BE1021857B1 - Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen - Google Patents
Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021857B1 BE1021857B1 BE2014/0398A BE201400398A BE1021857B1 BE 1021857 B1 BE1021857 B1 BE 1021857B1 BE 2014/0398 A BE2014/0398 A BE 2014/0398A BE 201400398 A BE201400398 A BE 201400398A BE 1021857 B1 BE1021857 B1 BE 1021857B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- fabric
- threads
- adhesive
- light intensity
- room
- Prior art date
Links
Classifications
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J7/00—Adhesives in the form of films or foils
- C09J7/20—Adhesives in the form of films or foils characterised by their carriers
- C09J7/21—Paper; Textile fabrics
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D06—TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06M—TREATMENT, NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE IN CLASS D06, OF FIBRES, THREADS, YARNS, FABRICS, FEATHERS OR FIBROUS GOODS MADE FROM SUCH MATERIALS
- D06M15/00—Treating fibres, threads, yarns, fabrics, or fibrous goods made from such materials, with macromolecular compounds; Such treatment combined with mechanical treatment
- D06M15/19—Treating fibres, threads, yarns, fabrics, or fibrous goods made from such materials, with macromolecular compounds; Such treatment combined with mechanical treatment with synthetic macromolecular compounds
- D06M15/21—Macromolecular compounds obtained by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds
- D06M15/263—Macromolecular compounds obtained by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds of unsaturated carboxylic acids; Salts or esters thereof
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D06—TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06M—TREATMENT, NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE IN CLASS D06, OF FIBRES, THREADS, YARNS, FABRICS, FEATHERS OR FIBROUS GOODS MADE FROM SUCH MATERIALS
- D06M15/00—Treating fibres, threads, yarns, fabrics, or fibrous goods made from such materials, with macromolecular compounds; Such treatment combined with mechanical treatment
- D06M15/19—Treating fibres, threads, yarns, fabrics, or fibrous goods made from such materials, with macromolecular compounds; Such treatment combined with mechanical treatment with synthetic macromolecular compounds
- D06M15/21—Macromolecular compounds obtained by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds
- D06M15/327—Macromolecular compounds obtained by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds of unsaturated alcohols or esters thereof
- D06M15/333—Macromolecular compounds obtained by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds of unsaturated alcohols or esters thereof of vinyl acetate; Polyvinylalcohol
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D06—TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06M—TREATMENT, NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE IN CLASS D06, OF FIBRES, THREADS, YARNS, FABRICS, FEATHERS OR FIBROUS GOODS MADE FROM SUCH MATERIALS
- D06M15/00—Treating fibres, threads, yarns, fabrics, or fibrous goods made from such materials, with macromolecular compounds; Such treatment combined with mechanical treatment
- D06M15/19—Treating fibres, threads, yarns, fabrics, or fibrous goods made from such materials, with macromolecular compounds; Such treatment combined with mechanical treatment with synthetic macromolecular compounds
- D06M15/37—Macromolecular compounds obtained otherwise than by reactions only involving carbon-to-carbon unsaturated bonds
- D06M15/564—Polyureas, polyurethanes or other polymers having ureide or urethane links; Precondensation products forming them
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D06—TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06M—TREATMENT, NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE IN CLASS D06, OF FIBRES, THREADS, YARNS, FABRICS, FEATHERS OR FIBROUS GOODS MADE FROM SUCH MATERIALS
- D06M23/00—Treatment of fibres, threads, yarns, fabrics or fibrous goods made from such materials, characterised by the process
- D06M23/16—Processes for the non-uniform application of treating agents, e.g. one-sided treatment; Differential treatment
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2301/00—Additional features of adhesives in the form of films or foils
- C09J2301/10—Additional features of adhesives in the form of films or foils characterized by the structural features of the adhesive tape or sheet
- C09J2301/12—Additional features of adhesives in the form of films or foils characterized by the structural features of the adhesive tape or sheet by the arrangement of layers
- C09J2301/122—Additional features of adhesives in the form of films or foils characterized by the structural features of the adhesive tape or sheet by the arrangement of layers the adhesive layer being present only on one side of the carrier, e.g. single-sided adhesive tape
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2400/00—Presence of inorganic and organic materials
- C09J2400/20—Presence of organic materials
- C09J2400/26—Presence of textile or fabric
- C09J2400/263—Presence of textile or fabric in the substrate
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2433/00—Presence of (meth)acrylic polymer
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Knitting Of Fabric (AREA)
- Treatments For Attaching Organic Compounds To Fibrous Goods (AREA)
Abstract
De huidige uitvinding voorziet een weefsel (10) dat kleefbaar is op een transparant oppervlak, en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat het belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit. Het weefsel (10) omvat kruisende ketting- en inslagdraden (11, 12), welke geïmpregneerd zijn met een impregneringsmateriaal (13) en waarbij eenzijdig een kleefstof (14) is aangebracht op de draden (11,12) om het weefsel (10) op het transparante oppervlak aan te brengen.
Description
Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen Toepassingsgebeid van de uitvinding
Onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een weefsel, in het bijzonder een weefsel dat op transparante oppervlakken kan gekleefd worden en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit. De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke weefsel.
De uitvinding is vooral van nut in de interieursector, meer bepaald in het domein van de raamdecoratie.
Achtergrond van de uitvinding
Textieldoek wordt onder de vorm van gordijnen gebruikt om iets af te schermen of te verbergen. Vaak worden gordijnen aan de binnenzijde van een buitenraam opgehangen.
Als een alternatief voor gordijnen zijn er ook folies op de markt, die bedoeld zijn aan de binnenzijde van een raam te worden bevestigd, om invallend licht te reduceren en/of om nieuwsgierige blikken buiten te houden. Dergelijke folies kunnen uit papier of kunststof (plastiek) zijn gemaakt, en veroorzaken vaak een diffuse reflectie van licht. Dergelijke folies bieden het gewenste effect van het buiten houden van de nieuwsgierige blikken, maar hebben als nadeel dat ook van binnen naar buiten de zichtbaarheid sterk wordt beperkt. Bovendien is het niet altijd even gemakkelijk om dergelijke folies kreukvrij en zonder ingesloten luchtbellen aan te brengen. Ook het mooie esthetische aspect van textiel is niet aanwezig in dergelijke folies. US5728632 beschrijft een weefsel bedoeld om aan een raam te worden bevestigd, dat tegelijkertijd verhindert dat er door het raam van buiten naar binnen wordt gekeken, maar dat toch toelaat dat er door het raam van binnen naar buiten wordt gekeken. Hiertoe wordt in een eerste uitvoeringsvorm een weefsel voorzien waarvan de inslag- en kettingdraden zijn plat gedrukt teneinde een oppervlak van lineair contact te voorzien. De draden van het weefsel zijn volledig omhuld met een hars, en een kleefstof is op het oppervlak van het met hars omhulde weefsel aangebracht, in lijnen langs de draden, teneinde het met hars omhulde weefsel op een oppervlak te kunnen aanbrengen. In een alternatieve uitvoeringsvorm worden eerder omhulde draden geweven, waarna opnieuw de lijm wordt aangebracht, in lijnen langs de draden. Dit oppervlak van lineair contact is wat het onderscheid maakt met eerdere implementaties, en is nodig om voldoende kleefkracht tussen weefsel en raam te bekomen.
