NL2001553C2 - New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation - Google Patents
New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation Download PDFInfo
- Publication number
- NL2001553C2 NL2001553C2 NL2001553A NL2001553A NL2001553C2 NL 2001553 C2 NL2001553 C2 NL 2001553C2 NL 2001553 A NL2001553 A NL 2001553A NL 2001553 A NL2001553 A NL 2001553A NL 2001553 C2 NL2001553 C2 NL 2001553C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- rage
- fusion protein
- seq
- rage fusion
- freeze
- Prior art date
Links
Classifications
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C07—ORGANIC CHEMISTRY
- C07K—PEPTIDES
- C07K14/00—Peptides having more than 20 amino acids; Gastrins; Somatostatins; Melanotropins; Derivatives thereof
- C07K14/435—Peptides having more than 20 amino acids; Gastrins; Somatostatins; Melanotropins; Derivatives thereof from animals; from humans
- C07K14/705—Receptors; Cell surface antigens; Cell surface determinants
- C07K14/70503—Immunoglobulin superfamily
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C12—BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
- C12N—MICROORGANISMS OR ENZYMES; COMPOSITIONS THEREOF; PROPAGATING, PRESERVING, OR MAINTAINING MICROORGANISMS; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING; CULTURE MEDIA
- C12N15/00—Mutation or genetic engineering; DNA or RNA concerning genetic engineering, vectors, e.g. plasmids, or their isolation, preparation or purification; Use of hosts therefor
- C12N15/09—Recombinant DNA-technology
- C12N15/11—DNA or RNA fragments; Modified forms thereof; Non-coding nucleic acids having a biological activity
- C12N15/62—DNA sequences coding for fusion proteins
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61K—PREPARATIONS FOR MEDICAL, DENTAL OR TOILETRY PURPOSES
- A61K38/00—Medicinal preparations containing peptides
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C07—ORGANIC CHEMISTRY
- C07K—PEPTIDES
- C07K2319/00—Fusion polypeptide
- C07K2319/30—Non-immunoglobulin-derived peptide or protein having an immunoglobulin constant or Fc region, or a fragment thereof, attached thereto
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Genetics & Genomics (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Biomedical Technology (AREA)
- Molecular Biology (AREA)
- Zoology (AREA)
- Biophysics (AREA)
- Biotechnology (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Immunology (AREA)
- Bioinformatics & Cheminformatics (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Biochemistry (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Microbiology (AREA)
- Plant Pathology (AREA)
- Cell Biology (AREA)
- Toxicology (AREA)
- Gastroenterology & Hepatology (AREA)
- Medicinal Chemistry (AREA)
- Proteomics, Peptides & Aminoacids (AREA)
- Medicines That Contain Protein Lipid Enzymes And Other Medicines (AREA)
- Peptides Or Proteins (AREA)
Abstract
Description
RAGE-FUSIE-EIWITTEN, PREPARATEN EN WERKWIJZEN VOOR HETRAGE FUSION PROTEINS, PREPARATIONS AND METHODS FOR IT
GEBRUIK ERVANUSE IT
5 KRUISVERWIJZING NAAR VERWANTE AANVRAGEN5 CROSS REFERENCE TO RELATED APPLICATIONS
De onderhavige aanvraag maakt aanspraak op prioriteit onder 35 U.S.C. § 119(e) van Amerikaanse voorlopige octrooi-aanvraag serienummer 60/798.455, ingediend op 5 mei 2006. De beschrijving van Amerikaanse voorlopige octrooi-aanvraag 60/798.455 is hierin in het geheel door verwijzing opgenomen.The present application claims priority under 35 U.S.C. § 119 (e) of U.S. Provisional Patent Application Serial Number 60 / 798,455, filed May 5, 2006. The description of U.S. Provisional Patent Application 60 / 798,455 is hereby incorporated by reference in its entirety.
1010
GEBIED VAN DE UITVINDINGFIELD OF THE INVENTION
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op regulering van de Receptor voor Advanced Glycated Endproducts (RAGE). De onderhavige uitvinding beschrijft meer in het bijzonder fusie-eiwitten die een RAGE-polypeptide omvatten, werkwijzen voor 15 het maken van dergelijke fusie-eiwitten en preparaten van dergelijke RAGE-fusie-eiwitten en het gebruik van dergelijke RAGE-fusie-eiwitten voor behandeling van RAGE-gebaseerde stoornissen.The present invention relates to regulation of the Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE). More particularly, the present invention describes fusion proteins comprising a RAGE polypeptide, methods of making such fusion proteins and compositions of such RAGE fusion proteins, and the use of such RAGE fusion proteins for treatment of RAGE-based disorders.
ACHTERGRONDBACKGROUND
20 Incubatie van eiwitten of lipiden met aldose-suikers resulteert in niet- enzymatische glycering en oxidatie van aminogroepen op eiwitten voor het vormen van Amadori adducten. Gedurende de tijd ondergaan de adducten aanvullende herrangschikkingen, dehydrataties en verknoping met andere eiwitten voor het vormen van complexen die bekend zijn als Advanced Glycation End Products (AGE’s).Incubation of proteins or lipids with aldose sugars results in non-enzymatic glycation and oxidation of amino groups on proteins to form Amadori adducts. Over time, the adducts undergo additional rearrangements, dehydrations, and cross-linking with other proteins to form complexes known as Advanced Glycation End Products (AGEs).
