NL2004206C2

NL2004206C2 - Inrichting, paneelhouder en systeem voor het genereren van elektriciteit uit zonnestraling.

Info

Publication number: NL2004206C2
Application number: NL2004206A
Authority: NL
Inventors: Petrus Paulus Carolus Maria Stassen
Original assignee: Tulipps Solar Internat B V
Priority date: 2010-02-05
Filing date: 2010-02-05
Publication date: 2011-08-08
Also published as: WO2011096810A1; CN102844889A; US20130042905A1; EP2532031A1; CA2788769A1

Description

Inrichting, paneelhouder en systeem voor het genereren van elektriciteit uit zonnestraling

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het genereren van elektrische energie uit zonnestraling, omvattende een paneelhouder met een wand om 5 daarmee op een ondergrond te steunen en een zonnepaneel dat steunt op een van de wand uitgaande opstaande rand van de paneelhouder. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een paneelhouder zoals toegepast in de inrichting.

Een bekende inrichting van de in de aanhef genoemde soort gaat uit van een paneelhouder 10 omvattende een wand met opstaande rand die een fotovoltaïsch zonnepaneel aan een omtreksrand houdt. Behalve ondersteuning van het zonnepaneel dient de paneelhouder tevens ter bescherming van het zonnepaneel tijdens transport en installatie van de inrichting.

Om het zonnepaneel na installatie van de inrichting verder te beschermen tegen onverhoopt breken, bijvoorbeeld ten gevolge van inslag van voorwerpen zoals bijvoorbeeld hagelstenen, 15 wordt een relatief dik glaspaneel voor het zonnepaneel toegepast. Hoewel dit resulteert in een inrichting die op zich prima in staat is elektrische energie op te wekken uit op het fotovoltaïsche zonnepaneel invallende zonnestraling, kleeft aan deze bekende inrichting echter ook een bezwaar. Door de toepassing van de relatief dikke glasplaat heeft de bekende inrichting een dusdanig hoog totaalgewicht dat een toepassing op een ondergrond die slechts 20 een geringe gewichtsbelasting toelaat, zoals bijvoorbeeld lichte industriële daken, verhindert.

Met de onderhavige uitvinding wordt aldus onder meer beoogd een inrichting te verschaffen die aan het genoemde bezwaar tegemoet komt.

25 Om het beoogde doel te bereiken heeft een inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat de wand, het zonnepaneel en de opstaande rand een spouwruimte begrenzen waarin ten minste één verstevigingselement zich van de wand tot aan een achterzijde van het zonnepaneel uitstrekt ter verdere ondersteuning van het zonnepaneel. Door het ten minste ene verstevigingselement wordt het zonnepaneel niet 30 slechts door de opstaande rand ondersteunt nabij een omtreksrand daarvan, maar tevens op ten minste één meer centraal gelegen additionele plek. Dit leidt tot een uitermate stijve en sterke inrichting die het mogelijk maakt met een relatief dun glaspaneel aan de voor dergelijke inrichtingen vereiste sterkte te voldoen, zoals beschreven in de IEC 61215 en IEC 61646 normen. Zo voorziet de paneelhouder bijvoorbeeld bij een glaspaneel met een afmeting van LA10.1437NL1.nl.wpd -2- 160 cm bij 100 cm en een dikte van 2 mm in een voldoende stijve en sterke inrichting die voldoet aan de IEC 61215 en IEC 61646 normen. Door uit te gaan van een relatief dun glaspaneel is een totaalgewicht van de inrichting aanzienlijk lager in vergelijking met bekende inrichtingen waarop glaspanelen van 4 mm of dikker worden toegepast. Hierdoor is de 5 inrichting volgens de uitvinding breder toepasbaar, bijvoorbeeld op relatief lichte, al dan niet industriële, daken. Als zodanig is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een voorkeursuitvoeringsvorm gekenmerkt doordat het zonnepaneel een glaspaneel omvat met een dikte van ten hoogste 4 millimeter. Door de verstevigingselementen maakt de inrichting volgens de onderhavige uitvinding dit mogelijk.

