NL2003852C2 - Door de locomotief botsveilige spoorwerkplaats. - Google Patents

Description

Door de locomotief botsveilige spoorwerkplaats.

Voorgesteld wordt een werkplaats voor werkzaamheden aan het spoor, zodat veilig gewerkt kan worden terwijl het nevenspoor 5 in bedrijf blijft. Deze spoorwerkplaats is mobiel uitgevoerd, zodat tijdens bedrijf de werkplaats langs het spoor verplaatsbaar is, waardoor zich langs het spoor voortschrijdende werkzaamheden doelmatig kunnen worden beveiligd. Zodoende kan betrouwbaar worden voorkomen, dat een spoorarbeider onbedoeld (te dicht) op 10 het nevenspoor komt en gegrepen wordt door een passerende trein.

In de regel zal een dergelijke spoorwerkplaats voorzien in één of andere fysieke barrière, zoals een hekwerk (fysiek barrie-remiddel), zodat een arbeider in meer of mindere mate verhinderd wordt om buiten en bepaald gebied te treden en gedwongen wordt 15 om in een in meer of mindere mate beveiligd (gelijkvloers) werkgebied te verblijven.

Daarnaast kan op deze wijze aan het personeel, de apparatuur en de werklocatie bescherming geboden worden tegen weersomstandigheden, bijvoorbeeld door toepassen van beplating 20 of een dekzeil. De spoorwerkplaats kan een in hoofdzaak wind en/of (regen)waterdicht dak en/of zijwanden hebben. Vanzelfsprekend is de onderzijde open, om ongehinderd toegang te hebben tot de spoorstaven, dwarsliggers, ballast, enz.

Met een spoorwerkplaats kan daarom ten opzichte van 25 traditionele manieren van het veilig uitvoeren van onderhoudswerk aan het spoor vooral een belangrijke tijdsbesparing worden bereikt waardoor het reguliere treinverkeer minder wordt gestremd.

De stand van de techniek bevat reeds vele voorstellen, zie bijvoorbeeld EP-A1-1.369.330 en WO 2006/027030 Al, beide t.n.v. 30 Robel. Daarbij gaat het telkens om een railgebonden voertuig met een uiterlijk dat in grote lijnen kan worden beschreven als een spoorrijtuig met aan de uiteinden een spoorrijstel en waarvan het interieur en de vloer ontbreekt zodat men binnenin het voertuig over een grote vrije bewegingsruimte beschikt en op de spoorweg 35 staat/loopt. De zijwanden eindigen op korte afstand boven het spoor om passeren van een over het spoor lopende persoon te verhinderen. De zijwanden kunnen worden verplaatst tussen een smalle transportstand en een brede werkstand.

De oudere publicatie FR-A-2.786.148 openbaart eveneens een 2 spoorrijtuig in hoofdzaak overeenkomend met de bovenstaande twee citaten, echter van vaste breedte.

De uitvinders van deze uitvinding zijn tot het inzicht 5 gekomen, dat in het bijzonder de flexibiliteit en inzetbaarheid worden vergroot, indien de spoorwerkplaats overeenkomt met het onderwerp van conclusie 1.

De werkplaats wordt bij zijn uiteinden ondersteund door een rijstel en is daartussen vrijdragend. Het draagframe sluit bij 10 voorkeur via een gebocheld, elleboogachtig of portaalachtig framegedeelte op het rijstel aan. De werkplaats maakt deel uit van een trein met voor en achter een locomotief. Bij deze trein bevindt zich tussen de locomotieven uitsluitend de spoorwerkplaats. Het rijstel van de locomotief is gebruikt om 15 de spoorwerkplaats te dragen, zodat de werkplaats geen eigen rijstel nodig heeft. Anderzijds bieden in dat geval de locomotieven optimale botsbescherming.

De spoorwerkplaats volgens conclusie 1 biedt op eenvoudige 20 en goedkope wijze een korte lengte van de trein bij maximale lengte van de werkruimte in de werkplaats. Bovendien is een betrouwbare detectie door het treindetectiesysteem, bijvoorbeeld baanvakbeveiligingssysteem (ATB) mogelijk, hetgeen tegen lage kosten voor veiligheid zorgt. Verder kent de werkplaats een 25 flexibele inzetbaarheid. Het gewicht van de locomotief zal de grootste klap bij een botsing opvangen.