25 Factoren die de vorming van AGE’s bevorderen omvatten vertraagde omzetting van eiwit (bijvoorbeeld als bij amyloidosis), accumulatie van macromoleculen die een hoog lysine-gehalte hebben en hoge glucose-niveaus van het bloed (zoals bijvoorbeeld bij diabetes) (Hori et al, J. Biol. Chem. 270: 25752-761, (1995)). AGE’s zijn betrokken bij een verscheidenheid van stoornissen waaronder complicaties die met diabetes zijn 30 geassocieerd en normale veroudering.Factors that promote the formation of AGEs include delayed protein conversion (for example as with amyloidosis), accumulation of macromolecules that have a high lysine content and high blood glucose levels (such as for example in diabetes) (Hori et al, J Biol Chem 270: 25752-761 (1995). AGEs are involved in a variety of disorders including complications associated with diabetes and normal aging.
AGE’s vertonen specifieke en verzadigbare binding aan receptoren van het celoppervlak op monocyten, macrofagen, endotheelcellen van de microvasculatuur, gladde spiercellen, mesengiale cellen en neuronen. De Receptor voor Advanced 2AGEs exhibit specific and saturable binding to cell surface receptors on monocytes, macrophages, microvasculature endothelial cells, smooth muscle cells, mesengial cells and neurons. The Receptor for Advanced 2
Glycated Endproducts (RAGE) is een lid van de immunoglobuline-supergen familie van moleculen. Het extracellulaire (N-eindstandige) domein van RAGE omvat drie immunoglobuline-type gebieden: één V (variabel) type domein gevolgd door twee C-type (constante) domeinen (Neeper et al., J. Biol. Chem., 267:14998-15004 (1992); 5 Schmidt et al, Circ. (Suppl.) 96#194 (1997)). Een enkel transmembraan omspannend domein en een korte, sterk geladen, cytosolische staart volgen het extracellulaire domein. Het N-eindstandige extracellulaire domein kan worden geïsoleerd door proteolyse van RAGE of door moleculaire biologische benaderingswijzen voor het genereren van oplosbaar RAGE (sRAGE) dat is samengesteld uit de V- en C-10 domeinen.Glycated Endproducts (RAGE) is a member of the immunoglobulin supergene family of molecules. The extracellular (N-terminal) domain of RAGE comprises three immunoglobulin-type regions: one V (variable) type domain followed by two C-type (constant) domains (Neeper et al., J. Biol. Chem., 267: 14998 -15004 (1992); Schmidt et al., Circ. (Suppl.) 96 # 194 (1997)). A single transmembrane spanning domain and a short, highly charged, cytosolic tail follow the extracellular domain. The N-terminal extracellular domain can be isolated by proteolysis of RAGE or by molecular biological approaches to generate soluble RAGE (sRAGE) composed of the V and C-10 domains.
RAGE wordt op meerdere celsoorten tot expressie gebracht waaronder leukocyten, neuronen, microgliale cellen en vasculair endotheel (bijvoorbeeld Hori et al, J. Biol. Chem., 270:25752-761 (1995)). Verhoogde niveaus van RAGE worden ook in weefsels gevonden die een verouderingsproces ondergaan (Schleicher et al, J. Clin. 15 Invest., 99 (3): 457-468 (1997)) en de diabetische retina, vasculatuur en nier (Schmidt et al, Nature Med., 1:1002-1004 (1995)).RAGE is expressed on multiple cell types including leukocytes, neurons, microglial cells and vascular endothelium (e.g. Hori et al, J. Biol. Chem., 270: 25752-761 (1995)). Elevated levels of RAGE are also found in tissues undergoing an aging process (Schleicher et al., J. Clin. Invest. 99 (3): 457-468 (1997)) and the diabetic retina, vasculature and kidney (Schmidt et al. , Nature Med. 1: 1002-1004 (1995)).
In aanvulling op AGE’s kunnen andere verbindingen aan RAGE binden en deze moduleren. RAGE bindt aan meerdere functioneel en structureel diverse liganden, waaronder amyloïde-bèta (Αβ), serum amyloïde A (SAA), Advanced Glycation End 20 products (AGE’s), SI00 (een ontstekingsbevorderend lid van de Calgranuline familie), carboxymethyllysine (CML), amfoterine en CDllb/CD18 (Bucciarelli et al, Cell Mol Life Sci., 59:1117-128 (2002); Chavakis et al, Microbes Infect., 6:1219-1225 (2004); Kokkola et al, Scand. J. Immunol., 61:1-9 (2005); Schmidt et al, J. Clin. Invest., 108:949-955 (2001); Rocken et al, Am. J. Pathol, 162:1213-1220 (2003)).In addition to AGEs, other compounds can bind to and modulate RAGE. RAGE binds to several functionally and structurally diverse ligands, including amyloid beta (Αβ), serum amyloid A (SAA), Advanced Glycation End 20 products (AGEs), SI00 (an anti-inflammatory member of the Calgranulin family), carboxymethyllysine (CML), amphoterin and CD11b / CD18 (Bucciarelli et al., Cell Mol Life Sci., 59: 1117-128 (2002); Chavakis et al., Microbes Infect., 6: 1219-1225 (2004); Kokkola et al., Scand. J. Immunol., 61: 1-9 (2005); Schmidt et al, J. Clin. Invest., 108: 949-955 (2001); Rocken et al, Am. J. Pathol, 162: 1213-1220 (2003) ).