Het weefsel beschreven in US5728632 heeft als nadeel dat het niet gekenmerkt is door een textielaspect, omdat ofwel de vezelstructuur dermate is ingekapseld, dat deze niet meer vast te stellen is, of dat er gebruik gemaakt is in zowel ketting als inslag van platgedrukte mono-filamenten, die op zich geen textielaspect vertonen.
Samenvatting van de uitvinding
Het is een doelstelling van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een weefsel te voorzien dat op transparante oppervlakken kan gekleefd worden en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit, maar dat tevens een textielaspect heeft.
De bovengenoemde doelstelling wordt verwezenlijkt door een weefsel volgens de huidige uitvinding.
In een eerste aspect voorziet de uitvinding een weefsel dat kleefbaar is op een transparant oppervlak, en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat het belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit. Het weefsel omvat kruisende ketting- en inslagdraden, en is daardoor gekenmerkt dat de draden geïmpregneerd zijn met een impregneringsmateriaal en dat eenzijdig een kleefstof is aangebracht op de draden om het weefsel op het transparante oppervlak aan te brengen.
Het is een voordeel van een weefsel volgens onderhavige uitvinding dat het bijzonder geschikt is om op glas, bijvoorbeeld van ramen of deuren, aangebracht te worden. Hierdoor is het geschikt om er overdag, bij daglicht, voor te zorgen dat mensen van binnen naar buiten kunnen kijken door hun glaspartijen zonder dat mensen van buiten naar binnen kunnen kijken. Een weefsel heeft in dat opzicht een voordeel tegenover folie dat het een textielaspect heeft, wat door vele mensen beter gesmaakt wordt en als gezelliger, warmer wordt beschouwd. Bovendien zorgen de mazen in het weefsel voor de mogelijkheid tot eenzijdig doorkijken.
Door het impregneren van de draden wordt het impregneringsmateriaal diep in de draad, tussen de vezels ervan, ingebracht. Na het uitdrogen van het weefsel is het impregneringsmateriaal uitgecondenseerd en kleven de vezels onderling goed aan elkaar. Bovendien kleven ook de kruispunten tussen de ketting- en inslagdraden aan elkaar, waardoor ketting en inslag niet meer kunnen verschuiven ten opzichte van elkaar. Het weefsel wordt hierdoor steviger, en is rafelvrij bij versnijden. Door dit impregneren wordt ook de elasticiteit van het weefsel sterk verminderd, zodat het aanbrengen ervan op het transparant oppervlak veel eenvoudiger wordt, aangezien er minder kans is op vervorming.
Een groot voordeel van een weefsel volgens onderhavige uitvinding is dat het textielaspect behouden blijft, met andere woorden het weefsel blijft ook na impregneren met het impregneringsmateriaal zijn uitzicht als textielweefsel bewaren. Dit staat in tegenstelling tot een weefsel waar bij de draden volledig zijn ingekapseld in een hars, waardoor automatisch een deel of meestal volledig het oppervlakteprofiel en dus het textielaspect verdwijnt. Volgens de huidige uitvinding wordt het weefsel zo weinig mogelijk veranderd qua uitzicht en qua aanvoelen.
In een weefsel volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan het impregneringsmateriaal een acrylaat zijn. Een acrylaat blijkt bijzonder voordelig om te gebruiken als basisstof voor het impregneren van de draden omdat het UV bestending is, goed bestand tegen veroudering en weinig beïnvloed wordt door temperatuur. Acrylaat is eenvoudig te verwerken. Acrylaat heeft een laag soortgelijk gewicht.
Ook de kleefstof kan een acrylaat zijn. Een acrylaat blijkt bijzonder voordelig om te gebruiken als kleefstof om het weefsel op een doorzichtig oppervlak aan te brengen omdat het UV bestending is, goed bestand tegen veroudering en weinig beïnvloed wordt door temperatuur, waardoor het kleefbare weefsel zowel bij hoge als bij lage temperaturen op het transparant oppervlak kan worden aangebracht.
Het impregneringsmateriaal en de kleefstof kunnen bijvoorbeeld van eenzelfde familie zijn. Als het impregneringsmateriaal en de kleefstof van een zelfde familie zijn, bijvoorbeeld, doch niet beperkt daartoe, beiden acrylaten, dan wordt een verhoogde hechting tussen het impregneringsmateriaal en de kleefstof opgemerkt. Dit verhindert dat het weefsel los komt van de kleefstof, waar de kleefstof wel op het transparante oppervlak zou blijven plakken. Op die manier wordt een betere hechting van het weefsel aan het transparante oppervlak bekomen.
In uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding kan de kleefstof op de kruispunten van ketting- en inslagdraden zijn aangebracht. Het is een voordeel van een weefsel volgens onderhavige uitvinding dat het mogelijk is de kleefstof enkel op de kruispunten tussen kettingen inslagdraden aan te brengen. Op die manier wordt met een minimale hoeveelheid kleefstof toch voldoende kleefkracht bekomen om het weefsel langdurig op een transparant oppervlak vast te kleven. De uitvinding is echter daartoe niet beperkt: de kleefstof kan ook op de ketting-en/of inslagdraden tussen de kruispunten zijn aangebracht. In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het dus mogelijk om niet enkel lijm op de kruispunten tussen ketting- en inslagdraden aan te brengen, maar eveneens op de stukken draad ertussen. Meer kleefstof aanbrengen verhoogt de kleefkracht van het weefsel.
In een weefsel volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen de kettingdraden en inslagdraden een linnenbinding vormen. Het is een voordeel van een linnenbinding dat dit een zekere stijfheid aan het weefsel meegeeft, waardoor het weefsel gemakkelijker hanteerbaar is bij het aanbrengen op het transparante oppervlak. Uiteraard zijn ook andere types binding tussen ketting- en inslagdraden mogelijk.
