NL2005303C2 - Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie. - Google Patents
Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2005303C2 NL2005303C2 NL2005303A NL2005303A NL2005303C2 NL 2005303 C2 NL2005303 C2 NL 2005303C2 NL 2005303 A NL2005303 A NL 2005303A NL 2005303 A NL2005303 A NL 2005303A NL 2005303 C2 NL2005303 C2 NL 2005303C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- coupling member
- hook
- coupling
- combination
- guide
- Prior art date
Links
- 230000008878 coupling Effects 0.000 title claims description 226
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 title claims description 226
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 title claims description 226
- 210000000056 organ Anatomy 0.000 title 3
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 claims description 6
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 2
- 230000006835 compression Effects 0.000 description 7
- 238000007906 compression Methods 0.000 description 7
- 230000000994 depressogenic effect Effects 0.000 description 3
- 238000009835 boiling Methods 0.000 description 2
- 239000013013 elastic material Substances 0.000 description 2
- 230000002093 peripheral effect Effects 0.000 description 2
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 1
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 1
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 1
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16M—FRAMES, CASINGS OR BEDS OF ENGINES, MACHINES OR APPARATUS, NOT SPECIFIC TO ENGINES, MACHINES OR APPARATUS PROVIDED FOR ELSEWHERE; STANDS; SUPPORTS
- F16M13/00—Other supports for positioning apparatus or articles; Means for steadying hand-held apparatus or articles
- F16M13/02—Other supports for positioning apparatus or articles; Means for steadying hand-held apparatus or articles for supporting on, or attaching to, an object, e.g. tree, gate, window-frame, cycle
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16M—FRAMES, CASINGS OR BEDS OF ENGINES, MACHINES OR APPARATUS, NOT SPECIFIC TO ENGINES, MACHINES OR APPARATUS PROVIDED FOR ELSEWHERE; STANDS; SUPPORTS
- F16M11/00—Stands or trestles as supports for apparatus or articles placed thereon ; Stands for scientific apparatus such as gravitational force meters
- F16M11/02—Heads
- F16M11/04—Means for attachment of apparatus; Means allowing adjustment of the apparatus relatively to the stand
- F16M11/041—Allowing quick release of the apparatus
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16M—FRAMES, CASINGS OR BEDS OF ENGINES, MACHINES OR APPARATUS, NOT SPECIFIC TO ENGINES, MACHINES OR APPARATUS PROVIDED FOR ELSEWHERE; STANDS; SUPPORTS
- F16M11/00—Stands or trestles as supports for apparatus or articles placed thereon ; Stands for scientific apparatus such as gravitational force meters
- F16M11/02—Heads
- F16M11/04—Means for attachment of apparatus; Means allowing adjustment of the apparatus relatively to the stand
- F16M11/06—Means for attachment of apparatus; Means allowing adjustment of the apparatus relatively to the stand allowing pivoting
- F16M11/10—Means for attachment of apparatus; Means allowing adjustment of the apparatus relatively to the stand allowing pivoting around a horizontal axis
- F16M11/105—Means for attachment of apparatus; Means allowing adjustment of the apparatus relatively to the stand allowing pivoting around a horizontal axis the horizontal axis being the roll axis, e.g. for creating a landscape-portrait rotation
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16M—FRAMES, CASINGS OR BEDS OF ENGINES, MACHINES OR APPARATUS, NOT SPECIFIC TO ENGINES, MACHINES OR APPARATUS PROVIDED FOR ELSEWHERE; STANDS; SUPPORTS
- F16M13/00—Other supports for positioning apparatus or articles; Means for steadying hand-held apparatus or articles
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T403/00—Joints and connections
- Y10T403/59—Manually releaseable latch type
- Y10T403/599—Spring biased manipulator
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Casings For Electric Apparatus (AREA)
- Telephone Set Structure (AREA)
Description
Korte aanduiding: Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie .
5 BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan waarbij het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan handmatig met elkaar koppelbaar en ontkoppelbaar zijn. Meer specifiek richt de onderhavige uitvinding zich op een 10 dergelijk koppelorgaan zoals die kan worden toegepast in een positioneringssysteem voor een mobiel apparaat met een platte behuizing en een plat beeldscherm aan de voorzijde van het apparaat. Alhoewel niet uitsluitend heeft de onderhavige uitvinding met name betrekking op een koppelorgaan zoals die kan worden toegepast bij een positioneringssysteem voor het apparaat dat door het bedrijf Apple® in het voorjaar 15 van 2010 op de markt is gebracht onder de merknaam iPad® of een vergelijkbaar apparaat. De bediening van een dergelijk apparaat kan in belangrijke mate geschieden via het beeldscherm dat van het aanraaktype is. Alhoewel een dergelijk apparaat los kan worden gebruikt, bijvoorbeeld liggend op een tafel of in de hand gehouden, is het voor sommige toepassingen gunstig indien het apparaat in een 20 bepaalde ruimte wordt gepositioneerd. Deze ruimte kan een vertrek zijn van een gebouw maar bijvoorbeeld ook het interieur van een auto. Men kan daarbij bijvoorbeeld denken aan de toepassing waarbij het beeldscherm van het mobiele apparaat wordt gebruikt voor het weergeven van een film (denk aan een auto) of een recept (denk aan een keuken). Met name vanwege deze bediening via het 25 aanraakscherm alsmede vanwege de grotere afmetingen en gewicht dan de afmetingen en het gewicht van mobiele telefoons zijn de eisen ten aanzien van stabiliteit die aan een positioneringssysteem voor een iPad®(-achtig) apparaat worden gesteld hoger dan vergelijkbare eisen die worden gesteld aan een positioneringssysteem voor een kleinere mobiele telefoon.
30 Ten tijde van de onderhavige uitvinding was onder naam ModulR
een positioneringssysteem voor een iPad® op de markt gebracht. Dit systeem omvat een rechthoekige casing aan de binnenzijde waarvan een iPad® klemmend kan worden opgenomen. Aan de buitenzijde is de casing nabij de hoeken voorzien van 2 koppelpoten die als uitstekende delen zijn uitgevoerd. Voor bevestiging tegen een wand omvat het ModulR systeem tevens een wandorgaan waarvan de buitenomtrek, behalve ter plaatse van de hoeken, aansluit op die van de casing. In het wandorgaan zijn gaten aangebracht waarmee het wandorgaan tegen een wand kan worden 5 geschroefd. Verder omvat het wandorgaan groeven waarin de koppelpoten kunnen worden geschoven. De breedte van de groef neemt daarbij over een deel van de lengte af waardoor de koppelpoten vast geklikt kunnen worden in de groeven en aldus de casing, met daarin geklemd een iPad®, losmaakbaar kunnen worden bevestigd tegen het wandorgaan.