25 Het is getoond dat binding van liganden zoals AGE’s, S100/calgranuline, β- amyloïde, CML (N£-Carboxymethyl lysine) en amfoterine aan RAGE expressie van een verscheidenheid van genen modificeert. Deze interacties kunnen vervolgens mechanismen van signaaltransductie initiëren waaronder p38 activering, p21ras, MAP-kinasen, Erkl-2 fosforylatie en de activering van de transcriptionele bemiddelaar van 30 signalering van ontsteking, NF-κΒ (Yeh et al, Diabetes, 50:1495-1504 (2001)). Bij vele celsoorten kan interactie tussen RAGE en de liganden ervan bijvoorbeeld oxidatieve stress genereren dat daardoor resulteert in activering van de voor vrije radicalen gevoelige transcriptiefactor NF-κΒ en de activering van NF-icB-gereguleerde genen, 3 zoals de cytokinen IL-Ιβ en TNF-α. Expressie van RAGE wordt bovendien opwaarts gereguleerd door middel van NF-kB en toont verhoogde expressie op plaatsen van ontsteking of oxidatieve stress (Tanaka et al, J. Biol. Chem., 275:25781-25790 (2000)). Een neerwaartse en vaak schadelijke spiraal kan aldus worden gevoed door een 5 positieve feedback lus die wordt geïnitieerd door binding van ligand.It has been shown that binding of ligands such as AGEs, S100 / calgranulin, β-amyloid, CML (N? -Carboxymethyl lysine) and amphoterin to RAGE modifies expression of a variety of genes. These interactions can then initiate signal transduction mechanisms including p38 activation, p21ras, MAP kinases, Erkl-2 phosphorylation and the activation of the transcriptional mediator of inflammation signaling, NF-κΒ (Yeh et al, Diabetes, 50: 1495-1504 (2001)). For example, in many cell types, interaction between RAGE and its ligands can generate oxidative stress resulting in activation of the free radical sensitive transcription factor NF-κΒ and the activation of NF-icB-regulated genes, such as the cytokines IL-Ιβ and TNF -α. In addition, expression of RAGE is up-regulated by NF-kB and shows increased expression at sites of inflammation or oxidative stress (Tanaka et al., J. Biol. Chem., 275: 25781-25790 (2000)). A downward and often harmful spiral can thus be fed by a positive feedback loop that is initiated by ligand binding.
Activering van RAGE in verschillende weefsels en organen kan tot een aantal pathofysiologische gevolgen leiden. RAGE is betrokken bij een verscheidenheid van aandoeningen waaronder: acute en chronische ontsteking (Hofmann et al, Cell 97:889-901 (1999)), de ontwikkeling van late complicaties bij diabetes zoals verhoogde 10 vasculaire permeabiliteit (Wautier et al., J. Clin. Invest., 97:238-243 (1995)), nefropathie (Teillet et al., J. Am. Soc. Nephrol, 11:1488-1497 (2000)), arteriosclerose (Vlassara et al., The Finnish Medical Society DUODECIM, Ann. Med, 28:419-426 (1996)) en retinopathie (Hammes et al, Diabetologia, 42:603-607 (1999)). RAGE is ook betrokken bij de ziekte van Alzheimer (Yan et al., Nature, 382:685-691 (1996)) en 15 bij tumor invasie en metastase (Taguchi et al., Nature, 405:354-357 (2000)).Activation of RAGE in different tissues and organs can lead to a number of pathophysiological consequences. RAGE is involved in a variety of conditions including: acute and chronic inflammation (Hofmann et al, Cell 97: 889-901 (1999)), the development of late complications in diabetes such as increased vascular permeability (Wautier et al., J. Clin Invest. 97: 238-243 (1995), nephropathy (Teillet et al., J. Am. Soc. Nephrol, 11: 1488-1497 (2000)), arteriosclerosis (Vlassara et al., The Finnish Medical Society DUODECIM, Ann. Med, 28: 419-426 (1996) and retinopathy (Hammes et al., Diabetologia, 42: 603-607 (1999)). RAGE is also involved in Alzheimer's disease (Yan et al., Nature, 382: 685-691 (1996)) and in tumor invasion and metastasis (Taguchi et al., Nature, 405: 354-357 (2000)) .
Ondanks de wijd verbreidde expressie van RAGE en de ogenschijnlijke pleiotrope rol ervan bij meerdere modellen van diverse ziekten lijkt RAGE niet essentieel te zijn voor normale ontwikkeling. Knock-out muizen voor RAGE hebben bijvoorbeeld geen duidelijk abnormaal fenotype dat suggereert dat terwijl RAGE een 20 rol kan spelen bij pathologie van ziekte wanneer het chronisch wordt gestimuleerd, de remming van RAGE niet lijkt bij te dragen aan elk ongewenst acuut fenotype (Liliensiek et al, J. Clin. Invest., 113:1641-50 (2004)).Despite the widespread expression of RAGE and its apparent pleiotropic role in multiple models of various diseases, RAGE does not appear to be essential for normal development. For example, knockout mice for RAGE do not have a clearly abnormal phenotype suggesting that while RAGE may play a role in pathology of disease when chronically stimulated, the inhibition of RAGE does not appear to contribute to any undesirable acute phenotype (Liliensiek et al. , J. Clin. Invest. 113: 1641-50 (2004).
Het tegenwerken van de binding van fysiologische liganden aan RAGE kan de pathofysio logische veranderingen die teweeg worden gebracht door overmatige 25 concentraties van AGE’s en andere liganden van RAGE, neerwaarts reguleren. Door het verlagen van de binding van endogene liganden aan RAGE kunnen symptomen die zijn geassocieerd met RAGE-bemiddelde stoornissen worden verlaagd. Oplosbaar RAGE (sRAGE) is in staat om op effectieve wijze de binding van liganden van RAGE aan RAGE tegen te werken. sRAGE kan echter, wanneer het in vivo wordt toegediend, 30 een halfwaardetijd hebben die te kort kan zijn om op therapeutische wijze bruikbaar te zijn voor één of meer stoornissen. Er is aldus een noodzaak verbindingen te ontwikkelen die de binding van AGE’s en andere fysiologische liganden aan de RAGE- 4 receptor tegen werken, waarbij de verbinding een gewenst farmacokinetisch profiel heeft.Counteracting the binding of physiological ligands to RAGE can down-regulate the pathophysiological changes brought about by excessive concentrations of AGEs and other RAGE ligands. By lowering the binding of endogenous ligands to RAGE, symptoms associated with RAGE-mediated disorders can be reduced. Soluble RAGE (sRAGE) is capable of effectively countering the binding of RAGE ligands to RAGE. However, sRAGE, when administered in vivo, may have a half-life that may be too short to be therapeutically useful for one or more disorders. Thus, there is a need to develop compounds that oppose the binding of AGEs and other physiological ligands to the RAGE-4 receptor, the compound having a desired pharmacokinetic profile.
