BE1024398B1 - Luchtband voor rail-wegvoertuigen - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een luchtband voor een wiel van een rail-wegvoertuig met een buitendiameter (D) van minimaal 1000 mm., waarbij het loopvlak ter hoogte van minstens één buitenrand een uitsnijding omvat die zich uitstrekt over de volledige buitenomtrek van de band zodat het loopvlak van de band een breedte (b) heeft van maximaal 228 mm. Een dergelijke band heeft het voordeel dat hij toegepast kan worden op rail-wegvoertuigen ongeacht het spoor waarop ze zullen rijden en dit zonder inperking van draagkracht van de band.

Description

(30) Voorrangsgegevens :

(73) Houder(s) :

MOLCY NV 8840, STADEN België (72) Uitvinder(s) :

NEUVILLE Lieven 8840 STADEN België (54) LUCHTBAND VOOR RAIL-WEGVOERTUIGEN (57) Deze uitvinding betreft een luchtband voor een wiel van een rail-wegvoertuig met een buitendiameter (D) van minimaal 1000 mm., waarbij het loopvlak ter hoogte van minstens één buitenrand een uitsnijding omvat die zieh uitstrekt over de voliedige buitenomtrek van de band zodat het loopvlak van de band een breedte (b) heeft van maximaal 228 mm. Een dergelijke band heeft het voordeel dat hij toegepast kan worden op railwegvoertuigen ongeacht het spoor waarop ze zullen rijden en dit zonder inperking van draagkracht van de band.

Fig. 3

BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI

FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie

Publicatienummer: 1024398 Nummer van indiening: BE2016/5585

Dienst voor de Intellectuele Eigendom

Internationale classificatie: B60C 11/01 B60B 17/02 Datum van verlening: 13/02/2018

De Minister van Economie,

Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;

Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 13/07/2016.

Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.

Besluit:

Artikel 1. - Er wordt aan

MOL CY NV, Diksmuidesteenweg 68, 8840 STADEN België;

vertegenwoordigd door

CHIELENS Kristof, Pres. Kennedypark 31c, 8500, KORTRIJK;

OSTYN Frans, Pres. Kennedypark 31c, 8500, KORTRIJK;

HOSTENS Veerle, Pres. Kennedypark 31c, 8500, KORTRIJK;

CARDOEN Annelies, Pres. Kennedypark 31c, 8500, KORTRIJK;

een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: LUCHTBAND VOOR RAIL-WEGVOERTUIGEN.

UITVINDER(S):

NEUVILLE Lieven, Diksmuidesteenweg 68, 8840, STADEN;

VOORRANG:

AFSPLITSING :

Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :

Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).

Brussel, 13/02/2018,

Bij bijzondere machtiging:

BE2016/5585

LUCHTBAND VOOR RAIL-WEGVOERTUIGEN

Deze uitvinding betreft enerzijds een luchtband voor een wiel van een railwegvoertuig met een buitendiameter van minimaal 1000 mm. De uitvinding betreft in het bijzonder een industrie(lucht)band voor een wiel van een dergelijk railwegvoertuig. Anderzijds betreft deze uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke luchtband.

Rail-wegvoertuigen zijn voertuigen die voorzien zijn van enerzijds railgeleidingswielen en anderzijds rubberen banden waardoor ze zowel over spoorrails als over gewone wegen kunnen rij den. Dergelijke voertuigen worden gebruikt bij het onderhoud aan spoorlijnen maar ook als rangeerlocomotief. Het voordeel van een dergelijk voertuig bij het rangeren is dat het makkelijk naar een andere plaats op het rangeerterrein kan rij den, omdat het niet verplicht is om op de spoorrails te blijven rij den.

Door ook met zijn rubberen banden op de rails te rij den kan met een rail-wegvoertuig een grotere trekkracht ontwikkeld worden dan railvoertuigen die enkel aangedreven zijn via de ijzeren railgeleidingswielen. Doordat de trekkracht dat een railwegvoertuig kan ontwikkelen functie is van het gewicht, hebben dergelijke voertuigen een hoog eigen gewicht (gelegen tussen 16 en 40 T) om zodoende hoge trekkrachten te kunnen ontwikkelen. Vanzelfsprekend dienen ook de banden een voldoende hoge draagkracht te hebben om dit hoog eigen gewicht te kunnen dragen. De draagkracht wordt bepaald door de hoeveelheid lucht in de band en de druk. De hoeveelheid lucht wordt bepaald door de afmetingen van de band. Uit het gamma industriebanden geschikt voor betreffende rail-wegvoertuigen, is gebleken dat banden waarvan de diameter groter is dan 1000 mm. en een bandbreedte hebben van minstens 230 mm., hiervoor in aanmerking komen.

