NL2001757C2 - Inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee. - Google Patents

Description

NL117 92~2o inrichting voor het .losmaken en mengen van voer voor vee

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het iosmaken en mengen van veevoer welke inrichting is voorzien van aanvoerbodems met aanvoermiddelen voor het aanvoeren van balen veevoer van een aanvoerzijde naar een afvoerzijde, 5 waarbij de inrichting is voorzien van één of meer losmaakorga-nen voor het .losmaken van veevoer van een baal die zich aan de afvoerzijde van een aanvoerfcodem bevindt.

SP 1 723 846 A beschrijft een inrichting voor het losmaken en mengen van veevoer, waarbij één snijdeenheid tussen 10 meerdere aanvoerbodems kan worden bewogen, om de balen die zich op de betreffende aanvoerbodems bevinden, afzonderlijk af te snijden,

De uitvinding beoogt een vereenvoudigde inrichting en werkwijze te verschaffen, waarmee in relatief korte tijd een 15 nauwkeurig gedoseerde veevoersamenstelling kan worden verkregen .

Hiertoe heeft, volgens de uitvinding de inrichting het kenmerk dat tenminste twee van de aanvoerbodems zijn voorzien van een eigen afzonderlijk losmaakorgaan dat via een vaste, 20 niet verplaatsbare geleiding langs de afvoerzijde van één aan-voerbodem kunnen worden bewogen. Op deze manier zijn er geen verplaatsbare losmaakorganen nodig en kunnen meerdere balen veevoer op verschillende aanvoerbodems tegelijk worden losge-rnaakt.

25 Dit voordeel kan eveneens worden bereikt door de in richting te voorzien van een geleidingsframe waarlangs het losmaakorgaan wordt verplaatst tijdens het losmaken van het veevoer, waarbij het geleidingsframe is ingericht om het losmaakorgaan in één snijdgang langs meerdere aanvoerbodems te 30 kunnen leiden. Het geleidingsframe kan daarbij een horizontale geleiding omvatten waarlangs het losmaakorgaan heen en weer langs meerdere aanvoerbodems kan worden bewogen. Het losmaakorgaan kan daarbij bijvoorbeeld een zich naar onder toe uitstrekkend losmaakorgaan zijn dat bij voorkeur langer is dan de 35 hoogte van de los te maken baal veevoer. Als alternatief kan 2 het losmaakorgaan zich in een in hoofdzaak horizontale richting uitstrekken langs meerdere aanvoerbodems, waarbij het losmaakorgaan via een geleiding met behulp van aandrijfrniadelen op en neer kan worden bewogen.

5 De afvoerband kan het opgevangen, losgemaakte veevoer transporteren naar een mengbak of mengrobot die uitgerust, kan zijn met een of meer mengorganen, zoals een mengvijzei. De mengrobot kan het losgesneden en gemengde veevoer verplaatsen naar de voederbakken. Een voorbeeld van een dergelijke mengzo-10 bot is de Triomatio© robot van Trioliet. Mulles BV.

De afvoerband kan zich aan een of beide zijkanten onder de afvoorzijde van de aanvoerhodem uitstrekken, zodat wordt voorkomen dat er losgemaakt veevoer naast de transportband valt.

15 Het losmaakorgaan kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als snijdeenheid die is ingericht voor het afnemen van een strook voer van het naar de afvoerzijde gerichte einde van de aan de afvoerzijde gelegen baal. Ge snijdeenheid kan bijvoorbeeld zijn ingericht voor het volgen van een snijdbaan zodanig dat 20 de naar de afvoerzijde gerichte eindzijde van het resterende gedeelte van de baal ten opzichte van de verticaal achterover helt. Ook kan de snijdeenheid zijn ingericht voor het afnemen van een strook voer volgens een snijdbaan zodanig dat het resterende gedeelte van de baal aan de bovenzijde smaller is dan 25 aan de onderzijde. Met deze maatregelen kan worden voorkomen dat er tijdens of na het losraaken van veevoer van een baal stukken veevoer van de resterende baai afbrokkelen en op de afvoerband vallen. Het resterende deel van de baal blijft stabiel op de aanvoerbodem staan.

