Zeefmachine.
Deze uitvinding heeft betrekking op een zeefmachine van het type dat in hoofdzaak bestaat uit een zelfrijdend onderstel, een daarop gebouwde trilzeef met twee zeefgazen, een toevoertrechter, een toevoer-transportinrichting tussen deze trechter en de trilzeef en drie op het onderstel gemonteerde afvoer-transportinrichtingen voor het in. verschillende richtingen afvoeren van de door de trilzeef gescheiden fracties.
Men kent reeds een dergelijke zeefmachine voor steengroeven met een onderstel op banden dat op de werf moet afgesteund worden. De toevoertrechter is hierbij voorzien van een rooster voor een grove scheiding en wordt op de werf op de grond gezet.
Dit betekent dat, niettegenstaande het onderstel verrijdbaar is, de gehele zeefmachine tijdens het gebruik niet verrijdbaar is.
De uitvinding heeft een zeefmachine als doel die dit nadeel niet vertoont en die ook tijdens het gebruik op de werf verrijdbaar is.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het zelfrijdende onderstel een rupsonderstel is en de toevoertrechter ook op dit rupsonderstel is gemonteerd.
Bij voorkeur bevat de zeefmachine twee afvoer-transportinrichtingen die een ten opzichte van het rupsonderstel zijdelings zwenkbaar gedeelte bevatten dat tijdens de werking buiten het rupsonderstel uitsteekt, waarbij dit zwenkbaar gedeelte bij voorkeur aan één zijde opgehangen is aan een zwenkbare telescopische arm die door een cilinder-zuigermechanisme in lengte instelbaar is en die dus samen met dit cilinder-zuigermechamisme boven het zwenkbare gedeelte is gelegen, en aan de andere zijde opgehangen is aan een zwenkbare arm met vaste lengte die eveneens aan de bovenkant van het zwenkbare gedeelte is gelegen.
Bij de voornoemde bekende zeefmachine worden deze afvoertransportinrichtingen ondersteund door een in lengte instelbare zwenkbare arm en een arm met vaste lengte en zijn dus beide armen en het cilinder-zuigermechanisme onder het zwenkbare gedeelte van deze afvoer-transportinrichtingen gelegen.
Een dergelijke montage is bij een rupsonderstel niet mogelijk. De bouwhoogte van de machine wordt te hoog. Ook ligt het scharnierpunt van de zwenkbare gedeelten vrij hoog, hetgeen de stabiliteit bij de werking nadelig beïnvloedt en het gebruik van extra steunen voor het onderstel vereist.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een zeefmachine volgens de uitvinding weergegeven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een zeefmachine volgens de uitvinding; figuur 2 een bovenaanzicht weergeeft van de zeefmachine van figuur 1; figuur 3 een zijaanzicht weergeeft van de zeefmachine van de vorige figuur maar in transporttoestand.
De zeefmachine volgens de figuren bestaat in hoofdzaak uit een zelfrijdend rupsonderstel 1 met daarop gemonteerd een trilzeef 2 met twee zeefgazen; een toevoertrechter 3; een eindloze toevoer-transportinrichting 4 tussen de toevoertrechter 3 en de trilzeef 2; en drie afvoer-transportinrichtingen 5, 6 en 7 voor de afvoer van de door de trilzeef 2 gescheiden fracties.
Het zelfrijdende rupsonderstel 1 bestaat uit een onderstel 8 op rupsbanden 9 dat aangedreven wordt door een hydromotor
10 die gevoed wordt door vloeistof onder druk die gepompt wordt door een pomp aangedreven door een dieselmotor.
De trilzeef 2 is met een instelbare helling op het onderstel 8 geplaatst en bezit een bovenste grof zeefgaas
11, een onderste fijn zeefgaas 12 en een trilmechanisme 13.
De toevoertrechter 3 is op het onderstel 8 gemonteerd boven de toevoer-transportinrichting 4 die een eindloze platenband is en dus bestaat uit aan elkaar scharnierend bevestigde platen, en die uitgeeft op het bovenste uiteinde van de trilzeef 2.
Deze toevoertrechter 3 is praktisch tegen de trilzeef 2 gelegen zodanig dat de toevoer-transportinrichting 4 relatief kort is. Het bovenste gedeelte van deze toevoertrechter 3 is zijwaarts over 180 graden kantelbaar.