10 Belangrijke bezwaren die kleven aan dit systeem is dat indien er geen casing met een iPad® is gekoppeld met het wandorgaan, het wandorgaan, mede vanwege zijn afmetingen, nadrukkelijk zichtbaar is op de wand hetgeen uit esthetisch oogpunt niet door iedereen zal worden gewaardeerd. Bovendien bepaalt de oriëntatie waarin het wandorgaan tegen de wand wordt bevestigd tevens de 15 oriëntatie van de hoes en daarmee van het beeldscherm van de iPad®. Kiest men voor een landscape-oriëntatie van het wandorgaan, dan is het niet mogelijk het beeldscherm in portretscape-oriëntatie tegen een wand te positioneren. Een bezwaar dat kleeft aan de toepassing van koppelpoten aan de achterzijde van de casing is dat deze, in het geval van de iPad®, afbreuk doen aan het ontwerp van de iPad® dat 20 juist een uiterst strak uiterlijk heeft zonder uitstekende delen. In het algemeen kan men stellen dat de meeste mobiele apparaten geen substantieel uitstekende delen hebben. In varianten van het ModulR systeem is een orgaan zoals het wandorgaan zoals bovenstaande is omschreven, bevestigd aan het uiteinde van een zwenkarm die tegen een wand kan worden bevestigd of aan de achterzijde van een hoofdsteun 25 van een autostoel. Vergelijkbare bezwaren zoals bovenstaand aangegeven zijn aan de orde.
De onderhavige uitvinding beoogt nu een koppelorgaan volgens de aanhef te verschaffen zoals toepasbaar bij een positioneringssysteem voor een mobiel apparaat zoals met name maar niet uitsluitend een iPad® welk 30 positioneringssysteem enerzijds een uiterst betrouwbare koppeling van het koppelorgaan met het verdere koppelorgaan toestaat en anderzijds het desondanks mogelijk maakt dat de onderdelen van het positioneringssysteem een strak uiterlijk hebben met een minimum aan uitstekende delen terwijl bovendien de afmetingen 3 van ten minste het koppelorgaan beperkt zijn. Het strakke uiterlijk van het positioneringssysteem kan daarbij aansluiten op de vormgeving van het betreffende mobiele apparaat dat door het positioneringssysteem wordt gepositioneerd zodat het ontwerp van het betreffende mobiele apparaat zo min mogelijk wordt verstoord door 5 het positioneringssysteem.
Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een koppelorgaan volgens de aanhef dat bevestigingsmiddelen omvat voor bevestiging van het koppelorgaan in de omgeving waarin het koppelorgaan wordt toegepast, het koppelorgaan verder omvattende een basislichaam, twee tegen over elkaar gelegen 10 haaklichamen ieder met een haakrand voor aangrijping achter twee respectievelijke recht tegen over elkaar gelegen verdere haakranden deel uitmakend van het verdere koppelorgaan welke twee haakranden recht tegen over elkaar zijn gelegen en van elkaar af zijn gericht, de haaklichamen tegen veerwerking in naar elkaar toe en vanwege de veerwerking van elkaar af verplaatsbaar zijnde ten opzichte van het 15 basislichaam tussen een koppelstand waarbij de haakranden kunnen aangrijpen achter de bijbehorende verdere haakrand van het verdere koppelorgaan en een ontkoppelstand waarbij de haakranden los zijn van de bijbehorende verdere haakranden van het verdere koppelorgaan, het koppelorgaan verder omvattende een aanslagvlak voor aanligging in de koppelstand onder verdere veerwerking tegen een 20 verder aanslagvlak deel uitmakend van het verdere koppelorgaan en gericht zijnde naar de verdere haakranden waarbij het koppelorgaan in een gekoppelde toestand in de koppelstand met de haakranden en het aanslagvlak is ingeklemd tussen de verdere haakranden en het verdere aanslagvlak van het verdere koppelorgaan en de grootte van de verdere veerwerking toeneemt tijdens verplaatsing vanuit de 25 gekoppelde toestand van de koppelstand naar de ontkoppelstand, het koppelorgaan nog verder omvattende geleidingsmiddelen voor het geleiden van de verplaatsing van de haaklichamen tussen de koppelstand en de ontkoppelstand ten opzichte van het basislichaam, de geleidingsmiddelen voor ieder van de haaklichamen omvattende een geleiding deel uitmakend van het basislichaam alsmede 30 geleidedelen deel uitmakend van ieder van de haaklichamen welke geleidedelen tijdens de verplaatsing van de haaklichamen tussen de koppelstand en de ontkoppelstand in respectievelijke rechte geleidingsrichtingen worden geleid door de bijbehorende geleiding. Een belangrijk aspect van het koppelorgaan volgens de 4 uitvinding wordt gevormd doordat de grootte van de verdere veerwerking toeneemt tijdens verplaatsing van de koppelstand naar de ontkoppelstand. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat indien er sprake is van een neiging dat het koppelorgaan wordt ontkoppeld van het verdere koppelorgaan er sprake is van een tegenwerkende 5 kracht waarvan de grootte toeneemt. Dit is niet bezwaarlijk voor de situatie waarbij bewust het koppelorgaan van het verdere koppelorgaan wordt ontkoppeld maar heeft anderzijds wel het voordeel dat onbedoelde ontkoppeling, bijvoorbeeld doordat men per ongeluk stoot tegen het mobiele apparaat dat wordt gepositioneerd door het positioneringssysteem waar het koppelorgaan deel van uitmaakt, de koppeling 10 tussen het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan steviger zal worden waardoor de onbedoelde ontkoppeling tegen wordt gegaan. Een verder belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is gelegen in het feit dat er sprake is van een rechtlijnige geleiding door de geleidingsmiddelen van de haaklichamen waardoor weliswaar de haakranden en de verdere haakranden ten opzichte van elkaar verplaatsen tijdens 15 koppeling en ontkoppeling maar dat de relatieve oriëntatie ongewijzigd blijft waardoor een voorspelbaar koppelgedrag ontstaat.
Een uitermate geschikte manier om de grootte van de verdere veerwerking te laten toenemen tijdens verplaatsing van de koppelstand naar de ontkoppelstand zoals bovenstaand omschreven kan worden verkregen indien de 20 twee geleidingsrichtingen een geleidingshoek met elkaar insluiten en de punt van de geleidingshoek van het aanslagvlak af is georiënteerd. Het vanuit een gekoppelde toestand naar elkaar toe bewegen van de haaklichamen en daarmee van de haakranden zal er daardoor toe leiden dat, althans in eerste instantie, het aanslagvlak verder in de richting van het verdere aanslagvlak wordt gedrukt 25 waardoor een verhoogde weerstand ontstaat tegen ontkoppeling.
De grootte van de geleidingshoek is bijvoorbeeld gelegen tussen 140 graden en 175 graden.
Alternatief of in combinatie met de voorgaand besproken mogelijke uitvoeringsvorm kunnen de twee haakranden ieder een haakvlak hebben die met 30 elkaar een haakhoek insluiten en de punt van de haakhoek naar het aanslagvlak is georiënteerd. Het haakvlak is daarbij het vlak van de haakrand dat langs de verdere haakrand verschuift tijdens koppeling dan wel ontkoppeling. Met de maatregel dat de punt van de haakhoek naar het aanslagvlak is georiënteerd wordt bedoeld dat de 5 lijnen die in het verlengde van de haakvlakken de haakhoek bepalen vanaf het betreffende haakvlak naar het aanslagvlak zijn gericht.