De voorkeur verdient een uitvoering, waarbij de spoorwerkplaats een op een hoog niveau lopend draagframe bevat 30 voor het dragen van tegenoverliggende zijwanden en/of een dak. Het draagframe bevindt zich bij voorkeur op een zodanig niveau, dat personeel binnen in de werkplaats ongehinderd rechtop kan staan. In de praktijk betekent dit, dat de onderzijde van het frame zich tenminste 2,5 m boven de spoorstaven bevindt. Verder 35 is het draagframe bij voorkeur een vakwerkconstructie, om materiaal en gewicht te besparen.

De spoorwerkplaats is bij voorkeur in breedte verstelbaar 3 tussen een smalle parkeer- en transportstand en een bredere werkstand zodat personeel binnenin meer bewegingsvrijheid hebben. Dit kan bereikt worden door een of beide zijwanden zijdelings verplaatsbaar uit te voeren. Bij voorkeur is een zijwand daartoe 5 op een hoog niveau zijdelings zwenkend gemonteerd, zodat een lager gedeelte van de zijwand zijdelings kan verplaatsen. Dit biedt, o.a., constructieve eenvoud en betrouwbare en veilige werking. Bovendien kan eenvoudig zijdelingse toegang geboden worden, bijvoorbeeld door de zijwand over een extra grote hoek te zwenken. 10 Bij voorkeur hebben de zijwanden een vakwerkconstructie en/of zijn in hoogterichting gebogen/geknikt, o.a. voor een laag gewicht en een zo breed mogelijke werkruimte.

De locomotieven zijn bij voorkeur van rangeertype. Bij voorkeur zijn zij van diesel- of dieselelektrisch type, zonder 15 stroomafnemer voor een bovenleiding. Bij voorkeur hebben zij twee of drie en bij voorkeur niet meer dan vier loopwielassen, bij voorkeur draaistelloos. Het gewicht van de locomotief bedraagt bij voorkeur ongeveer 60 ton en minimaal 40 en maximaal 80 ton. Zodoende is op eenvoudige en goedkope wijze een korte lengte van 20 de trein bij maximale lengte van de werkruimte in de werkplaats mogelijk. Bovendien is een betrouwbare detectie door het treindetectiesysteem, bijvoorbeeld baanvakbeveiligingssysteem (ATB) mogelijk, hetgeen tegen lage kosten voor veiligheid zorgt. Verder kent de werkplaats een flexibele inzetbaarheid.

25 Wegens botsveiligheid wordt het draagframe bij voorkeur zodanig geconstrueerd, dat dit opwaarts vervormt/uitknikt bij een in lengterichting daarop uitgeoefende drukbelasting. Zodoende kan extra veiligheid geboden worden aan personen binnen de werkplaats. Het draagframe heeft daartoe voorzieningen, zoals 30 een gerichte verzwakking.

Bij voorkeur zijn de zijwanden zodanig aan het draagframe opgehangen, dat het draagframe ten opzichte van de zijwanden, of omgekeerd, een vrije uitwijking kan uitvoeren over een afstand van enkele centimeters, bij voorkeur tussen 2 en 10 cm.

35 In het navolgende wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van een niet-beperkend, in de tekening getoond voorbeeld.

Fig. 1 toont in zijaanzicht en fig. 2 in kops aanzicht een 4 mobiele spoorwerkplaats. Deze bezit aan de uiteinden een tweeassig draaistel onder een platform. Vanaf het platform loopt een in vakwerk geconstrueerd draagframe eerst omhoog en dan horizontaal vrijdragend boven het spoor. Tussen de draaistellen zijn aan het 5 draagframe daarvanaf neerwaarts lopende zijwanden gemonteerd. Zoals duidelijker uit fig. 2 blijkt, zijn de zijwanden nabij de onderzijde van het draagframe gemonteerd zodanig, dat zij zijdelings kunnen zwenken. Links in fig. 2 zijn een binnenste opklapstand en een buitenste werkstand van de zijwand weergegeven. 10 Door de zijwand vanuit de opklapstand voorbij de werkstand te zwenken kan men onder de zijwand door zijdelings toegang krijgen tot de werkruimte.

Zoals fig. 2 tevens toont, zijn de hoofdzakelijk rechte zijwanden in hoogterichting geknikt zodat binnen het profiel van 15 vrije ruimte de werkruimte zo breed mogelijk kan zijn. De knik bevindt zich op een hoogte boven het spoor tussen ongeveer 1.5 en 2.5 m. Een vergelijkbaar effect kan met een buiging als alternatief voor de knik worden bereikt. Het dak is niet in breedte aanpasbaar.