De afvoer-transportinrichting 5 is bestemd voor de fijnste fractie en bestaat uit een eindloze transportband 14 die onder de trilzeef 2 is gelegen en uit een zijwaarts gerichte eindloze transportband 15 die een vast onder het bovenste uiteinde van de transportband 14 op het onderstel 8 gemonteerd gedeelte bezit en een zijwaarts uitstekend en tot tegen het rupsonderstel 1 zwenkbaar gedeelte bezit.
Dit laatstgenoemde gedeelte van de transportband 15 is aan een zijde opgehangen aan een telescopische arm 16 die zijdelings zwenkbaar aan het onderstel 8 is bevestigd en door een cilinder-zuigermechanisme 17 verkort of verlengd. kan worden, en is aan de andere zijde opgehangen aan een arm 18 met vaste lengte die eveneens zijdelings zwenkbaar aan het onderstel 8 is vastgemaakt.
De ligging van het cilinder-zuigermechanisme 17 en van de zwenkas van het zwenkbare gedeelte van de transportband 15 zijn zodanig dat bij het verlengen van de arm 16 door middel van het cilinder-zuigermechanisme 17, dit zwenkbare gedeelte naar het onderstel 8 en de trilzeef 2 wordt gezwenkt.
De afvoer-transportinrichting 6 is bestemd voor de afvoer van de tussenfractie die door het bovenste zeefgaas 11 valt maar niet door het onderste zeefgaas 12.
Hiertoe bestaat deze afvoer-transportinrichting 6 uit een eindloze transportband 18 die in de dwarsrichting is gericht en op dezelfde manier als voornoemde transportband
15 uit een vast gedeelte bestaat dat op het onderstel 8 onder het onderste uiteinde voor het onderste zeefgaas 12 is gelegen en uit een zijwaarts uitstekend zwenkbaar gedeelte dat aan een telescopische arm 16 en een arm 18 met vaste lengte opgehangen is. Dit zwenkbare gedeelte is eveneens tegen het rupsonderstel 1 en de trilzeef 2 zwenkbaar door middel van een verlenging van de arm 16, welke verlenging door een cilinder-zuigermechanisme 17 kan veroorzaakt worden.
De afvoer-transportinrichting 7 tenslotte is bestemd voor de overblijvende grove fractie die op het bovenste zeefgaas
11 achterblijft.
Deze afvoer-transportinrichting 7 bestaat uit een in het verlengde van het rupsonderstel 1 gerichte eindloze transportband 20 en een goot 21 tussen het onderste uiteinde van het zeefgaas 11 en de transportband 20.
Deze transportband 20 is van de trilzeef 2 weg schuin omhoog gericht. Het hoogste gedeelte van deze transportband
20 is naar de trilzeef 2 omklapbaar.
Boven het laagste gedeelte van deze transportband 20 is een overbandmagneet 22 gemonteerd voor het verwijderen van ijzer uit de grove fractie.
De platenband van de toevoer-transportinrichting 4 en de verschillende transportbanden 14, 15, 19, 20 worden gedreven door hydromotoren of elektromotoren.
Tijdens de werking op de werf zijn de transportbanden 15,
19 en 20 niet gezwenkt of samengeklapt en zijn ze dus schuin opwaarts van het rupsonderstel 1 weg gericht. Ook de toevoertrechter 3 is niet gekanteld. De zeefmachine bevindt zich dus in de hiervoor beschreven en in de figuren 1 en 2 weergegeven stand.
Het te zeven materiaal wordt met een kraan, een laadschop, een transportband of dergelijke in de toevoertrechter 3 gebracht en dan direct door de toevoer-transportinrichting 4 naar de trilzeef 2 getransporteerd. De drie fracties worden door de drie afvoer-transportinrichtingen 5, 6 en 7 op drie hopen gebracht, één aan elke zijde van de zeefmachine en één op het van de toevoertrechter 3 verwijderde uiteinde van de zeefmachine.
Door het feit dat het zelfrijdende onderstel een rupsonderstel 1 is en doordat alle andere delen van de zeefmachine daarop gemonteerd zijn, is de zeefmachine op de werf verrijdbaar naar het te zeven materiaal. Het materiaaltransport op de werf is tot het minimum beperkt.