Een weefsel volgens uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding bestaat uit voldoende kettingdraden en inslagdraden om het mogelijk te maken om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit en om tevens te beletten om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit. Het aantal kettingen en inslagen nodig om deze karakteristiek te bereiken hangt af van het soort draad en de diameter van de gebruikte draad. Enerzijds dienen de mazen voldoende groot te zijn om doorkijken in één richting (donker naar licht) mogelijk te maken, anderzijds dienen ze voldoende klein te zijn om doorkijken in de andere richting (licht naar donker) te beletten.
De ketting- en inslagdraden kunnen een multifilament garen zijn. Multifilament garen heeft, vergeleken met monofilament garen, een hogere graad van opname van het impregneringsmateriaal. Gebruik van monofilament garens zou het gewenste textielaspect teniet doen.
In een tweede aspect voorziet de huidige uitvinding een methode voor het vervaardigen van een weefsel dat kleefbaar is op een transparant oppervlak, en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat het belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit. De methode omvat de volgende stappen - het voorzien van een weefsel met kruisende ketting- en inslagdraden, - het impregneren van de draden van het weefsel met een impregneringsmateriaal, - het eenzijdig aanbrengen van kleefstof op ten minste een deel van de draden.
Een methode volgens onderhavige uitvinding is eenvoudig realiseerbaar, en levert toch weefsels die voldoende kleefkracht bezitten om langdurig, i.e. verscheidene weken tot verscheidene maanden, op een transparant oppervlak bevestigd te blijven.
Het impregneren van de draden met een impregneringsmateriaal kan gebeuren door middel van foularderen. De draden kunnen geïmpregneerd worden voor of nadat ze tot een weefsel verweven zijn.
Het impregneren van draden met een impregneringsmateriaal en het aanbrengen van kleefstof op ten minste een deel van de draden kan het aanbrengen van materialen van een zelfde familie omvatten. Dit verhoogt de binding tussen kleefstof en impregneringsmateriaal, en bijgevolg hechting aan elkaar.
Specifieke en voorkeurdragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van verdere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.
Voor het samenvatten van de uitvinding en de bereikte voordelen ten opzichte van de stand van de techniek werden bepaalde doelstellingen en voordelen van de uitvinding hierboven beschreven. Het is uiteraard te begrijpen dat niet noodzakelijk al deze doelstellingen of voordelen kunnen bereikt worden door elke specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Dus, bijvoorbeeld, vakmensen zullen onderkennen dat de uitvinding kan worden belichaamd of uitgevoerd op een wijze die één voordeel of een groep van voordelen zoals hierin aangereikt bereikt of optimaliseert, zonder daarbij noodzakelijk andere doelstellingen of voordelen te bereiken die hierin kunnen aangereikt of gesuggereerd zijn.
Bovenstaande en andere aspecten van de uitvinding zullen duidelijk zijn en verhelderd worden met verwijzing naar de hiernavolgende beschreven uitvoeringsvorm(en).
Korte beschrijving van de figuren
De uitvinding zal nu verder worden beschreven, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijhorende figuren. FIG. 1 stelt een Scanning Electron Microscopy (SEM)-foto voor van de kleefzijde van een weefsel volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. Hierop zijn de geïmpregneerde ketting- en inslagdraden te zien van het weefsel. Daarnaast zijn op de verschillende kruispunten van ketting- en inslagdraden kleefstofdotjes zichtbaar. FIG. 2 is een vergroting van een drietal kruispunten van de kleefzijde van het weefsel uit het centrum van FIG. 1. FIG. 3 is een SEM-doorsnedebeeld van een weefsel volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding waarbij de kleefzijde zich aan de bovenkant en de niet-klevende zijde zich aan de onderkant van het beeld bevindt. In de doorsnede zijn de geïmpregneerde filamenten zichtbaar waaruit de draad bestaat. Aan de bovenzijde is de kleefstof zichtbaar. FIG. 4 is een SEM-foto van een bovenaanzicht van de niet-klevende zijde van een weefsel volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. Hierop is geen kleefstof zichtbaar. FIG. 5 illustreert de stappen in een methode volgens uitvoeringsvormen van onderhavige uitvinding.
De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal zijn voorgesteld voor illustratieve doeleinden. Afmetingen en relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met effectieve uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken.
In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of gelijkaardige elementen.
Gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen
De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, echter de uitvinding wordt daartoe niet beperkt maar is enkel beperkt door de conclusies.
De termen eerste, tweede en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies worden gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, noch in rangorde of op enige andere wijze. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.
Bovendien worden de termen bovenste, onderste, boven, onder, en dergelijke in de beschrijving en de conclusies aangewend voor beschrijvingsdoeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. Het dient te worden begrepen dat de termen die zo aangewend worden onder gegeven omstandigheden onderling kunnen gewisseld worden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven ook geschikt zijn om te werken volgens andere oriëntaties dan hierin beschreven of weergegeven.
Het dient opgemerkt te worden dat de term "omvat", zoals gebruikt in de conclusies, niet als beperkt tot de erna beschreven middelen dient geïnterpreteerd te worden; deze term sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij is zodoende te interpreteren als het specificeren van de aanwezigheid van de vermelde kenmerken, waarden, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, waarden, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Dus, de omvang van de uitdrukking "een inrichting omvattende middelen A en B" dient niet beperkt te worden tot inrichtingen die slechts uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de huidige uitvinding, A en B de enige relevante componenten van de inrichting zijn.
Verwijzing doorheen deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een specifiek kenmerk, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in tenminste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Dus, voorkomen van de uitdrukkingen "in één uitvoeringsvorm" of "in een uitvoeringsvorm" op diverse plaatsen doorheen deze specificatie hoeven niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm te refereren, maar kunnen dit wel doen. Voorts, de specifieke kenmerken, structuren of karakteristieken kunnen gecombineerd worden op eender welke geschikte manier, zoals duidelijk zou zijn voor een gemiddelde vakman op basis van deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.