Een gunstige grootte van de haakhoek is gelegen tussen 140 graden en 175 graden.
5 Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm maakt het aanslagvlak deel uit van een aanslaglichaam dat is vervaardigd van veerkrachtig, bij voorkeur kunststof, materiaal voor het verschaffen van de verdere veerwerking vanwege het indrukken van het aanslaglichaam tijdens het doen aanliggen van het aanslagvlak tegen het verdere aanslagvlak. Het aanslaglichaam vormt daarbij als het ware een 10 elastisch kussen.
De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een combinatie van een koppelorgaan volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven en een verder koppelorgaan zoals bovenstaand aan de orde is gekomen. Een dergelijke combinatie kan een volledig positioneringssysteem vormen 15 dan wel daar deel van uitmaken.
Het verdere koppelorgaan is mogelijkerwijs althans in hoofdzaak ringvormig, in welke ringvorm het koppelorgaan ten dele wordt gestoken tijdens koppeling van het koppelorgaan met het verdere koppelorgaan waarbij het verdere koppelorgaan aan de in de gekoppelde toestand van het koppelorgaan afgekeerde 20 zijde van de ringvorm is voorzien van het verdere aanslagvlak. Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat het begrip “ringvormig” hier niet expliciet impliceert dat er sprake is van een cirkelvorm. De ringvorm kan bijvoorbeeld ook rechthoekig, meer specifiek vierkant zijn.
Indien de verdere haakranden deel uitmaken van de cirkelvormige 25 rand, dan kan aldus de mogelijkheid worden verkregen om het verdere koppelorgaan ten minste één volledige omwenteling te laten maken ten opzichte van het koppelorgaan, al dan niet traploos. In dat geval is de ringvorm dus wél cirkelvormig. Aldus kan bijvoorbeeld een beeldscherm dat wordt gepositioneerd met behulp van de combinatie volgens de uitvinding in verschillende oriëntaties (portrait of landscape) 30 worden gepositioneerd.
Specifiek ten behoeve van toepassing van de combinatie voor het positioneren van een mobiel apparaat is het mogelijk dat het verdere koppelorgaan deel uitmaakt van een houderorgaan dat is voorzien van een plaatvormig lichaam dat 6 aan de binnenzijde ervan langs tenminste een deel van de omtreksrand is voorzien van opstaande randen voor het klemmend daartussen opnemen van een mobiel apparaat met een plat beeldscherm waarbij het verdere koppelorgaan is verbonden met het plaatvormig lichaam.
5 Indien het verdere koppelorgaan zich althans grotendeels uitstrekt aan de binnenzijde van het plaatvormig lichaam, dan kan de vormgeving van het houderorgaan zeer goed aansluiten op die van het betreffend mobiele apparaat. Dit voordeel is ook van toepassing indien de grootte van de verdere veerwerking niet toeneemt tijdens verplaatsing van de koppelstand naar de ontkoppelstand en/of 10 indien er geen sprake is van een rechtlijnige geleiding door de geleidingsmiddelen van de haaklichamen. Aldus is er sprake van een combinatie van een koppelorgaan in een verder koppelorgaan waarbij het koppelorgaan is ingericht voor toepassing in combinatie met het verdere koppelorgaan waarbij het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan handmatig met elkaar koppelbaar en ontkoppelbaar zijn, het 15 koppelorgaan omvattende bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het koppelorgaan in de omgeving waarin het koppelorgaan wordt toegepast, het koppelorgaan omvattende een basislichaam, twee tegenover elkaar gelegen haaklichamen ieder met een haakrand voor aangrijping achter twee respectievelijke recht tegenover elkaar gelegen verdere haakranden deel uitmakend van het verdere 20 koppelorgaan welke twee haakranden recht tegenover elkaar zijn gelegen en van elkaar af zijn gericht, de haaklichamen tegen veerwerking in naar elkaar toe en vanwege de veerwerking van elkaar af verplaatsbaar zijnde ten opzichte van het basislichaam tussen een koppelstand waarbij de haakranden kunnen aangrijpen achter de bijbehorende verdere haakrand van het verdere koppelorgaan en een 25 ontkoppelstand waarbij de haakranden los zijn van de bijbehorende verdere haakrand en van het verdere koppelorgaan, het koppelorgaan verder omvattende een aanslagvlak voor aanligging in de koppelstand om de verdere veerwerking tegen een verdere aanslagvlak deel uitmakend van het verdere koppelorgaan en gericht zijnde naar de verdere haakranden waarbij het koppelorgaan in hun gekoppelde 30 toestand in de koppelstand met de haakranden en het aanslagvlak is ingeklemd tussen de verdere haakranden en het verdere aanslagvlak van het verdere koppelorgaan, waarbij verder het verdere koppelorgaan deel uitmaakt van een houderorgaan dat is voorzien van een plaatvormig lichaam dat aan de binnenzijde 7 ervan langs ten minste een deel van de omtreksrand is voorzien van opstaande randen voor het klemmend daartussen opnemen van een mobiel apparaat met een plat beeldscherm waarbij het verdere koppelorgaan is verbonden met het plaatvormig lichaam waarbij verder het verdere koppelorgaan zich althans grotendeels uitstrekt 5 aan de binnenzijde van het plaatvormige lichaam.
Binnen bovengenoemd kader betrekking hebbende op de aansluitende vormgeving van het houderorgaan op die van het mobiele apparaat heeft het, specifiek voor mobiele apparaten met een bolle achterzijde de voorkeur dat het plaatvormig lichaam althans in hoofdzaak een bolle vorm heeft.
10 Teneinde de vormgeving van het houderorgaan zo min mogelijk afbreuk te laten doen aan de vormgeving van het mobiele apparaat kan het plaatvormig lichaam verder aan de buitenzijde ervan vrij zijn van uitstekende delen.
Teneinde een evenwichtige belasting te verkrijgen op de koppeling tussen het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan is het mogelijk dat het verdere 15 koppelorgaan centraal in het plaatvormig lichaam is voorzien.
De uitvinding heeft zowel tevens betrekking op een houderorgaan voor toepassing in een combinatie zoals voorgaand omschreven.
