NL9100074A - Werkwijze en inrichting voor het op een milieuvriendelijke wijze verpakken van uitwerpselen van levende wezens. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het op een milieuvriendelijke wijze verpakken van uitwerpselen van levende wezens.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze, waarbij in hoofdzaak vaste uitwerpselen van levende wezens, na te zijn gedeponeerd in een verpakking, op een milieuvriendelijke wijze worden afgevoerd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een in- / richting voor het uitvoeren van de werkwijze en op een verpakking, welke geschikt is om te worden benut bij toepassing van de werkwijze, alsmede in de inrichting.

Het is hedentendage te doen gebruikelijk om het huisdier, in het bijzonder de hond, uit te laten in een park, op een veldje, of indien aanwezig op een zogeheten hondentoilet. In de grotere steden ontbreken dergelijke voorzieningen nogal eens en doet het huisdier zijn behoefte buiten op de openbare weg en in het gunstigste geval in de goot. Meer en meer overheerst de gedachte, dat gezien de enorme hoeveelheden op hinderlijke wijze op de openbare weg gedeponeerde uitwerpselen hier iets aan moet worden gedaan.

Klaarblijkelijk bestaat er bij de meeste bezitters van onder andere honden een antipathie om met name ten opzichte van de medebewoners van de stad de hinder en overlast, die de her en der verspreide uitwerpselen veroorzaken, weg te nemen.

Bekende oplossingen, die echter geen van allen echt bij het grote publiek in de smaak vallen, maken gebruik van schepjes, plastic zakjes e.d.. Deze oplossingen zijn weinig hygiënisch en bovendien nooodzaken zij in het algemeen tot een op korte afstand naderen van het gedeponeerde, hetgeen wellicht de lage acceptatiegraad verklaart.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en een tegen een lage kostprijs te vervaardigen inrichting, waarmede op afstand de betreffende noodzakelijke, doch op eenvoudige wijze uit te voeren handelingen kunnen worden verricht waarbij het uitwerpsel wordt opgevangen, verpakt en eventueel op hygiënische wijze kan worden opgeborgen, waarna het in een afvalbak kan worden gedeponeerd .

Daartoe bezit de werkwijze overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de verpakking als eerste onderdeel van een te verrichten handeling wordt gesloten en als tweede onderdeel van dezelfde handeling in een omhulling wordt gebracht.

In het bijzonder heeft deze ene handeling betrekking op het draaien in de ene, dan wel het draaien in de andere richting.

De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze bezit overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de inrichting een holle en aan tenminste één zijde open omhulling, in de omhulling draaibare middelen en in de omhulling beweegbare geleidemiddelen omvat, dat de geleidemiddelen zijn bevestigd aan openklapbare dooshelften, waarin een open te vouwen verpakking is aan te brengen, en dat bij het verdraaien van de middelen via, door op de geleidemiddelen aangesloten eerste krachtoverbrengende middelen uitgeoefende krachten, de dooshelften na het depot sluiten en de geleidemiddelen, tesamen met de verpakking en de inhoud, de omhulling in worden bewogen.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, bezit het kenmerk dat de draaibare middelen een roteerbare huls omvatten waarom de krachtoverbrengende middelen in de vorm van afzonderlijke draden met een tegengestelde wikkelzin zijn gelegd, waarbij de eerste draad via een in de open zijde gelegen beschermhuls loopt en aan de dichtst bij de open zijde gelegen kanten van de dooshelften is bevestigd en waarbij de inrichting een nabij de open zijde in de omhulling aangebracht wiel omvat, waarom de tweede draad is geslagen, welke tevens aan de geleidemiddelen is bevestigd.

Het voordeel van deze voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is, dat door de toepassing van draden als krachtoverbrengende middelen de inrichting betrekkelijk licht in gewicht kan blijven.

Een verdere verbijzondering van deze uitvoering van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, bezit het kenmerk dat de omhulling doosvormig is en de geleidemiddelen van schuifblokjes zijn voorzien die bij het bedienen van de draaimiddelen over het binnenoppervlak van de doosvormige omhulling verschuifbaar zijn.