30 Een andere mogelijkheid om ervoor te zorgen dat de snijdvlak achterover helt, is om de aanvoerbodems, of eventueel alleen de afvoerzijde van de aanvoerbodems, hellend op te stellen, zodat de afvoerzijde van de aanvoerbodem hoger ligt dan de toevoerzijde. Het snijdvlak van het losmaakorgaan kan 35 dan ongeveer loodrecht staan ten opzichte van op de aanvoerbodem.

Het losmaakorgaan kan ook zijn uitgevoerd als een frees, roller, rondlopend touw, of zaag, bijvoorbeeld een cirkelzaag, kettingzaag, of lintzaag. Het losmaakorgaan kan het 3 veevoer in verticale richting lossnijden of schuin, bijvoorbeeld op zodanige wijze, dat het snijdvlak achterwaarts helt..

De aanvoermidcselen van de aanvoerboderas kunnen zijn voorzien van middelen voor het om keren van. de transpo.rtri.ch~ S ting. De aanvoerbodems kunnen dan de balen veevoer van de af-voerzijde af bewegen wanneer het er voldoende veevoer is los-geraaakt. De aangesneden baal kan weer worden terugbewogen naar de afvoerzijde wanneer er weer een nieuwe hoeveelheid veevoer van afgesneden moet worden.

10 Het losmaakorgaan kan zijn voorzien van ve.rplaats.ings- raiddelen voor het bewegen van het losmaakorgaan tussen een werkstand en een verplaatsingsstand waarin het losmaakorgaan verplaatst kan worden naar de afvoerzijde van een volgende transportgang. Het losmaakorgaan kan daartoe beweegbaar zijn 15 bevestigd aan een frame en opklapbaar zijn tussen een werkstand, waarbij het losmaakorgaan veevoer van een voorliggende baal kan lossnijden, en een verplaatsingsstand waarbij het losmaakorgaan naar voren is omgeklapt.

In een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting 20 volgens de uitvinding omvat het losmaakorgaan een aandrijfkop waaraan een zich naar beneden toe uitstrekkend, mes of zaagblad is bevestigd met een lengte die bij voorkeur langer is dan de hoogte van een te verwerken baal veevoer, waarbij het mes of zaagblad door de aandrijfkop op en neer kan worden bewogen, De 25 aandrijfkop kan daarbij opklapbaar zijn bevestigd aan een slede die via een geleiding verplaatst kan worden waarbij het mes of het zaagblad langs de afvoerzijde van tenminste één aan-voerbodem wordt bewogen. In het bereik van de snijkant van het mes of zaagblad kan een roteerbare losraaakrol of krabwals zijn 30 aangebracht voor het continu van het mes afduwen van losge— maakt veevoer.

De verschillende aanvoerbodems kunnen worden ingezet, voor de toevoer van verschillende soorten veevoer, zoals balen maïs, gras van diverse soorten, stro, luzerne, etc. Indien ge-35 wenst is het ook mogelijk om twee of meer van de aanvoerbodems een zelfde type veevoer te laten aanvoeren.

De mengbak of mengrobot kan zijn voorzien van weegmid-öelen, zoals weegstaven, zodat de hoeveelheid van eik van de aangevoerde soorten veevoer nauwkeurig kan worden gemeten en 4 gedoseerd. De mengbak kan bijvoorbeeld aan een d - - staven opgehangen zijn. Het is ook mogelijk om de tra»*spo~ band voor het afvoeren van losgemaakt veevoer te vcmb„.ner„n met weegmiddelen, bijvoorbeeld weegst&ven, zodat c^t 3 van het; veevoer dat nog onderweg naar de mengbak *s' opgetexa kan worden bij het gewicht van het veevoer dat a-*- - -* bak is gedeponeerd. Op deze wijze kan een samenge s t e 1d voermenu worden verkregen dat is geoptimaliseerd Le voeren vee. Zo kunnen melkkoeien een ander dieet kx-ijge*. da.* 10 bijvoorbeeld droogstaande koeien. Ket is zelfs h«t menu op de individuele koe af te stemmen.