SAMENVATTINGSUMMARY
5 Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten fusie-eiwitten van RAGE en werkwijzen voor het gebruik van dergelijke eiwitten. De onderhavige uitvinding kan op een verscheidenheid van wijzen worden uitgevoerd. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen een RAGE-fusie-eiwit omvatten dat een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede niet-RAGE polypeptide omvat. In één 10 uitvoeringsvorm omvat het RAGE-fusie-eiwit een bindingsplaats voor een ligand van RAGE. Het RAGE-fusie-eiwit kan verder een RAGE-polypeptide omvatten dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat het C^-domein van een immunoglobuline of een deel van het Cn2-domein omvat. In bepaalde uitvoeringsvormen omvat het RAGE-fusie-eiwit een aminozuursequentie zoals 15 uiteengezet is in SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. In sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 zonder de C-eindstandige lysine.Embodiments of the present invention include fusion proteins from RAGE and methods for using such proteins. The present invention can be carried out in a variety of ways. Embodiments of the present invention may include a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide linked to a second non-RAGE polypeptide. In one embodiment, the RAGE fusion protein comprises a binding site for a RAGE ligand. The RAGE fusion protein may further comprise a RAGE polypeptide that is directly linked to a polypeptide comprising the C 1 domain of an immunoglobulin or a portion of the C n 2 domain. In certain embodiments, the RAGE fusion protein comprises an amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95% , 96%, 97%, 98% or 99% identical to that. For example, in some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-terminal lysine.
20 De onderhavige uitvinding omvat ook een werkwijze voor het maken van een RAGE-fusie-eiwit. In één uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het koppelen van een RAGE-polypeptide aan een tweede niet-RAGE-polypeptide. In één uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide een bindingsplaats voor een ligand van RAGE. De werkwijze kan omvatten het koppelen van een RAGE-polypeptide op directe wijze aan 25 een polypeptide dat het CH2-domein van een immunoglobuline of een deel van het CH2-domein omvat. In bepaalde uitvoeringsvormen omvat het RAGE-fusie-eiwit een aminozuursequentie zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. In sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 30 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 zonder de C-eindstandige lysine.The present invention also includes a method for making a RAGE fusion protein. In one embodiment, the method comprises linking a RAGE polypeptide to a second non-RAGE polypeptide. In one embodiment, the RAGE polypeptide comprises a binding site for a RAGE ligand. The method may include linking a RAGE polypeptide directly to a polypeptide comprising the CH2 domain of an immunoglobulin or a portion of the CH2 domain. In certain embodiments, the RAGE fusion protein comprises an amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to that. In some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes, for example, the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-terminal lysine.
In andere uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding werkwijzen en preparaten voor het behandelen van een RAGE-bemiddelde stoornis bij een patiënt 5 omvatten. De werkwijze kan het toedienen van een RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding aan de patiënt omvatten. Het preparaat kan een RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding in een farmaceutisch aanvaardbare drager omvatten.In other embodiments, the present invention may include methods and compositions for treating a RAGE-mediated disorder in a patient. The method may include administering a RAGE fusion protein of the present invention to the patient. The composition may comprise a RAGE fusion protein of the present invention in a pharmaceutically acceptable carrier.
5 Tn andere uitvoeringsvormen verschaft de onderhavige uitvinding ook preparaten die een gevriesdroogd mengsel van een beschermend middel voor vriesdrogen, een RAGE-fusie-eiwit en een buffer omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld een stabiel gereconstitueerd preparaat omvatten dat een RAGE-fusie-eiwit bij een hoeveelheid van tenminste 50 mg/ml en een 10 verdunningsmiddel omvat, waarbij het gereconstitueerde preparaat is bereid van een gevriesdroogd mengsel van het RAGE-fusie-eiwit en een beschermend middel voor vriesdrogen.In other embodiments, the present invention also provides compositions comprising a freeze-dried mixture of a protective agent for freeze-drying, a RAGE fusion protein, and a buffer. In certain embodiments, the present invention may comprise, for example, a stable reconstituted preparation comprising a RAGE fusion protein in an amount of at least 50 mg / ml and a diluent, the reconstituted preparation being prepared from a freeze-dried mixture of the RAGE fusion protein and a protective agent for freeze-drying.
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen ook industriëel geproduceerde voorwerpen omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kunnen de 15 industriëel geproduceerde voorwerpen een houder omvatten die een preparaat bevat dat een gevriesdroogd RAGE-fusie-eiwit omvat. Het voorwerp voor vervaardiging kan ook instructies voor het reconstitueren van het gevriesdroogde preparaat met een verdunningsmiddel omvatten.Embodiments of the present invention may also include industrially produced articles. In certain embodiments, the industrially produced articles may comprise a container that contains a composition comprising a freeze-dried RAGE fusion protein. The article of manufacture may also include instructions for reconstituting the freeze-dried preparation with a diluent.
