NL8803121A - Werkwijze voor het aanvoeren van baanvormig materiaal, inrichting daarvoor, alsmede kopieerapparaat voorzien van zo'n inrichting. - Google Patents

Description

Ocë-Nederland B.V., te Venlo

Werkwijze voor het aanvoeren van baanvormig materiaal, inrichting daarvoor, alsmede kopieerapparaat voorzien van zo'n inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het automatisch selectief aanvoeren van baanvormig materiaal van verschillende breedten vanaf een van een aantal opslagplaatsen in een gemeenschappelijke baan, omvattende het vastleggen van gegevens die representatief zijn voor de breedte en de plaats van het opgeslagen baanvormig materiaal.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting met een houder voor een aantal rollen baanvormig materiaal van verschillende breedten die op verschillende plaatsen in de houder kunnen worden geplaatst, welke inrichting transportmiddelen omvat voor het selectief toevoeren van baanvormig materiaal vanaf die rollen tot in een eerste gemeenschappelijk transportbaan, alsmede een geheugen voor het opslaan van gegevens die representatief zijn voor de breedte en de plaats van elke rol in de houder en gegevensinvoermiddelen voor het invoeren van deze gegevens in het geheugen.

Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn bekend uit Research Disclosure van maart 1983, nr. 22721, blz. 92.

Daarin wordt een inrichting beschreven waarin de invoermiddelen een aantal druktoetsen bij elke rol plaats omvatten, waarbij elke druktoets een bepaalde rolbreedte-maat representeert. Na het plaatsen van een rol in de houder, moet, voor het opslaan van een gegeven dat representatief is voor de breedte van de geplaatste rol en de plaats van die rol in de houder, de druktoets die correspondeert met de breedte van de geplaatste rol met de hand bediend worden.

Omdat het bepalen van de breedte van elke in de houder geplaatste rol en het invoeren van het bepaalde met de hand moet gebeuren, is deze bekende inrichting gevoelig voor bedieningsfouten. Hierdoor bestaat het gevaar dat, bij daaropvolgend gebruik van de inrichting, baanvormig materiaal wordt toegevoerd dat niet de gewenste en verwachte breedte heeft.

De uitvinding stelt zich tot doel een werkwijze en een inrichting te verschaffen die dat bezwaar niet hebben.

Dit doel wordt bij een werkwijze volgens de uitvinding bereikt doordat van bet opgeslagen baanvormig materiaal achtereenvolgens: - een deel van de materiaalbaan in de gemeenschappelijke baan wordt gevoerd, - de breedte van dat deel gemeten wordt en een signaal wordt opgewekt dat representatief is voor de opslagplaats vanwaar dat deel afkomstig is, - een gegeven dat representatief is voor de gemeten breedte en de gesignaleerde opslagplaats wordt vastgelegd en - het toegevoerde deel van de materiaalbaan uit de gemeenschappelijke baan wordt verwijderd.

Het gestelde doel wordt bij een inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat de gegevens!nvoermiddelen een meetinrichting omvatten, voor het meten van de breedte van het baanvormig materiaal op een plaats die ligt in de eerste gemeenschappelijke transportbaan en het afgeven van een meetsignaal dat representatief is voor die gemeten breedte, en middelen voor het genereren van een tweede signaal dat representatief is voor de plaats van de desbetreffende rol baanvormig materiaal en doordat de gegevensinvoermiddelen in reactie op dat meetsignaal én het tweede signaal automatisch een gegeven dat representatief is voor de breedte van de rol baanvormig materiaal op die plaats in de houder opslaan in het geheugen.

Hierdoor wordt bereikt dat bij het tot in de gemeenschappelijke baan voeren van baanvormig materiaal de juiste breedte en plaats van het betreffende materiaal worden vastgesteld en bij daaropvolgend gewenste toevoer van baanvormig materiaal automatisch materiaal van de gewenste breedte wordt toegevoerd vanaf de plaats waar materiaal met die breedte is opgeslagen.

In een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is in de gemeenschappelijk transportbaan, gezien in de toevoerrichting, vóór de meetplaats een snijinrichting opgesteld voor het afsnijden van een beginstrook van een in de houder geplaatste rol baanvormig materiaal en zijn middelen aanwezig die bij het activeren van de snijinrichting na het plaatsen van die rol, de invoermiddelen activeren.

