NL8000391A - Ski-rem. - Google Patents

Description

* τ/tj/lh/i *

Ski-rem.

De uitvinding heeft betrekking op een ski-rem, van het soort dat twee remblokken dragende remarmen omvat, die samenwerken met elastische middelen om de armen terug te trekken boven het vlak van de ski en ten opzichte van deze 5 naar binnen.

Er zijn verschillende soorten intrekbare ski-remmen bekend, d.w.z. waarvan de armen in twee stappen worden ingetrokken, waarbij in de eerste stap de armen tot boven het vlak van het bovenoppervlak van de ski worden bewogen, 10 en in de tweede stap deze in dat vlak ten opzichte van de ski naar binnen worden bewogen. De totnutoe bekende inrichtingen zijn vaak gecompliceerd, weinig betrouwbaar, weinig doelmatig en hinderlijk. In het algemeen wordt door het intrekken van de armen bepaalde elementen van de rem elastisch gedefor-15 meerd, welke elementen alleen in goede omstandigheden werken. Bovendien zijn de twee hierboven omschreven stappen niet duidelijk van elkaar gescheiden, waardoor bij het samenvallen van de twee bewegingen een risico optreedt dat de armen achter de zijkanten van de ski blijven haken.

20 Het doel van de uitvinding is een eenvoudig intrekbare ski-rem te verschaffen die betrouwbaarder en doelmatiger is dan de bekende remmen.

Hiertoe hebben de armen volgens de uitvinding de vorm van een kruk, waarbij elk een gebogen verbinding-25 gedeelte heeft dat twee aan elkaar en aan de langsas voor de ski evenwijdige delen met elkaar verbindt, en waarbij één van die delen een remblok draagt, de beide armen behorende elastische middelen enerzijds een.eerste inrichting omvatten welke de remarmen naar buiten kunnen doen kantelen om de 30 hartlijnen van de evenwijdige gedeelten waarop niet de remblokken zijn aangebracht, teneinde de remblokken tot buiten de ski te verplaatsen wanneer de schoen de ski verlaat, en anderzijds een tweede inrichting die tegelijkertijd de twee armen om een hartlijn dwars op de ski kunnen doen kante- 800 0 3 9 1 t' --.

-2- len, waarbij die hartlijn loodrecht staat op de hartlijnen van de gedeelten van de arm, teneinde de armen in de rem-positie te brengen, waarbij deze inrichtingen voorzien zijn van elastische organen waarvan de werking zodanig geregeld 5 is dat de eerste inrichting in werking treedt voor de tweede.

Als de schoen dus de bij de remmen behorende binding verlaat, zal de eerste inrichting eerst in werking treden, en de remarmen om hun evenwijdig aan de langsas van de ski verlopende hartlijnen verdraaien. Dankzij de kruk-10 vorm van de armen, worden de gedeelten welke de remblokken dragen naar buiten verplaatst, boven de ski. Daarna treedt de tweede inrichting op zijn beurt in werking, en verdraait de am om de dwarsas, totdat de remblokken zich in de rem-stand bevinden.

15 Bij het in de ruststand bewegen werken de inrichtingen in omgekeerde volgorde, volgens de twee hier-bovengenoemde stappen.

Wat dus gebeurt bij het terugbewegen van de rem in de ruststand, bij het aandoen van de ski, of bij het 20 vrijkomen wanneer de schoen de binding verlaat, is dat de opeenvolgende rotatiebewegingen van de amen samengesteld zijn uit zuivere bewegingen die goed van elkaar zijn onderscheiden, te weten enerzijds de afzonderlijke rotatie om • hun hartlijn, en anderzijds een rotatie om de horizontale 25 hartlijn dwars op de ski verloopt.