De aanvoermiddelen van de aanvoerbodems kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een transportgang met twee meer eindloze transportkettingen die zich uitstrekken tussen 15 twee keertandvielen. Een dergelijke kettingtransporceur kan zijn voorzien van meenemers die zich dwars op de transport-richting uitstrekken. Het bovenpart van de transportkettingen kan afgeschermd in een goot liggen. De aanvoermiddelen van de aanvoerbodems kunnen ook zijn uitgevoerd als blokkenschuif or 20 zijn uitgevoerd met hydraulische, transportmiddelen.

De aanvoerbodems kunnen zijn voorzien van zijschotten. Nabij de afvoerzijde kan één zijschot dwars op de transport-richting beweegbaar zijn, bijvoorbeeld zwenkbaar om een verticale as, waarbij een aandrijforgaan, bijvoorbeeld een hydrau-25 lische cilinder, het schot kan drukken tegen een baal die op de afvoerzijde van de aanvoerbodem ligt. Hierdoor kan de baal worden vast geklemd tijdens het losmaken van het veevoer, zodat het snijdproces beter beheersbaar verloopt er; wordt voorkomen dat de baal uit elkaar wordt; getrokken.

30 De inrichting volgens de uitvinding kan een bestu ringseenheid omvatten, waarmee het proces geautomatiseerd kan worden uitgevoerd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicWi- aan <-je hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvoorheeiden van 35 de inrichting volgens de uitvinding schematisch ?.i-;n weergegeven .

Figuur 1 toont in perspectief een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

.J

Figuur 2 toont in bovenaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3A toont in bovenaanzicht een derde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

5 Figuur 3B toont in zijaanzicht de uitvoeringsvorm van

Figuur 3A.

Figuur 4 toont in perspectief een vierde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont in detail een losmaakorgaan van de uit-10 voeringsvorm uit Figuur 4.

Figuur 6 toont, in perspectief een vijfde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 7 toont in detail een losmaakorgaan van de uitvoeringsvorm. van Figuur 6, 15

Figuur 1 toont een inrichting 1 volgens de uitvinding voor het. losmaken en mengen van veevoer. De inrichting 1 is voorzien van aanvoerbodems 2 die transportmiddelen 3 omvatten voor het aanvoeren van balen veevoer 4 van een aanvoerzijde 5 20 naar een afvoerzijde 6. De transportmiddelen 3 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een transportband of kettingtrensporteur voorzien van tneenemers. De inrichting 1 is nabij de afvoerzijde β van de aanwezige aanvoerbodems 2 voorzien van een losmaakorgaan 7 voor het losmaken van veevoer. Het losmaakorgaan 25 7 omvat een geleidingsframe 8, waarlangs een mes 9 met behulp van aandrijfmiddelen (niet getekend) op en neer kan worden bewogen onder een geringe hoek met de verticaal zodat het snijd-vlak. van de. baal 4 achterover helt. In plaats van een enkel mes kunnen ook twee messen gebruikt worden die bij het snijden 30 naar elkaar toe worden getrokken. Het losmaakorgaan 7 omvat verder een losmaakrol of krabwals 10 om het losgemaakte voer van het mes 9 af te duwen en te deponeren op een transportband 11. De losmaakrol '10 wordt, daarbij aangedreven door aandrijf-middelen (niet getekend). De transportband 11 loopt langs de 35 afvoerzijde 6 van beide aanvoerbodems 2, waarbij de aanvoerbodems 2 over korte afstand over de transportband 11 heen steken om te voorkomen dat losgemaakt voer naast; de transportband 11 kan vallen. De transportband 11 transporteert het losgesneden en opgevangen veevoer naar een schuin oplopende bandtranspcr- 6 teur 12 die het veevoer vervolgens deponeert in een mencjbak 13. Mengbak 13 is opgehangen aan een weegstaaf 14. De aanvoer-bodems 2 zijn verder voorzien van verticale zijschotten 15 aan weerszijden van de transportmiddelen 3. De verschillende aan-5 voerbodems 2 kunnen worden ingezet voor de toevoer van verschillende soorten veevoer, hoewel het ook mogelijk is om twee of meer van de aanvoerbodems een zelfde type veevoer te laten aanvoeren. Op deze wijze kan een samengesteld veevoermenu worden verkregen dat is geoptimaliseerd voor het te voeren vee.