Vergelijkbaar dient het geapprecieerd te worden dat in de beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen van de uitvinding verscheidene kenmerken van de uitvinding soms samen gegroepeerd worden in één enkele uitvoeringsvorm, figuur of beschrijving daarvan met als doel het stroomlijnen van de openbaarmaking en het helpen in het begrijpen van één of meerdere van de verscheidene inventieve aspecten. Deze methode van openbaarmaking dient hoe dan ook niet geïnterpreteerd te worden als een weerspiegeling van een intentie dat de uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vernoemd in iedere conclusie. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, inventieve aspecten liggen in minder dan alle kenmerken van één enkele voorafgaande openbaar gemaakte uitvoeringsvorm. Dus, de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving zijn hierbij expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met iedere op zichzelf staande conclusie als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
Voorts, terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige, maar niet andere, in andere uitvoeringsvormen inbegrepen kenmerken bevatten, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als gelegen binnen de reikwijdte van de uitvinding, en vormen deze verschillende uitvoeringsvormen, zoals zou begrepen worden door de vakman. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies kunnen eender welke van de beschreven uitvoeringsvormen gebruikt worden in eender welke combinatie.
In de hier voorziene beschrijving worden talrijke specifieke details naar voren gebracht. Het is hoe dan ook te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen zijn welgekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail getoond om deze beschrijving helder te houden.
DEFINITIES
Met weefsel in de context van de huidige uitvinding wordt een stuk textiel bedoeld van draden die door elkaar geweven zijn. Bij het weven zijn een aantal draden parallel op het weefgetouw gespannen; deze zijn de kettingdraden. Vervolgens worden één voor één andere draden haaks hierop, tussen de kettingdraden door, ingelegd; deze zijn de inslagdraden. Daar waar kettingdraden en inslagdraden elkaar kruisen ontstaat een kruispunt tussen beide draden, dat in meerdere of mindere mate (afhankelijk van de diameter van de draden) zorgt voor een verhevenheid in het weefsel.
Met mazen worden rechthoekige openingen bedoeld die als leegtes ontstaan tussen de ketting- en inslagdraden van het weefsel. De verschillende zijdes van de rechthoekige mazen kunnen verschillend zijn van afmeting, afhankelijk van of er een verschillend aantal ketting- en inslagdraden is gebruikt per centimeter.
De maasgrootte is het oppervlak van de rechthoekige opening die een maas wordt genoemd. Voor een vaste draaddiameter wordt de maasgrootte geregeld door een ander aantal ketting- en/of inslagdraden te voorzien per centimeter voor het weefsel. Voor een vast aantal ketting- en inslagdraden per centimeter varieert de maasgrootte omgekeerd evenredig met de diameter van de ketting- en inslagdraden.
De maasoppervlakte van een weefsel is gedefinieerd als de som van alle oppervlaktes van mazen in het weefsel.
Een transparant weefsel is een weefsel waar kan doorheen gekeken worden. Het al dan niet transparant zijn wordt bepaald door de verhouding van "totale maasoppervlakte / totale oppervlakte van het weefsel". In de context van de huidige uitvinding, worden transparante weefsels beschouwd die het mogelijk maken om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit, bijvoorbeeld binnenskamers, te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit, bijvoorbeeld buiten, en op hetzelfde moment beletten om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit, bijvoorbeeld buiten, binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit, bijvoorbeeld binnenskamers. Hiertoe dient de verhouding "totale maasoppervlakte / totale oppervlakte van het weefsel" te liggen tussen 20% en 73%, preferentieel tussen 40% en 60%.
Impregneren in de context van de huidige uitvinding betekent het doordringen van een materiaal, in de context van de huidige uitvinding een draad, met een andere stof, in de context van de huidige uitvinding een impregneringsmateriaal genoemd. Het impregneringsmateriaal kan bijvoorbeeld, de uitvinding echter daartoe niet beperkt, een hars, zoals bijvoorbeeld een acrylaat, of een zetmeelderivaat zijn, bijvoorbeeld aardappelzetmeel. Laag-visceuze vloeistoffen met uithardende eigenschappen komen in aanmerking.
Typisch kan dit in de context van de huidige uitvinding gebeuren door onderdompeling van het weefsel in een dispersie, een emulsie of een oplossing van het impregneringsmateriaal.
Met foularderen in de context van de huidige uitvinding wordt een continu procédé bedoeld waarbij met een foulard wordt gewerkt. Hierbij wordt materiaal in een trog geleid, waar het wordt verzadigd met het impregneringsmateriaal. In een hierna volgend walswerk wordt het impregneringsmateriaal onder invloed van druk diep in de draad tussen de vezels ingebracht, en wordt het teveel aan impregneringsmateriaal terug afgeperst, zodat een ingestelde hoeveelheid impregneringsmateriaal in de draden achterblijft. Daarna wordt het impregneringsmateriaal in het weefsel gefixeerd, bijvoorbeeld door uitharden tijdens een temperatuursstap. Hiertoe kan het weefsel voor een vooraf bepaalde tijdsperiode in een oven worden ingebracht.
Met "het textielaspect van een weefsel" in de context van de huidige uitvinding wordt bedoeld dat een vezelachtige structuur in de gebruikte ketting- en inslagdraden waarneembaar is. Wanneer de draden van een weefsel volledig zijn ingekapseld, zodat men de verschillende vezels van de draad niet meer kan onderscheiden, dan zeggen we dat dit weefsel geen textielaspect heeft. Evenzo zeggen we dat wanneer de draden in het weefsel bestaan uit mono-filamenten, dit weefsel is zonder textielaspect.
BESCHRIJVING
In een eerste aspect voorziet de uitvinding in een weefsel 10 dat kleefbaar is op een vlak transparant oppervlak, zoals bijvoorbeeld glas. Het weefsel, eens op het transparant oppervlak aangebracht, heeft als bedoeling het mogelijk te maken om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit, bijvoorbeeld binnenskamers, te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit, bijvoorbeeld buiten, en op hetzelfde moment te beletten om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit, bijvoorbeeld buiten, binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit, bijvoorbeeld binnenskamers. Het weefsel kan bijvoorbeeld op een glasruit worden aangebracht om de beoogde doelstelling te verwezenlijken.
Het weefsel 10 is een geweven textiel, en omvat kruisende kettingdraden 11 en inslagdraden 12. De ketting- en inslagdraden 11, 12 zijn geïmpregneerd, i.e. diepgaand doordrenkt, met een impregneringsmateriaal 13. Bovendien is op het weefsel eenzijdig een kleefstof 14 aangebracht om het weefsel met die zijde aan het transparante oppervlak te hechten.
Door zijn samenstelling met geïmpregneerde draden en daarop aangebrachte kleefstof 14 kan het weefsel permanent blijven kleven aan een glad oppervlak. Het dusdanig aangebracht weefsel zorgt ervoor dat er een éénzijdig doorkijkeffect wordt veroorzaakt.
