (nl) | 2022-12-13 | 2022-12-13 | Werkwijze voor het vervaardigen van panelen |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP4385693A1 (nl) |
BE (1) | BE1031131B1 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
SE520084C2 (sv) * | 2001-01-31 | 2003-05-20 | Pergo Europ Ab | Förfarande för framställning av sammanfogningsprofiler |
RU2443834C2 (ru) * | 2006-09-15 | 2012-02-27 | Велинге Инновейшн Аб | Устройство и способ для прессования края строительной панели и строительная панель с прессованными краями |
CA2987804A1 (en) * | 2015-07-16 | 2017-01-19 | Tarkett Gdl | Scuff resistant decorative surface coverings |
EP2459356B1 (en) * | 2009-07-31 | 2020-03-18 | Välinge Innovation AB | Methods relating to edge machining of building panels |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1010487A6 (nl) | 1996-06-11 | 1998-10-06 | Unilin Beheer Bv | Vloerbekleding bestaande uit harde vloerpanelen en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. |
BE1016938A6 (nl) | 2005-03-31 | 2007-10-02 | Flooring Ind Ltd | Werkwijzen voor het vervaardigen en verpakken van vloerpanelen, inrichtingen hierbij aangewend, alsmede vloerpaneel en verpakte set van vloerpanelen. |
RU2534578C2 (ru) | 2009-07-31 | 2014-11-27 | Велинге Инновейшн Аб | Способы и системы для обработки кромок строительных панелей |
BE1027083B1 (nl) | 2019-02-26 | 2020-09-24 | Flooring Ind Ltd Sarl | Glij- of drukschoen voor een doorloopfreesmachine en werkwijze voor het vervaardigen van panelen |
-
2022
- 2022-12-13 BE BE20226010A patent/BE1031131B1/nl active IP Right Grant
-
2023
- 2023-12-06 EP EP23214695.1A patent/EP4385693A1/en active Pending
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
SE520084C2 (sv) * | 2001-01-31 | 2003-05-20 | Pergo Europ Ab | Förfarande för framställning av sammanfogningsprofiler |
RU2443834C2 (ru) * | 2006-09-15 | 2012-02-27 | Велинге Инновейшн Аб | Устройство и способ для прессования края строительной панели и строительная панель с прессованными краями |
EP2459356B1 (en) * | 2009-07-31 | 2020-03-18 | Välinge Innovation AB | Methods relating to edge machining of building panels |
CA2987804A1 (en) * | 2015-07-16 | 2017-01-19 | Tarkett Gdl | Scuff resistant decorative surface coverings |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1031131A1 (nl) | 2024-07-05 |
EP4385693A1 (en) | 2024-06-19 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US11668102B2 (en) | Floor panel and method for manufacturing floor panels | |
US8042484B2 (en) | Appliance and method for surface treatment of a board shaped material and floorboard | |
BE1016938A6 (nl) | Werkwijzen voor het vervaardigen en verpakken van vloerpanelen, inrichtingen hierbij aangewend, alsmede vloerpaneel en verpakte set van vloerpanelen. | |
US7678425B2 (en) | Process for finishing a wooden board and wooden board produced by the process | |
RU2483867C2 (ru) | Панели на основе древесных волокон с износостойкой поверхностью | |
BE1013553A3 (nl) | Vloerbekleding. | |
BE1027888B1 (nl) | Gebruik van een coating materiaal op de randen van decoratieve panelen en werkwijze | |
BE1025882B1 (nl) | Vloerpaneel en werkwijzen voor het vervaardigen van vloerpanelen | |
BE1031131B1 (nl) | Werkwijze voor het vervaardigen van panelen | |
US20180372651A1 (en) | Method for producing an OSB | |
BE1019259A5 (nl) | Werkwijzen voor het vervaardigen van panelen. | |
BE1017171A3 (nl) | Werkwijze voor het vervaardigen van vloerelementen en vloerelement. | |
RU2628514C2 (ru) | Панели на основе древесных волокон с износостойкой поверхностью | |
BE1030344B1 (nl) | Gebruik van een hydrofoob polymeer bij decoratieve panelen en werkwijze | |
JP5162798B2 (ja) | 化粧板の防水処理方法 | |
BE1017404A3 (nl) | Vloerpaneel en werkwijze voor het vervaardigen van vloerpanelen. | |
BE1030681A1 (nl) | Set van freeswerktuigen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen | |
JP2010253709A (ja) | 樹脂成形品及びその製造方法 | |
BE1029828A1 (nl) | Decoratief paneel | |
NL8005488A (nl) | Aanrechtblad en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20240710 |