Deze voorkeursuitvoeringsvorm bezit weinig onderdelen en is daardoor niet alleen licht in gewicht, doch ook met een betrekkelijk lage kostprijs te vervaardigen.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding bezit het kenmerk dat de inrichting een inschuifbare holle hefboom, aan een einde van de hefboom aangebrachte draaibare middelen, een aan een einde met de draaibare middelen verbonden en in de hefboom lopende draad, alsmede de aan het andere einde van de hefboom scharnierbaar bevestigde dooshelften omvat, welke dooshelften met het andere einde van de draad zijn verbonden en voorts van verende middelen zijn voorzien, welke aan de dooshelften een voorspanning geven waardoor deze de neiging hebben zich te openen.

Deze uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding heeft het voordeel dat zij bijzonder weinig komponenten bevat.

De uitvinding en haar verdere voordelen zullen nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin korresponderende elementen van dezelfde verwijzings-cijfers zijn voorzien. Daarbij toont: FIGUUR 1 een isometrische weergave van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding; FIGUUR 2 een vooraanzicht van de inrichting van FIGUUR IKFIGUUR 3 een onderaanzicht van de inrichting van FIGUUR 2; FIGUUR 4 een rechterzij-aanzicht van de weergave volgens FIGUUR 3; FIGUREN 5A, 5B, 5C respektievelijk een voor-, een onder- en een rechterzijaanzicht van geleidemiddelen voor toepassing in de inrichting overeenkomstig de uitvinding; en FIGUUR 6 een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

FIGUUR 1 toont een isometrische weergave van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting, welke geschikt is om op hygiënische wijze uitwerpselen, die zijn gedeponeerd in een opengevouwen weergegeven verpakking 1, te verpakken en zo nodig te bewaren, teneinde déze later weg te werpen. De inrichting 2, welke uit een licht materiaal bijvoorbeeld aluminium of, zogewenst, een milieuvriendelijke kunststof te vervaardigen is, is opgebouwd uit een doosvormige holle omhulling 3, welke aan een zijde 4 open is. In de doosvormige holle omhulling 3 zijn geleidemiddelen 5 beweegbaar op een wijze zoals nog nader zal worden toegelicht. In de FIGUREN 1 tot en met 4 zijn de geleidemiddelen 5 weergegeven in een positie, waarbij zij tot in de open zijde 4 zijn geschoven. Aan een gedeelte van de geleidemiddelen 5 zijn twee dooshelften 6 en 7 scharnierbaar aangebracht. De dooshelften 6 en 7 zijn telkens weergegeven in hun open posities. In dat geval steken de kanten 8 en 9 van de dooshelften 6 en 7 juist aan weerszijden van de open zijde 4.

In de doosvormige open omhulling 3 bevinden zich draaibare middelen, welke in de getoonde uitvoeringsvorm zijn uitgevoerd als een roteerbare huls 10. Een uiteinde 11 van de roteerbare huls 10 is gelagerd in een nylonlager 12 dat is aangebracht in een opening 13, welke in de omhulling 3 is aangebracht. Aan het andere uiteinde is de huls 10 draaibaar gemaakt door toepassing van een pen 14.

Op de roteerbare huls 10 zijn krachtoverbrengende middelen in de vorm van een eerste draad 15 en een tweede draad 16 gewikkeld. De eerste draad 15 splitst zich, bijvoorbeeld door middel van een niet weergegeven lus in twee draadeinden 17 en 18, welke elk door een opening in een beschermhuls 19 zijn geleid, en welke afzonderlijk zijn bevestigd aan de kanten 9 en 8. Indien, gezien in FIGUUR 3, de huls 10 linksom wordt gedraaid worden de krachtover-brengende middelen 15 gespannen, waardoor de dooshelften 6 en 7 naar elkaar toe worden getrokken. Op het moment dat de kanten 8 en 9 de zijden 4 zijn gepasseerd schuiven de geleidemiddelen 5, tesamen met de gesloten dooshelften 6 en 7 de omhulling 3 in. Het in de betreffende richting verdraaien van de huls 10 kan bijvoorbeeld plaatsvinden door middel van een telescopisch uitschuifbare hefboom 20. De hefboom 20 is zwenkbaar om een pen 21 welke aan het uiteinde 11 van de huls 10 is bevestigd. Door toepassing van een niet-getoonde eventuele tweede pen, kan een kruiskoppeling worden gerealiseerd, waarmede het verdraaien van de hefboom 20, indien gewenst, kan worden vereenvoudigd.