Teneinde dit éénzijdig doorkijkeffect te bekomen moet het weefsel zo zijn opgebouwd dat de diameter van de draden en de grootte van de openingen (mazen) tussen de draden van die omvang zijn dat er bij daglicht buiten en geen licht binnen, er gemakkelijk doorzicht is naar buiten maar moeilijk doorzicht naar binnen. Verschillende draaddiameters laten hierbij verschillende maasgrootten toe.
In een voordelige uitvoeringsvorm is de verhouding maasoppervlakte tegenover totale oppervlakte ca. 40%.
Teneinde het weefsel 10 op een gemakkelijke manier aan het transparant oppervlak te bevestigen is het beter een weefsel te voorzien dat op zich reeds een zeker stijfheid heeft. Hiertoe kan in een voorkeursvorm het weefsel bestaan uit een linnenbinding. Verschillende andere bindingen, zoals bijvoorbeeld keperbindingen, zijn ook mogelijk, maar bij voorkeur wordt een binding gebruikt die het weefsel reeds een zeker stijfheid meegeeft, zoals de linnenbinding.
De draden 11, 12 gebruikt voor het weven van het weefsel volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn multi-filament garens. Een dergelijke draad bestaat uit verscheidene vezels van zelfde of verschillende materialen, die naast elkaar lopen of in elkaar gedraaid zijn. De vezels kunnen zowel van natuurlijke of synthetische oorsprong zijn. Voorbeelden van vezels van natuurlijke oorsprong zijn : katoen, vlas, viscose, hennep, wol, jute, sisal, kokosvezel, enz. Voorbeelden van vezels van synthetische oorsprong zijn polyester, polyolefines, polyamides, acryl, enz. De garens kunnen ook samengesteld zijn uit mengsels van bovengenoemde vezels.
Volgens de uitvinding worden de draden geïmpregneerd. Dit kan ofwel gebeuren voor het weven, of nadat de draden tot weefsel zijn verweven. Impregneren kan bijvoorbeeld door onderdompeling van de draad of het weefsel in een impregnerend materiaal 13, waarbij de draad het impregnerend materiaal absorbeert. Deze absorptie kan plaats vinden doordat het materiaal van de vezels zelf impregnerend materiaal absorbeert (bv. Katoen, viscose, vlas,...), of, in het geval van synthetische vezels het impregnerend materiaal 13 zich op, rond en tussen de verschillende vezels zet dankzij capillaire werking. Teneinde een betere impregnering te bekomen kan een druk worden toegepast. Na het onderdompelen van het weefsel in een impregneringsbad kan het worden uitgeperst, bijvoorbeeld door het tussen walsrollen te leiden, teneinde overtollig impregneringsmateriaal te verwijderen. Deze combinatie van onderdompelen en uitpersen wordt ook wel foularderen genoemd. Tijdens deze pers stap wordt niet alleen overtollig impregneringsmateriaal verwijderd, maar wordt eveneens een deel van het impregneringsmateriaal in de draden geduwd.
Andere geschikte technieken om te impregneren kunnen volgens onderhavige uitvinding eveneens worden toegepast, bijvoorbeeld vernevelen van impregneringsmateriaal, het impregneringsmateriaal als een laag op het weefsel uitwrijven, of het impregneringsmateriaal via een schuimapplicatie op het weefsel aanbrengen. Belangrijk bij elk van deze methodes is dat gepaste maatregelen worden genomen opdat de mazen 15 in het weefsel minstens gedeeltelijk zouden open blijven, teneinde het éénzijdig doorzicht mogelijk te maken. Dit kan worden bekomen door selectief aanbrengen van het impregneringsmateriaal 13 substantieel enkel op en in de draden, of, bij die technieken waarbij toch impregneringsmateriaal 13 in de mazen 15 zou terecht komen, het opnieuw vrij maken van deze openingen, bijvoorbeeld door het gericht blazen van luchtstromen.
Geschikte impregneringsmaterialen 13 volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn o.a. poly-acrylaten, poly-urethanen, polyvinylalcoholen, polyvinylacetaten, zetmeelderivaten.
In het bijzonder kan bijvoorbeeld een waterige acrylaat dispersie worden gebruikt. Deze heeft als voordeel dat deze een hoge mate van UV bestendigheid vertoont, en weinig vatbaar is voor veroudering. Acrylaten zijn na 100% uitpolymeriseren volledig wateronoplosbaar zodat het behandelde weefsel weinig gevoelig is aan inwerking van vocht.
Na het impregneren en eventueel uitpersen van het weefsel wordt het weefsel 10 gedroogd, waardoor het water verdampt en het acrylaat wordt uitgecondenseerd tot een verstevigend materiaal.
In het bijzonder, zonder dat de uitvinding daartoe beperkt is, kan de acrylaat dispersie een mengeling zijn van een hard acrylaat, een zacht acrylaat en water.
Hard acrylaat is een uitgepolymeriseerd acrylaat met harde eigenschappen, ontstaan door het volledig uitcondenseren van een polymeer acrylaat dispersie. Een dergelijke polymeer acrylaat dispersie, toegepast of textielsubstraat, verleent na uitcondenseren een harde eigenschap aan het weefsel. Een voorbeeld van een hard acrylaat is TUBICOAT A 41, verkrijgbaar bij CHT - BEZEMA.
Zacht acrylaat is een uitgepolymeriseerd acrylaat met zachte, klevende eigenschappen, ontstaan door het volledig uitcondenseren van een polymeer acrylaat dispersie. Een dergelijke polymeer acrylaat dispersie, toegepast op een textielsubstraat, zal na uitcondenseren draden en vezels onderling doen gaan verkleven. Een voorbeeld van een zacht acrylaat is TUBICOAT A 22, verkrijgbaar bij CHT-BEZEMA.
Het impregneren zorgt er enerzijds voor dat de draden 11,12 zelf een zekere stevigheid krijgen, doordat de vezels onderling aan elkaar worden gehecht. Bovendien zorgt dit er voor dat het volledige weefsel extra stevigheid krijgt, doordat ook de kruispunten tussen ketting- en inslagdraden aan elkaar worden gehecht. Dit zorgt er voor dat het weefsel 10 schuifvast wordt, met andere woorden dat de draden 11, 12 niet ten opzicht van elkaar kunnen verschuiven, bijvoorbeeld tijdens het aanbrengen van het weefsel 10 op het transparant oppervlak. Het weefsel 10 is hierdoor ook rafelvrij, bijvoorbeeld bij het versnijden. Ook de elasticiteit van het weefsel 10 wordt door impregneren sterk verminderd, wat opnieuw het aanbrengen op het transparant oppervlak vergemakkelijkt omdat het weefsel 10 minder kans heeft te vervormen. Doordat het weefsel 10 harder is geworden is het ook gemakkelijker te versnijden. Maar bovenal is het een belangrijke troef van impregnatie van het weefsel 10 volgens de uitvinding dan het textiel aspect van het weefsel behouden blijft. Daarnaast zorgt de impregnatie voor een betere aanhechting van de later aan te brengen kleefstof, en zorgt die er voor dat er zo weinig mogelijk kleefstof dient te worden aangebracht terwijl toch voldoende kleefkracht wordt bereikt.