Navolgend zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een drietal mogelijke uitvoeringsvormen van de onderhavige 20 uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren: figuur 1a toont in isometrisch aanzicht de buitenzijde van een houderorgaan volgens de uitvinding; figuur 1b toont in isometrisch aanzicht in explosieweergave de binnenzijde van een gehalveerd houderorgaan volgens figuur 1a in combinatie met 25 een gehalveerd mobiel apparaat; figuur 2 toont in explosieweergave een eerste uitvoeringsvorm van een koppelorgaan volgens de uitvinding; figuren 3a tot en met 3c tonen langsdoorsneden van het koppelorgaan volgens figuur 2 in combinatie met een verder koppelorgaan tijdens 30 drie achtereenvolgende situaties bij het onderling koppelen van het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan; figuur 4 toont in explosieweergave een tweede uitvoeringsvorm van een koppelorgaan volgens de uitvinding; 8 figuren 5a tot en met 5c tonen langsdoorsneden van het koppelorgaan volgens figuur 4 in combinatie met een verder koppelorgaan tijdens drie achtereenvolgende situatie bij het onderling koppelen van het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan; 5 figuur 6 toont in explosieweergave een derde uitvoeringsvorm van een koppelorgaan volgens de uitvinding; en figuren 7a tot en met 7c tonen langsdoorsneden van het koppelorgaan volgens figuur 6 in combinatie met een verder koppelorgaan tijdens de drie achtereenvolgende situaties bij het onderling koppelen van het koppelorgaan en 10 het verdere koppelorgaan.
Figuur 1a toont de buitenzijde van een casing 1. Casing 1 omvat een klemdeel 2 van kunststof en een koppelring 3 (zie ook figuur 1b). Klemdeel 2 is voorzien van een licht gebold plaatvormig lichaam 4 langs een deel van de rechthoekige omtrek waarvan, en ten minste ter plaatse van de hoeken van de 15 rechthoekige omtrek daarvan, aan de binnenzijde van het plaatvormig lichaam 4 opstaande randen 5 zijn voorzien waarbinnen een mobiel apparaat 6 klemmend kan worden opgenomen. Om het mobiele apparaat 6 daarbij op te sluiten zijn de opstaande randen 5 over ten minste een deel van de lengte, bijvoorbeeld niet ter plaatse van de hoeken, voorzien van naar binnen gerichte opsluitranden 7 die het 20 mobiele apparaat 6 langs de omtrek ervan kunnen opsluiten. De opstaande randen 5 zijn in ieder geval daar onderbroken waar het mobiele apparaat 6 bedieningsknoppen 8 heeft of waar bijvoorbeeld andere voorzieningen zijn getroffen zoals een luidspreker, microfoon of aansluiting op een voedingsbron of voor data-overdracht.
In het midden van het plaatvormig lichaam 4 is een cirkelvormig 25 verdiept gedeelte 9 voorzien. Koppelring 3 is klemmend opgenomen in dit verdiepte gedeelte 9. Hiertoe omvat verdiept gedeelte 9 (ten minste) een drietal klikranden 10 waarvan er in figuur 1b twee zichtbaar zijn. De klikranden 10 werken klemmend samen met een zich naar buiten toe uitstrekkende rondgaande klikrand 11 zoals die is voorzien aan de bodemzijde van koppelring 3. Koppelring 3 is aan één zijde, 30 verder de bodemzijde genoemd, voorzien van een aanslagvlak 16. Aan de tegenover de bodemzijde van koppelring 3 gelegen open zijde van koppelring 3 omvat koppelring 3 een tweede naar buiten gerichte rondgaande rand 12 waarvan de naar klikrand 11 gerichte zijde 13 aanligt tegen de buitenzijde van het plaatvormig lichaam 9 4. Tegenover de rondgaande rand 12 heeft koppelring 3 verder een naar binnen gerichte haakrand 17 met een naar bodem 16 gerichte punt 18, haakvlak 19 en geleidingsvlak 20 welke vlakken 19, 20 in langsdoorsnede respectievelijk een recht en een gebogen verloop hebben (zie ook figuur 3a). Vlak 19 die feitelijk rond gaat 5 bepaalt een kegelvorm waarvan de tophoek 160 graden is voor koppelring 3 zoals die in combinatie met nader te omschrijven koppelorgaan 101 wordt uitgevoerd. Vlak 19 is voor toepassing in combinatie met de nog nader te omschrijven koppelorganen 201 en 301 haaks op de hartlijn van koppelring 3 georienteerd.
Mobiel apparaat 6 heeft aan de voorzijde een groot beeldscherm 14 10 van het aanraaktype. De achterzijde 15 van de behuizing van het mobiele apparaat 6 is bol. De boiling van het plaatvormig lichaam 4 is iets groter dan die van achterzijde 15 terwijl de dikte van het mobiele apparaat ter plaatse van de omtreksrand er van althans in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de opstaande randen 5. Vanwege de grotere boiling van het plaatvormig lichaam 4 is er voldoende ruimte voor het 15 verdiepte gedeelte 9. Koppelring 3 strekt zich derhalve grotendeels uit aan de binnenzijde van de buitenzijde van het plaatvormig lichaam 4. De vormgeving van casing 1 komt daarbij zo veel mogelijk overeen met die van het mobiele apparaat 6, zoals bijvoorbeeld een iPad®, te meer daar aan de buitenzijde van casing 1 er geen sprake is van uitstekende delen.
20 Figuur 2 toont in explosieweergave een eerste mogelijke uitvoeringsvorm van een koppelorgaan 101 waar casing 1 handmatig mee kan worden gekoppeld en ontkoppeld via de koppelring 3 daarvan. Koppelorgaan 101 omvat een cilindrisch hulsdeel 102, een aanslagdeel 103, tegenover aanslagdeel 103 een bodemdeel 104 en twee tegenover elkaar gelegen bedieningsdelen 105.
25 Bodemdeel 104 omvat een schijfdeel 106 waarvan de omtrek overeenkomt met de cilindervorm van hulsdeel 102 en welk schijfdeel 106 in geassembleerde toestand (zie ook figuur 3a) de open achterzijde van hulsdeel 102 afsluit. Loodrecht op het schijfdeel 106 strekken zich twee tegenover elkaar gelegen verende lippen 107 en twee paren van geleidingsdelen 108a, 108b en 109a, 109b 30 uit. Tussen geleidingsdelen 108a en 108b alsmede tussen geleidingsdelen 109a en 109b is er sprake van respectievelijke spleten 110, 111. leder van de geleidingsdelen 108a, 109b is aan de vrije uiteinden ervan voorzien van zich evenwijdig aan het schijfdeel 106 uitstrekkende geleidingsranden 112a, 112b, 113a, 113b waarbij de 10 geleidingsranden 112a, 113a naar elkaar zijn gericht net zoals de geleidingsranden 112b, 113b terwijl de geleidingsranden 112a, 112b met hun lengterichtingen in lijn met elkaar zijn gelegen net zoals de geleidingsranden 113a, 113b.
In het midden van schijfdeel 106 is een gat 114 voorzien waarmee 5 het bodemdeel 104 en daarmee in geassembleerde toestand het gehele koppelorgaan 101 kan worden bevestigd aan een wand. Terzijde wordt opgemerkt dat het binnen het kader van de onderhavige uitvinding tevens mogelijk is om het koppelorgaan 101 of althans een koppelorgaan volgens de uitvinding niet direct tegen een wand te bevestigen maar bijvoorbeeld te voorzien aan het uiteinde van 10 een arm die bijvoorbeeld zwenkbaar, geleed of telescopisch kan zijn uitgevoerd. Het andere uiteinde van de arm kan aan een wand bevestigd zijn of bijvoorbeeld aan een steun die kan worden bevestigd aan een autostoel. Het koppelorgaan 101 kan ook direct aan een dergelijke steun zijn bevestigd.
