NL2033592B1 - Houten wandpaneel - Google Patents

Abstract

Houten wandpaneel met een dikte inliggend tussen 3 en 5 mm, met als bijzonderheid dat het wandpaneel aan diens ene laterale rand een naar buiten zich uitstrekkende ribbe bevat en aan diens andere, tegenoverliggende laterale rand een corresponderend gevormde, naar binnen zich uitstrekkende groef bevat, waarbij de ribbe van het wandpaneel in de groef van een ander, identiek gevormd wandpaneel kan worden aangebracht voor het onderling vormsluitend verbinden van de wandpanelen, en waarbij een bovenwand en een onderwand van de ribbe een hoek insluiten inliggend tussen 850 en 95°.

Description

i

HOUTEN WANDPANEEL

De uitvinding heeft betrekking op een houten wandpaneel met een dikte inliggend tussen 3 en 5 mm.

Opgemerkt wordt dat onder de term “wandpaneel” zowel een vloer- of plafondpaneel als een zijwandpaneel wordt verstaan, in het bijzonder in een voor een persoon toegankelijke ruimte, zoals een woonkamer, gang, slaapkamer en dergelijke.

Bekend is een houten vloer samengesteld uit verscheidene houten vloerpanelen die elk zijn opgebouwd uit een toplaag van bij voorbeeld eikenhout aangebracht op een onderlaag van bijvoorbeeld berkenhout. De onderlaag fungeert daarbij als drager van de toplaag. Dergelijke vloerpanelen zijn doorgaans 13, 19 of 21 mm dik en worden op bijvoorbeeld een onderliggende betonvloer verlijmd. De vloerpanelen worden daarbij onderling verbonden door middel van een zogenaamde veer/groef verbinding, waarbij het ene vloerpaneel langs diens langsrand is voorzien van een uitstekende ribbe (ook wel “mes”. “pen” of “tong” genoemd) die handmatig wordt aangebracht in een groef (ook wel “ploeg” of “gleuf” genoemd) langs een langsrand van het andere (naburige) vloerpaneel.

In de markt is een toenemende vraag naar dunne houten vloeren, waarbij de samenstellende vloerpanelen van bijvoorbeeld eikenhout een dikte hebben inliggend tussen 3 en 5 mm en geen drager bevatten. Dergelijke vloerpanelen blijken in de praktijk te dun om onderling door middel van een veer/groef verbinding te worden verbonden. In plaats daarvan worden de dunne vloerpanelen rechtstreeks op bijvoorbeeld een onderliggende betonvloer gelijmd. Om eventuele hoogteverschillen tussen de vloerpanelen te compenseren — als gevolg van oneffenheden in de betonvloer - dienen de vloerpanelen vervolgens te worden geschuurd en afgewerkt, zoals bijvoorbeeld geolied of gelakt. De montage van dergelijke dunne houten vloeren is derhalve omslachtig en daardoor relatief duur.

Het is het doel van de uitvinding de bezwaren van de stand van de techniek te ondervangen en in het bijzonder houten vloerpanelen met een dikte inliggend tussen 3 en 5 mm te verschaffen waarmee de houten vloer sneller en minder arbeidsintensief kan worden gelegd.

Hiertoe heeft een houten wandpaneel van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding als bijzonderheid dat het wandpaneel aan diens ene laterale rand een naar buiten zich uitstrekkende ribbe bevat en aan diens andere, tegenoverliggende laterale rand een corresponderend gevormde,

naar binnen zich uitstrekkende groef bevat, waarbij de ribbe van het wandpaneel in de groef van een ander, identiek gevormd wandpaneel kan worden aangebracht voor het onderling vormsluitend verbinden van de wandpanelen, en waarbij een bovenwand en een onderwand van de ribbe een hoek insluiten inliggend tussen 85° en 95°, in het bijzonder een hoek van 909 in. Bij voorkeur verjongen de bovenwand en de onderwand zich tot een spits. In een andere voorkeursvariant zijn de bovenwand en de onderwand afgeknot. Tijdens experimenten is verrassenderwijs gebleken — tegen de tot nu bestaande vooroordelen in — dat het toch mogelijk is dergelijke dunne wandpanelen door middel van een zogenaamde veer/groef verbinding onderling vormstuitend te verbinden, zij het onder gebruikmaking van een ribbe die vanwege het genoemde hoekbereik tussen 859 en 959 een enorme stijfheid (sterkte) blijkt te hebben.