Nadat het weefsel is geïmpregneerd wordt een kleefstof 14 aangebracht. Dit kan gebeuren op elke geschikte manier, bijvoorbeeld door het uitsmeren van een pasta over het weefsel, door een schuimapplicatie, door sproeien van kleefstof over het weefsel, of door selectief aanbrengen van kleefstof op het weefsel (dotcoating), bijvoorbeeld door middel van een likrol. In principe volstaat het, overeenkomstig uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding, om enkel kleefstof aan te brengen op de kruispunten tussen ketting- en inslagdraden 11, 12. Belangrijk is dat ook bij het aanbrengen van de kleefstof 14 de mazen 15 in het weefsel 10 open blijven, of meteen na het aanbrengen van de kleefstof 14 terug open gemaakt worden, bijvoorbeeld door het voorzien van specifiek gerichte luchtstromen.
Elke geschikte kleefstof 14 om een weefsel 10 aan een transparant oppervlak te bevestigen kan worden gebruikt. Bijzonder geschikt is een acrylaat, bijvoorbeeld onder de vorm van een visceuze acrylaat pasta. Deze heeft als voordeel dat dat hij UV bestendig is en bestand tegen veroudering, en weinig temperatuursgevoelig (kon zowel bij lage als bij hoge temperaturen worden gebruikt).
Een kleefstof 14 onder de vorm van een acrylaat is bij voorkeur een zacht acrylaat, met zachte, klevende eigenschappen, maar waarbij deze klevende eigenschappen permanent zelfklevend zijn. Een voorbeeld van een acrylaat kleefstof is TUBICOAT STC 100, verkrijgbaar van CHT BEZEMA.
Bovendien is het gebruik van een kleefstof 14 van dezelfde familie als het impregneringsmateriaal 13, bijvoorbeeld beiden acrylaten of beiden polyurethanen, bijzonder voordelig wegens hun goede hechting aan elkaar.
Het resulterende weefsel 10, na het impregneren met impregneringsmateriaal 13 en na het aanbrengen van een kleefstof 14 overeenkomstig uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding, heeft aan de kleefzijde, dit is de zijde waarop de kleefstof 14 is aangebracht, een oppervlak zoals gevisualiseerd is FIG. 1, en in de uitvergroting in FIG. 2. Deze tonen SEM foto's van een geïmpregneerd weefsel 10, waarbij op de kruispunten tussen ketting- en inslagdraden 11, 12 kleefstofdots 14 zijn aangebracht, volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het is duidelijk dat noch het impregneringsmateriaal 13, noch de kleefstof 14 de mazen 15 van het weefsel 10 opvullen. Buiten de kruispunten tussen ketting- en inslagdraden, is duidelijk te zien dat de draden zijn doordrenkt met impregneringsmateriaal 13, en dat de verschillende filamenten van de draad zijn omgeven door een dunne film, afkomstig van de volbadbehandeling. Hierdoor kleven de filamenten van de draden aan elkaar, en kleven ook de verschillende draden aan elkaar. FIG. 3 toont een doorsnede door een multi-filament draad, dwars op zijn lengterichting. Op deze figuur zijn de verschillende vezels te zien waaruit het multi-filament garen is opgebouwd. Het impregneringsmateriaal, in het geïllustreerde voorbeeld acrylaat dispersie, doordrenkt de draad, en is tussen zoveel mogelijk vezels van de draad aanwezig en kleeft deze tegen elkaar en verbindt hen als dusdanig aan elkaar. Op verschillende plaatsen is in deze figuur de opname/indringing van de acrylaat dispersie te zien die als volbadbehandeling is aangebracht. Ook de kleefstof die bovenop het geïmpregneerde weefsel is aangebracht is zichtbaar in de doorsnede getoond in FIG. 3. Deze kleefstof is enkel aan de bovenzijde van de draad aanwezig, en dringt niet diep in de draad door.
Uit FIG. 4, dat de achterzijde van hetzelfde weefsel toont, valt af te leiden dat de kleefstof die eenzijdig op het weefsel wordt aangebracht niet doordringt naar de andere zijde. Het impregneringsmateriaal, in het voorgestelde voorbeeld de acrylaat dispersie, is echter goed tussen de vezels ingedrongen. Dit doet echter geen afbreuk aan de vezelstructuur van de draad, die maximaal behouden blijft, waardoor het textielaspect van het weefsel niet verloren gaat.
Een weefsel volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kan in een binnenomgeving gedurende verscheidene maanden functie vervullen het mogelijk te maken om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar te beletten om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit, indien het niet in contact komt met omgevingsfactoren zoals extra krachten die op het op het transparante oppervlak aangebrachte weefsel worden uitgeoefend.
Het weefsel kan probleemloos van het transparante oppervlak worden verwijderd, bijvoorbeeld om een raam te wassen of omdat er onverhoopt iets fout loopt bij het aanbrengen, en er terug op worden aangebracht. Met een acrylaat kleefstof kunnen probleemloos verscheidene cycli, tot tientallen cycli van vastkleven en losmaken worden doorlopen, tot meer dan 40 cycli. Lijmresten die op het transparante oppervlak achterblijven bij het daarvan verwijderen van het geïmpregneerde weefsel zijn minimaal, en kunnen gemakkelijk van het transparante oppervlak worden verwijderd.
In een tweede aspect, geïllustreerd in FIG. 5, voorziet de uitvinding een methode 50 voor het fabriceren van een weefsel dat kleefbaar is op een transparant oppervlak, en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat het belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit. Een methode volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is schematisch voorgesteld in FIG. 5. De methode 50 omvat de volgende stappen: - het voorzien 51 van een weefsel met kruisende ketting- en inslagdraden, - het impregneren 52 van de draden van het weefsel met een impregneringsmateriaal, - het eenzijdig aanbrengen 53 van kleefstof op ten minste een deel van de draden; bijvoorbeeld op de kruispunten tussen de ketting- en inslagdraden.
De verschillende stappen van deze methode werden hierboven reeds uiteengezet bij het bespreken van het weefsel.