Hulsdeel 102 omvat een cilindrische wand 121. Aan twee tegenover 15 gelegen zijden van cilindrische wand 121 zijn daarin aan de zijde van aanslagdeel 103 uitsparingen 122 voorzien. Over 90 graden verdraaid ten opzichte van deze uitsparing 122 strekt zich tussen twee tegenover gelegen delen van de cilindrische wand 121 aan de binnenzijde daarvan een positioneringswand 123 uit waarin een uitsparing 124 is voorzien vergelijkbaar met uitsparingen 122. In geassembleerde 20 toestand strekken de geleidingsdelen 108a-109b alsmede de verende lippen 107 van bodemdeel 104 zich uit aan de binnenzijde van de cilindrische wand 121 waarbij de positioneringswand 123 deels is opgenomen in de spleten 110, 111.
De bedieningsdelen 105 hebben een gekromd wanddeel 131 dat in geassembleerde toestand concentrisch aanligt tegen de binnenzijde van cilindrische 25 wand 121. Op het gekromde wanddeel 131 sluit verhoogd wanddeel 132 aan met een komvormige uitsparing 133 voor bediening aan het betreffende bedieningsdeel 105 met een vinger van een gebruiker. De verhoogde wanddelen 132 vullen de uitsparingen 122 en liggen met hun buitenzijden in lijn met de buitenzijde van wand 121. Op het gekromde wanddeel 131 sluiten twee naar binnen gerichte parallelle 30 positioneringswanden 134 aan. Aan de buitenzijde daarvan is met behulp van opstaande randen een geleidingsgroef 135 voorzien. De geleidingsranden 1 Palish vallen in geassembleerde toestand binnen deze vier groeven 135 hetgeen geleidende samenwerking mogelijk maakt. Tussen de positioneringswanden 134 van 11 ieder van de bedieningsdelen 105 strekt zich een rib 136 uit welke in bedrijf samenwerkt met een van de verende lippen 107. Aan de bovenzijde van het verhoogde wanddeel 132 omvatten de bedieningsdelen 105 een haakrand 137 met een naar de onderzijde van het koppelorgaan 101 gerichte punt 138 die wordt 5 bepaald dooreen haakvlak 139 en een scheef georiënteerd contactvlak 140.
Aanslagdeel 103 tenslotte omvat een schijfvormig dopdeel 151. Dopdeel 151 sluit de open bovenzijde van hulsdeel 102 in geassembleerde toestand af. Vanaf dopdeel 151 strekken zich twee gekromde wanddelen 152 uit. In het midden van de lengte van deze wanddelen 152 zijn deze voorzien van een spleet 10 153. Binnen deze spleet 153 strekt zich in geassembleerde toestand van het koppelorgaan 101 een deel van de positioneringswand 123 uit. De krommingen en positionering van de gekromde wanddelen 152 is dusdanig dat deze klemmend aansluit op de binnenzijde van de cilindrische wand 121voor het vast ten opzichte van elkaar positioneren van aanslagdeel 103 ten opzichte van hulsdeel 102 in 15 geassembleerde toestand.
Koppelorgaan 101 functioneert als volgt: Casing 1 wordt dusdanig tegenover koppelorgaan 101 gepositioneerd dat de koppelring 3 van casing 1 concentrisch recht tegenover het koppelorgaan 101 is gepositioneerd waarbij het dopdeel 151 met aanslagvlak 154 naar de open zijde van koppelring 3 is gericht 20 (figuur 3a). Vanuit die toestand wordt casing 1 (en dus koppelring 3) in de richting van pijl 160 naar koppelorgaan 101 bewogen. Gelijktijdig worden de bedieningsdelen 105 met twee vingers in de richtingen 161 bediend, meer specifiek naar elkaar toe bewogen waardoor de afstand tussen de punten 138 van de respectievelijke bedieningsdelen 105 kleiner wordt dan de binnendiameter van haakrand 17. Tijdens 25 genoemde beweging drukken de ribben 136 tegen de verende lippen 107 waardoor deze elastisch vervormen en mechanische weerstand creëren. Bij een alternatieve wijze van het koppelen, die in de praktijk wellicht vaker zal worden toegepast, wordt casing 1 in de richting van pijl 160 naar koppelorgaan 1 bewogen zonder dat de bedieningsdelen worden bediend. Tijdens die beweging komt het rondgaande 30 geleidingsvlak 20 in contact met de twee contactvlakken 140. Vanwege de scheve oriëntatie van contactvlak 130 zal het geleidingsvlak bij verder gaande beweging in de richting van pijl 160 de bedieningsdelen 105 naar binnen drukken waarbij geleidende samenwerking plaats vindt tussen geleidingsgroeven 135 en 12 geleidingsranden 112a-113b.
Figuur 3b toont de situatie waarbij haakrand 17 juist op het punt staat om haakranden 137 te passeren ongeacht of het naar binnen bewegen van de bedieningsdelen 105 door bediening daarvan is geschied of door afschuiving van 5 contactvlakken 140 langs geleidingsvlak 20 zoals bovenstaand omschreven. Dopdeel 151 is nog juist vrij van bodem 16.
Figuur 3c laat de gekoppelde toestand zien van koppelring 3 en koppelorgaan 101. Koppelring 3 is daarbij nog verder in de richting van pijl 160 (zie pijl 163) naar het koppelorgaan 101 bewogen waardoor het dopdeel 151 in contact is 10 gekomen tegen bodem 16. Het bolle aanslagvlak is daarbij enigszins afgevlakt tegen de werkzaamheid in van het elastische materiaal waarvan dopdeel 151 is vervaardigd. De eventuele externe krachten volgens pijlen 161 zijn opgeheven waardoor vanwege de verende werkzaamheid van verende lippen 107 de bedieningsdelen 105 volgens pijlen 162 zijn teruggekeerd naar de uitgangsstand 15 volgens figuur 3a waarbij de rondgaande haakrand 17 volledig is komen te haken achter de twee haakranden 137 van de twee bedieningsdelen 105. In de gekoppelde toestand volgens figuur 3c is het mogelijk vanwege de ronde vormgeving van haakrand 137 en haakrand 17 om koppelring 3 en daarmee casing 1 concentrisch met het koppelorgaan 101 te verdraaien zodat het mobiele apparaat 6 in een 20 gewenste oriëntatie kan worden gepositioneerd.