10

Behalve een reductie van een totaalgewicht van de inrichting brengt een relatief dun glaspaneel ook een kostenvoordeel met zich mee. Voor het relatief dunne paneel is minder materiaal nodig, en bovendien liggen de productiekosten aanzienlijk lager, aangezien een voor de productie van het glaspaneel nodige hardingsoven bij een dunner paneel een hogere 15 capaciteit heeft. Bovendien is een lichttransmissie van een glaspaneel afhankelijk van een dikte daarvan. Zo is de lichttransmissie van een glaspaneel van 2 mm dikte beduidend hoger dan een lichttransmissie van conventionele glaspanelen van 4 mm dikte. Bij een glaspaneel van maximaal 2 mm dikte is de lichttransmissie zelfs voldoende om zogenoemd 'float glass' toe te kunnen passen, in plaats van het gebruikelijke veel duurdere 'solar glass'. In een 20 verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding dan ook gekenmerkt doordat het zonnepaneel een glaspaneel omvat met een dikte kleiner of gelijk aan 2 millimeter.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding 25 heeft als kenmerk dat het ten minste ene verstevigingselement een verstevigingsribbe omvat. Een ribbenconstructie geeft behalve een optimale stijfheid ook een uitstekende buigweerstand aan de inrichting. Hierdoor kunnen zeer dunne glaspanelen betrouwbaar door de paneelhouder worden ondersteunt.

30 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat de ten minste ene verstevigingsribbe de spouwruimte tussen de wand en het zonnepaneel verdeelt in een eerste kanaal en een althans hoofdzakelijk daarvan gescheiden ten minste één verder kanaal en dat ieder kanaal een inlaat en een uitlaat omvat.

-3-

Door een warmtevoerend medium, zoals lucht of water, tussen de inlaat en uitlaat door de kanalen te laten stromen, voorziet de inrichting in een thermische regulering van het zonnepaneel, wat tot een rendementsverhoging van het zonnepaneel leidt. Een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat de 5 paneelhouder een set verstevigingsribben omvat die zich van de wand tot het zonnepaneel uitstrekken en waaromheen een stroomkanaal tussen een inlaat en een uitlaat meandert.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat de paneelhouder binnen de spouwruimte ten minste een eerste 10 verstevigingsribbe omvat die zich in een lengterichting uitstrekt en ten minste een tweede verstevigingsribbe omvat die zich in een breedterichting althans nagenoeg dwars op de lengterichting uitstrekt. Zodoende wordt een buigstijfheid en sterkte van de inrichting in zowel de lengterichting als breedterichting vergroot.

15 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft de inrichting volgens de onderhavige uitvinding als kenmerk dat de ten minste ene verstevigingsribbe een warmtegeleidend materiaal omvat. Hierdoor vormt de ten minste ene verstevigingsribbe een goede thermische afleider die een thermische regulering van het zonnepaneel bevordert door warmte van het zonnepaneel af te voeren naar een warmtevoerend medium in de spouwruimte.

20

Voor een praktische bevestiging van het zonnepaneel op de paneelhouder is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een voorkeursuitvoeringsvorm gekenmerkt doordat het zonnepaneel met een hechtmiddel op de opstaande rand is gehecht. In een bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding echter gekenmerkt doordat 25 de opstaande rand een groef omvat waarin het zonnepaneel met een omtreksranddeel geleidbaar is. De geleiding voorziet in een uiterst eenvoudige en snelle bevestiging van het zonnepaneel op de paneelhouder waarbij een juiste positionering van het zonnepaneel op de paneelhouder, met volledige insluiting van een daartussen aanwezige ruimte, is gewaarborgd. In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding 30 gekenmerkt doordat het omtreksranddeel in de groef klemmend fixeert. De klemmende fixatie maakt additionele fixatiemiddelen, bijvoorbeeld mechanische bevestigingsmiddelen zoals bouten en chemische hechtmiddelen zoals lijm, overbodig en voorkomt bovendien een aantasting van het zonnepaneel als gevolg van dergelijke fixatiemiddelen.