VOORBEELD
De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld, zonder hiertoe overigens te worden beperkt.
Dit voorbeeld betreft een weefsel gemaakt van polyester garens. Het weefsel bestaat uit een linnenbinding waarbij er per centimeter 14 inslagdraden en 21 kettingdraden worden voorzien. Hierdoor ontstaan er mazen met een gemiddelde lengte van 450 micrometer en een gemiddelde breedte van 300 micrometer. Het weefsel heeft een gewicht van 75 g/m2. De openend gesponnen polyestergarens in dit specifieke voorbeeld hebben een diameter van 200 micrometer en bestaan uit 96 filamenten, waarbij elk van deze filamenten een diameter van 10 micrometer heeft.
Het weefsel werd geïmpregneerd in een volbadbehandeling. Het volbad van de volbadbehandeling was een acrylaat dispersie, welke in dit specifieke voorbeeld bestond uit 20 delen hard acrylaat van het type TUBICOAT A 41, 20 delen zacht acrylaat van het type TUBICOAT A 22 en 60 delen water.
In dit specifieke voorbeeld werd de volbadbehandeling aangebracht door het weefsel eerst door een volbad (foulardbak) te laten gaan en een foulardpers het weefsel te laten uitpersen. Hiervoor werd een druk uitgeoefend van 50 N/mm, waardoor de acrylaat dispersie maximaal in het garen, tussen de filamenten werd geperst. Na deze volbadbehandeling ging het weefsel gedurende 90 seconden door een oven op 150 °C. Deze verwarmingsstap zorgde ervoor dat er voldoende vernetting van de monomeren plaats greep, waardoor het weefsel een stevigere structuur kreeg dan tevoren. Door het uitvoeren van een impregneringsstap zoals hierboven beschreven werd een opbrengst aangebracht van 15 g/m2, wat betekent dat door de impregnatie 15g/m2 impregnatieproduct werd aangebracht.
Na de volbadbehandeling voor impregneren werd kleefstof aangebracht op het geïmpregneerde weefsel via een likrol. Hierdoor kwamen enkel de toppunten van het weefsel (kruispunten tussen ketting- en inslagdraden) in contact met de kleefstof die werd opgebracht via de likrol. De kleefstof die werd gebruikt was een polyacrylaat, een pasta van het type TUBICOAT STC 100, die eenzijdig op het weefsel werd aangebracht met een hoeveelheid van 15 g/m2.
Door het aanbrengen van de kleefstof via een likrol bleven de mazen van het weefsel open, bleef het textiel karakter van het weefsel behouden, en bleef het weefsel doorzichtig op zo een manier dat er bij grotere lichtintensiteit langs een eerste zijde van het weefsel en lagere lichtintensiteit langs een tweede zijde van het weefsel, er gemakkelijk doorzicht is van de tweede naar de eerste zijde, maar een moeilijk doorzicht van de eerste naar de tweede zijde.
Via deze methode met de likrol werd het hierbovenbeschreven weefsel langs één zijde selectief op uitstekende delen van het weefsel voorzien met de acrylaat kleefstof. Na deze aanbrenging ging het weefsel gedurende 90 seconden in een oven op een temperatuur van 130°C, waardoor de kleefstof werd gefixeerd.
Het resulterende weefsel was een weefsel volgens de kenmerken van onderhavige uitvinding. Dit weefsel kan met zijn kleefzijde, dat is de zijde waarop de kleefstof is aangebracht, aan verschillende oppervlakken kleven, zoals bijvoorbeeld ramen. Het belet mensen om van een ruimte met een grotere lichtintensiteit binnen te kijken in een ruimte met een lagere lichtintensiteit, maar laat mensen wel toe om van een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit.
De voorgaande beschrijving geeft details van bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat, hoe gedetailleerd het voorgaande ook blijkt in tekst, de uitvinding op vele manieren kan toegepast worden. Het moet opgemerkt worden dat het gebruik van bepaalde terminologie bij het beschrijven van bepaalde kenmerken of aspecten van de uitvinding niet moet worden opgevat te impliceren dat de terminologie hierin opnieuw wordt gedefinieerd om te worden beperkt tot specifieke kenmerken van de kenmerken of aspecten van de uitvinding waarmee deze terminologie gekoppeld is.
Claims (12)
1. - Een weefsel (10) dat kleefbaar is op een transparant oppervlak, en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat het belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit, het weefsel (10) omvattende kruisende ketting- en inslagdraden (11, 12), daardoor gekenmerkt dat de draden geïmpregneerd zijn met een impregneringsmateriaal (13) en dat eenzijdig een kleefstof (14) is aangebracht op de draden (11,12) om het weefsel (10) op het transparante oppervlak aan te brengen.
2. - Een weefsel (10) volgens conclusie 1, waarbij het impregneringsmateriaal (13) een acrylaat is.
3. - Een weefsel (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kleefstof (14) een acrylaat is.
4. - Een weefsel (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij impregneringsmateriaal (13) en kleefstof (14) van eenzelfde familie zijn.
5. - Een weefsel (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kleefstof (14) op de kruispunten van ketting- en inslagdraden (11,12) is aangebracht.
6. - Een weefsel (10) volgens conclusie 5, waarbij de kleefstof (14) op de ketting- en/of inslagdraden (11,12) tussen de kruispunten is aangebracht.
7. - Een weefsel (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kettingdraden (11) en inslagdraden (12) een linnenbinding vormen.
8. - Een weefsel (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het weefsel (10) bestaat uit voldoende kettingdraden (11) en inslagdraden (12) om het mogelijk te maken om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit en om tevens te beletten om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit.
9. - Een weefsel (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ketting- en inslagdraden (11,12) een multifilament garen zijn.
10. - Methode (50) voor het vervaardigen van een weefsel (10) dat kleefbaar is op een transparant oppervlak, en dat het mogelijk maakt om vanuit een ruimte met een lagere lichtintensiteit te kijken naar een ruimte met een hogere lichtintensiteit maar dat het belet om vanuit een ruimte met een hogere lichtintensiteit binnen te kijken naar een ruimte met een lagere lichtintensiteit, daardoor gekenmerkt dat de methode de volgende stappen omvat: - het voorzien (51) van een weefsel met kruisende ketting- en inslagdraden (11,12), - het impregneren (52) van de draden van het weefsel met een impregneringsmateriaal (13), - het eenzijdig aanbrengen (53) van kleefstof (14) op ten minste een deel van de draden (11,12).
11. - Methode (50) volgens conclusie 10, waarbij het impregneren (52) van de draden (11, 12) van het weefsel (10) met een impregneringsmateriaal (13) gebeurt door middel van foularderen.