Vanwege de elastische aanligging van dopdeel 151 tegen bodem 16 is er sprake van een inklemming van het koppelorgaan 101 in de koppelring 3. Deze inklemming is uitermate robuust aangezien een eventuele neiging van koppelring 3 om te worden ontkoppeld van koppelorgaan 101, bijvoorbeeld doordat er onbedoeld 25 tegen de casing 1 wordt gestoten, ertoe zal leiden dat de grootte van de klemkracht toeneemt. Dit wordt veroorzaakt doordat ontkoppeling slechts mogelijk is door dopdeel 151 verder in te drukken tegen bodem 16. Deze verhoogde klemkracht wordt veroorzaakt door de schuinte van haakvlakken 139 en 19 die noodzakelijkerwijs in radiale richting langs elkaar moeten verschuiven voordat er sprake kan zijn van 30 ontkoppeling. Ondanks bovenstaande is bewuste ontkoppeling eenvoudig mogelijk door vanuit de gekoppelde toestand de bedieningsdelen 105 volgens pijlen 161 in te drukken, hetgeen dus zowel is tegen de verende werkzaamheid van verende lippen 107 als tegen de verende werkzaamheid van dopdeel 151. Het indrukken volgens 13 pijlen 161 geschiedt bij voorkeur met 2 vingers van verschillende handen waarbij gelijktijdig de betreffende handen de casing 1 met daarin geklemd het mobiele apparaat 6 vastgrijpen zodat zodra ontkoppeling heeft plaatsgevonden het mobiele apparaat 6 in casing 1 niet valt. Zodra in radiale richting gezien punten 138 van de 5 twee bedieningsdelen 105 punt 18 van haakrand 17 (welke punt 18 deel uitmaakt van een rondgaande hoekrand) passeert kan casing 1 in een richting tegenovergesteld aan pijl 163 van koppelorgaan 101 worden weg bewogen waarna ontkoppeling een feit is.
Figuren 4 tot en met 5c hebben betrekking op een tweede mogelijke 10 uitvoeringsvorm van een koppelorgaan volgens de uitvinding. Dit koppelorgaan dat aangeduid zal worden met verwijzingscijfer 201 vertoont veel overeenkomsten met koppelorgaan 101. Overeenkomstige onderdelen zullen met overeenkomstige verwijzingscijfers vermeerderd met 100 worden aangegeven. Navolgend zal koppelorgaan 201 slechts worden toegelicht voor zover deze afwijkt van 15 koppelorgaan 101.
Aanslagdeel 203 heeft een dopdeel 251 met een vlak (in plaats van bol) aanslagvlak 254. Het aanslagdeel 203 is verder voorzien van geleidingsdelen 252 die heen en weer gaande axiale beweging van aanslagdeel 203 ten opzichte van hulsdeel 202 mogelijk maken om redenen zoals navolgend nog duidelijk zullen 20 worden. Tussen aanslagdeel 203 en hulsdeel 202 omvat koppelorgaan 101 een drukveer 270. Verder zijn de verende lippen 107 bij koppelorgaan 101 vervangen door een bladveerorgaan 219 met verende poten 207. In lijn met gat 114 is het bladveerorgaan 219 voorzien van een gat 220 waardoorheen een schroef zich kan uitstrekken waarmee het koppelorgaan 201 bijvoorbeeld tegen een wand kan worden 25 bevestigd. Verder verschilt koppelorgaan 201 van koppelorgaan 101 vanwege de oriëntatie van geleidingsranden 212a-213b en daarmee samenhangend van groeven 135 die in zijaanzicht V-vormig zijn met een tophoek, ook wel geleidingshoek te noemen, ter grootte van 160 graden waarbij de punt van de V-vorm van het aanslagvlak 254 af is gericht. Een verder verschil is gelegen in de oriëntatie van 30 haakvlak 239 die volledig haaks op de hartlijn van het koppelorgaan 201 is gelegen. Daarmee samenhangend is ook haakrand 19 van koppelring 3 die in combinatie met koppelorgaan 201 wordt toegepast haaks georiënteerd.
De bediening van de combinatie van koppelorgaan 201 met 14 koppelring 3, oftewel casing 1, is vergelijkbaar met de bediening voor het koppelen/ontkoppelen van koppelorgaan 101 met koppelring 3 zoals voorgaand omschreven. Voor koppeling vanuit de uitgangssituatie volgens figuur 5a worden de bedieningsdelen 205 ingedrukt volgens de pijlen 261 (figuur 5b) waarbij deze 5 bedieningsdelen, vanwege de voorgaand omschreven scheve oriëntatie van de geleidingsranden 212a-213b en geleidingsgroeven 235 enigszins in de richting van het schijfdeel 206 zullen bewegen. Een dergelijke beweging kan bij een alternatieve wijze van bedienen ook op indirecte manier worden bereikt door geleidingsvlak 20 tegen contactvlak 240 te drukken.
10 De afstand tussen de punten 238 van haakranden 237 wordt dusdanig klein dat haakrand 17 van koppelring 3 daarlangs kan passeren. Het naar binnen bewegen van de bedieningsdelen 205 wordt tegengewerkt vanwege het verbuigen van verende poten 20 waar ribben 236 tegenaan stoten. Tijdens het om het aanslagdeel 203 heen verplaatsen van koppelring 3 komt het aanslagvlak 254 15 van dopdeel 251 in contact met bodem 16 waarna drukveer 270 wordt ingedrukt. Na het loslaten van de bedieningsdelen 205 bewegen deze weer terug in de richting van pijlen 262 totdat de gekoppelde toestand volgens figuur 5c wordt bereikt. In deze toestand staat drukveer 270 onder drukspanning.
De aldus verkregen koppeling tussen de koppelring 3 en het 20 koppelorgaan 201 is uitermate stabiel. Voor eventuele ontkoppeling is het noodzakelijk dat de bedieningsdelen 206 in de richting van de pijlen 261 worden bewogen. Dit wordt tegengewerkt door de verende poten 207, maar ook door drukveer 270 doordat vanwege de scheve oriëntatie van de geleidingsranden 212a-213b en de geleidingsgroeven 235 en de haakse oriëntatie van de haakvlakken 19 25 en 239 het huisorgaan 202 en daarmee de bedieningsdelen 105 in eerste instantie in de richting van het aanslagdeel 203 moeten bewegen, tegen de werkzaamheid van drukveer 270 in alvorens de rondgaande haakrand 17 aan de buitenzijde van de twee haakranden 237 deze kunnen passeren waarna ontkoppeling een feit is.
Figuren 6 tot en met 7c hebben betrekking op een derde mogelijke 30 uitvoeringsvorm van een koppelorgaan volgens de uitvinding. Dit koppelorgaan dat aangeduid zal worden met verwijzingscijfer 301 vertoont veel overeenkomsten met met name koppelorgaan 201 maar ook met koppelorgaan 101. Derhalve zullen navolgend overeenkomstige onderdelen met overeenkomstige verwijzingscijfers 15 vermeerderd met 100 ten opzichte van de verwijzingscijfers behorend bij koppelorgaan 201 en vermeerderd met 200 ten opzichte van verwijzingscijfers behorend bij koppelorgaan 101 worden aangegeven. Navolgend zal koppelorgaan 301 slechts worden toegelicht voor zover deze afwijkt van koppelorgaan 201.
5 Koppelorgaan 301 verschilt slechts van koppelorgaan 201 voor wat betreft de uitvoering van aanslagdeel 303. Het dopdeel 351 daarvan is vervaardigd van een elastisch materiaal en heeft een bol aanslagvlak 354 net als aanslagvlak 254 voor koppelorgaan 201. Het bolle elastische dopdeel 351 heeft de functie overgenomen van drukveer270 die bij koppelorgaan 301 ontbreekt.