Hierdoor wordt bereikt dat de breedtemeting automatisch plaatsvindt bij het door het afsnijden vormen van een rechte rand aan het voorste gedeelte van het baanvormig materiaal, waardoor bij gebruik van deze houder in een kopieerapparaat op basis van de breedte van het inge- voerde origineel blad en de in het geheugen opgeslagen gegevens automatisch de juiste rol baanvorming materiaal wordt gekozen, alsmede de bij dat gekozen materiaal behorende kaderbreedte.

In een verdere uitvoeringsvorm is, gezien in de toevoerrichting, na de snijinrichting een afbuigelement opgesteld dat in een actieve stand baanvormig materiaal afkomstig van een rol in de houder afbuigt in een tweede gemeenschappelijke transportbaan en ligt de meetplaats in deze tweede transportbaan.

Hierdoor wordt bereikt dat van een rol afkomstig baanvorming materiaal alléén bij het plaatsen van die rol langs de meetplaats wordt gevoerd, en dat de meetinrichting dus onbelast blijft wanneer baanvorming materiaal daarna vanaf een geselecteerde rol wordt toegevoerd en dat de meetinrichting derhalve minimaal gevoelig is voor vervuiling en/of slijtage en daardoor veroorzaakte storingen, die zouden kunnen ontstaan door langdurig langs de meetinrichting bewegend materiaal.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kopieerapparaat voor het kopiëren van een origineel op ontvangstmateriaal, welk kopieerapparaat is voorzien van instelbare kadreermiddelen voor het begrenzen * van het gebied waarin gekopieerd wordt in een richting dwars op de toevoerrichting van ontvangstmateriaal en van een inrichting volgens de verdere uitvoeringsvorm, waarbij baanvormig ontvangstmateriaal vanaf een geselecteerde rol kan worden toegevoerd en afzonderlijke vellen ontvangstmateriaal via de tweede transportbaan in het kopieerapparaat kunnen worden gevoerd en waarbij kaderinstelmiddelen aanwezig zijn die, bij instelling van het kopieerapparaat op het kopiëren op baanvormig ontvangstmateriaal, de kadreermiddelen instellen overeenkomstig het in het geheugen opgeslagen gegeven dat representatief is voor de breedte van de geselecteerde rol en die, bij instelling van het kopieerapparaat op het kopiëren op afzonderlijke vellen ontvangstmateriaal, in reactie op een ingevoerd vel de meetinrichting en de kadreermiddelen activeren voor het automatisch instellen van de kadreermiddelen overeenkomstig de gemeten breedte van het vel.

Hierdoor wordt bereikt dat het kopieerapparaat geschikt is voor meting van de breedte, en dienovereenkomstige instelling van de kaderbreedte, van zowel in de houder opgeslagen baanvormig ontvangstmateriaal als van afzonderlijk toegevoerde vellen ontvangstmateriaal waarvan de breedte-maat niet is opgeslagen in het geheugen, bijvoorbeeld vellen speciaal materiaal die met de hand in het kopieerapparaat worden gevoerd, zonder dat de meetinrichting bovenmatig wordt belast.

Het zij opgemerkt dat uit JP-A-58-117566 een rollenhouder bekend is met een meetinrichting voor het meten van de breedte van opgerold baanvormig materiaal aan de rol, hetgeen vooral bij een houder voor een groot aantal rollen een duplicering van de meetinrichting noodzakelijk maakt.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen waarin:

Fig. 1 een schematische weergave is van een elektrofotografisch kopieerapparaat waarin een inrichting volgens de uitvinding is toegepast, en

Fig. 2 een schematische weergave is van een elektrofotografisch kopieerapparaat volgens de uitvinding.

Het in Fig. 1 weergegeven elektrofotografische kopieerapparaat omvat een cilindrische houder 1 die draaibaar is om om een centrale as 3. In de houder 1 zijn vier compartimenten 4, 5, 6 en 7 gevormd. Elk van deze compartimenten bevat een as, respectievelijk 8, 9, 10 en 11, waarop een rol baanvormig materiaal, respectievelijk 12, 13, 14 en 15, is aangebracht, en een transportrollenpaar, respectievelijk 16, 17, 18 en 19, voor het afrol!en van baanvormig materiaal va· de bijbehorende rol en het transporteren van dat baanvormige materiaal door een transportbaan, respectievelijk 20, 21, 22 en 23, die zich uitstrekt tot in het cilindrisch oppervlak 24 van de houder 1. In dit cilindrische oppervlak 24 zijn de onderlinge afstanden tussen deze transportbanen 20, 21, 22 en 23 gelijk.