Volgens één uitvoeringsvorm van de rem volgens de uitvinding, is elke remarm verlengd, aan het van de remschoen verwijderde einde, met een tweede gedeelte, dat ongeveer loodrecht staat op de aangrenzende gedeelten en bedoeld 30 is om de schoen van de skier op te nemen, en de scharnierende gedeelten van de remarmen worden roteerbaar om hun hartlijnen geleid in een boring in een dwarsas, die zelfroteerbaar wordt geleid om zijn hartlijn, in de aan de ski bevestigde steunen, waarbij veren de amen konstant dwingen om de dwarsas te 35 verdraaien, op de wijze waarin de remschoenen naar buiten worden gekanteld, dus zodanig dat de dwarsas de remarmen in hun rempositie laat verdraaien.

Het zal duidelijk zijn dat bij het aandoen van 8000391 -3- " ’ de ski, de twee krukvormige amen om de dwarshartlijn verdraaien gelijktijdig met de as, dat in een eerst fase, terwijl in de tweede fase, elke kruk om zijn hartlijn verdraait onder invloed van de door de schoen op de eerdergenoemde 5 gebogen gedeelten uitgeoefende druk,, op een zodanige wijze dat de remschoen daarvan zich ten opzichte van de ski naar binnen beweegt.

Wanneer de remschoenen zijn weggedraaid, bevinden deze zich boven het bovenoppervlak van de ski, en steken 10 niet op een zodanige wijze buiten de ski uit, dat deze het besturen van de ski hinderen.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving.

In de bijgevoegde tekeningen, die slechts als 15 niet beperkende voorbeelden worden gegeven, worden drie uitvoeringsvormen van de ski-rem volgens de uitvinding getoond.

Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de ski-rem volgens de uitvinding·, weergegeven in de ingetrokken stand.

20 Figuur 2 is een met figuur 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht, waarin de remarmen getoond worden in de stand die. deze innemen na de verdraaiing om hun hartlijnen, en voordat deze. om de dwarsas roteren.

Figuur 3 is een met figuur 2 analoog perspec-25 tivisch aanzicht, dat de rem in de werkzame stand toont.

Figuur 4 is een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de ski-rem volgens de uitvinding, weergegeven in de ingetrokken stand.

Figuur 5 is een gedeeltelijke, doorgesneden boven-30 aanzicht, van de ski-rem volgens figuur 4.

Figuur 6 is een zijaanzicht dat de rem uit dè figuren 4 en 5 in de werkzame stand toont.

Figuur 7 is een half.vooraanzicht van de rem van figuur 6.

35 Figuur 8 is een bovenaanzicht overeenkomend met de figuren 6 en 7.

Figuur 9 is een gedeeltelijk doorgesneden bovenaanzicht dat een derde uitvoeringsvorm van de rem toont, 800 0 3 91

J

-4- in de niet-werkzame maar niet ingetrokken stand.

Figuur 10 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn X-X in figuur 9.

Figuur 11 is een met figuur 10 overeenkomend 5 aanzicht, dat de rem in de geheel ingetrokken stand toont.

Figuur 12 is een langsdoorsnede volgens de lijn XII-XII in figuur 11.

In figuren 1-3 is een op een ski 1.gemonteerde ski-rem weergegeven, die twee. remarmen 2 omvat, met aan de 10 uiteinden remschoenen 3, welke armen samenwerken met elastische middelen om deze terug te trekken boven het vlak van de ski 1, en ten opzichte van deze naar binnen.

Volgens de uitvinding hebben de remarmen 2 de vorm van krukken, elk met een gebogen gedeelte 4 dat twee 15 gedeelten· 5,6 met elkaar verbindt welke evenwijdig aan elkaar en aan de langsas het X-X van de ski verlopen, waarbij de gedeelten 5 voorzien zijn van de remblokken 3.