10 De bediening en werking van koppelorgaan 301 in combinatie met koppelring 3 is vergelijkbaar met de bediening en werking van koppelorgaan 201 zoals voorgaand toegelicht. De werkzaamheid van drukveer 270 is echter vervangen door de elastische werkzaamheid van het dopdeel 351 die in de gekoppelde toestand volgens figuur 7c enigszins is ingedrukt en noodzakelijkerwijs verder zal moeten 15 worden ingedrukt voor ontkoppeling.
Alhoewel de koppelorganen 101, 201 en 301 voorgaand zijn omschreven in een situatie waarbij deze bevestigd zijn aan een wand is het binnen het kader van de onderhavige uitvinding ook zeer goed mogelijk om koppelorganen volgens de uitvinding, zoals koppelorganen 101, 201 of 301 te bevestigen aan het 20 uiteinde van een al dan niet manipuleerbare, bijvoorbeeld geleden of telescopische, arm zoals er nog meer vrijheid ontstaat voor een gebruiker om een mobiel apparaat 6 op een gewenste positie in een gewenste oriëntatie ruimtelijk te positioneren.
25
Claims (15)
1. Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan waarbij het koppelorgaan en het verdere koppelorgaan handmatig met 5 elkaar koppelbaar en ontkoppelbaar zijn, het koppelorgaan omvattende bevestigingsmiddelen voor bevestiging van het koppelorgaan in de omgeving waarin het koppelorgaan wordt toegepast, het koppelorgaan omvattende een basislichaam, twee tegen over elkaar gelegen haaklichamen ieder met een haakrand voor aangrijping achter twee respectievelijke recht tegen over elkaar gelegen verdere 10 haakranden deel uitmakend van het verdere koppelorgaan welke twee haakranden recht tegen over elkaar zijn gelegen en van elkaar af zijn gericht, de haaklichamen tegen veerwerking in naar elkaar toe en vanwege de veerwerking van elkaar af verplaatsbaar zijnde ten opzichte van het basislichaam tussen een koppelstand waarbij de haakranden kunnen aangrijpen achter de bijbehorende verdere haakrand 15 van het verdere koppelorgaan en een ontkoppelstand waarbij de haakranden los zijn van de bijbehorende verdere haakranden van het verdere koppelorgaan, het koppelorgaan verder omvattende een aanslagvlak voor aanligging in de koppelstand onder verdere veerwerking tegen een verder aanslagvlak deel uitmakend van het verdere koppelorgaan en gericht zijnde naar de verdere haakranden waarbij het 20 koppelorgaan in een gekoppelde toestand in de koppelstand met de haakranden en het aanslagvlak is ingeklemd tussen de verdere haakranden en het verdere aanslagvlak van het verdere koppelorgaan en de grootte van de verdere veerwerking toeneemt tijdens verplaatsing vanuit de gekoppelde toestand van de koppelstand naar de ontkoppelstand, het koppelorgaan nog verder omvattende 25 geleidingsmiddelen voor het geleiden van de verplaatsing van de haaklichamen tussen de koppelstand en de ontkoppelstand ten opzichte van het basislichaam, de geleidingsmiddelen voor ieder van de haaklichamen omvattende een geleiding deel uitmakend van het basislichaam alsmede geleidedelen deel uitmakend van ieder van de haaklichamen welke geleidedelen tijdens de verplaatsing van de haaklichamen 30 tussen de koppelstand en de ontkoppelstand in respectievelijke rechte geleidingsrichtingen worden geleid door de bijbehorende geleiding.
2. Koppelorgaan volgens conclusie 1, waarbij de twee geleidingsrichtingen een geleidingshoek met elkaar insluiten en de punt van de geleidingshoek van het aanslagvlak af is georiënteerd.
3. Koppelorgaan volgens conclusie 2, waarbij de grootte van de geleidingshoek is gelegen tussen 140 en 175 graden.
4. Koppelorgaan volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de twee 5 haakranden ieder een haakvlak hebben die met elkaar een haakhoek insluiten en de punt van de haakhoek naar het aanslagvlak is georiënteerd.
5. Koppelorgaan volgens conclusie 4, waarbij de grootte van de haakhoek is gelegen tussen 140 en 175 graden.
6. Koppelorgaan volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij 10 het aanslagvlak deel uitmaakt van een aanslaglichaam dat is vervaardigd van veerkrachtig, bij voorkeur kunststof, materiaal voor het verschaffen van de verdere veerwerking vanwege het indrukken van het aanslaglichaam tijdens het doen aanliggen van het aanslagvlak tegen het verdere aanslagvlak.
7. Combinatie van een koppelorgaan en een verder koppelorgaan.
8. Combinatie volgens conclusie 7, waarbij het verdere koppelorgaan althans in hoofdzaak ringvormig is in welke ringvorm het koppelorgaan ten dele wordt gestoken tijdens koppeling van het koppelorgaan met het verdere koppelorgaan waarbij het verdere koppelorgaan aan de in de gekoppelde toestand van het koppelorgaan afgekeerde zijde van de ringvorm is voorzien van het verdere 20 aanslagvlak.
9. Combinatie volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verdere haakranden deel uitmaken van een cirkelvormige rand.
10. Combinatie volgens één van de conclusies 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat het verdere koppelorgaan deel uitmaakt van een houderorgaan dat is 25 voorzien van een plaatvormig lichaam dat aan de binnenzijde ervan langs tenminste een deel van de omtreksrand is voorzien van opstaande randen voor het klemmend daartussen opnemen van een mobiel apparaat met een plat beeldscherm waarbij het verdere koppelorgaan is verbonden met het plaatvormig lichaam.
11. Combinatie volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het verdere 30 koppelorgaan zich althans grotendeels uitstrekt aan de binnenzijde van het plaatvormig lichaam.
12. Combinatie volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het plaatvormig lichaam althans in hoofdzaak een bolle vorm heeft.
13. Combinatie volgens conclusie 10, 11 of 12, met het kenmerk, dat het verdere koppelorgaan centraal in het plaatvormig lichaam is voorzien.
14. Combinatie volgens één van de conclusies 10 tot en met 13, met het kenmerk, dat het plaatvormig lichaam aan de buitenzijde ervan vrij is van uitstekende 5 delen.