De tweede draad 16 is om de huls 10 gewikkeld met een wikkelzin die tegengesteld is aan die van de eerste draad 15. Het andere einde van de tweede draad 16 is over een wiel 22 gelegd en vervolgens vast verbonden met een punt 23 van de geleidemiddelen 5. Indien de geleidemiddelen 5 en de dooshelften 6 en 7 volledig in de omhulling 3 zijn geschoven zullen, indien de huls 10 rechtsom (zie FIGUUR 3) wordt gedraaid, dan de geleidemiddelen 5 met de dooshelften 6 en 7 uit de omhulling 3 schuiven en nadat de kanten 8 en 9 de zijde 4 zijn gepasseerd zullen de dooshelften 6 en 7 openklappen door de werking van de in FIGUUR 1 getoonde verende middelen 24.

In de FIGUREN 5A, 5B EN 5C is een mogelijke uitvoeringsvorm van de geleidemiddelen 5 getoond, welke zijn voorzien van schuifblokjes 25, 26, 27 en 28, waarmede de geleidemiddelen 5 in de omhulling 3 en langs het binnen-oppervlak 29 daarvan verschuifbaar zijn. De verschillende samengestelde onderdelen van de geleidemiddelen 5 kunnen door middel van bouten met elkaar worden verbonden, doch bij voorkeur worden deze aan elkaar gelijmd.

In FIGUUR 1 is de verpakking 1 getoond in opengevouwen toestand. In deze toestand wordt de verpakking op de dooshelften 6 en 7 gelegd en tussen de opstaande randen van de dooshelften 6 en 7 geschoven. De verpakking bezit twee door middel van een elastisch scharnierend gedeelte 30 met elkaar verbonden delen 31 en 32. De delen 31 en 32 bezitten elk korresponderende met elkaar samen te werken randen, zodat hiermede een, op passende wijze bij het in elkaar vallen van de randen, sluiten van de verpakking kan worden bereikt.

De werking van de inrichting 2 is zodanig, dat in geopende toestand de verpakkingshelften nabij de plek worden gebracht alwaar vermoed wordt dat de hond zijn uitwerpselen zal deponeren. Deze worden in de delen 31 en 32 opgevangen, waarna de hefboom 20 wordt verdraaid, de helften 6 en 7 naar elkaar toe bewegen, waardoor de delen 31 en 32 sluiten en wordt vervolgens door een verdraaien van de hefboom 20 bereikt,dat de geleidemiddelen 5 met de gesloten dooshelften 6 en 7 de omhulling 3 in worden geschoven. Op een later passend moment kan dan de inrichting 2 worden geopend en kan de verpakking met inhoud op passende wijze worden weggeworpen. Bij het sluiten van de inrichting 2 kan het gewenst zijn om de voet op de bovenzijde 33 van de inrichting 2 te houden, teneinde bij het verdraaien van de hefboom 20 een voldoende stabiliteit te bereiken. Ingeval slechts één pen 21 door het uiteinde ll steekt en het uitzwenken van de hefboom 20 aldus beperkt is, kan het gewenst zijn om de hefboom in de positie 20' te houden tijdens het verdraaien.

FIGUUR 6 toont een isometrische weergave van een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting 2. De inrichting bezit een hefboom 20, welke aan een zijde vast met een plaat 34 is verbonden. De plaat 34 is bijvoorbeeld omgezet en aan het gedeelte 35 zijn de dooshelften 6 en 7 scharnierbaar bevestigd. Op reeds beschreven wijze zijn de draadeinden 17 en 18 verbonden met de kanten 8 en 9 van de dooshelften 6 en 7 en zijn de draadeinden 17 en 18 geleid door een opening 36 in de plaat 34. Een in de hefboom 20 lopende draad 37 is aan één zijde, bijvoorbeeld door middel van een lus aangesloten op de draadeinden 17 en 18 en is aan de andere zijde van de hefboom 20 verbonden met aldaar aangebrachte en slechts schematisch weergegeven draaibare middelen 10. Tussen de dooshelften 6 en 7 kunnen nog niet nader weergegeven verende middelen worden aangebracht. Door het in inrichting verdraaien van de draaibare middelen bewegen de dooshelften 6 en 7 naar elkaar toe en bij het in de andere richting verdraaien ervan bewegen de dooshelften 6 en 7 van elkaar af. De werking van deze inrichting is soortgelijk aan die van de eerder beschreven inrichting, doch het verschuiven van de plaat 34 en de dooshelften 6 en 7 in een omhulling vindt hierbij niet automatisch plaats.