Omwille van de benodigde draagkracht zijn deze banden dus beduidend breder dan de rails waarop ze rij den waardoor een deei van de band niet ondersteund zal worden

BE2016/5585 door een rail. Op gewone rails, waar er zieh naast de rails geen belemmeringen bevinden, vormt dit geen probleem. Echter ter hoogte van een wissel, aan de binnenzijde van de rail, is een strijkregel voorzien die boven de rail uitsteekt. Gezien het aangewezen is om niet over dergelijke strijkregels te rijden en omdat een band van een rail-wegvoertuig, zoals verduidelijkt op figuur 1, beduidend breder (breedte B) is dan de afstand tussen de buitenkant van een rail en de strij kregel (aangeduid met letter b op figuur 1) zal de band zodanig gemonteerd worden dat de aslijn van de band in gemonteerde toestand buiten de buitenkant van de rail zal liggen. Hierdoor zal de band wel een assymmetrische overgang vertonen zoals getoond op figuur 1. Bovendien zal er door het rijden over de spoorrails t.g.v. slijtage een groef ontstaan in de band waarvan de centerlijn van de groef samenvalt met de centerlijn van de rail.

De assymmetrische overgang van de band heeft als nadeel dat de band assymmetrisch belast wordt. Hierdoor ontstaat er een doorbuiging van de band en het loopvlak van de overhang ligt onder de bovenkant van de rail. Naarmate de eerder genoemde groef dieper wordt, zal ook de ‘doorzakking’ groter worden. Dit heeft als ongewenst gevolg dat het voertuig zal opveren bij het rijden op overwegen.

Niettegenstaande bovengenoemd nadeel zal men in de meeste gevallen een luchtband met een bandbreedte groter dan 230 mm. plaatsen onder een rail-wegvoertuig. Echter, soms komt het voor dat er aan de buitenkant van de rails ook infrastructuurelementen geplaatst zijn. Bijvoorbeeld op de Duitse spoorwegen, waar een groot aantal spoorwegen aan de buitenzijde van de rails voorzien zijn van zogenaamde (Indusi)magneten waarover men niet mag rijden om beschadiging te vermijden. Op dergelijke spoorwegen is de afstand tussen de magneet en de strijkregel 228 mm. zodat men zieh in Duitsland moet beperken tot banden die een breedte hebben van maximaal 228 mm., zodat men een bijkomende reeks banden dient te voorzien.

BE2016/5585

Deze uitvinding heeft nu tot doel een luchtband te verschaffen die bovengenoemde beperkingen niet meer heeft, voldoende draagkracht heeft en geschikt is voor alle voertuigen, ongeacht het spoor waarover ze rijden.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een luchtband voor een wiel van een rail-wegvoertuig met een buitendiameter van minimaal 1000 mm., waarbij het loopvlak ter hoogte van minstens één buitenrand een uitsnijding omvat die zieh uitstrekt over de volledige buitenomtrek van de band zodat het loopvlak van de band een breedte heeft van maximaal 228 mm. Een dergelijke band heeft het voordeel dat hij toegepast kan worden op rail-wegvoertuigen ongeacht het spoor waarop ze zullen rijden en dit zonder inperking van draagkracht. Bij voorkeur heeft de genoemde band een totale breedte van minimaal 230 mm.

Dergelijke band heeft verder het voordeel dat in gemonteerde toestand de aslijn van de band dichter bij de aslijn van de rail ligt waardoor de band minder zal gaan doorhangen.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de luchtband volgens de uitvinding omvat het loopvlak aan beide buitenranden een uitsnijding die zieh elk uitstrekt over de volledige buitenomtrek van de band. In het bijzonder zijn genoemde uitsnijdingen symmetrisch aangebracht ten opzichte van de aslijn van de band.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de luchtband overeenkomstig de uitvinding worden de uitsnijdingen begrensd door een rubberlaag. Bij voorkeur is de toegepaste band vervaardigd uit een rubber(mengsel) met een hoge snijdweerstand.

Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de luchtband volgens de uitvinding heeft de uitsnijding een breedte gelegen tussen 10 en 55 mm.

In een meest bijzondere uitvoeringsvorm van de luchtband volgens de uitvinding is de genoemde luchtband een radiaalband.

BE2016/5585

De band volgens deze uitvinding en zoals hierboven omschreven is bij voorkeur een industrieband van het type volgens de internationaal gestandaardiseerde TRA code:

E4, L4, L5 ofL5S.

Een ander onderwerp van deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vormen van een luchtband voor een wiel van een rail-wegvoertuig, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:

- het aanvoeren van een luchtband met een buitendiameter van minimaal 1000 mm. en een totale breedte van minimaal 230 mm.;

- het over de volledige buitenomtrek van de band wegsnijden van minstens een deel van het loopvlak van de band, zodat een band gevormd wordt waarvan het loopvlak een maximale breedte heeft van 228 mm.