-4-

Voor een eenvoudige plaatsing van de inrichting op een daartoe geschikte ondergrond is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een verdere voorkeursuitvoeringsvorm gekenmerkt doordat de paneelhouder is voorzien van ten minste één steunelement om daarmee op de ondergrond te steunen. Voor een betrouwbare bevestiging op de ondergrond 5 is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat het ten minste ene steunelement is voorzien van fixatiemiddelen ter fixatie van de paneelhouder aan de ondergrond. Zodoende wordt tegengegaan dat de inrichting na een plaatsing op de ondergrond verplaatst, roteert of kantelt.

10 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat het ten minste ene steunelement een steunvlak omvat waarop de paneelhouder steunt en een verder steunvlak omvat dat in staat en ingericht is om gelijktijdig daarop ten minste één verdere paneelhouder te ontvangen. Doordat een dergelijk steunelement meerdere paneelhouders tegelijk kan ondersteunen, zijn minder 15 steunelementen per paneelhouder vereist. Dit levert aldus een aanzienlijke verdere gewichtsbesparing op.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat het steunvlak zich op een eerste hoogte ten opzichte van de ondergrond 20 bevindt om aan een daarop ontvangen paneelhouder althans nagenoeg de eerste hoogte ten opzichte van de ondergrond op te leggen en dat het verdere steunvlak zich op een, van de eerste hoogte afwijkende, tweede hoogte ten opzichte van de ondergrond bevindt, om aan een daarop ontvangen verdere paneelhouder althans nagenoeg de tweede hoogte ten opzichte van de ondergrond op te leggen. Door een paneelhouder met een zijde te laten 25 steunen op het steunvlak van een steunelement en met een tegenoverliggende zijde te laten steunen op het verdere steunvlak van een verder steunelement zal aan de paneelhouder een hoek worden opgelegd die een efficiënte invang van zonnestraling mogelijk maakt.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding 30 gekenmerkt doordat de paneelhouder een kunststof omvat, in het bijzonder een kunststof gekozen uit de groep van PP, PE, PVC, PA, PET, vezelversterkte varianten zoals glasvezelvarianten daarvan, een combinatie van twee of meer daarvan, of een thermohardende kunsthars zoals vezelversterkt polyester als "sheet moulding compound" of -5- als "bulk moulding compound". De toepassing van kunststof biedt een uitstekende draagsterkte in verhouding tot een totaalgewicht daarvan en is bovendien duurzaam, weerbestendig en onderhoudsvriendelijk.

5 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de paneelhouder en het ten minste ene steunelement een integraal geheel vormen. De paneelhouder en het steunelement kunnen af fabriek worden geproduceerd, zodat voor de plaatsing van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding de paneelhouder eenvoudig op een daartoe geschikte ondergrond kan worden geplaatst en het 10 zonnepaneel vervolgens daarop kan worden bevestigd. Een andere optie is dat de paneelhouder en het zonnepaneel af fabriek worden geproduceerd als een relatief vlak dooslichaam dat hierdoor effectief kan worden opgeslagen en getransporteerd. Voor een plaatsing van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt dit dooslichaam eenvoudig op daartoe reeds op de ondergrond voorziene steunelementen bevestigd. De 15 bevestiging kan bijvoorbeeld door verlijming of bijvoorbeeld door gebruik te maken van snaplichamen.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de paneelhouder koppelmiddelen omvat voor een koppeling met een 20 verdere paneelhouder van een verdere inrichting. Aldus kunnen meerdere inrichtingen onderling worden gekoppeld waarbij de zonnepanelen een althans nagenoeg volledig gesloten actief oppervlak vormen waartussen nagenoeg geen inactieve delen voorkomen. De uitvinding heeft dan ook verder betrekking op een systeem voor het genereren van elektrische energie uit zonnestraling, omvattende een set onderling gekoppelde inrichtingen volgens de 25 onderhavige uitvinding.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden en een bijbehorende tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een 30 inrichting volgens de uitvinding met uitvergroting van een hoekdeel