In andere uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding ook werkwijzen voor 20 het bereiden van een stabiel gereconstitueerd preparaat van een RAGE-fusie-eiwit omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de werkwijze het reconstitueren van een gevriesdroogd mengsel van een RAGE-fusie-eiwit en een beschermend middel voor vriesdrogen in een verdunningsmiddel omvatten, zodanig dat de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste 50 mg/ml is. In één 25 uitvoeringsvorm kan de werkwijze bijvoorbeeld de stappen van het vriesdrogen van een mengsel dat een RAGE-fusie-eiwit en een voor het vriesdrogen beschermende hoeveelheid van een beschermend middel voor vriesdrogen omvat en het reconstitueren van het gevriesdroogde mengsel in een verdunningsmiddel omvatten.In other embodiments, the present invention may also include methods for preparing a stably reconstituted preparation of a RAGE fusion protein. In certain embodiments, the method may comprise reconstituting a freeze-dried mixture of a RAGE fusion protein and a protective agent for freeze-drying in a diluent such that the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is at least 50 mg / ml is. For example, in one embodiment, the method may include the steps of freeze-drying a mixture comprising a RAGE fusion protein and a freeze-drying amount of a freeze-drying protective agent and reconstituting the freeze-dried mixture into a diluent.
Er zijn verscheidene voordelen die met specifieke uitvoeringsvormen van de 30 onderhavige uitvinding kunnen zijn geassocieerd. In één uitvoeringsvorm kunnen de RAGE-fusie-ei witten van de onderhavige uitvinding metabool stabiel zijn wanneer ze aan een patiënt worden toegediend. De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen ook binding aan liganden van RAGE met hoge affiniteit vertonen.There are several advantages that may be associated with specific embodiments of the present invention. In one embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be metabolically stable when administered to a patient. The RAGE fusion proteins of the present invention can also exhibit binding to high affinity RAGE ligands.
66
Bij bepaalde uitvoeringsvormen binden de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding aan liganden van RAGE met affiniteiten in het traject van hoog nanomolair tot laag micromolair. Door binding met hoge affiniteit aan fysiologische liganden van RAGE, kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden 5 gebruikt voor het remmen van binding van endogene liganden aan RAGE, waardoor middelen worden verschaft voor het verzwakken van RAGE-bemiddelde ziekten.In certain embodiments, the RAGE fusion proteins of the present invention bind to RAGE ligands with affinities in the range of high nanomolar to low micromolar. By binding with high affinity to physiological ligands of RAGE, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to inhibit binding of endogenous ligands to RAGE, thereby providing means for attenuating RAGE-mediated diseases.
De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen ook in de vorm van eiwit of nucleïnezuur worden verschaft. In één voorbeeld van een uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit systemisch worden toegediend en in het vaatstelsel blijven 10 om mogelijk vasculaire ziekten die gedeeltelijk worden bemiddeld door RAGE te behandelen. In een ander voorbeeld van een uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-ei wit lokaal worden toegediend voor het behandelen van ziekten waarbij liganden van RAGE bijdragen aan de pathologie van de ziekte. Als alternatief kan een nucleïnezuur-construct dat voor het RAGE-fusie-eiwit codeert op een plaats worden afgeleverd door 15 het gebruik van een geschikte drager zoals een virus of als een kaal DNA, waarbij transiënte lokale expressie lokaal de interactie tussen liganden van RAGE en receptoren kan remmen. Toediening kan aldus transiënt (bijvoorbeeld zoals wanneer het RAGE-fusie-eiwit wordt toegediend) of meer permanent van aard (bijvoorbeeld zoals wanneer het RAGE-fusie-eiwit als een recombinant DNA wordt toegediend) zijn.The RAGE fusion proteins of the present invention can also be provided in the form of protein or nucleic acid. In one example of an embodiment, the RAGE fusion protein can be systemically administered and remain in the vasculature to treat potentially vascular diseases partially mediated by RAGE. In another example of an embodiment, the RAGE fusion protein can be administered white locally to treat diseases in which RAGE ligands contribute to the pathology of the disease. Alternatively, a nucleic acid construct encoding the RAGE fusion protein can be delivered to a site using a suitable carrier such as a virus or as a bare DNA, with transient local expression locally interacting between RAGE ligands and receptors. Thus, administration can be transient (e.g., when the RAGE fusion protein is administered) or more permanent in nature (e.g., such as when the RAGE fusion protein is administered as a recombinant DNA).
20 Er zijn aanvullende kenmerken van de uitvinding die hierna zullen worden beschreven. Het moet duidelijk zijn dat de uitvinding wat betreft de toepassing ervan niet is beperkt tot de details die in de volgende conclusies, beschrijving en figuren zijn uiteengezet. De uitvinding kan in andere uitvoeringsvormen worden gebruikt en kan op verscheidene wijzen worden gebruikt en worden uitgevoerd.There are additional features of the invention that will be described below. It should be understood that the invention is not limited in its application to the details set forth in the following claims, description, and figures. The invention can be used in other embodiments and can be used and practiced in various ways.
2525
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGURENBRIEF DESCRIPTION OF THE FIGURES
Verscheidene kenmerken, aspecten en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden met verwijzing naar de volgende figuren.Various features, aspects and advantages of the present invention will become more apparent with reference to the following figures.
