NL8200169A - Werkwijze voor het weven op een spoelloze weefmachine. - Google Patents

Description

9 p a c * - *

W 947-289 Ned.B/EvF

Werkwijze voor het weven op een spoelloze weefmachine.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het weven op een spoelloze weefmachine, waarbij draadstukken volgens een gegeven inslagpatroon worden afgetrokken van tenminste twee pakketten van verschillende garensoorten en worden toegevoerd aan een met een stromend 5 transportmedium gevoede, aan de ingang van het weefvak opgestelde inslag-transporteur, terwijl het transport door het weefvak wordt ondersteund respectievelijk de betreffende inslagdraad aan het einde van het inslag-transport wordt gespannen met behulp van tenminste één stroomafwaarts van de inslagtransporteur opgesteld, eveneens met een stromend medium 10 gevoed hulpblaasmondstuk.

Een dergelijke werkwijze is bekend. Daarbij maakt men gebruik van een meervoudige inslagtransporteur, die van een met het aantal te verwerken garensoorten overeenkomend aantal inslagmondstukken is voorzien, die volgens het gekozen inslagpatroon in werking treden. Veelal · 15 is de ene soort inslaggaren gemakkelijker te transporteren dan de andere -soort inslaggaren. Zo. draagt het stromend transportmedium zijn energie gemakkelijker over op vezelige garens dan op gladdere garens. Teneinde in een dergelijk geval de voor dergelijke onderscheiden garensoorten de voor de inslag benodigde tijd toch zoveel mogelijk gelijk te houden, stelt 20 men de voedingsdruk voor het ene blaasmondstuk (bijvoorbeeld dat voor de gladdere garensoort) op eën hogere waarde .. in dan die voor het andere blaasmondstuk (dat bijvoorbeeld een meer vezelige garensoort moet verwerken). De hulpblaasmondstukken worden daarbij onafhankelijk van het inslagpatroon, en wél in hoofdzaak synchroon met het voortschrijden van elk inslagtransport 25 met een konstante druk gevoed.

Volgens de uitvinding nu wordt een verbetering van deze werkwijze verkregen, doordat men het niveau van de voedingsdruk voor het hulpblaasmondstuk synchroon met het inslagpatroon wijzigt.

Door deze maatregel is het mogelijk in één en hetzelfde weefsel 30 garensoorten te verwerken, die zo sterk in aard verschillen, dat bij toepassing van de tot nu toe bekende werkwijze hetzij relatief veel weeffouten zouden voorkomen, hetzij bij de inslagdraden van één der garensoorten onaanvaardbare beschadigingen zouden optreden. Zo zijn er bepaalde gladde garensoorten, die zich alleen onder toepassing van een betrekkelijk 35 hoge voedingsdruk aan het betreffende hulpblaasmondstuk in een (voor het vermijden van weeffouten) voldoende mate laten spannen. Dergelijke garensoorten zouden tot nu toe niet kunnen worden gecombineerd met garensoorten, zoals 8200169 ^ V ' .

i - 2 - sommige soorten zwak getwijnde garens, waarvan het kopeinde bij toepassing van dergelijke hoge drukken uiteen geblazen zou worden. Door toepassing van de maatregel volgens de uitvinding daarentegen kan men de voedings-druk van het betreffende hulpblaasmondstuk, telkens, · wanneer er een draad-5 stuk van de laatst bedoelde garensoort wordt ingeslagen, tot een lager niveau doen reduceren.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een spoelloze weef-machine van het type, voorzien van een meervoudige inslagvoorbereidings-inrichting, geschikt om inslaggarens van verschillende soort volgens een 10 gegeven inslagpatroon toe te voeren aan een aan de ingang van het weefvak opgestelde, met een stromend transportmedium werkende inslagtransporteur, waarbij ter ondersteuning van het inslagtransport door het weefvak en/of voor het spannen van de inslagdraad aan het einde van het inslagtransport tenminste één hulpblaasmondstuk aanwezig is, dat door een voedingsleiding 15 vanuit een drukmediumbron met het stromend medium wordt gevoed en wel via een in hoofdzaak synchroon met het voortschrijden van het inslagtransport bestuurde klepinrichting welke machine volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door overeenkomstig het inslagpatroon bestuurde instelmiddelen, waarmede de voedingsdruk van tenminste een deel van de hulpblaasmond-20 stukken op tenminste twee verschillende niveaus instelbaar is.