Het te zeven materiaal wordt vanuit de toevoertrechter 3 rechtreeks door de platenband die de toevoer-transportinrichting 4 vormt op de trilzeef 2 gebracht.
De grove fractie, die het moeilijkst te verwerken is, beweegt zich in één lijn over voornoemde platenband, het bovenste zeefgaas 11 en de transportband 20 en maakt geen scherpe veranderingen van richting.
Voor het transport langs de weg wordt het zwenkbare gedeelte van de transportbanden 15 en 19 door het cilinder-zuigermechanisme 17 tot tegen het rupsonderstel 1 en de trilzeef 2 gezwenkt. Het uiteinde van de transportband 20 wordt omgeklapt en ook de toevoertrechter 3 wordt over de gezwenkte transportband 19 gekanteld.
De zeefmachine is in deze toestand in figuur 3 weergegeven. Haar hoogte en lengte zijn beperkt en niettegenstaande zij vrij groot is op de werf, kan ze op een standaard semi-dieplader langs de baan worden vervoerd.
De zeefmachine kan onder meer gebruikt worden voor het scheiden van grond en steenslag, het uitzeven van compost of voor het scheiden van bouw- en sloopafval.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke zeefmachine kan in verschillende varianten worden uitgevoerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Screening machine.
This invention relates to a sieve machine of the type mainly consisting of a self-propelled undercarriage, a vibrating sieve built on it with two sieve meshes, a feed funnel, a feed conveying device between this funnel and the vibrating sieve and three discharge-transporting devices mounted on the undercarriage for it in. discharge the fractions separated by the vibrating screen in different directions.
Such a quarry screener with a wheeled chassis is already known and must be supported on site. The feed hopper is provided with a grid for a coarse separation and is placed on the ground on the construction site.
This means that, despite the chassis being mobile, the entire screening machine cannot be moved during use.
The object of the invention is a screening machine which does not have this drawback and which can also be moved on site during use.
This object is achieved according to the invention in that the self-driving undercarriage is a crawler undercarriage and the feed hopper is also mounted on this crawler undercarriage.
Preferably, the screening machine comprises two discharge transport devices which have a part which can be pivoted laterally with respect to the crawler undercarriage and which protrudes outside the crawler undercarriage during operation, this pivotal part preferably being suspended on one side on a pivotable telescopic arm which is piston mechanism is adjustable in length and is thus located together with this cylinder-piston mechanism above the pivotal part, and on the other side is suspended from a pivotable arm of fixed length which is also located at the top of the pivotal part.
In the aforementioned known screener, these discharge conveyors are supported by a length-adjustable pivotable arm and a fixed-length arm, and thus both arms and the cylinder-piston mechanism are located under the pivotal portion of these discharge conveyors.
Such a mounting is not possible with a tracked chassis. The construction height of the machine becomes too high. Also, the pivot point of the pivotable sections is quite high, which adversely affects operational stability and requires the use of additional supports for the chassis.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a preferred embodiment of a screening machine according to the invention is shown below, by way of example without any limitation, with reference to the accompanying drawings, in which:
figure 1 shows a side view of a sieving machine according to the invention; figure 2 shows a top view of the sieving machine of figure 1; figure 3 represents a side view of the sieving machine of the previous figure but in transport position.
The sieving machine according to the figures mainly consists of a self-propelled crawler undercarriage 1 with a vibrating sieve 2 with two sieve meshes mounted thereon; an addition funnel 3; an endless feed conveyor 4 between the feed hopper 3 and the vibrating screen 2; and three discharge conveying devices 5, 6 and 7 for discharging the fractions separated by the vibrating screen 2.
The self-propelled crawler undercarriage 1 consists of a undercarriage 8 on crawler tracks 9, which is driven by a hydraulic motor
10 which is fed by pressurized liquid pumped by a pump driven by a diesel engine.
The vibrating screen 2 is placed on the frame 8 with an adjustable inclination and has an upper coarse screen mesh
11, a bottom fine screen mesh 12 and a vibrating mechanism 13.
The feed hopper 3 is mounted on the chassis 8 above the feed conveyor 4 which is an endless plate belt and thus consists of plates hinged to one another, and which opens onto the upper end of the vibrating screen 2.