10 Figuur 2 toont, in bovenaanzicht een andere mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. De inrichting 21 omvat een aantal aanvoerbodems 22 met elk een aanvoerzijde 23 en een afvoerzijde 24. De afvoerzijdes 24 van elk van de aanvoerbodems 22 monden uit op een centrale, ge-15 meenschappelijke transportband 26, De aanvoerbodems 22 zijn evenwijdig opgesteld afwisselend aan weerszijden van de transportband 26, Elk van de aanvoerbodems 22 is aan de afvoerzijde 24 voorzien van een hier schematisch aangegeven losmaakorgaan 25, Het losmaakorgaan 25 kan uitgevoerd zijn als een snijdeen-20 heid, zoals een snijdmes als beschreven bij Figuur 1, of een frees, lint- of cirkelzaag, etc. De transportband 26 voert het losgemaakte veevoer af naar een schuin omhoog leidende band-transporteur 27 die het veevoer deponeert in een mengbak of mengrobot 28.

25 Een derde mogelijke uitvoeringsvorm is schematisch weergegeven in Figuren 3A en 3B, in boven- resp. zijaanzicht. Deze uitvoeringsvorm omvat een inrichting 31 met een aantal evenwijdig naast elkaar geplaatste aanvoerbodems 32 met een aanvoerzijde 33 en een afvoerzijde 34. Een gemeenschappelijke 30 transportband 36 loopt langs de afvoerzijden 34 van alle aan-voerbodems 32 en transporteert losgemaakt veevoer naar een schuin oplopende bandtransporteur 37 die het. veevoer deponeert in een mengbak of mengrobot {niet getekend). Een losmaakorgaan 35 strekt zich uit. over de gehele breedte van de gezamenlijke 35 afvoereindes 34 van de aanvoerbodems 32. Het losmaakorgaan 35 omvat een cilindrische frees 33 die via een frame 39 op en neer kan worden bewogen. Als van een bepaald type veevoer een gewenste hoeveelheid moet worden losgemaakt van een baal, dan worden de aanvoermiddelen van de aanvoerbodem 32 waarop de be- 7 treffende baal is geplaatst aangedreven om de baal te verplaatsen naar het afvoereinde 34 van de betreffende aanvoerbo-derc 32. Wanneer er een voldoende hoeveelheid is afgesneden kan de aanvoerbodem 32 de andere kant op worden bewogen zodat de .5. betreffende baal van het losmaakorgaan 35 af wordt bewogen.

Via een andere aanvoerbodem 32 kan dan een andere baal van een ander type veevoer naar het losmaakorgaan 35 toe worden bewogen om vervolgens van die baal een gewenste hoeveelheid los te maken, De losgemaakte hoeveelheden vallen op de transportband 10 36 die vervolgens het losgemaakte veevoer doorvoert naar de mengbak, De transportband 36 kan net als de mengbak van weeg-middelen zijn voorzien. Op deze wijze kan nauwkeurig worden bepaald hoeveel veevoer zich in de mengbak en op de transportband 36 bevindt.

15 Figuur 4 toont weer een andere mogelijke uitvoerings vorm, waarbij een inrichting 41 is voorzien van aanvoerbodems 42 voor het aanvoeren van balen veevoer van een aanvoerzijde 43 naar een afvoerzijde 44. De inrichting 41 is nabij de af-voerzijde 44 van de aanwezige aanvoerbodems 42 voorzien van 20 een losmaakorgaan 45 voor het losmaken van veevoer. Een transportband 46 is geplaatst aan de afvoerzijde 44 van eik van de aanvoerbodems 42. De transportband 46 transporteert het iosge-sneden en opgevangen veevoer naar een schuin oplopende band-transporteur 47 die het veevoer vervolgens deponeert in een 25 mengbak 48. Tussen de aanvoerbodems 42 zijn verticale zijschotten 49 opgesteld.