De eerdergenoemde elastische middelen omvatten ' een eerste inrichting die gevormd wordt. door.een paar veren 20 7 die de armen.2 ten opzichte van de ski naar buiten kunnen laten verdraaien, om de hartlijnen χ.1 en χ2 van de door de .gedeelten 6 gevormde armstukken, en. in de tweede plaats door een tweede inrichting welke een veer 8 omvat, die tegelijkertijd de twee armen 2 om een hartlijn y dwars op de ski kan 25 laten verdraaien. Midden in het bijzonder behoort elke veer 7 bij een arm 2, en is om het armdeel 6 gewikkeld, waarbij een uiteinde daarvan aan het genoemde armgedeelte is bevestigd, terwijl het andere uiteinde van de veer aan een dwars-as 9 is bevestigd, welke as roteerbaar gemonteerd is in twee 30 op de ski bevestigde steunen 11. De veren 7 staan onder een zodanige spanning dat- deze de armen 2 continu om de hartlijnen X1 en x2 en ten opzichte van de ski naar buiten trachten te verdraaien, volgens de pijlen fl en f2 in figuur 1. Bovendien is de veer 8 aan een van de uiteinden aan de as 9 35 bevestigd, en met het andere uiteinde aan ëën van de steunen 11. De veer 8 staat onder een zodanige spanning dat deze de as 9 tussen de steunen 11 in de richting .van de pijl G tracht te verdraaien, d.w.z. in de richting waarin de gedeelten 5 80 0 0 3 9 1 -5- en de remschoenen 3 in de remstand worden gebracht, waarbij die rotatie van de twee armen 2 gelijktijdig plaatsvindt.

De kracht van de veren 7 is zodanig gekozen dat deze groter is dan die van de veer 8, waardoor, uitgaande van de ingetrokken stand in figuur 1, de veren 7 het eerst 5/ in werking treden om de remschoenen 3 ten opzichte van de ski naar buiten te laten.kantelen.

De armgedeelten 6 worden roteerbaar geleid in boringen in de as 9, waarbij de as 9 zelf roteerbaar gelagerd is in de eerdergenoemde steunen 11.

10 Elke remarm 2 is, aan het einde tegenover de remschoenen 3 verlengd met een tweede gebogen gedeelte 12, dat ongeveer loodrecht staat op de aangrenzende armgedeelten 6. De armgedeelten .12 zijn bedoeld om in kontakt te komen met de schoen van de skier.

15 De in de figuren 1-3 weergegeven ski-rem werkt als volgt.

In de, in figuur 1 weergegeven stand, is de rem niet-werkzaam, waarbij de niet-weergegeven schoen op de ski 1 gehouden wordt door een niet-weergegeven veiligheidsbinding 20 zodanig dat de schoen .in kontakt is met de gebogen armgedeelten 12. De remschoenen 3. bevinden zich dus boven het vlak dat bepaald wordt door het bovenvlak van de ski, en hinderen dus het gebruik van de ski niet. Het zal duidelijk zijn dat de remschoenen zich in een stand verder ten opzichte van de 25 ski naar binnen bevinden, naar mate de hoek- tussen de armgedeelten 12 en 4 sterker kleiner is dan een rechte hoek.

Wanneer de schoen de ski verlaat tengevolge van het, vrijwillig of niet losgaan van de binding, de uiteinden 12 niet meer tegen de ski aangedrukt worden. De veren 7, 30 waarvan de spanning groter is dan die van de veer 8, ontspannen zich dienovereenkomstig het eerste, en doen de armen 2 verdraaien in de richting van de.pijlen fl en £2, ten opzichte van de ski naar buiten. Hierdoor komen de remschoenen 3 tot in de in figuur 2 weergegeven stand, waarin de veren 7 35 zijn ontspannen, en welke de rotatie van de armen 2 tot een bepaalde hoek beperken. In deze stand bevinden de.remschoenen 3 zich geheel vrij buiten de ski.

800 03 91 -6-

De tweede elastische inrichting, gevormd door de veer 8 en de bijbehorende dwarsas 9, treedt daarna in werking. De veer 8 ontspant zich en doet de arm 9 in de steunen 11 verdraaien, in de richting van de pijl g. Hierdoor 5 verdraaien de armen 2 met de as 9 mee en de remschoenen 3 daarvan komen daardoor in de in figuur 3 weergegeven werkzame stand.