15. Houderorgaan voor toepassing in de combinatie volgens één van de conclusies 10 tot en met 14.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2005303A NL2005303C2 (nl) | 2010-09-02 | 2010-09-02 | Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie. |
US12/966,121 US8585315B2 (en) | 2010-09-02 | 2010-12-13 | Connecting element and associated connection assembly |
EP11179023A EP2426391A1 (en) | 2010-09-02 | 2011-08-26 | A connecting element for use in combination with a further connecting element, as well as such a combination and a holder element for use in such a combination |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2005303 | 2010-09-02 | ||
NL2005303A NL2005303C2 (nl) | 2010-09-02 | 2010-09-02 | Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2005303C2 true NL2005303C2 (nl) | 2012-03-05 |
Family
ID=43827584
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2005303A NL2005303C2 (nl) | 2010-09-02 | 2010-09-02 | Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US8585315B2 (nl) |
EP (1) | EP2426391A1 (nl) |
NL (1) | NL2005303C2 (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US9267641B2 (en) | 2010-10-15 | 2016-02-23 | Jon Simon Gillespie-Brown | Multimedia device stand |
US9611881B2 (en) * | 2013-03-15 | 2017-04-04 | Otter Products, Llc | Releasable mount apparatus and system |
TWM467100U (zh) * | 2013-08-15 | 2013-12-01 | Ming-Hsien Huang | 快拆裝置 |
US10078346B2 (en) * | 2013-09-21 | 2018-09-18 | Otter Products, Llc | Magnetic mounting system for electronic device |
WO2017003413A1 (en) * | 2015-06-27 | 2017-01-05 | Intel Corporation | Physical ingress protection for a device |
EP3279043B1 (en) * | 2016-08-05 | 2018-12-05 | MEAS France | Sensor mounting system |
US10747265B2 (en) | 2017-07-10 | 2020-08-18 | Innov8 Cabin Solutions, LLC | Wall mount system for personal electronic devices |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4795118A (en) * | 1987-02-24 | 1989-01-03 | Slik Tripod Co., Ltd. | Camera supporting device |
DE19625729A1 (de) * | 1996-06-27 | 1998-01-02 | Wolf Gmbh Richard | Haltearmsystem |
GB2424821A (en) * | 2005-04-04 | 2006-10-11 | Norotos Inc | Assembly for mounting a night vision device on a helmet |
US20070012830A1 (en) * | 2005-06-23 | 2007-01-18 | Prendergast Jonathon R | Monorail mount for enhanced night vision goggles |
GB2452083A (en) * | 2007-08-24 | 2009-02-25 | Avf Group Ltd | A mounting bracket for a flat panel display |
US20100072334A1 (en) * | 2008-09-09 | 2010-03-25 | Zero Chroma, LLC | Holder for Electronic Device with Support |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2514084B1 (fr) * | 1981-10-07 | 1985-09-13 | Telemecanique Electrique | Dispositif par vissage sur un profile et combinaison d'un profile avec un tel dispositif |
US4508468A (en) * | 1982-09-28 | 1985-04-02 | Lawrence Irwin F | Locking coupling |
FR2541738B1 (fr) * | 1983-02-28 | 1985-06-07 | Alsthom Cgee | Dispositif de fixation d'un objet sur une paroi |
US5020866A (en) * | 1989-11-13 | 1991-06-04 | Gichner Systems Group, Inc. | Enclosure for housing electronic components |
DE19833157A1 (de) * | 1998-07-23 | 2000-01-27 | Bosch Gmbh Robert | Vorrichtung zur Befestigung und Ausrichtung eines Gerätes an einem Halterahmen |
DE10061030B4 (de) * | 2000-12-08 | 2004-12-02 | Dr. Franz Schneider Kunststoffwerke Gmbh & Co. Kg | Einrichtung mit einem sich um eine Achse drehenden Element |
US8520377B2 (en) * | 2007-05-01 | 2013-08-27 | Hewlett-Packard Development Company, L.P. | Electronic device adjustable display member |
US20110097141A1 (en) * | 2009-10-23 | 2011-04-28 | Aquamira Technologies, Inc. | Connector for use in multiple configurations |
US20120111881A1 (en) * | 2010-06-07 | 2012-05-10 | 360 Mobility Solutions, Llc | Protective cases for electronic devices |
HK1156799A2 (en) * | 2011-04-19 | 2012-06-08 | Touch Inspiration Technology Co Ltd | A locking device |
-
2010
- 2010-09-02 NL NL2005303A patent/NL2005303C2/nl active
- 2010-12-13 US US12/966,121 patent/US8585315B2/en not_active Expired - Fee Related
-
2011
- 2011-08-26 EP EP11179023A patent/EP2426391A1/en not_active Withdrawn
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4795118A (en) * | 1987-02-24 | 1989-01-03 | Slik Tripod Co., Ltd. | Camera supporting device |
DE19625729A1 (de) * | 1996-06-27 | 1998-01-02 | Wolf Gmbh Richard | Haltearmsystem |
GB2424821A (en) * | 2005-04-04 | 2006-10-11 | Norotos Inc | Assembly for mounting a night vision device on a helmet |
US20070012830A1 (en) * | 2005-06-23 | 2007-01-18 | Prendergast Jonathon R | Monorail mount for enhanced night vision goggles |
GB2452083A (en) * | 2007-08-24 | 2009-02-25 | Avf Group Ltd | A mounting bracket for a flat panel display |
US20100072334A1 (en) * | 2008-09-09 | 2010-03-25 | Zero Chroma, LLC | Holder for Electronic Device with Support |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US20120056061A1 (en) | 2012-03-08 |
EP2426391A1 (en) | 2012-03-07 |
US8585315B2 (en) | 2013-11-19 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL2005303C2 (nl) | Koppelorgaan voor toepassing in combinatie met een verder koppelorgaan, alsmede dergelijke combinatie en een houderorgaan voor toepassing in een dergelijke combinatie. | |
US10554799B2 (en) | Portable device holder and support for containing same | |
US7628364B2 (en) | Fixation device | |
KR200483203Y1 (ko) | 모바일 기기용 액세서리 | |
US11965541B2 (en) | Stacking latch mechanism | |
TWI533105B (zh) | 固定機構及其外接式電子裝置 | |
KR101722447B1 (ko) | 가이드시트가 연동되는 플렉시블 디스플레이 단말기 | |
US20150172431A1 (en) | Multifunctional protective case for electronic device | |
US20120211633A1 (en) | Connection mechanism for support apparatus | |
JP6702240B2 (ja) | キースイッチ装置 | |
CN116668573A (zh) | 用于翻转式电话支架和支座的系统和方法 | |
TWM522365U (zh) | 結合組件 | |
TW201635075A (zh) | 具有底座的電子設備 | |
US11311101B2 (en) | Folding table | |
US8016609B1 (en) | Electrical device | |
KR100960959B1 (ko) | 스프링 커넥터 핀 | |
JP6934111B2 (ja) | プッシュスイッチ | |
WO2017047035A1 (ja) | 保持構造、および電気機器 | |
TWM512875U (zh) | 磁性輔助固定接合結構 | |
JP2006324083A (ja) | 多方向入力装置 | |
US20100243422A1 (en) | Information input device | |
KR101744788B1 (ko) | 휴대전자기기용 힌지장치 | |
KR101824620B1 (ko) | 센서모듈 및 센서모듈의 조립방법 | |
US20120032884A1 (en) | Wireless mouse | |
TWI545847B (zh) | 電子裝置及其切換式接頭構造 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD | Change of ownership |
Owner name: VOGEL'S IP B.V.; NL Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: VOGEL'S HOLDING B.V. Effective date: 20220516 |