De werkwijze volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het vormen van een luchtband volgens de uitvinding zoals eerder omschreven.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de luchtband volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze banden aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij :

figuur 1: een schematische voor Stelling is van een gekende band op een spoorrail;

figuur 2: een schematische voorstelllng is van de band volgens de uitvinding op een spoorrail;

figuur 3: een doorsnede toont van de band volgens de uitvinding.

BE2016/5585

De luchtband (1) volgens deze uitvinding en zoals afgebeeld op figuur 3, is een radiaal band die specifiek werd ontwikkeld voor een rail-wegvoertuig waarvan het eigen gewicht gelegen is tussen 16 en 40 Ton. Om over voldoende draagkracht te beschikken heeft de band (1) volgens de uitvinding een buitendiameter (D) van minstens 1000 mm. De buitendiameter (D) van de band (1) kan beschouwd worden als tweemaal de sectiehoogte van een nieuwe band plus de nominale velgdiameter en dit gemeten 24 uur nadat de band volledig is opgeblazen.

Vernieuwend aan deze band (1) is dat er plaatselijke een versmalling is aangebracht waardoor het loopvlak (2) van de band (1) smaller wordt dan de totale breedte (B) van de band (1). De totale breedte (B) van de band (1) is de breedte van de band gemeten 24 uur nadat de band volledig werd opgeblazen.

De versmalling wordt bekomen door in het loopvlak (2) ter hoogte van minstens één buitenrand een uitsnijding (3) aan te brengen die zieh uitstrekt over de volledige buitenomtrek van de band (1) zodat het loopvlak (2) van de band (1) nog een breedte (bi) heeft van maximaal 228 mm. In de praktijk en zoals getoond in figuren 2 en 3, is er aan beide buitenranden een uitsnijding (3) aangebracht die zieh elk uitstrekt over de volledige buitenomtrek van de band (1). De uitsnijdingen (3) zijn symmetrisch aangebracht ten opzichte van de aslijn (A) van de band (1). Elk uitsnijding (3) heeft een breedte die gelegen is tussen 10 en 55 mm.

Het aanbrengen van de uitsnijding (3) gebeurt door wegsnijden, bij voorkeur m.b.v. een beitel of rasp, van minstens een deel van het loopvlak (2) van een aangevoerde band, en dit over de volledige buitenomtrek van de band. De aangevoerde band is bij voorkeur een industrieband van het type volgens de internationaal gestandaardiseerde TRA code: E4, L4, L5 of L5S.

Doordat het loopvlak (2) van de band (1) een breedte (bi) heeft van maximaal 228 mm wordt het mogelijk dat een rail-wegvoertuig voorzien van dergelijke banden (1), in tegenstelling tot vroeger, nu ook over Duitse spoorrails voorzien van zogenaamde

BE2016/5585

Indusi magneten (4) kan rijden zonder het risico op beschadiging van infrastructuurelementen, zoals bijv. een strijkregel (5) die boven de rail (6) uitsteekt. Bovendien ligt, zoals blijkt uit figuur 2, de aslijn (A) van de band (1) dichter bij de aslijn van de rail waardoor de band (1) minder zal gaan doorhangen.

BE2016/5585

Claims (8)

1. CONCLUSIES

   E Luchtband (1) voor een wiel van een rail-wegvoertuig met een buitendiameter 5 (D) van minimaal 1000 mm., met het kenmerk dat het loopvlak (
2. 2) ter hoogte van minstens één buitenrand een uitsnijding (3) omvat die zieh uitstrekt over de volledige buitenomtrek van de band (1) zodat het loopvlak (2) van de band (1) een breedte (bi) heeft van maximaal 228 mm.

   10 2. Luchtband (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de genoemde band (1) een totale breedte (B) heeft van minimaal 230 mm.
3. 3. Luchtband (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het loopvlak (2) aan beide buitenranden een uitsnijding (3) omvat die zieh elk uitstrekt over de

   15 volledige buitenomtrek van de band (1).
4. 4. Luchtband (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat genoemde uitsnijdingen (3) symmetrisch zijn aangebracht ten opzichte van de aslijn (A) van de band (1).
5. 5. Luchtband (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de uitsnijdingen (3) begrensd worden door een rubberlaag.
6. 6. Luchtband (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat

   25 de uitsnijding (3) een breedte heeft gelegen tussen 10 en 55 mm.
7. 7. Luchtband (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde luchtband (1) een radiaalband is.

   BE2016/5585
8. 8. Werkwijze voor het vormen van een luchtband (1) voor een wiel van een railwegvoertuig, met het kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat:

   - het aanvoeren van een luchtband (1) met een buitendiameter (D) van minimaal 1000 mm. en een totale breedte (B) van minimaal 230 mm.;

   5 - het over de volledige buitenomtrek van de band (1) wegsnijden van minstens een deel van het loopvlak (2) van de band (1), zodat een band gevormd wordt waarvan het loopvlak (2) een maximale breedte (bi) heeft van 228 mm.

   BE2016/5585