Figuur 2 een aanzicht van een doorsnede volgens lijn A uit figuur 1 van het eerste uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding -6-

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding

Figuur 4A,B een hoekdeel van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een paneelhouder volgens de uitvinding in respectievelijk een bovenaanzicht en een 5 perspectivisch aanzicht

Figuur 5A,B een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een paneelhouder volgens de uitvinding in respectievelijk een bovenaanzicht en een perspectivisch aanzicht van een hoekdeel

Figuur 6A,B een derde uitvoeringsvoorbeeld van een paneelhouder volgens de uitvinding 10 in respectievelijk een bovenaanzicht en een perspectivisch aanzicht van een hoekdeel

Figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een systeem volgens de uitvinding.

Figuur 8 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een 15 systeem volgens de uitvinding.

De figuren zijn overigens zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen, ter wille van de duidelijkheid, sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren zoveel 20 mogelijk met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

Zoals in figuur 1 en 2 in een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding wordt getoond omvat de inrichting 1 een zonnepaneel 2 dat is bevestigd op een paneelhouder 3. De paneelhouder 3 omvat een althans nagenoeg vlakke wand 4 die aan een 25 onderkant is voorzien van steunelementen 20 om daarmee te steunen op een ondergrond. De wand 4 omvat aan weerszijden een opstaande rand 5 waarop het zonnepaneel 2 steunt. De opstaande rand 5 is daartoe voorzien van een groef waarin een omtreksranddeel van het zonnepaneel 2 klemmend is gefixeerd. Door de klemmende fixatie zijn additionele fixatiemiddelen overbodig, zodat wordt tegengegaan dat het zonnepaneel 2 als gevolg van 30 dergelijke fixatiemiddelen wordt aangetast. Door het zonnepaneel 2 met omtreksranddeel door de groef te geleiden voorziet de groef bovendien in een eenvoudige plaatsing van het zonnepaneel 2 op de paneelhouder 3. Bij een correctie positie van het zonnepaneel 2 op de paneelhouder 3 stuit een uiteinde van het zonnepaneel 2 tegen daartoe bestemde -7- stuitprofielen 23 die zijn voorzien op de paneelhouder aan een lengtezijde die zich uitstrekt tussen de opstaande randen 5. Tussen de wand 4, het zonnepaneel 2 en de opstaande randen 5 zit een spouwruimte 7 waarin een aantal verstevigingsribben 11 zich van de wand 4 uitstrekken tot aan de achterzijde van het zonnepaneel 2. Een dergelijke ribbenconstructie 5 met verstevigingsribben 11 geeft de paneelhouder 3 een optimale stijfheid en buigweerstand. De paneelhouder 3 biedt daarmee een additionele ondersteuning aan het zonnepaneel 2. Zodoende kan een relatief dun zonnepaneel 2 betrouwbaar worden toegepast, wat een aanzienlijke gewichtsreductie van de inrichting oplevert. Zo wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld een glazen zonnepaneel met een dikte van slechts 2 millimeter toegepast. Hierdoor kan de 10 inrichting ook op minder sterke ondergronden, zoals bijvoorbeeld lichtgewicht industriële daken, worden toegepast.