Een uitvoeringsvorm van een rollenhouder van dit type is beschreven in het Europese octrooi schrift 0 088 314.

Het elektrofotografische kopieerapparaat omvat verder een fotoge-leidende trommel 26 die in de richting van pijl 27 draaibaar is en waarop met behulp van niet in detail weergegeven optische middelen op een plaats A strooksgewijs een ladingsbeeld van een origineel 28 kan worden gevormd. De fotogeleidende trommel is daartoe met behulp van een oplaadinrichting 29 vooraf opgeladen. Langs de omtrek van de fotogeleidende trommel is verder een ontwikkel inrichting 30 opgesteld, met behulp waarvan het gevormde ladingsbeeld wordt ontwikkeld met een ontwikkel poeder .

Tussen de houder 1 en omtreksdeel B van de fotogeleidende trommel 26 strekt zich een transportbaan 31 uit.

De houder 1 kan vier verschillende standen innemen. In elk van deze standen sluit ëén van de transportbanen 20, 21, 22 en 23 aan op de transportbaan 31. In elk van deze vier standen is uitsluitend het transportrollenpaar dat ligt in de transportbaan die aansluit op de transportbaan 31 aandrijfbaar; de andere drie transportrollenparen (in Fig. 1 transportrollenparen 17, 18 en 19), zijn tegen rotatie vergrendeld. Het door het aangedreven transportrollenpaar (in Fig. 1 transportrollenpaar 16) in de transportbaan 31 gevoerde baanvormige materiaal neemt op plaats B het op de fotogeleidende trommel 26 gevormde poederbeeld over, welk overgedragen poederbeeld op het baanvormige materiaal wordt vastgehecht voor het vormen van een kopie van het origineel.

In de transportbaan 31, is nabij de houder 1 een snij inrichting 32 opgesteld voor het afsnijden van een stuk afgerold baanvormig materiaal. De lengte a van de transportbaan 31 tussen de snijplaats en de beel doverdrachtsplaats B correspondeert met de afstand b tussen de beeldvormingsplaats A en de beeldoverdrachtsplaats B, gemeten langs de omtrek van de fotogeleidende trommel 26, zodat bij gelijke snelheden van de trommel en het baanvormig materiaal, de voorrand van het beeld op de voorrand van vanaf de snijplaats toegevoerd baanvormig materiaal komt. Wanneer de achterrand van het origineel beeld de plaats A passeert wordt de snijinrichting 32 geactiveerd voor het afsnijden van een lengte van het baanvormige materiaal die correspondeert met de lengte van het origineel 28.

In de transportbaan 31 is, gezien in de transportrichting, na de snij-inrichting 32 een afbuigelement 33 opgesteld dat twee standen kan innemen, een met getrokken lijn weergegeven stand, waarin in transportbaan 31 gevoerd materiaal ongehinderd naar de beel doverdrachtsplaats B kan gaan, en een met onderbroken lijn weergegeven stand, waarin het afbuigelement 33 in de transportbaan 31 gevoerd materiaal uit transportbaan 31 afbuigt en in een afvoerbaan 34 afvoert.

Bij het gedeelte van de transportbaan 31 dat ligt tussen snijinrichting 32 en afbuigelement 33 is een meetinrichting 35 opgesteld voor het meten van de breedte van het baanvormig materiaal dat zich in dat gedeelte van de transportbaan 31 bevindt.