Het losmaakorgaan 45 omvat een geleiding 5G bestaande uit twee horizontale, evenwijdige rails 51, 52, en een slede 53, die in Figuur 4 in twee verschillende posities is weerge-30 geven. De slede 53 kan via de geleiding 50 heen en weer worden bewogen door een aandrijfeenheid in de slede 53 in een richting evenwijdig aan de transportband 46. Aan de slede 53 is door middel van een scharnierverbinding 59 een aandrijfkop 54 scharnierend bevestigd. Figuur 5 toont een aandrijfkop 54 in 35 meer detail. Via de scharnierverbinding 59 kunnen de aandrïjf-koppen 54 vanuit een werkstand omhoog geklapt worden naar een verplaatsingstand, en weer terug. In de aandrijfkop 54 zijn één of twee messen 56 bevestigd die met behulp van niet weergegeven aandrijfmiddeien op en neer kunnen worden bewogen.

8

Verder is er in de aandrijfkop 54 een losmaakrol of afschraap-rol 55 aangebracht die door de aandrijfkop 54 aangedreven kan worden. Figuur 4 toont het losrnaakcrgaan 45 in twee verschillende standen: In de figuur met getrokken lijn bevindt het 5 losmaakorgaan 45 zich in de werkstand, terwijl in de met onderbroken lijn getekende figuur het losmaakorgaan 45 zich in de verplaatsingsstand bevindt. In de werkstand hangen het mes of de messen 56 en de losmaakroliën 55 onder een lichte hoek met; de verticaal, bijvoorbeeld een hoek van 10 - 30 graden. De 10 baal wordt; daardoor afgesneden met een naar achter hellend snijdvlak. In de verplaatsingsstand wordt de hoek met de verticaal vergroot, zodat het mes of de messen 56 en de losmaak-rol 55 verplaatst kunnen worden naar een andere aanvoerbodem 42 zonder verder in contact te komen met de baal of balen op 15 tussenliggende aanvoerbodems 42. De losmaakrol 55 bestaat uit een in hoofdzaak cilindrische rol 58 met een lengte die bij voorkeur groter is dan de hoogte van de los te maken balen veevoer. De cilindrische rol 56 is aan de omtrek voorzien van gekartelde vinnen 5"' die op regelmatige onderlinge afstand van 20 elkaar zich in hoofdzaak axiale richting uitstrekken waarbij ze bijvoorbeeld spiraalsgewijs lopen.

Wanneer een aanvoerbodem 42 een baal veevoer aanvoert, wordt de aandrijfkop 54 met de losmaakrol 55 en het mes of de messen 56 in de werkstand geklapt. Vervolgens wordt het mes of 25 de messen 56 aangedreven om veevoer los te snijden van de aanwezige baai en wordt de losmaakrol 55 aangedreven om het los-gemaakte veevoer van het mes of de messen 56 af te duwen, zodat het op de transportband 46 valt. Wanneer er een voldoende hoeveelneid veevoer is losgesneden van de betreffende baal, 30 worden het mes of de messen 56 en de losmaakrol 55 stil gezet en wordt de aandrijfkop 54 met het mes of de messen 56 en de losmaakrol 55 omhoog geklapt. De slede 53 kan dan de aandrijf-kop 54 met 'net. mes or de messen 56 en de losmaakrol 55 verplaatsen via de geleiding 50 naar een volgende afvoerbodem 42 35 waar het rnes, resp. de messen 56 en de losmaakrol 55 weer in de werkstana teruggezet kunnen worden om een nieuwe baal, bijvoorbeeld van een ander type veevoer, te kunnen aansnijden.