Een belangrijk voordeel van een wandpaneel uitgevoerd als vloerpaneel in de uitvinding is dat een vloer samengesteld uit deze vloerpanelen kant en klaar kan worden gelegd (geolied of gelakt) zonder dat enig verschil in hoogte tussen naburige vloerpanelen optreedt. Het schuren van de gelegde vloer kan derhalve achterwege blijven, met alle tijdswinst bij het leggen van de vloer van dien. Een ander belangrijk voordeel is dat het vloerpaneel door diens geringe dikte licht van gewicht is, hetgeen een verbeterde warmtegeleiding bij vloerverwarming en/of een verbeterde koudegeleiding bij vloerkoeling tot gevolg heeft.

Onder een vormsluitende verbinding wordt in dit verband verstaan een “formschliissige

Verbindung” (Duits). dat wil zeggen een eenvoudige, gemakkelijk te monteren en te demonteren verbinding, waarbij in dit geval de ribbe en de groef in elkaar grijpen en zonder externe krachtoverdracht onderling niet kunnen worden gelost.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een wandpaneel overeenkomstig de uitvinding strekt de bovenwand vanaf een bovenoppervlak van het wandpaneel zich schuin naar beneden uit. In het bijzonder strekt de onderwand vanaf een opstaande wand van het wandpaneel zich schuin naar boven uit. Bij voorkeur strekt de opstaande wand vanaf een onderoppervlak van het wandpaneel zich recht naar boven uit. In combinatie met het genoemde hoekbereik tussen 85° en 959 wordt hierdoor een stevige vormsluitende verbinding tussen naburige wandpanelen gerealiseerd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een wandpaneel volgens de uitvinding strekt een bovenwand van de groef vanaf een opstaande wand van het wandpaneel zich schuin naar beneden uit. Bij voorkeur strekt de opstaande wand vanaf een bovenoppervlak van het wandpaneel zich schuint naar beneden uit.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een wandpaneel overeenkomstig de uitvinding strekt een onderwand van de groef vanaf cen opstaande wand van het wandpaneel zich schuin naar boven uit. Voorkeurshalve strekt de opstaande wand vanaf een onderoppervlak van het wandpaneel zich recht naar boven uit. In combinatie met het genoemde hoekbereik tussen 85° en 95° wordt hierdoor een stevige vormsluitende verbinding tussen naburige wandpanelen gerealiseerd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een wandpaneel volgens de uitvinding is het wandpaneel ingericht om als vloerpaneel te fungeren. Het bovenoppervlak van het vloerpaneel kan voorkeurshalve dan als het onderoppervlak fungeren en vice versa. De eerder gebruikte terminologie “boven” en “onder” dienen dan dienovereenkomstig te worden geïnterpreteerd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een wandpaneel overeenkomstig de uitvinding is het wandpaneel vervaardigd uit eikenhout.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een wand met behulp van verscheidene wandpanelen volgens de uitvinding, met als bijzonderheid dat de wandpanelen zonder drager rechtstreeks op een ondergrond worden aangebracht, bij voorkeur verlijmd. Daarbij worden de wandpanelen bij voorkeur gebruiksklaar af fabriek aangebracht.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij - figuur 1 een vloerpaneel in een voorkeursvariant volgens de uitvinding schematisch en in zijaanzicht laat zien; - figuren 2a, 2b en 2c twee identieke vloerpanelen volgens figuur 1 deels weergeven (figuur 2a), waarbij deze achtereenvolgens in horizontale richting naar elkaar toe worden bewogen {figuur 2b) totdat deze met elkaar vormsluitend zijn verbonden (figuur 2¢); en - figuur 3 vier vloerpanelen volgens figuur 2c tonen; - figuren 4 tot en met 6 met figuren 1 tot en met 3 corresponderen, doch waarbij het bovenoppervlak 8 als onderoppervlak 10 fungeert en vice versa.

In figuur 1 wordt in schematisch zijaanzicht het wandpaneel | met een dikte inliggend tussen 3 en 5 mm getekend dat aan diens ene laterale rand 2 een naar buiten zich uitstrekkende ribbe 3 bevat en aan diens andere, tegenoverliggende laterale rand 4 een corresponderend gevormde, naar binnen zich uitstrekkende groef 5 bevat. Zoals figuur 2 laat zien, kan de ribbe 3 van het wandpaneel 1 in de groef 5 van een ander, identiek gevormd wandpaneel 1” worden aangebracht voor het onderling vormsluitend verbinden van de wandpanelen 1,17.

Onder verwijzing naar figuur 3, sluit een bovenwand 6 en een onderwand 7 van de ribbe 3 een hoek o van 90° in. Volgens de figuren verjongen de bovenwand 6 en de onderwand 7 zich tot een spits, doch zouden in een andere voorkeursvariant ook kunnen zijn afgeknot.