Het kopieerapparaat omvat verder een besturingssysteem 36 voor het selectief toevoeren van in de houder 1 opgeslagen baanvormig materiaal naar de fotogeleidende trommel 26, welk geselecteerd materiaal bijvoorbeeld een breedte heeft die correspondeert met de breedte van het origineel dat moet worden gekopieerd. Het besturingssysteem 36 is voorzien van een geheugen 37 waarin voor elk compartiment 4, 5, 6 en 7 informatie kan worden opgeslagen die de breedte van de rol die in het betreffende compartiment is opgenomen, representeert. Op het bedieningspaneel 38 kan de breedte worden aangegeven van het materiaal waarop een beeld van een origineel moet worden afgedrukt. Een met deze breedte corresponderend signaal 39 wordt toegevoerd aan het besturingssysteem 36 dat door vergelijking van dit breedte-signaal en de in het geheugen 37 opgeslagen breedten van de voorradige rollen, vaststelt of een rol met de voorradige breedte aanwezig is en zo ja, in welk compartiment de betreffende rol aanwezig is. Het besturingssysteem 36 genereert daarop een besturingssignaal 40 voor het automatisch zetten van de houder 1 in die stand waarin de transportbaan (20, 21, 22 of 23) die hoort bij de rol met de geselecteerde rol breedte aansluit op de gemeenschappelijke transportbaan 31.

De werking van het in Fig. 1 weergegeven kopieerapparaat in een inlegmode voor het vastleggen van informatie in het geheugen die de breedte van een in de houder geplaatste rol in combinatie met de plaats van die rol in de houder representeert, is als volgt:

Voor het inleggen van een nieuwe rol in een bepaald compartiment van de houder wordt de houder 1 in een stand gezet waarin de betreffende transportbaan 20, 21, 22 of 23 aansluit op de transportbaan 31. Ingeval de houder lege compartimenten bevat, kan het besturingssysteem 36 zo zijn ingericht dat in de inlegmode automatisch een willekeurig leeg compartiment in vul stand wordt gebracht. Na het plaatsen van de rol in een compartiment dat zich in de vul stand bevindt, (in Fig. 1 compartiment 4), wordt de beginstrook van de betreffende baan tussen de betreffende transportrollen, hier transportrollen 16, gestoken. Vervolgens wordt afbuigelement 33 geactiveerd en worden de transportrollen 16 aangedreven gedurende een vaste tijd, die voldoende is om de beginstrook van de rol, die doorgaans niet recht is en beschadigingen vertoont, tot voorbij de breedte-opnemer 35 te transporteren.

Tot slot van de inlegprocedure wordt een signaal voor het activeren van de snijinrichting opgewekt, welk signaal tevens de meetinrichting 35 activeert. Een meetsignaal 41 dat de gemeten breedte representeert wordt toegevoerd aan het besturingssysteem 36, te zamen met een signaal 42 dat representatief is voor het compartiment waarin de betreffende rol is ingelegd, voor opslag van de desbetreffende informatie in het geheugen 37. Het signaal 42 wordt afgeleid van de stand van de houder 1 middels een op een vaste plaats opgestelde sensor 45 die in elk van de standen van de houder 1 verschillend reageert op een markering, respectievelijk 46,47,48 en 49, die bij elk compartiment op de houder 1 is aangebracht. De beginstrook wordt via baan 34 uit het kopieerapparaat gevoerd.

In plaats van de beginstrook af te snijden en de afgesneden strook uit te voeren, kan de beginstrook na het verrichten van de breedtemeting ook uit de gemeenschappelijke transportbaan 31 verwijderd worden door de afgerolde materiaalbaan uit de gemeenschappelijke transportbaan 31 terug te trekken.

Het kopieerapparaat kan nu van de inlegmode in de kopieermode gezet worden. Bij het kopiëren zorgt het besturingssysteem 36 er voor dat de houder 1 telkens automatisch in een stand wordt gezet waarin kopieer-materiaal van de gewenste breedte wordt toegevoerd. Deze gewenste breedte wordt met de hand op het bedieningspaneel 38 ingesteld, maar kan ook automatisch worden ingesteld, bijvoorbeeld op grond van meting van de breedte van een ingevoerd origineel 28.

Het in Fig. 2 weergegeven kopieerapparaat is voorzien van de draaibare cilindrische houder 1 volgens Fig. 1 die daarom in Fig. 2 niet in detail is weergegeven. Alle delen van het kopieerapparaat volgens Fig. 2 die overeenkomen met delen van het kopieerapparaat volgens Fig. 1 zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid.