De verpakking 1 is bij voorkeur uit kringlooppapier vervaardigd.

Claims (13)

1. Werkwijze, waarbij in hoofdzaak vaste uitwerpselen van levende wezens na te zijn gedeponeerd in een verpakking, op een milieuvriendelijke wijze worden afgevoerd, met het kenmerk dat de verpakking als onderdeel van een te verrichten handeling wordt gesloten en als tweede onderdeel van dezelfde handeling in een omhulling wordt gebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de te verrichten handeling een draaien in één richting betreft, en dat als gevolg daarvan de verpakking wordt gesloten en de gesloten verpakking met inhoud de omhulling in wordt bewogen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat bij een draaien in de tegenovergestelde richting de verpakking de omhulling uit wordt bewogen en kan worden weggeworpen.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat de inrichting een holle en aan tenminste één zijde open omhulling, in dé omhulling draaibare middelen en in de omhulling beweegbare geleidemiddelen omvat, dat de geleidemiddelen zijn bevestigd aan openklapbare dooshelften, waarin een open te vouwen verpakking is aan te brengen, en dat bij het verdraaien van de middelen via, door op de geleidemiddelen aangesloten eerste krachtoverbrengende middelen uitgeoefende krachten, de dooshelften na het depot sluiten en de geleidemiddelen, tesamen met de verpakking en de inhoud, de omhulling in worden bewogen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de inrichting tweede met de draaibare middelen en de geleidemiddelen gekoppelde krachtoverbrengende middelen bevat voor het bij het verdraaien van de draaibare middelen in een andere richting naar de open zijde toe verschuiven van de geleidemiddelen en de dooshelften.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat de draaibare middelen een roteerbare huls omvatten waarom de eerste en tweede krachtoverbrengende middelen in de vorm van afzonderlijke draden met een tegengestelde wikkelzin zijn gelegd, waarbij de eerste draad via een in de open zijde gelegen beschermhuls loopt en aan de dichtst bij de open zijden gelegen kanten van de dooshelften is bevestigd en waarbij de inrichting een nabij de open zijde in de omhulling aangebracht wiel omvat waarom de tweede draad is geslagen, welke tevens aan de geleidemiddelen is bevestigd.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 4-6, met het kenmerk dat de omhulling doosvormig is en de geleidemiddelen van schuifblokjes zijn voorzien die bij het bedienen van de draaimiddelen over het binnenoppervlak van de doosvormige omhulling verschuifbaar zijn.

8. Inrichting volgens één van de conclusies 4-7, met het kenmerk dat de inrichting tussen de dooshelften aangebrachte verende middelen omvat.

9. Inrichting volgens één van conclusies 4-8, met het kenmerk dat de draaibare middelen in de doosvormige omhulling zijn gelagerd en een uiteinde ervan door een in de omhulling aangebrachte opening steekt, welke uiteinde draaibaar aan een hefboom is bevestigd.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk.dat de inrichting een in de opening aangebracht nylonlager bevat, waarin het uiteinde is gelagerd.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk dat de hefboom uit telescopisch verschuifbare delen is opgebouwd.

12. Inrichting geschikt voor het handmatig op afstand openen/sluiten van dooshelften waarin een verpakking is aangebracht, met het kenmerk dat de inrichting een inschuifbare holle hefboom, aan een einde van de hefboom aangebrachte draaibare middelen, een aan een einde met de draaibare middelen verbonden en in de hefboom lopende draad, alsmede de aan het andere einde van de hefboom scharnierbaar bevestigde dooshelften omvat, welke dooshelften met het andere einde van de draad zijn verbonden en voorts van verende middelen zijn voorzien, welke aan de dooshelften een voorspanning geven waardoor deze de neiging hebben zich te openen.

13. Verpakking geschikt voor toepassing in een van de inrichtingen volgens de conclusies 4 - 12, met het kenmerk dat de verpakking twee door middel van een elastisch scharnierend gedeelte verbonden delen bevat, welke verpakking aan de omtrek van opstaande randen is voorzien en eventueel van een tussen de zijwaartse opstaande randen bevestigd en in/uitvouwbaar beschermend zijgedeelte is voorzien. Eindhoven, januari 1991.