12. - Methode (50) volgens één van conclusies 10 of 11, waarbij het impregneren (52) van draden (11, 12) van het weefsel (10) met een impregneringsmateriaal (13) en het aanbrengen (53) van kleefstof (14) op ten minste een deel van de draden (11, 12) het aanbrengen van materialen van een zelfde familie omvat.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2014/0398A BE1021857B1 (nl) | 2014-05-22 | 2014-05-22 | Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen |
BE2014/0570A BE1021944B1 (nl) | 2014-05-22 | 2014-07-23 | Transparant textiel met zelfklevende eigenschappen |
US14/719,528 US20150337487A1 (en) | 2014-05-22 | 2015-05-22 | Transparent textile with self-adhesive properties |
EP15169007.0A EP2946954A1 (en) | 2014-05-22 | 2015-05-22 | Transparent textile with self-adhesive properties |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2014/0398A BE1021857B1 (nl) | 2014-05-22 | 2014-05-22 | Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1021857B1 true BE1021857B1 (nl) | 2016-01-22 |
Family
ID=51355372
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2014/0398A BE1021857B1 (nl) | 2014-05-22 | 2014-05-22 | Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen |
BE2014/0570A BE1021944B1 (nl) | 2014-05-22 | 2014-07-23 | Transparant textiel met zelfklevende eigenschappen |
Family Applications After (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2014/0570A BE1021944B1 (nl) | 2014-05-22 | 2014-07-23 | Transparant textiel met zelfklevende eigenschappen |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (2) | BE1021857B1 (nl) |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPH0332509Y2 (nl) * | 1986-06-27 | 1991-07-10 | ||
JPH07975B2 (ja) * | 1989-05-30 | 1995-01-11 | ユニチカユーエムグラス株式会社 | 遮光ネット |
JPH0735699U (ja) * | 1993-12-09 | 1995-07-04 | 松正商事株式会社 | 窓ガラス用シート |
US5728632A (en) * | 1988-03-24 | 1998-03-17 | Sugie; Ryoichi | Light intercepting net |
EP1852842A1 (en) * | 2006-05-02 | 2007-11-07 | Snailtex.Com | Adhesive layer and self-adhesive fabric provided with such an adhesive layer |
US20120279637A1 (en) * | 2011-05-03 | 2012-11-08 | Tesa Se | Method for producing an adhesive tape intended more particularly for wrapping cables, comprising an open textile carrier and a pressure-sensitive adhesive coated on one side thereof |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE69623281T2 (de) * | 1996-09-13 | 2003-04-17 | Minnesota Mining And Mfg. Co., Saint Paul | Materialbahn mit Klebrigmacher |
JP3423242B2 (ja) * | 1999-03-15 | 2003-07-07 | 株式会社寺岡製作所 | ブラウン管防爆用粘接着メッシュテープ及びその用途 |
DE10252516A1 (de) * | 2002-11-08 | 2004-05-27 | Tesa Ag | Selbstklebender Schutzartikel für mechanisch stark beanspruchte lackierte Automobilteile |
DE202012104161U1 (de) * | 2012-10-30 | 2014-02-05 | Coroplast Fritz Müller Gmbh & Co. Kg | Auf sich selbst wickelbares, quereinreißbares, textiles technisches Klebeband mit einem gewirkten Träger |
-
2014
- 2014-05-22 BE BE2014/0398A patent/BE1021857B1/nl active
- 2014-07-23 BE BE2014/0570A patent/BE1021944B1/nl active
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPH0332509Y2 (nl) * | 1986-06-27 | 1991-07-10 | ||
US5728632A (en) * | 1988-03-24 | 1998-03-17 | Sugie; Ryoichi | Light intercepting net |
JPH07975B2 (ja) * | 1989-05-30 | 1995-01-11 | ユニチカユーエムグラス株式会社 | 遮光ネット |
JPH0735699U (ja) * | 1993-12-09 | 1995-07-04 | 松正商事株式会社 | 窓ガラス用シート |
EP1852842A1 (en) * | 2006-05-02 | 2007-11-07 | Snailtex.Com | Adhesive layer and self-adhesive fabric provided with such an adhesive layer |
US20120279637A1 (en) * | 2011-05-03 | 2012-11-08 | Tesa Se | Method for producing an adhesive tape intended more particularly for wrapping cables, comprising an open textile carrier and a pressure-sensitive adhesive coated on one side thereof |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1021944B1 (nl) | 2016-01-28 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US20210301459A1 (en) | Methods, processes, and apparatuses for producing welded substrates | |
AU2017237255B2 (en) | Methods, processes, and apparatuses for producing welded substrates | |
ES2625867T3 (es) | Rejilla de protección contra insectos | |
US20150337487A1 (en) | Transparent textile with self-adhesive properties | |
US10011931B2 (en) | Methods, processes, and apparatuses for producing dyed and welded substrates | |
AU2017259983A1 (en) | Methods, processes, and apparatuses for producing dyed and welded substrates | |
BE1021857B1 (nl) | Transparant weefsel met zelfklevende eigenschappen | |
KR20210030307A (ko) | 발수기능이 구비된 방충망 원단 | |
EP3721007B1 (de) | Tapete und verfahren zur bereitstellung einer tapete | |
NL2020918B1 (nl) | Werkwijze voor het vervaardigen van een zelf-klevend textiel | |
AU2018365269B2 (en) | Methods, processes, and apparatuses for producing welded substrates | |
EP3436632B1 (en) | Transparent textile with self-adhesive properties for damp environments | |
IL213543A (en) | Insect protection fabric | |
DE102009007748B4 (de) | Insektenschutzgewebe | |
JP4224861B2 (ja) | 布化粧紙 | |
NO118451B (nl) | ||
NL1032490C2 (nl) | Schaduwscherm met voorafbepaalde lichtdoorlaatbaarheid en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. | |
JP3150887U (ja) | ネット地 | |
DE4403470A1 (de) | Verfahren zum Herstellen eines Gewebes oder Geleges | |
DE10035048A1 (de) | Markise mit folienbeschichteter Markisenbahn | |
DE60310336D1 (de) | Wasserundurchlässiges feuerfestes Verbundtextil mit Relief Fadennetwerk | |
KR20110103191A (ko) | 벽지용 직물 | |
BE670241A (nl) | ||
KR20050119983A (ko) | 수지가공처리된 은사원단과 수지가공처리된 은사원단에합포처리된 은사원단 | |
KR20170052789A (ko) | 건축물 창호용 방풍부재 |