Dankzij de krukvorm van de remarmen 2 en de elastische inrichting gevormd door de veren 7 en 8, is de 10 beweging van de armen 2 dus in feite samengesteld, uit twee afzonderlijke rotaties: een eerste rotatie om de hartlijnen xl en χ2 welke de remschoenen 3 ten opzichte van de ski naar buiten brengen, daarna een tweede rotatie om de hartlijn y, loodrecht op de eerdergenoemde hartlijnen, waardoor de rem-15 schoenen 3 in de werkzame stand worden gebracht. Men vermijdt aldus de superpositie van de twee bewegingen, zoals geconstateerd in de bekende remmen, waardoor het risico wordt gevormd dat de armen tegen de zijden van de ski aanbotsen, welk risoco met de rem volgens de uitvinding wordt vermeden.

20 De tweede uitvoeringsvorm van de rem, zoals is weergegeven in de figuur 4-8 omvat een beugel 13 die gevormd wordt door een metaaldraad met een rechthoekige vorm, en welke om zijn dwarsas y 'wordt gedwongen te roteren door een elastische lus 14, die een onderdeel vormt van de tweede 25 elastische inrichting volgens de uitvinding. De beugel 13 is met de lus 14 verbonden door een tussenstuk 15, en de binnenste armen van de beugel 13 en de veer 14 zijn opgenomen in een op dé ski 1 bevestigde steun 16,waarin deze kunnen verdraaien. De beugel 13 vervangt dus in deze uitvoerings-30 vorm de dwarsas 9 van de uitvoeringsvorm volgens figuren 1-3. De veer 14 wordt zodanig uitgevoerd dat wanneer de beugel 13 plat op het oppervlak van de ski wordt gedrukt, de veer 14 onder spanning staat, en konstant tracht de beugel 13 naar boven terug te bewegen, door verdraaiing om de dwars-35 hartlijn y.

De eerste elastische inrichting volgens de uitvinding omvat hier veren zoals de veren 17, opgenomen in organen 18, die verbonden zijn met een dwarsarm:van de beugel 800 0 3 91 -7- 13, en die de uiteinden van de delen 6 van.de remarmen 22 trachten te verdraaien. De veren 17 zijn in het inwendige van kanalen 19 in de organen 18 aangebracht, waarbij één van de uiteinden daarvan verankerd is in het inwendige van het 5 orgaan, terwijl het andere uiteinde bevestigd is aan het betreffende armdeel 6. De veren 17 staan onder een zodanige spanning dat deze de armen 22 continu ten opzichte van de ski naar buiten trachten te roteren. Een pedaal 21 is bevestigd aan elk deel 6 van de armen 22, bijvoorbeeld door 10 middel van een door. het deel 6 stekende klinknagel 210.

De pedalen 21 roteren dus met de armen 22 mee.

De werking van deze rem is als volgt:

In de ingetrokken stand, weergegeven in figuur 4, zijn van de rem de beugel 13, de veer 14, de organen 18 15 en de armgedeelten.6 evenwijdig aan het bovenoppervlak van de ski, waarbij de organen 18 op dit oppervlak liggen. In deze stand komen de pedalen 21 in kontakt met het schoeisel en deze houden de rem in de ingetrokken stand.

Wanneer de schoen de binding verlaat, komen de 20 veren 17 in werking, en verdraaien de armen 22 om.hun hartlijnen xl en x2 ten opzichte van .de ski naar buiten, totdat de veer 14 zich ontspant en de beugel 13 in zijn steun 16 omhoog kantelt, zoals aangegeven door de pijl k in figuur 6, totdat de veer 14 geheel ontspannen is. De armen 22 zijn 25 dan in hun werkzame stand (figuur 6).

Bij het aandoen van de ski worden de elastische organen 17 en 14 in omgekeerde volgorde gespannen.