Het in Fig. 2 weergegeven kopieerapparaat verschilt op de volgende punten van het in Fig. 1 weergegeven kopieerapparaat:

Tussen de oplaadinrichting 29 en de ontwikkel inrichting 30 is een kadreerinrichting 43 nabij het fotogeleidende oppervlak van de trommel 26 geplaatst. De kadreerinrichting 43 wordt gevormd door een array van LED1s dat zich in de lengterichting van de trommel 26 uitstrekt. Tijdens de passage van een opgeladen gedeelte van de trommel zet het besturingssysteem 36 een door meetinrichting 35 bepaald aantal LED1 s gedurende een bepaalde tijd uit om het opgeladen gebied op de fotogeleidende trommel 26 te begrenzen. Voor het op de juiste tijdstippen uitzetten en weer aanzetten van het bepaalde aantal LED's is in de originelentransportbaan een detector 44 geplaatst, welke detector 44 in reactie op het passeren van de voor-en achterrand van een origineel 28 een signaal opwekt in reactie waarop het besturingssysteem 36 het bepaalde aantal LED's uitzet, respectievelijk weer aanzet op tijdstippen waarop de voorrand, respectievelijk de achterrand van het op de fotogeleidende trommel 26 gevormde ladingsbeeld de kadreerinrichting 43 passeert.

De meetinrichting 35 is in de afvoerbaan 34 geplaatst. Deze afvoerbaan doet tevens dienst als toevoerbaan voor het toevoeren van afzonderlijke vellen ontvangstmateriaal naar de beeldoverdrachtsplaats B als men een beeld wil overdragen op een bijzonder, niet op rollen aanwezig ontvangstmateriaal. Tussen de baan 34 en de transportbaan 31 is daartoe een verbindingsbaan 42 aanwezig. Omdat in het in Fig. 2 weergegeven kopieerapparaat de meetinrichting 35 voor het meten van de breedte en de ligging van het door baan 34 gevoerd materiaal, naast het meten aan de beginstrook van een rol baanvormig materiaal zoals beschreven aan de hand van Fig. 1, tevens dienst doet voor het bepalen, welke van de LED's van de kadreerinrichting 43 tijdens de passage van een ladingsbeeld uitgezet moeten worden, is de afstand c tussen de meetinrichting 35 en de beeldoverdrachtsplaats B, gemeten langs de transportbaan, als volgt vastgelegd: - Bij gebruik van de houder 1 voor het toevoeren van kopieermateriaal geeft detector 44 bij de passage van de voorlopende rand van een origineel 28 een signaal af voor het starten van de toevoer van baanvormig materiaal vanaf de snijplaats en geeft bij passage van de achterlopende rand een signaal af voor het activeren van de snij-inrichting en het stoppen van de toevoer. Voor het afsnijden van een blad van de baan dat een lengte heeft die correspondeert met de lengte van het origineel, is de afstand e tussen de snijplaats en de beeldoverdrachtsplaats B ten hoogste gelijk aan de afstand d verminderd met de afstand rj die de trommel aflegt in de tijd die verstrijkt tussen het afgeven van een snij signaal door de besturingsinrichting 36 en het daadwerkelijke snijden.

De afstand d is de som van de baan die het origineel 28 aflegt tot de beeldvormingsplaats A en de baan die het op de trommel 26 gevormde beeld aflegt tot de beeldoverdrachtsplaats B.

- Om de door de meetinrichting 35 bepaalde LED's van de kadreerinrichting 43 uit te schakelen bij passage van de voorlopende rand van origineel 28 voorbij detector 44 en weer in te schakelen bij passage van de achterlopende rand van dat origineel 28 voorbij detector 44 moet de meetinrichting 35, gemeten langs de transportbaan, op een afstand c van de beeldoverdrachtsplaats B zijn opgesteld, welke afstand c ten minste even lang is als de afstand d tussen de detector 44 en de beeldoverdrachtsplaats B, vermeerderd met de afstand r2 die de fotogeleider aflegt in de tijd die verstrijkt tussen de door de meetinrichting 35 verrichte meting en de uitschakeling van de bepaalde LED's van de kadreerinrichting 43 overeenkomstig die meting.