Een eerste praktische uitvoeringsvorm, waarbij de klepinrichting een synchroon met het inslagritme openend sluitventiel bevat en in de voedingsleiding voorts een reduceerventiel is opgenomen, wordt daardoor gekenmerkt, dat stroomopwaarts van het sluitventiel en parallel 25 aan het reduceerventiel tenminste één hulpvoedingsleiding aanwezig is, waarin een tweede, op een hoger drukniveau instelbaar reduceerventiel alsmede in serie daarmede een tweede sluitventiel zijn opgenomen, welk tweede sluitventiel zodanig volgens het inslagpatroon wordt bestuurd, dat het alleen tijdens de inslagfase van een deel van de te verwerken garensoorten 30 opent.

Een tweede praktische uitvoeringsvorm wordt daardoor gekenmerkt, dat de klepinrichting tenminste twee -sluitventielen bevat, die elk in een afzonderlijke, de drukmediumbron met het hulpblaasmondstuk verbindende, een reduceerventiel bevattende voedingsleiding zijn opgenomen en zodanig 35 volgens het inslagpatroon worden bestuurd, dat zij elk slechts gedurende de inslagfase van een bijbehorende inslaggarensoort openen.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met twee uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

82 0 0 1 6 9 - ' r / - 3 -

Pig. 1 toont een schema van een pneumatische weefmachine volgens de uitvinding en fig. 2 toont een variant op de uitvoering volgens fig. 1.

In beide schema's is met 1 het weefvak van een pneumatische 5 weefmachine aangegeven. Gedurende elke weef cyclus wordt een inslagdraad van links naar rechts in dit weefvak gebracht, gespannen en vervolgens door het niet weergegeven riet in het doek geslagen. Aan het linkereinde van het weefvak is daartoe de met 2 aangeduide inslagtransporteur opgesteld, terwijl aan het rechtereinde ervan een door een hulpblaasmond-10 stuk gevormde spaninrichting 3 aanwezig is. Het transport door het weefvak 1 wordt voorts ondersteund door een aantal langs het inslagtraject opgestelde hulpblaasmondstukken 4. De inslagtransporteur 2, de spaninrichting 3 en de daartussen opgestelde hulpblaasmondstukken zijn alle van een op zich zelf bekende uitvoering en worden via een hieronder nader 15 te beschrijven systeem van kleppen met druklucht gevoed vanuit een reservoir 5.

De inslagtransporteur bestaat in de gegeven uitvoeringsvoor-beelden uit twee blaasmondstukken 2a en 2b, die via afzonderlijk in te stellen reduceerventielen 6a resp. 6b vanuit het reservoir 5 met lucht 20 worden gevoed. De blaasmondstukken 2a en 2b werken elk samen met een inslagvoorbereidingsinrichting 7a resp. 7b van het trommel type,· die inslaggarens van onderling verschillende soort en/of kleur aftrekken van twee niet nader weergegeven garenpakketten. Een dergelijke meervoudige inslagtransporteur wordt bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse 25 octrooiaanvrage 7907093 . De beide soorten inslaggarens dienen volgens een bepaald patroon in het weefvak te worden gebracht. De beide voorbereidingsinrichtingen 7a resp. 7b worden daartoe bestuurd door een stuureenheid 8, zodanig dat de verzameltrommels van de voorbereidingsinrichtingen 7a en 7b de voorbereide inslagdraadlengten volgens het 30 gewenste inslagpatroon voor inslagtransport door het bijbehorende inslagblaasmondstuk vrijgeven.

In het schema van fig. 1 worden de hulpblaasmondstukken 4 en het hulpblaasmondstuk van de-spaninrichting 3 vanuit het reservoir 5 met druklucht gevoed via een leiding 12 met een daarin opgenomen instelbaar 35 reduceerventiel 9 en een overeenkomstig het inslagritme openend en sluitend ventiel 10, waarvan de open- en sluitbewegingen bijvoorbeeld worden bestuurd door een nokkenas 11.

Tot zover voldoen de gegeven uitvoeringsvoorbeelden aan de 8200169 ' - ' - 4 - bekende stand van de techniek. Het niveau van de voedingsdruk voor de hulpblaasmondstukken 3 en 4 wordt daarbij tijdens het weefbedrijf niet gewijzigd.

i

Volgens de uitvinding nu is in het schema vein fig. 1 parallel 5 aan de voedingsleiding 12 naar het ventiel 11 een hulpvoedingsleiding 13 geschakeld, waarin een reduceerventiel 14 en een open- en sluitventiel 15 zijn opgenomen. De besturing van het ventiel 14 vindt plaats door de stuureenheid 8 en wel zodanig, dat het ventiel 14 slechts geopend is gedurende de inslagfase van die garensoort, die voor een optimaal 10 inslagtransport respectievelijk spanwerking een hogere voedingsdruk -- vraagt dan die andere garensoort(en). Dat houdt in, dat het reduceerventiel 14 op een hogere waarde moet worden ingesteld dan het reduceerventiel 9. Bij gesloten ventiel 15 vindt het inslagtransport respectievelijk het spannen van de inslagdraad dus plaats onder de door het reduceerventiel 15 9 ingestelde lagere voedingsdruk, terwijl bij geopend ventiel 15 jde hulpblaasmondstukken 3 en 4 worden gevoed op het door het reduceerventiel 14 ingestelde hogere voedingsdrukniveau.