Zoals getekend in de figuren, strekt de bovenwand 6 vanaf een bovenoppervlak 8 van het wandpaneel 1 zich schuin naar beneden buitenwaarts uit, terwijl de onderwand 7 vanaf een opstaande wand 9 van het wandpaneel 1 zich schuin naar boven buitenwaarts uitstrekt. De opstaande wand 9 strekt zich daarbij vanaf een onderoppervlak 10 van het wandpaneel 1 recht naar boven uit.

Voor wat betreft de groef 5, strekt een bovenwand 11 van de groef 5 vanaf een schuine wand 12 van het wandpaneel 1 zich schuin naar beneden binnenwaarts uit, terwijl de schuine wand 12 vanaf het bovenoppervlak 8 van het wandpaneel 1 zich schuint naar beneden buitenwaarts uitstrekt. Een onderwand 13 van de groef 5 vanaf een opstaande wand 14 van het wandpaneel 1 zich schuin naar boven binnenwaarts uit. De opstaande wand 14 strekt zich vanaf het onderoppervlak 10 van het wandpaneel 1 recht naar boven uit.

In de getekende uitvoeringsvariant hebben de opstaande wanden 9, 14 een hoogte a van 1 mm, steekt de schuine wand 12 ten opzichte van het bovenoppervlak 8 buitenwaarts uit over een afstand b van Imm, en hebben de bovenwand 11 en de onderwand 13 een gezamelijke hoogt c van 2mm.

Figuren 4 tot en met 6 corresponderen met figuren 1 tot en met 3, met dien verstande dat de vloer is omgedraaid in de zin dat het onderoppervlak 10 als bovenoppervlak fungeert en het bovenoppervlak 8 als onderoppervlak dienst doet.

De uitvinding is niet beperkt tot de getekende variant, doch strekt zich tevens uit tot andere voorkeursvarianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims (15)

5 CONCLUSIES

1. Houten wandpaneel (1) met een dikte inliggend tussen 3 en 5 mm, met het kenmerk dat het wandpaneel (1) aan diens ene laterale rand (2) een naar buiten zich uitstrekkende ribbe (3) bevat en aan diens andere, tegenoverliggende laterale rand (4) een corresponderend gevormde, naar binnen zich uitstrekkende groef (5) bevat, waarbij de ribbe (3) van het wandpaneel (1) in de groef (5) van een ander, identiek gevormd wandpaneel (17) kan worden aangebracht voor het onderling vormsluitend verbinden van de wandpanelen

(1.17), en waarbij een bovenwand (6) en een onderwand (7) van de ribbe (3) een hoek insluiten inliggend tussen 85° en 95°.

2. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 1, waarbij de bovenwand (6) en de onderwand (7) een hoek van 909 insluiten.

3. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bovenwand (0) en de onderwand (7) tot een spits zich verjongen.

4. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de bovenwand (6) vanaf een bovenoppervlak (8) van het wandpaneel (1) zich schuin naar beneden buitenwaarts uitstrekt.

5. Houten wandpaneel (1) volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij de onderwand (7) vanaf een opstaande wand (9) van het wandpaneel (1) zich schuin naar boven buitenwaarts uitstrekt.

6. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 5, waarbij de opstaande wand (9) vanaf een onderoppervlak (10) van het wandpaneel (1) zich recht naar boven uitstrekt.

7. Houten wandpaneel (1) volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 6, waarbij een bovenwand (11) van de groef (5) vanaf een schuine wand (12) van het wandpaneel (1) zich schuin naar beneden binnenwaarts uitstrekt.

8. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 7, waarbij de schuine wand (12) vanaf een bovenoppervlak (8) van het wandpaneel (1) zich schuint naar beneden buitenwaarts uitstrekt.

9. Houten wandpaneel (1) volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 8, waarbij een onderwand (13) van de groef (5) vanaf een opstaande wand (14) van het wandpaneel (1) zich schuin naar boven binnenwaarts uitstrekt.

10. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 9, waarbij de opstaande wand (14) vanaf het onderoppervlak (10) van het wandpaneel (1) zich recht naar boven uitstrekt.

11. Houten wandpaneel (1) volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 10, waarbij het wandpaneel (1) is ingericht om als vloerpaneel te fungeren.

12. Houten wandpaneel (1) volgens conclusie 11, waarbij het bovenoppervlak (8) als het onderoppervlak (10) kan fungeren en vice versa.

13. Houten wandpaneel volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 12, waarbij het wandpaneel is vervaardigd uit eikenhout.

14. Werkwijze voor het aanbrengen van een wand met behulp van verscheidene wandpanelen volgens een der voorgaande conclusies | tot en met 13, met het kenmerk dat de wandpanelen zonder drager rechtstreeks op een ondergrond worden aangebracht, bij voorkeur verlijmd.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de wandpanelen gebruiksklaar af fabriek worden aangebracht.