Figuur 1 toont verscheidene sequenties van RAGE en immunoglobuline-30 sequenties die in overeenstemming zijn met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding: Paneel A, SEQ ID NO: 1, de aminozuursequentie voor humaan RAGE; en SEQ ID NO: 2 de aminozuursequentie voor humaan RAGE zonder de signaalsequentie van aminozuren 1-22; Paneel B, SEQ ID NO: 3, de aminozuur- 7 sequentie voor humaan RAGE zonder de signaalsequentie van aminozuren 1-23; Paneel C, SEQ ID NO: 4, de aminozuursequentie van humaan sRAGE; SEQ ID NO: 5, de aminozuursequentie van humaan sRAGE zonder de signaalsequentie van aminozuren 1-22, en SEQ ID NO: 6, de aminozuursequentie van humaan sRAGE 5 zonder de signaalsequentie van aminozuren 1-23; Paneel D, SEQ TD NO: 7, een aminozuursequentie die het V-domein van humaan RAGE omvat; SEQ ID NO: 8, een andere aminozuursequentie die het V-domein van humaan RAGE omvat; SEQ ID NO: 9, een N-eindstandig fragment van het V-domein van humaan RAGE; SEQ ID NO: 10, een ander N-eindstandig fragment van het V-domein van humaan RAGE; SEQ ID NO: 10 11, de aminozuursequentie voor aminozuren 124-221 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 12, de aminozuursequentie voor aminozuren 227-317 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 13, de aminozuursequentie voor aminozuren 23-123 van humaan RAGE; Paneel E, SEQ ID NO: 14, de aminozuursequentie voor aminozuren 24-123 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 15, de aminozuursequentie voor aminozuren 23-136 van humaan RAGE; 15 SEQ ID NO: 16, de aminozuursequentie voor aminozuren 24-136 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 17, de aminozuursequentie voor aminozuren 23-226 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 18, de aminozuursequentie voor aminozuren 24-226 van humaan RAGE; Paneel F, SEQ ID NO: 19, de aminozuursequentie voor aminozuren 23-251 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 20, de aminozuursequentie voor aminozuren 24-251 van 20 humaan RAGE; SEQ ID NO: 21, een interdomein linker van RAGE; SEQ ID NO: 22, een tweede interdomein linker van RAGE; SEQ ID NO: 23, een derde interdomein linker van RAGE; SEQ ID NO: 24, een vierde interdomein linker van RAGE; Paneel G, SEQ ID NO: 25, DNA dat codeert voor aminozuren 1-118 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 26, DNA dat codeert voor aminozuren 1-123 van humaan RAGE; en SEQ ID 25 NO: 27, DNA dat codeert voor aminozuren 1-136 van humaan RAGE; Paneel H, SEQ ID NO: 28, DNA dat codeert voor aminozuren 1-230 van humaan RAGE; SEQ ID NO: 29, DNA dat codeert voor aminozuren 1-251 van humaan RAGE; Paneel I, SEQ ID NO: 38, een gedeeltelijke aminozuursequentie voor de Ch2- en CH3-domeinen van humaan IgG; SEQ ID NO:39, DNA dat codeert voor een deel van de humane Ch2- en 30 CH3-domeinen van humaan IgG; SEQ ID NO: 40, een aminozuursequentie voor de Ch2- en C^-domeinen van humaan IgG; Paneel J, SEQ ID NO: 41, een DNA dat codeert voor de humane Ch2- en CH3-domeinen van humaan IgG; SEQ ID NO: 42, een aminozuursequentie voor het CH2-domain van humaan IgG; SEQ ID NO: 43, een 8 aminozuursequentie voor het CH3-domein van humaan IgG; en SEQ ID NO: 44, een vijfde interdomein linker van RAGE; Paneel K, SEQ ID NO: 45, de aminozuursequentie van humaan sRAGE zonder de signaalsequentie van aminozuren 1-23, waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen 5 van pyroglutaminezuur, SEQ TD NO: 46, een andere aminozuursequentie die het V-domein van humaan sRAGE omvat waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen van pyroglutaminezuur, SEQ ID NO: 47, een ander N-eindstandig fragment van het V-domein van humaan RAGE waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen van pyroglutaminezuur, SEQ 10 ID NO: 48, de aminozuursequentie voor aminozuren 24-123 van humaan RAGE, waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen van pyroglutaminezuur; Paneel L, SEQ ID NO: 49, de aminozuursequentie van aminozuren 24-136 van humaan RAGE, waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen van pyroglutaminezuur, SEQ ID NO: 50, de 15 aminozuursequentie voor aminozuren 24-226 van humaan RAGE, waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen van pyroglutaminezuur, SEQ ID NO: 51, de aminozuursequentie voor aminozuren 24-251 van humaan RAGE, waarbij het glutamine-residu aan het N-uiteinde is gecycliseerd voor het vormen van pyroglutaminezuur; Paneel M, SEQ ID NO: 52, een andere DNA-20 sequentie die voor een deel van de humane Ch2- en CH3-domeinen van humaan IgG in SEQ ID NO: 38 codeert en SEQ ID NO: 53, een andere DNA-sequentie die voor de humane Ch2- en CH3-domeinen van humaan IgG in SEQ ID NO: 40 codeert.Figure 1 shows various sequences of RAGE and immunoglobulin sequences consistent with other embodiments of the present invention: Panel A, SEQ ID NO: 1, the amino acid sequence for human RAGE; and SEQ ID NO: 2 the amino acid sequence for human RAGE without the signal sequence of amino acids 1-22; Panel B, SEQ ID NO: 3, the amino acid sequence for human RAGE without the signal sequence of amino acids 1-23; Panel C, SEQ ID NO: 4, the amino acid sequence of human sRAGE; SEQ ID NO: 5, the amino acid sequence of human sRAGE without the signal sequence of amino acids 1-22, and SEQ ID NO: 6, the amino acid sequence of human sRAGE 5 without the signal sequence of amino acids 1-23; Panel D, SEQ TD NO: 7, an