Figuur 6 toont een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting 60 volgens de uitvinding voorzien van een 9 iosrnaakorgaan 75 dat in meer detail is weergegeven in Figuur 1. De inrichting 60 omvat een aantal evenwijdig geplaatste aanvoerbodems 62 die transportmiddelen 63 omvatten voor het aanvoeren van balen veevoer van een aanvoerzij de 65 naar een $ afvoerzijde 66.

Een transportband 67 loopt langs de afvoerzijde 66 van de aanvoerbodems 62, waarbij de aanvoerbodems 62 over korte afstand over de transportband 67 heen steken. De transportband 67 transporteert het losgesneden en opgevangen veevoer naar 10 een schuin oplopende banötransporteur 68 die het veevoer vervolgens deponeert in een mengbak 69. Tussen de aanvoerbodems 62 zijn verticale zijschotten 70 opgesteld.

Het losmaakorgaan 75 bestaat uit een geleidingsframe 73 met. een geleiding met een vertanding 71 waarlangs een aan-15 drijfkop 74 bewogen kan worden in een richting die onder een kleine hoek staat met de verticaal. Verder omvat het geleidingsframe 73 een horizontale geleiding 72 waarlangs de aan-drijfkop /4 in horizontale richting kan worden bewogen. In de aandri j r. kop 74 is een cirkelzaag 73 aangebracht die wordt aarx-2U gedreven door een aandrijfmotor 76. De aandrijfkop 74 is verder voorzien van een geieideplaat 77 om wegslingeren van het .losgezaagde veevoer te voorkomen en het veevoer te geleiden in de .richting van de transportband.

In Figuur 6 is de zaag 73 bezig met het lossnijden van 25 veevoer uit ae linkerbovenhoek van een baal veevoer 79. Tijdens hei. snijden wordt; <je aandrijfkop met de zaag 78 in horizontale richting naar rechts bewogen. Bij het. bereiken van het ej.nde va*» de oaal 79, wordt de zaag 78 terugbewogen en wordt de za<*g /8 over een afS|-anc[ naar beneden bewogen, waarna de 30 zad's 78 opnieuw naar rechts wordt bewogen. Andere volgordes van onj.jüen ^jn ook Riogeiijk, waarbij bijvoorbeeld van rechts naar l^nks wordt gezaagd, of waarbij steeds een verticale strove, gezaagd Waarbij na elke strook een over een kleine horizontale afs^anri .4, . , , UQ worat verplaatst om een nieuwe vertrca- 35 ie strook los te sniin-. . j , . .

Jden. De zaag /8 scant op deze wijze hen sniidvlak af, waarbiï v . ..... .....

" ..<a*.*^u.j geiv smjdvrak ook bij aeze uitvoering bij voorkeur naar acht·,. - . , . . ^ .

j .«-ai. «~ur_er r.eit en een hoek maaKt met oe verti caal .

10

Wanneer er een voldoende hoeveelheid veevoer is losgesneden van een baal, kan de aandrijfkop 74 met de zaag 78 omhoog geklapt worden, op dezelfde wijze als beschreven bij de uitvoeringsvorm van Figuren 4 en 5. De omhoog geklapte zaag 78 5 kan dan worden verplaatst naar een andere aanvoerboöem, zonder daarbij in contact te komen met balen veevoer op tussenliggende aanvoerbodems. Eventueel kunnen de balen ook over een afstand van de afvoerzijde van de aanvoerbodem af bewogen worden .

10 De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen die binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

Claims (14)

1. Inrichting (1) voor het losmaken en mengen van veevoer welke inrichting is voorzien van aanvoerbodems (2) met aanvoermiddelen (3) voor het aanvoeren van balen veevoer van een aanvoerzijde naar een afvoerzijde, waarbij de inrichting 5 is voorzien van losmaakorganen (7) voor het losmaken van veevoer van een baal die zich aan de afvoerzijde (6) van een aan-voerbodem bevindt met het kenmerk, dat tenminste twee van de aanvoerbodems (2) zijn voorzien van een eigen afzonderlijk losmaakorgaan (7) dat via een vaste, niet verplaatsbare gelei-10 ding (8) langs de afvoerzijde van één aanvoerbodem (2) kan worden bewogen.