De meetinrichting 35 bevindt zich in het in Fig. 2 weergegeven kopieerapparaat derhalve ten minste op een afstand c-e, die overeenkomt met r^ + r2} verder verwijderd van de beeldoverdrachtsplaats B dan de snijinrichting 32, beide afstanden gemeten langs de transportbaan. Bij een trommel snel heid van 10 m/min en tijdvertragingen bij het instellen van de kadreerinrichting 43 op de gemeten materiaal breedte en het activeren van de snijinrichting 32 van elk 0,3 s, is de afstand r^ + r£ gelijk aan ongeveer 100 mm.

Bij selectieve toevoer van baanvormig materiaal vanuit de houder 1 wordt de kadreerinrichting 43 ingesteld op de breedte die overeenkomt met de in het geheugen voor de toegevoerde baan opgeslagen breedte.

Bij continue meting van de breedte en de ligging van langs de meetinrichting 35 toegevoerde afzonderlijke ontvangstvellen kan de kaderbreedte momentaan worden aangepast aan de gemeten waarde om aldus ook bij een scheef!opend blad te zorgen dat op de beeldoverdrachtsplaats B het op de fotogeleidende trommel 26 gevormde ontwikkelde beeld geheel samenvalt met het blad.

Om dit laatste ook te bereiken bij baanvormig materiaal dat uit de houder 1 wordt toegevoerd kan in een variant van het in Fig. 2 weergegeven kopieerapparaat de meetinrichting 35 in de transportbaan 31 op een afstand rj + r2 vóór de snijinrichting worden opgesteld. Bij deze variant moet de toevoerbaan voor afzonderlijke ontvangstvellen uiteraard vóór meetinrichting 35 in de transportbaan 31 uitmonden. Bij deze variant moet bij het omschakelen van de toevoer vanaf een rol naar toevoer vanaf een andere rol, eerst het voorste baandeel van de eerstgenoemde rol vanaf de snij plaats worden teruggetrokken uit de gemeenschappelijke transportbaan tussen de meetinrichting 35 en de snij inrichting 32 ten einde een ongestoorde toevoer vanaf een andere rol te waarborgen.

Wanneer de snij inrichting 32 van een type is dat een voortbewegende materiaalbaan kan snijden, dan zal de snijrand van de rol iets voorbij de snij plaats tot stilstand komen. Met deze van de snijplaats afwijkende startposities van de materiaalbaan kan door aanpassing van de timing van door de besturingsinrichting 36 te sturen acties rekening worden gehouden.

Het is ook mogelijk om voor de instelling van de kadreerinrichting 43 uitsluitend gebruik te maken van de door de meetinrichting 35 gegenereerde signalen, dus niet alleen voor het bepalen van de LED's van de kadreerinrichting 43 die tijdelijk uitgeschakeld moeten worden, maar ook voor het bepalen van de tijdstippen waarop deze LED's uit-, respectievelijk weer ingeschakeld moeten worden.

De meetinrichting 35 kan gevormd worden door een zich dwars over de transportbaan 31, respectievelijk 34, uitstrekkende borstel van elektrisch geleidend materiaal die tijdens bedrijf drukt op een array van geleidende, ten opzichte van elkaar geïsoleerd opgestelde elektrische contacten, waarbij het te meten materiaal tussen de contacten en de borstel wordt doorgevoerd, zodat ter plaatse het contact tussen de borstel en het array wordt verbroken en een signaal wordt opgewekt dat correspondeert met de breedte en de ligging van het materiaal in de baan. Een dergelijke meetinrichting is op zich zelf bekend uit het Xerox Disclosure Journal van maart/april 1983, blz. 163-164 en van november/december 1984, blz. 395-396.

De meetinrichting 35 kan ook gevormd worden door een rij sensors die kunnen reageren op een lichtstroom, welke lichtstroom ter plaatse van doorgevoerd materiaal door dat materiaal wordt onderbroken.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het automatisch selectief aanvoeren van baanvor-mig materiaal van verschillende breedten vanaf een van een aantal opslagplaatsen in een gemeenschappelijke baan, omvattende het vastleggen van gegevens die representatief zijn voor de breedte en de plaats van het opgeslagen baanvormig materiaal, met het kenmerk, dat van het opgeslagen baanvormig materiaal achtereenvolgens: - een deel van de materiaalbaan in de gemeenschappelijke baan (31) wordt gevoerd, - de breedte van dat deel gemeten wordt en een signaal wordt opgewekt dat representatief is voor de opslagplaats (4) vanwaar dat deel afkomstig is, - een gegeven dat representatief is voor de gemeten breedte en de gesignaleerde opslagplaats (4) wordt vastgelegd en, - het toegevoerde deel van de materiaalbaan uit de gemeenschappelijk baan (31) wordt verwijderd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het verwijderen geschiedt door het terugtrekken van de materiaalbaan uit de gemeenschappelijke baan (31).