De in figuur-9-12 weergegeven rem komt overeen met die van de figuren 4-8 met betrekking tot de beweging 30 van de armen om de as y, veroorzaakt door de onder invloed van de veer 14 staande beugel 20.

De eerste elastische inrichting daarentegen, die bedoeld is voor het doen kantelen.van de remarmen ten opzichte van de ski naar buiten, omvat een hydraulisch··.

35 systeem 23 voor het roteren van de remarmen 24 om hun hartlijnen xl en x2. Dit hydraulische systeem 23 wordt in het weergegeven voorbeeld gevormd door een hydraulisch kussen dat opgenomen is in een houder 25 die in dwarsrichting de 800 0 3 91 ' -8- remarmen'24 en de armen 20a van de beugel 20 opneemt. De armen 20a van de beugel steken bovendien door een inwendig tussenschot 27 van de houder 25, aan twee uiteinden van het hydraulische kussen 23. Dit kussen is voorzien van twee 5 uitschuifbare dwarsuitsteeksels 28 in de vorm ‘van balgen, die in kontakt zijn met de omgezette uiteinden 29 van de armen 24. Hiertoe worden deze in het inwendige van de houder 25 aangegrepen door voorspanveren 31, die afsteunen op de twee armen 20a van de beugel.

10 De veer 14 is met de houder 25 verbonden door een afzonderlijke steun 32 van de houder. Volgens een eigenschap van deze uitvoeringsvorm, is een pedaal 33 vertikaal beweegbaar in het bovenvlak van de houder 25 gemonteerd.

Het pedaal 33 is voorzien van een inwendig bolvormig gedeelte 15 34, dat een druk uitoefent op het hydraulische kussen 23 wanneer de schoen van de skier met het pedaal in kontakt komt.

De werking is als volgt: wanneer de rem in de in figuur 9 en 10 getoonde stand is, d.w.z. in de niet-werk-20 zame stand, maar met de remblokken 3 niet-teruggetrokken tot boven het vlak van de ski, zijn.de veren 31 ontspannen, terwijl de veer 14 onder spanning staat, en de beugel 20 en de houder 25 op het oppervlak van de ski...zijn gedrukt.

Wanneer de schoen van de skier met het pedaal 25 33 in kontakt komt, oefent het onderste, gedeelte 34 een druk uit op het hydraulische kussen 23, waarvan de vloeistof verplaatst wordt naar de blagvormige deleri ..28 die uitzetten (figuur 11) en de armen 24 naar elkaar toe doen kantelen, ten opzichte van de ski naar binnen tot de in figuur 11 weer-30 gegeven stand, waarbij het pedaal 33 dus geheel ingedrukt is. De verdraaiing van de armen 24 om hun hartlijnen xl, x2 vindt plaats tegen de kracht van de veren 31 in. Wanneer daarentegen de voet het pedaal 33 verlaat, ontspannen de veren 31 zich en verdraaien deze de armen .24 ten opzichte 35 van de ski naar buiten, tot de in figuur 10 weergegeven stand, waarbij de uiteinden 28 worden ingedrukt. Tegelijkertijd komt het pedaal hoog tot de in figuur 10 weergegeven aanvangsstand. In deze stand wordt het onderste gedeelte 34 80 0 0 3 91 -9- tegengehouden door het bovenvlak van de houder 25, en wordt een aanslag gevormd tegen rotatie van de armen 24 naar buiten, door het hydraulische kussen 23. De door het deel 34 van het pedaal 33 gevormde aanslag begrenst dus de grootte 5 van de rotatie van de armen tot een bepaalde waarde.

De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven voorbeelden en kan uitvoeringsvarianten omvatten. De twee dwarspedalen 21 van.de uitvoeringsvorm van figuur.4-8 zouden bijvoorbeeld.vervangen kunnen worden door één enkel centraal 10 pedaal, dat verbonden is met twee remarmen.

De ski-rem volgens de uitvinding kan een geheel vormen met een veiligheidsbinding, en met name een hakauto-maat.