2. Inrichting (21, 31, 41, 60) voor het losmaken en mengen van veevoer welke inrichting is voorzien van aanvoerbo- 15 dems (22, 32, 42, 62) met aanvoermiddelen voor het aanvoeren van balen veevoer van een aanvoerzijde (23, 33, 43, 65) naar een afvoerzijde (24, 34, 44, 66), waarbij de inrichting is voorzien van één of meer losmaakorganen (25, 35, 45, 75) voor het losmaken van veevoer van een baai die zich aan de afvoer-20 zijde van een aanvoerbodem bevindt, waarbij het losmaakorgaan is voorzien van een geleidingsfrarce (39, 50, 73) waarlangs het losmaakorgaan wordt verplaatst tijdens het losmaken van het veevoer, met het kenmerk, dat het geleidingsframe (39, 50, 73) is ingericht om het losmaakorgaan (25, 35, 45, 75) in één 25 snijdgang langs meerdere aanvoerbodems te kunnen leiden.

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het geleidingsframe een horizontale geleiding (50) omvat waarlangs het losmaakorgaan heen en weer langs meerdere aan- 30 voerbodems kan worden bewogen.

4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het losmaakorgaan (45) is voorzien van verplaatsingsmidde-len voor het bewegen van het losmaakorgaan (45) tussen een 35 werkstand, waarbij het losmaakorgaan voer van een voorliggende baal kan lossnijden, en een verplaatsingsstand, waarbij het losmaakorgaan verplaatst kan worden naar de afvoerzijde (44) van een volgende aanvoerbodem.

5. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk, 5 dat het losmaakorgaan (45) opklapbaar is bevestigd en bewogen kan worden tussen de werkstand en de verplaatsingsstand waarin het losmaakorgaan naar voren is gedraaid.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu- 10 sies 4 of 5 met het kenmerk, dat het losmaakorgaan (45) een aandrijfkop (54) omvat waaraan een zich naar beneden toe uitstrekkend mes (56) of zaagblad is bevestigd, welk mes of zaagblad door de aandrijfkop (54) kan worden aangedreven, waarbij de aandrijfkop verstelbaar is tussen een werkstand en een ver- 15 plaatsstand en waarbij de aandrijfkop is bevestigd aan een slede (53) die via een geleiding (50) verplaatst kan worden waarbij het mes of net. zaagblad langs de afvoerzijde van tenminste één aanvoerbodem wordt bewogen. 20

7, Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het losmaakorgaan (35) zich in een in hoofdzaak horizontale richting uitstrekt langs meerdere aanvoerboaems (32), waarbij het losmaakorgaan via een geleiding (39) met behulp van aandrijfmiddelen op en neer kan worden bewogen. 25

8. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het geleidingsframe (73) zowel een horizontale (72) als een verticale geleiding (71) bevat waarlangs het losmaakorgaan (78) kan worden bewogen. 30

9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat het losmaakorgaan een cirkelzaag (78) omvat die zowel langs de horizontale geleiding (72) als langs de verticale geleiding (71) bewogen kan 'worden. 35

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het losmaakorgaan een lintzaag, een schurend touw en/of een water- of persluchtstraal omvat.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies met het kenmerk, dat de aanvoerfcodems zijn voorzien van middelen voor het ontkeren van de transportrichting.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies met het kenmerk dat het losmaakorgaan {7, 25, 35, 45, 75) is ingericht voor het losmaken van veevoer langs een achterover hellend snijdvlak.

13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclu sies met het kenmerk, dat in het bereik van het losmaakorgaan een roteerbare losmaakrol of afschraaprol (10, 55) is aangebracht voor het verwijderen van losgemaakt veevoer van het losmaakorgaan. 15

14. Inrichting volgens één van de conclusies 1 - 13 met het kenmerk dat de inrichting een transporteur (11, 26, 36, 46, 67) omvat voor het afvoeren van losgemaakt voer naar een mengeenheid.