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verwijderen geschiedt door het afsnijden van het zich in de gemeenschappelijke baan (31,34) bevindend deel van het baanvormige materiaal en het uitvoeren van het afgesneden deel.

4. Inrichting met een houder voor een aantal rollen baanvormig materiaal van verschillende breedten die op verschillende plaatsen in de houder kunnen worden geplaatst, welke inrichting transportmiddelen omvat voor het selectief toevoeren van baanvormig materiaal vanaf die rollen tot in een eerste gemeenschappelijke transportbaan, alsmede een geheugen voor het opslaan van gegevens die representatief zijn voor de breedte en de plaats van elke rol in de houder en gegevens! nvoermiddel en voor het invoeren van deze gegevens in het geheugen, met het kenmerk, dat de gegevensinvoermiddelen (35, 36, 41, t2) een meetinrichting (35) omvatten, voor het meten van de breedte /an het baanvormig materiaal op een plaats die ligt in de eerste gemeenschappelijke transportbaan (31, 34) en het afgeven van een meet-signaal (41) dat representatief is voor die gemeten breedte, en mid-ielen (45 t/m 49) voor het genereren van een tweede signaal (42) dat representatief is voor de plaats van de rol (12) vanwaar het betreffende baanvormig materiaal afkomstig is en dat de gegevens!nvoermid-delen in reactie op dat meetsignaal (41) én het tweede signaal (42) automatisch een gegeven dat representatief is voor de breedte van de rol baanvorming materiaal (12) op die plaats (4) in de houder (1) opslaan in het geheugen (37).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in de gemeenschappelijke transportbaan (31), gezien in de toevoerrichting, vóór de meetplaats een snijinrichting (32) is opgesteld voor het afsnijden van een beginstrook van een in de houder (1) geplaatste rol baanvormig materiaal (12) en dat middelen aanwezig zijn die bij het activeren van de snijinrichting (32) na het plaatsen van die rol (12) de gegevensinvoermiddelen (35, 36, 41, 42) activeren.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat, gezien in de toevoerrichting, na de snijinrichting (32) een afbuigelement (33) is opgesteld dat in een actieve stand baanvormig materiaal afkomstig van een rol van dat baanvorming materiaal (12, 13, 14 of 15) in de houder (1) afbuigt in een tweede gemeenschappelijke transportbaan (34) en dat de meetplaats ligt in deze tweede transportbaan.

7. Kopieerapparaat voor het kopiëren van een origineel op ont-vangstmateriaal, welk kopieerapparaat is voorzien van instelbare kadermiddelen voor het begrenzen van het gebied waarin gekopieerd wordt in een richting dwars op de toevoerrichting van ontvangst-materiaal en van een inrichting volgens conclusie 4, waarbij baanvormig ontvangstmateriaal vanaf een geselekteerde rol kan worden toegevoerd en afzonderlijke vellen ontvangstmateriaal via de tweede transportbaan in het kopieerapparaat kunnen worden gevoerd, met het kenmerk, dat kaderinstelmiddel en (36) aanwezig zijn die, bij instelling van het kopieerapparaat op het kopiëren op baanvormig ontvangstmateriaal, de kadreermiddelen (43) instellen overeenkomstig het in het geheugen (37) opgeslagen gegeven dat representatief is voor de breedte van de geselecteerde rol baanvormig materiaal (12,13,14 of 15) en die, bij instelling van het kopieerapparaat op het kopiëren op afzonderlijke vellen ontvangstmateriaal, in reactie op een ingevoerd vel de meetinrichting (35) en de kadreermiddelen (43) activeren voor het automatisch instellen van de kadreermiddelen (43) overeenkomstig de gemeten breedte van het vel.