In het schema van fig. 2 is de uitvindingsgedachte verwezenlijkt door de hulpblaasmondstukken 3 respectievelijk 4 te voorzien van 20 afzonderlijke voedingsleidingen 16a en 16b voor elk der garensoorten.

Elk van deze voedingsleidingen bevat een reduceerventiel 17a respectievelijk 17b en een sluitventiel 18a respectievelijk 18b. De ventielen 18a en 18b worden daarbij vanuit de stuureenheid 8 gecommandeerd en wel zodanig, dat zij alleen geopend zijn tijdens de inslagfase van de bij-25 behorende inslaggarensoort. Het is duidelijk, dat bij gebruik van meer dan twee garensoorten het aantal voedingsdrukniveaus naar behoefte kan worden uitgebreid door het parallel'schakelen van meerdere (hulp)voedingsleidingen.

8200169

Claims (4)

1. Werkwijze voor het weven op een spoelloze weefmachine, waarbij draadstukken volgens een gegeven inslagpatroon worden afgetrokken van tenminste twee pakketten van verschillende garensoorten en worden toege-voerd aan een met een stromend transportmedium gevoede, aan de ingang 5 van het weefvak opgestelde inslagtransporteur, terwijl het transport door het weefvak wordt ondersteund respectievelijk de betreffende inslagdraad aan het einde van het inslagtransport wordt gespannen met behulp van tenminste één stroomafwaarts van de inslagtransporteur opgesteld, eveneens met een stromend medium gevoed hulpblaasmondstuk, met het kenmerk, dat 10 men het niveau van de voedingsdruk voor het hulpblaasmondstuk synchroon met het inslagpatroon wijzigt.

1 ( - 5 - 1 - ____ώ *

2. Spoelloze weefmachine van het type, voorzien van'een meervoudige inslagvoorbereidingsinrichting, geschikt om inslaggarens van verschillende soort volgens een gegeven inslagpatroon toe te voeren aan een aan" d'e ' 15 ingang van het weefvak opgestelde, met een stromend transportmedium werkende inslagtransporteur, waarbij ter ondersteuning van het inslagtransport door het weefvak en/of voor het spannen van de inslagdraad aan het einde van het inslagtransport tenminste één hulpblaasmondstuk aanwezig is, dat door een voedingsleiding vanuit een drukmediumbronrraethhet -stromend 20 medium wordt gevoed en wel via een in hoofdzaak synchroon met het voortschrijden van het inslagtransport bestuurde klepinrichting, gekenmerkt door overeenkomstig het inslagpatroon bestuurde instelmlddelen, waarmede de voedingsSruk van tenminste een deel van de hulpblaasmondstukken op tenminste twee verschillende niveaus instelbaar is.

3. Spoelloze weefmachine volgens conclusie 2, waarbij de klep inrichting een synchroon met het inslagritme openend sluitventiel bevat en in de voedingsleiding voorts een reduceerventiel is opgenomen, met het kenmerk, dat stroomopwaarts van het sluitventiel en parallel aan het reduceerventiel tenminste één hulpvoedingsleiding aanwezig is, waarin een 30 tweede, op een hoger drukniveau instelbaar reduceerventiel alsmede in serie daarmede een tweede sluitventiel zijn opgenomen, welk tweede sluitventiel zodanig volgens het inslagpatroon wordt bestuurd, dat het alleen tijdens de inslagfase van een deel van de te verwerken garensoorten opent.

4. Spoelloze weefmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de klepinrichting tenminste twee sluitventielen bevat, die elk in een afzonderlijke, de drukmediumbron met het hulpblaasmondstuk verbindende, 8200169 - 6 - -I * I 5 l een reduceerventiel bevattende voedingsleiding zijn opgenomen en zodanig volgens het inslagpatroon worden bestuurd, dat zij elk slechts gedurende de inslagfase van een bijbehorende inslaggarensoort openen. 8 2 0 0 1 β Q