amino acid sequence comprising the V domain of human RAGE; SEQ ID NO: 8, another amino acid sequence comprising the V domain of human RAGE; SEQ ID NO: 9, an N-terminal fragment of the V domain of human RAGE; SEQ ID NO: 10, another N-terminal fragment of the V domain of human RAGE; SEQ ID NO: 10 11, the amino acid sequence for amino acids 124-221 of human RAGE; SEQ ID NO: 12, the amino acid sequence for amino acids 227-317 of human RAGE; SEQ ID NO: 13, the amino acid sequence for amino acids 23-123 of human RAGE; Panel E, SEQ ID NO: 14, the amino acid sequence for amino acids 24-123 of human RAGE; SEQ ID NO: 15, the amino acid sequence for amino acids 23-136 of human RAGE; SEQ ID NO: 16, the amino acid sequence for amino acids 24-136 of human RAGE; SEQ ID NO: 17, the amino acid sequence for amino acids 23-226 of human RAGE; SEQ ID NO: 18, the amino acid sequence for amino acids 24-226 of human RAGE; Panel F, SEQ ID NO: 19, the amino acid sequence for amino acids 23-251 of human RAGE; SEQ ID NO: 20, the amino acid sequence for amino acids 24-251 of 20 human RAGE; SEQ ID NO: 21, an interdomain linker from RAGE; SEQ ID NO: 22, a second cross-domain linker from RAGE; SEQ ID NO: 23, a third cross-domain linker from RAGE; SEQ ID NO: 24, a fourth cross-domain linker from RAGE; Panel G, SEQ ID NO: 25, DNA encoding amino acids 1-118 of human RAGE; SEQ ID NO: 26, DNA encoding amino acids 1-123 of human RAGE; and SEQ ID NO: 27, DNA encoding amino acids 1-136 of human RAGE; Panel H, SEQ ID NO: 28, DNA encoding amino acids 1-230 of human RAGE; SEQ ID NO: 29, DNA encoding amino acids 1-251 of human RAGE; Panel I, SEQ ID NO: 38, a partial amino acid sequence for the Ch2 and CH3 domains of human IgG; SEQ ID NO: 39, DNA encoding a portion of the human Ch2 and CH3 domains of human IgG; SEQ ID NO: 40, an amino acid sequence for the Ch 2 and C 4 domains of human IgG; Panel J, SEQ ID NO: 41, a DNA encoding the human Ch2 and CH3 domains of human IgG; SEQ ID NO: 42, an amino acid sequence for the CH2 domain of human IgG; SEQ ID NO: 43, an 8 amino acid sequence for the CH3 domain of human IgG; and SEQ ID NO: 44, a fifth cross-domain linker from RAGE; Panel K, SEQ ID NO: 45, the amino acid sequence of human sRAGE without the signal sequence of amino acids 1-23, wherein the glutamine residue at the N-terminus is cyclized to form pyroglutamic acid, SEQ TD NO: 46, another amino acid sequence comprising the V domain of human sRAGE where the glutamine residue is cyclized at the N-terminus to form pyroglutamic acid, SEQ ID NO: 47, another N-terminal fragment of the V domain of human RAGE where the glutamine residue at the N-terminus is cyclized to form pyroglutamic acid, SEQ ID NO: 48, the amino acid sequence for amino acids 24-123 of human RAGE, wherein the glutamine residue at the N-terminal is cyclized to form pyroglutamic acid; Panel L, SEQ ID NO: 49, the amino acid sequence of amino acids 24-136 of human RAGE, wherein the glutamine residue at the N-terminus is cyclized to form pyroglutamic acid, SEQ ID NO: 50, the amino acid sequence for amino acids 24 -226 of human RAGE, where the glutamine residue is cyclized at the N-terminus to form pyroglutamic acid, SEQ ID NO: 51, the amino acid sequence for amino acids 24-251 of human RAGE, where the glutamine residue is at the N- end is cyclized to form pyroglutamic acid; Panel M, SEQ ID NO: 52, another DNA sequence coding for a portion of the human Ch2 and CH3 domains of human IgG in SEQ ID NO: 38 and SEQ ID NO: 53, a different DNA sequence which encodes the human Ch2 and CH3 domains of human IgG in SEQ ID NO: 40.
Figuur 2 toont andere DNA-sequenties SEQ ID NO: 30 (Paneel A) en SEQ ID NO: 54 (Paneel B) dat codeert voor een eerste coderend gebied voor een RAGE-fusie-25 eiwit (TTP-4000) dat in overeenstemming is met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Coderende sequentie 1-753 dat in vetgedrukte letters is gemarkeerd codeert voor de N-eindstandige eiwitsequentie van RAGE terwijl sequentie 754-1386 voor de eiwitsequentie van humaan IgG (γΐ) zonder het schamiergebied codeert.Figure 2 shows other DNA sequences SEQ ID NO: 30 (Panel A) and SEQ ID NO: 54 (Panel B) that encodes a first coding region for a RAGE fusion protein (TTP-4000) that is consistent with an embodiment of the present invention. Coding sequence 1-753 that is highlighted in bold letters encodes the N-terminal protein sequence of RAGE while sequence 754-1386 encodes the protein sequence of human IgG (γΐ) without the hinge region.
30 Figuur 3 toont andere DNA-sequenties SEQ ID NO: 31 (Paneel A) en SEQ IDFigure 3 shows other DNA sequences SEQ ID NO: 31 (Panel A) and SEQ ID
NO: 55 (Paneel B) die coderen voor het coderende gebied van een tweede RAGE-fusie-eiwit (TTP-3000) dat in overeenstemming is met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Coderende sequentie 1-408 dat in vetgedrukte letters is 9 gemarkeerd codeert voor N-eindstandige eiwitsequentie van RAGE terwijl sequentie 409-1041 voor eiwitsequentie van humaan IgG (γΐ) zonder het schamiergebied codeert.NO: 55 (Panel B) encoding the coding region of a second RAGE fusion protein (TTP-3000) in accordance with an embodiment of the present invention. Coding sequence 1-408 marked in bold letters 9 codes for N-terminal protein sequence of RAGE while sequence 409-1041 encodes protein sequence of human IgG (γΐ) without the hinge region.