Zoals in figuur 3 in een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding wordt getoond omvat de inrichting 1 een zonnepaneel 2 dat op een opstaande rand 5 van de 15 paneelhouder 3 is gefixeerd met een hechtmiddel, in dit geval een daartoe geschikte lijm, onder luchtdichte insluiting van een spouwruimte. Tussen de opstaande rand 5 strekken zich verstevigingsribben 11 van de wand 4 naar een achterzijde van het zonnepaneel 2 uit. De verstevigingsribben 11 verdelen de spouwruimte tussen de paneelhouder 3 en het zonnepaneel 2 daarbij in een aantal van elkaar gescheiden kanalen 7. Door de kanalen 7 kan 20 een warmtevoerend fluïdum, bijvoorbeeld een gas zoals lucht of een vloeistof zoals water, stromen om in warmteuitwisselend contact met een naar de spouwruimte gekeerde achterzijde van het zonnepaneel 2 te treden. Daartoe is in de paneelhouder 3 een inlaat 8 voorzien om het fluïdum daaraan te ontvangen en een uitlaat 9 voorzien om het fluïdum daaraan af te geven. Om het zonnepaneel te koelen kan een koel fluïdum aan de inlaat 8 25 worden aangeboden, welk fluïdum na warmte-uitwisseling met het zonnepaneel 2 in verwarmde toestand aan de uitlaat 9 wordt vrijgegeven. Om het zonnepaneel te verwarmen kan in plaats daarvan ook een warm fluïdum aan de inlaat worden aangeboden. Dit kan bijvoorbeeld nuttig zijn om eventuele neerslag op het zonnepaneel, zoals sneeuw of ijs, te verwijderen. De inlaat 8 en uitlaat 9 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een 30 koppelstuk waaraan respectievelijk een toevoerleiding en afvoerleiding koppelbaar zijn om een fluïdum actief door de inrichting te voeren. Zo kan de inrichting bijvoorbeeld binnen een vloeistofcircuit worden geplaatst, zodat continu een warmtevoerende vloeistof door de inrichting wordt geleid. In het bijzonder kan de inrichting ook passief worden gekoeld met -8- lucht, waar bij een plaatsing van de inrichting onder een hoek met de horizontaal, een convectiestroom door de kanalen optreed.

Figuren 4A en 4B tonen een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een paneelhouder volgens de 5 onderhavige uitvinding. De paneelhouder 3 omvat een althans nagenoeg vlakke bodemwand 4 waarvan rondom een opstaande rand 5 zich uitstrekt. Een zonnepaneel kan op de opstaande rand worden gefixeerd onder insluiting van een spouwruimte 7 tussen de bodemwand 4, de opstaande rand 5 en het zonnepaneel. Binnen de spouwruimte 7 zijn verstevigingselementen 11 voorzien omvattende verstevigingsnoppen 13 die het zonnepaneel aan een naar de 10 spouwruimte gekeerde achterzijde ondersteunen. Door de verstevigingsnoppen 13 wordt het zonnepaneel niet slechts door de opstaande rand 5 ondersteunt nabij een omtreksrand daarvan, maar tevens op meer centraal gelegen additionele plekken. Dit leidt tot een zeer stijve en sterke inrichting die het mogelijk maakt een dun glaspaneel van 2 mm of nog kleinere dikte toe te passen waarbij de inrichting aan een voor dergelijke inrichtingen vereiste sterkte 15 voldoen, zoals beschreven in de IEC 61215 en IEC 61646 normen. Tussen de verstevigingsnoppen 13 strekken zich verstevigingsribben 11 uit die tevens een buigstijfheid van de inrichting vergroten. Bovendien verdelen de verstevigingsribben 11 de spouwruimte in kanalen 7 die een thermische regulatie van het zonnepaneel bevorderen. Voor afvoer van een in de spouwruimte opgewarmd medium is ieder kanaal 7 voorzien van een uitlaatopening in 20 de opstaande rand 5. Voor extra koeling kunnen in de wand 4 additionele openingen zijn voorzien. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn hiertoe in de wand 4 ronde openingen voorzien.