This feed hopper 3 is practically located against the vibrating screen 2 such that the feed transport device 4 is relatively short. The top part of this feed funnel 3 can be tilted sideways by 180 degrees.
The discharge conveyor 5 is intended for the finest fraction and consists of an endless conveyor belt 14 which is located under the vibrating screen 2 and of a side-facing endless conveyor belt 15 which is fixedly mounted on the chassis 8 under the upper end of the conveyor belt 14. and has a laterally projecting portion which can be pivoted against the track chassis 1.
The latter part of the conveyor belt 15 is suspended on one side from a telescopic arm 16 which is laterally pivotally attached to the chassis 8 and shortened or extended by a cylinder-piston mechanism 17. and is suspended on the other side from a fixed length arm 18 which is also pivotally attached to the chassis 8 laterally.
The position of the cylinder-piston mechanism 17 and of the pivot axis of the pivotable part of the conveyor belt 15 are such that when the arm 16 is extended by means of the cylinder-piston mechanism 17, this pivotal part to the chassis 8 and the vibrating screen 2 is swirled.
The discharge transport device 6 is intended for the discharge of the intermediate fraction which falls through the upper sieve mesh 11 but not through the lower sieve mesh 12.
For this purpose, this discharge conveyor 6 consists of an endless conveyor belt 18 which is oriented in the transverse direction and in the same manner as the said conveyor belt
15 consists of a fixed portion located on the chassis 8 below the lower end for the lower screen mesh 12 and a laterally projecting pivotable portion suspended from a telescopic arm 16 and a fixed length arm 18. This pivotable part is also pivotable against the track frame 1 and the vibrating screen 2 by means of an extension of the arm 16, which extension can be caused by a cylinder-piston mechanism 17.
The discharge transport device 7 is finally intended for the remaining coarse fraction which is on the top screen mesh
11 remains.
This discharge conveyor 7 consists of an endless conveyor belt 20 aligned with the track frame 1 and a trough 21 between the lower end of the screen mesh 11 and the conveyor belt 20.
This conveyor belt 20 is tilted upwards away from the vibrating screen 2. The highest part of this conveyor belt
20 is foldable to the vibrating screen 2.
Above the lowest part of this conveyor belt 20, an overband magnet 22 is mounted for removing iron from the coarse fraction.
The plate belt of the feed conveyor 4 and the different conveyor belts 14, 15, 19, 20 are driven by hydraulic motors or electric motors.
During operation on the construction site, the conveyor belts 15,
19 and 20 are not pivoted or collapsed, so they face obliquely upward from the track chassis 1. The feed funnel 3 is also not tilted. The screener is thus in the position described above and shown in Figures 1 and 2.
The material to be sieved is introduced into the feed hopper 3 with a crane, a loading shovel, a conveyor belt or the like, and is then transported directly through the feed conveyor 4 to the vibrating screen 2. The three fractions are placed on three heaps by the three discharge conveyors 5, 6 and 7, one on each side of the sieve machine and one on the end of the sieve machine remote from the feed hopper 3.
Due to the fact that the self-propelled undercarriage is a crawler undercarriage 1 and because all other parts of the sieving machine are mounted thereon, the sieving machine can be moved on site to the material to be sieved. Material transport on site is kept to a minimum.
The material to be sieved is brought directly from the feed hopper 3 through the plate belt forming the feed conveyor 4 to the vibrating screen 2.
The coarse fraction, which is the most difficult to process, moves in line over the above plate belt, the top sieve mesh 11 and the conveyor belt 20 and makes no sharp changes of direction.
For road transport, the pivotable part of the conveyor belts 15 and 19 is pivoted by the cylinder-piston mechanism 17 against the crawler frame 1 and the vibrating screen 2. The end of the conveyor belt 20 is folded over and the feed funnel 3 is also tilted over the swiveled conveyor belt 19.
The screener is shown in Figure 3 in this state. Her height and length are limited and although she is quite large on the construction site, she can be transported along the track on a standard semi low-loader.
The sieving machine can be used, among other things, for separating soil and crushed stone, sieving compost or for separating construction and demolition waste.
The present invention is in no way limited to the embodiment described above and shown in the figures, but such a sieving machine can be made in different variants without departing from the scope of the invention.