20 Uit fig. 1 blijkt dat het onderste gedeelte van de zijwanden dicht en het bovenste gedeelte open is. Het bovenste gedeelte kan eveneens dicht zijn en dan bij voorkeur lichtdoorlatend. Het dak kan dicht gemaakt worden door bijvoorbeeld een zeil over het draagframe te spannen.

25 Om veiligheidsredenen is tijdens werkzaamheden aan het spoor de werkplaats alleen via de kopse uiteinden toegankelijk. Daartoe is het omhoog lopende gedeelte van het draagframe uitgevoerd met een doorgangsopening in het middengebied. Via die toegangsopening kan een persoon over het platform boven een draaistel de werkplaats 30 binnen lopen en via een trapje (niet getoond) aan het platform naar het ballastbed afdalen. In fig. 2 zijn een op het platform staande en twee op het ballastbed staande personen weergegeven. Het horizontaal lopende gedeelte van het draagframe bevindt zich met zijn onderzijde op een niveau boven de hoofden van alle drie 35 personen.

De zijwanden zijn zodanig aan het draagframe gemonteerd, dat zijn midden in lengterichting van het draagframe naar boven 5 of beneden kan uitwijken over ong. 10 cm, zonder dat de zijwanden worden gedwongen om die uitwijking te volgen. Zodoende blijven de zijwanden bij een botsing vrij van vervorming.

De platforms boven de draaistellen zijn uitgerust met 5 stootbuffers en koppelingen waarmee in bedrijf een locomotief rechtstreeks gekoppeld is. De tussen de locomotieven werkzame krachten worden via het draagframe doorgeleid. Het draagframe vormt als het ware een ruggengraat voor de werkplaats.

Ook andere uitvoeringen behoren tot de uitvinding. 10 Bijvoorbeeld waarbij de draaistellen ontbreken. De platforms zijn dan star met de locomotieven gekoppeld, zodat de belasting uit de werkplaats door de loopwielen van de locomotieven wordt gedragen. Het draagframe is rond een verticale as zwenkbaar aan het platform gemonteerd zodat de trein probleemloos bochten kan 15 nemen. Bijvoorbeeld zijn van de locomotieven de stootbuffers verwijderd en is op die plaats het platform (eveneens ontdaan van de stootbuffers) aan de locomotief vastgeschroefd.

Een zijwand is bij voorkeur nabij zijn bovenrand aan zijn uiteinde zwenkend aan de vanaf het platform omhoog lopende 20 constructie gemonteerd. Tussen die uiteinden staat een zijwand op wederzijds een afstand houdende plaatsen contact met het daarboven lopende draagframe. Dit contact is zodanig uitgevoerd, dat het betreffende contactpunt van de zijwand vrij omhoog en omlaag en naar voren en achteren kan bewegen en alleen in 25 zijdelingse richting naar binnen en/of buiten wordt tegen gehouden door het draagframe. Zodoende biedt het draagframe de zijwand alleen bij zijdelingse windbelasting ondersteuning langs zijn lengte.

Bij botsen met bijvoorbeeld een andere trein in hetzelfde 30 spoor (frontaal botsen), vervormen de zijwanden bij voorkeur buitenwaarts. Dit wordt bij voorkeur gewaarborgd door de zijwanden tijdens botsen excentrisch te belasten of daarin een draaimoment op te wekken. Bij voorkeur wordt hiertoe tijdens botsen door een ander onderdeel van de trein/werkplaats een belasting uitgeoefend 35 op de zijwand, welke belasting bij voorkeur wordt uitgeoefend nadat in een constructie een voldoende vervorming door het botsen is ontstaan. De zijwand heeft bij voorkeur een geschikt 6 uitsteeksel aan bij voorkeur zijn binnenzijde, waarop die belasting kan worden uitgeoefend. Het uitsteeksel bevindt zich bijvoorbeeld in hoofdzaak op het niveau van het platform of een ander niveau ruim beneden het niveau van zijn zwenkmontage.

5 Het draagframe wordt opwaarts gekromd tijdens botsen doordat dit een momentvaste verbinding heeft met de vanaf het platform opwaarts lopende constructie.