Figuren 5A en 5B tonen een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een paneelhouder volgens de onderhavige uitvinding. De hierin getoonde paneelhouder is nagenoeg gelijk aan de 25 paneelhouder getoond in figuren 4A en 4B, maar verschilt in dat in de spouwruimte tussen de in een lengterichting uitstrekkende verstevigingsribben 11 verdere verstevigingsribben 12 zijn voorzien die zich in een breedterichting dwars op de lengterichting uitstrekt. Hierdoor heeft de paneelhouder zowel in de lengterichting als breedterichting een optimale buigstijfheid en sterkte. De verdere verstevigingsribben 12 in de breedterichting kunnen zich daarbij tot aan 30 een onderzijde van het zonnepaneel uitstrekken ter verdere ondersteuning van het zonnepaneel. Echter in dit uitvoeringsvoorbeeld laten de verdere verstevigingsribben 12 een sparing tussen het zonnepaneel en een bovenste rand daarvan, zodat een in de inrichting ontvangen warmtevoerend fluïdum door de kanalen 7 naar de uitlaten 9 kan stromen.

-9-

Figuren 6A en 6B tonen een derde uitvoeringsvoorbeeld van een paneelhouder volgens de onderhavige uitvinding. De hierin getoonde paneelhouder is nagenoeg gelijk aan de paneelhouder getoond in figuren 5A en 5B, maar verschilt in dat de verdere verstevigingsribben 12 niet volledig dwars op de verstevigingsribben 11 staan, maar zich in 5 een diagonaalrichting uitstrekken. Een dergelijke ribbenconstructie is buitengewoon sterk en betrouwbaar en gaat tegen dat een daarop ontvangen zonnepaneel breekt ten gevolge van daarop vallende voorwerpen, zoals bijvoorbeeld hagelstenen.

In figuur 7 wordt een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een systeem voor het genereren van 10 elektrische energie uit zonnestraling getoond in een perspectivisch aanzicht. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat het systeem een set onderling gekoppelde inrichtingen 1 volgens de onderhavige uitvinding. De gekoppelde inrichtingen 1 omvatten een paneelhouder 3 met zonnepaneel 2 die op steunelementen 20 is geplaatst om daarmee af te steunen op een ondergrond, zoals een dakoppervlak. De steunelementen 20 zijn voorzien van fixatiemiddelen 15 voor een betrouwbare fixatie aan de ondergrond. Bij voorkeur tasten de fixatiemiddelen de ondergrond althans nagenoeg niet aan. Zo wordt in plaats van een de ondergrond penetrerende bevestigingsbout of nagel bij voorkeur uitgegaan van een kleefmiddel als fixatiemiddel, of van een materiaal dat met de ondergrond kan worden gehecht of versmolten. Op deze wijze is bovendien geen relatief zwaar contragewicht nodig voor een 20 betrouwbare plaatsing op een verhoogde ondergrond zoals bijvoorbeeld een dakoppervlak. Zoals verder wordt getoond in figuur 7 ondersteunen de steunelementen 20 ieder meerdere paneelhouders. Hierdoor blijft een totaal aantal benodigde steunelementen beperkt. De opeenvolgende zonnepanelen 2 van de set onderling gekoppelde inrichtingen vormen een althans nagenoeg volledig gesloten fotovoltaïsch oppervlak, zodat een beschikbaar oppervlak 25 van de ondergrond zo optimaal mogelijk wordt benut voor het winnen van elektrische energie.

In figuur 8 wordt een twéede uitvoeringsvoorbeeld van een systeem voor het genereren van elektrische energie uit zonnestraling getoond in een perspectivisch aanzicht. Het hierin 30 getoonde systeem is nagenoeg gelijk aan het systeem getoond in figuur 7, maar verschilt in dat de steunelementen 20 een eerste steunvlak 22 en tweede steunvlak 21 omvatten, waarbij het eerste steunvlak 22 van het steunelement 20 lager ligt dan het tweede steunvlak 21 ten opzichte van de ondergrond. Zodoende strekt een met een eerste zijde op het eerste -10- steunvlak 22 van een eerste steunelement 20 geplaatste paneelhouder 3 zich omhoog uit naar het hoger gelegen tweede steunvlak 21 van een tweede steunelement. Hierdoor wordt de zonnepanelen 2 een hoek ten opzichte van de horizontaal opgelegd, wat resulteert in een efficiënte invang van zonnestraling om daaruit elektrische energie te genereren.