800 03 91

Claims (9)

1. Ski-rem omvattende twee remblokken dragende remarmen, daarmee samenwerkende elastische middelen voor het terugtrekken van de armen tot boven het vlak van de ski en ten opzichte van deze naar binnen, met het kenmerk, dat de 5 remarmen een krukvorm hebben, elk met een omgezet middengedeelte dat twee delen evenwijdig aan elkaar en aan de langs-as van de ski met elkaar verbindt, en waarvan het ene een remblok draagt, en.dat de genoemde elastische middelen enerzijds een eerste inrichting welke de remarmen om de hart-10 lijnen van hun delen, tegenover de remblokken te verdraaien, teneinde de remblokken ten opzichte van de ski naar buiten te verplaatsen wanneer de schoen de ski verlaat, en anderzijds een tweede inrichting omvatten welke de twee armen tegelijkertijd om een hartlijn dwars op de ski kan verdraaien, 15 loodrecht op de hartlijnen van de armdelen, teneinde de armen in een remstand te brengen.

2. Ski-rem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke remarm verlengd is, aan het uiteinde tegenover het remblok, door een tweede omgezet gedeelte, tenminste nagenoeg 20 loodrecht op het eerste gedeelte, bedoeld voor het.opnemen van de schoen van de skier, en dat de scharnierende gedeelten van de remarmen.roteerbaar om hun-hartlijnen gelagerd zijn in een boring in een dwarsas, die zelf roteerbaar om zijn hartlijn geleid wordt in op de ski bevestigde steunen, 25 waarbij veren de armen continu in de dwarsas trachten te verdraaien zodanig dat de remblokken ten opzichte van de ski naar buiten bewegen, evenals de dwarsas in de richting waarin de armen naar beneden bewogen worden in de remstand.

3. Skirrem volgens conclusie 2, met het kenmerk, 30 dat de door de veren op de remarmen uitgeoefende kracht groter is dan de door de.bij. de dwarsas behorende veer uitgeoefende kracht, waarbij deze veer om de as gewikkeld is en één uiteinde daarvan aan één van de steunen is bevestigd, terwijl de bij de armen behorende veren aan de dwarsas en 35 aan de armen zijn bevestigd.

4. Ski-rem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een beugel omvat die roteerbaar om een dwarsas 800 0 3 91 -11- belast wordt door een een onderdeel Van de tweede elastische inrichting vormende elastische ring, waarbij de beugel en de elastische ring in aangrijping zijn met een dwars op de ski bevestigde steun.

5. Ski-rem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de eerste elastische inrichting veren omvat welke de uiteinden van de armgedeelten tegenover de remhlokken trachten te verdraaien, waarbij deze veren opgenomen zijn in de bij de beugel behorende organen.

6. Ski-rem volgens één .van de conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de bedieningspedalen, bedoeld voor het opnemen van de schoen, bevestigd zijn aan de remarmgedeelten zodanig dat deze bij het aandoen van de ski ingetrokken worden.

7. Ski-rem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de eerste inrichting een de remarmen roteerbaar belastend hydraulisch systeem omvat, dat samenwerkt met een bedienings-pedaai, waarbij dat hydraulische systeem opgenomen is in een dwars op de beugel bevestigde houder.

8. Ski-rem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het pedaal vertikaal verplaatsbaar gemonteerd is door het bovenoppervlak van de houder heen, zodanig dat een druk uitgeoefend kan worden op een hydraulisch kussen dat uitschuif bare dwarsuitsteeksels draagt, en welke inkontakt 25 zijn met de omgezette gedeelten van de remarmen' teneinde deze te verdraaien bij het aandoen van de ski, wanneer het pedaal door de schoen op het kussen wordt .gedrukt.-

9. Ski-rem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste elastische inrichting voorzien is van veren 30 welke de remarmen met twee gedeelten van rde beugel verbinden, en op de armen een rotatiekracht uitoefenen tegengesteld aan de hydraulische druk in het kussen. 80 0 0 3 91