In een uitvoeringsvoorbeeld kan het botsgedrag als volgt worden beschreven: De botskrachten worden op laag niveau, zoals 10 het platform, ingeleid. Het draagframe zal eerst opwaarts krommen en vervolgens eventueel opwaarts uitknikken. De zijwanden blijven aanvankelijk onvervormd terwijl het draagframe opwaarts kromt. De afstand tussen de platforms wordt geringer. Zodoende wordt door elk platform of een zich daaraan bevindende component een 15 naar het tegenoverliggende platform gerichte belasting uitgeoefend op het uitsteeksel aan de zijwand. De zijwand zal dientengevolge eerst buitenwaarts krommen en vervolgens eventueel buitenwaarts uitknikken. Voorafgaande aan de botsing bevond het uitsteeksel aan de zijwand zich in lengterichting op afstand van 20 de betreffende component/platform, zodat ongehinderd bewegen van de zijwand werd toegelaten.

Alle beschreven of in de tekening weergegeven maatregelen vormen op zich of in willekeurige combinatie het onderwerp van deze uitvinding.

25 Betekenis van verwijzingscijfers in tekening: draagframe 1; omhoog lopende constructie 2; platform 3; zijwand 4; positie van console 5; positie van hoofd van persoon 6; onderstel 7.

Claims (13)

1. Mobiele spoorwerkplaats, uitgerust met een spoorwegonderstel (7) aan elk uiteinde en daartussen vrijdragend 5 en waartussen zich een dakconstructie (1) en aan weerszijden een zijdelings verplaatsbare zijwandconstructie (4) uitstrekken om tussen de onderstellen (7) een naar opzij en naar boven toe begrensd, vloerloos railvoertuig te vormen waarbinnen personeel ongehinderd rechtop kan staan, met het kenmerk, dat ieder 10 onderstel (7) deel uitmaakt van een respectieve locomotief, zodat tussen de locomotieven uitsluitend de spoorwerkplaats zich bevindt die gedragen wordt door de locomotieven.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij van de locomotieven 15 de stootbuffers verwijderd zijn aan de zijde van de werkruimte van de spoorwerkplaats in het railvoertuig en op die plaats is de constructie gemonteerd die het dak en de zijwanden van de spoorwerkplaats omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de locomotieven van rangeertype zijn, bij voorkeur van diesel- of dieselelektrisch type

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de 25 locomotieven draaistelloos zijn en/of geen stroomafnemer voor een bovenleiding hebben.

5. Inrichting volgens een van conclusies 1-4, waarbij de locomotieven twee of drie en bij voorkeur niet meer dan vier 30 loopwielassen, bij voorkeur draaistelloos, hebben.

6. Inrichting volgens een van conclusies 1-5, waarbij de locomotieven ieder bij voorkeur ongeveer 60 ton en minimaal 40 en maximaal 80 ton wegen. 35

7. Inrichting volgens een van conclusies 1-6, omvattende een op een hoog niveau lopend draagframe voor het dragen van tegenoverliggende zijwanden en/of een dak, bij voorkeur op een zodanig niveau, dat personeel binnen in de werkplaats ongehinderd rechtop kan staan, bijvoorbeeld zodat de onderzijde van het draagframe zich tenminste 2,5 m boven de spoorstaven bevindt. 5

8. Inrichting volgens een van conclusies 1-7, waarbij het draagframe via een gebocheld, elleboogachtig of portaalachtig framegedeelte op het rijstel van de locomotief aansluit.

9. Inrichting volgens een van conclusies 1-8, waarvan de breedte kan worden gewijzigd/versteld tussen een smalle parkeer-en transportstand en een bredere werkstand zodat personeel binnenin meer bewegingsvrijheid heeft.

10. Inrichting volgens een van conclusies 1-9, waarbij een of beide zijwanden zijdelings verplaatsbaar is uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat een zijwand daartoe op een hoog niveau zijdelings zwenkend gemonteerd is, zodat een lager gedeelte van de zijwand zijdelings kan verplaatsen. 20

11. Inrichting volgens een van conclusies 1-10, waarbij het draagframe een vakwerkconstructie is; en/of de zijwanden een vakwerkconstructie hebben en/of in hoogterichting gebogen/geknikt zijn. 25

12. Inrichting volgens een van conclusies 1-11, waarbij het draagframe zodanig geconstrueerd is, dat dit opwaarts vervormt/uitknikt bij een in lengterichting daarop uitgeoefende drukbelasting uit een frontale botsing. 30

13. Inrichting volgens een van conclusies 1-12, waarbij de zijwanden zodanig aan het draagframe opgehangen zijn, dat het draagframe ten opzichte van de zijwanden, of omgekeerd, een vrije uitwijking kan uitvoeren over een afstand van enkele centimeters, 35 bij voorkeur tussen 2 en 10 cm.