5

Hoewel de uitvinding aan de hand van louter enkele uitvoeringsvoorbeelden nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk.

Claims

1. Inrichting voor het genereren van elektrische energie uit zonnestraling, omvattende een paneelhouder met een wand om daarmee op een ondergrond te steunen en een 5 zonnepaneel dat steunt op een van de wand uitgaande opstaande rand van de paneelhouder, met het kenmerk dat de wand, het zonnepaneel en de opstaande rand een spouwruimte begrenzen waarin ten minste één verstevigingselement zich van de wand tot aan een achterzijde van het zonnepaneel uitstrekt ter ondersteuning van het zonnepaneel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het zonnepaneel een glaspaneel omvat met een dikte van ten hoogste 4 millimeter, in het bijzonder een dikte van 2 millimeter of kleiner.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het ten minste ene 15 verstevigingselement een verstevigingsribbe omvat.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de ten minste ene verstevigingsribbe de spouwruimte tussen de wand en het zonnepaneel verdeelt in een eerste kanaal en een althans hoofdzakelijk daarvan gescheiden ten minste één verder kanaal en dat 20 ieder kanaal een inlaat en een uitlaat omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat de paneelhouder een set verstevigingsribbe.n omvat die.zich van de wand tot het zonnepaneel uitstrekken en waaromheen een kanaal tussen een inlaat en een uitlaat meandert. 25

6. Inrichting volgens één of meer der conclusies 3 tot en met 5, met het kenmerk dat de paneelhouder binnen de spouwruimte althans een eerste verstevigingsribbe in een lengterichting omvat en althans een tweede verstevigingsribbe in een dwarsrichting omvat.

7. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het ten minste ene verstevigingselement een warmtegeleidend materiaal omvat. -12-

8. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de opstaande rand is voorzien van een groef waarin het zonnepaneel met een omtreksranddeel geleidbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het omtreksranddeel in de groef klemmend fixeerbaar is.

10. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de paneelhouder is voorzien van ten minste één steunelement om daarmee op de ondergrond te 10 steunen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het ten minste ene steunelement fixatiemiddelen omvat ter fixatie van de paneelhouder aan de ondergrond.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat het ten minste ene steunelement een steunvlak omvat waarop de paneelhouder steunt en een verder steunvlak omvat dat in staat en ingericht is om gelijktijdig daarop ten minste één verdere paneelhouder te ontvangen.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het steunvlak zich op een eerste hoogte ten opzichte van de ondergrond bevindt om aan een daarop ontvangen paneelhouder althans nagenoeg de eerste hoogte ten opzichte van de ondergrond op te leggen en dat het verdere steunvlak zich op een, van de eerste hoogte afwijkende, tweede hoogte ten opzichte van de ondergrond bevindt, om aan een daarop ontvangen verdere paneelhouder althans 25 nagenoeg de tweede hoogte ten opzichte van de ondergrond op te leggen.

14. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de paneelhouder een kunststof omvat, in het bijzonder een kunststof gekozen uit de groep van PP, PE, PVC, PA, PET, vezelversterkte varianten zoals glasvezelvarianten daarvan, een 30 combinatie van twee of meer daarvan, of een thermohardende kunsthars zoals vezelversterkt polyester als "sheet moulding compound" of als "bulk moulding compound". -13-

15. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de paneelhouder en het ten minste ene steunelement een integraal geheel vormen.

16. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de 5 paneelhouder koppelmiddelen omvat voor een koppeling met een verdere paneelhouder van een verdere inrichting.

17. Paneelhouder zoals toegepast in de inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies. 10

18. Systeem voor het genereren van elektrische energie uit zonnestraling, omvattende een set onderling gekoppelde inrichtingen volgens één of meer der conclusies 1 tot en met 16.