Figuur 4 toont de aminozuursequenties, SEQ ID NO: 32, SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34 en SEQ ID NO: 56 die elk coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met vier 5 domeinen dat in overeenstemming is met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. RAGE-sequentie is in vetgedrukte letters gemarkeerd.Figure 4 shows the amino acid sequences, SEQ ID NO: 32, SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34 and SEQ ID NO: 56 that each encode a RAGE fusion protein with four domains that is consistent with other embodiments of the present invention. RAGE sequence is highlighted in bold letters.
Figuur 5 toont de aminozuursequenties, SEQ ID NO: 35, SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 en SEQ ID NO: 57 die elk coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen dat in overeenstemming is met andere uitvoeringsvormen van de 10 onderhavige uitvinding. RAGE-sequentie is in vetgedrukte letters gemarkeerd.Figure 5 shows the amino acid sequences, SEQ ID NO: 35, SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 and SEQ ID NO: 57 each encoding a three-domain RAGE fusion protein that is consistent with other embodiments of the present invention. RAGE sequence is highlighted in bold letters.
Figuur 6, Paneel A, toont een vergelijking van de eiwitdomeinen van humaan RAGE en humaan Ig gamma-1 Fc-eiwit en splitsingspunten die worden gebruikt voor het maken van TTP-3000 (op positie 136) en TTP-4000 (op positie 251) in overeenstemming met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding; en 15 Paneel B toont de domeinstructuur voor TTP-3000 en TTP-4000 die in overeenstemming is met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Figure 6, Panel A, shows a comparison of the protein domains of human RAGE and human Ig gamma-1 Fc protein and splicing points used to make TTP-3000 (at position 136) and TTP-4000 (at position 251) in accordance with other embodiments of the present invention; and Panel B shows the domain structure for TTP-3000 and TTP-4000 that is in accordance with other embodiments of the present invention.
Figuur 7 toont resultaten van een in vitro bindingstest voor sRAGE en een eerste RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 (TT4) en een tweede RAGE-fusie-eiwit TTP-3000 (TT3), aan de RAGE-liganden amyloïde-bèta (A-bèta), SI00b (SI00) en amfoterine (Ampho), 20 in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 7 shows results of an in vitro binding test for sRAGE and a first RAGE fusion protein TTP-4000 (TT4) and a second RAGE fusion protein TTP-3000 (TT3), on the RAGE ligands amyloid beta (A beta), SI00b (SI00) and amphoterin (Ampho), in accordance with an embodiment of the present invention.
Figuur 8 toont resultaten van een in vitro bindingstest voor een eerste RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 (TT4) (“Proteïne”) aan amyloïde-bèta in vergelijking met een negatieve controle die alleen het reagens voor immuundetectie omvat (“alleen complex”) en antagonisme van een dergelijke binding door een antagonist van RAGE 25 (“RAGE-ligand”) in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 8 shows results of an in vitro binding test for a first RAGE fusion protein TTP-4000 (TT4) (“Protein”) to amyloid beta as compared to a negative control that only includes the immune detection reagent (“complex only”) ) and antagonism of such binding by an RAGE 25 antagonist ("RAGE ligand") in accordance with an embodiment of the present invention.
Figuur 9 toont resultaten van een in vitro bindingstest voor een tweede RAGE-fusie-eiwit TTP-3000 (TT3) (“Proteïne”) aan amyloïde-bèta in vergelijking met een negatieve controle die alleen het reagens voor immuundetectie omvat (“alleen 30 complex”) en antagonisme van een dergelijke binding door een antagonist van RAGE (“RAGE-ligand”) in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 9 shows results of an in vitro binding test for a second RAGE fusion protein TTP-3000 (TT3) (“Protein”) to amyloid beta as compared to a negative control that only includes the immune detection reagent (“complex only” ") And antagonism of such binding by an antagonist of RAGE (" RAGE ligand ") in accordance with an embodiment of the present invention.
1010
Figuur 10 toont de resultaten van een cel-gebaseerde test die de remming meet van SlOOb-RAGE-geïnduceerde productie van TNF-α door RAGE-fusie-eiwitten TTP-3000 (TT3) en TTP-4000 (TT4) en sRAGE in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 10 shows the results of a cell-based assay that measures the inhibition of SlOOb-RAGE-induced production of TNF-α by RAGE fusion proteins TTP-3000 (TT3) and TTP-4000 (TT4) and sRAGE in accordance with an embodiment of the present invention.
5 Figuur 11 toont de resultaten van een cel-gebaseerde test die de remming meet van HMGBl-RAGE-geïnduceerde productie van TNF-α door RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 en anti-RAGE antilichaam in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 11 shows the results of a cell-based assay that measures the inhibition of HMGB1-RAGE-induced production of TNF-α by RAGE fusion protein TTP-4000 and anti-RAGE antibody in accordance with an embodiment of the present invention .
Figuur 12 toont een farmacokinetisch profiel voor RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 10 in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding waarbij elke kromme een ander dier onder dezelfde experimentele omstandigheden vertegenwoordigt.Figure 12 shows a pharmacokinetic profile for RAGE fusion protein TTP-4000 in accordance with an embodiment of the present invention wherein each curve represents a different animal under the same experimental conditions.
Figuur 13 toont relatieve niveaus van afgifte van TNF-α van THP-1-cellen door stimulatie door RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 en humane IgG stimulatie als een maat 15 van een ontstekingsreactie in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 13 shows relative levels of TNF-α release from THP-1 cells by stimulation by RAGE fusion protein TTP-4000 and human IgG stimulation as a measure of an inflammatory response in accordance with an embodiment of the present invention.
Figuur 14 toont het gebruik van RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 voor het verlagen van restenose bij diabetische dieren in overeenstemming met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarbij Paneel A toont dat RAGE-fusie-eiwit TTP-20 4000 de intima/media verhouding verlaagde in vergelijking met een negatieve controle (IgG) en Paneel B toont dat RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 proliferatie van vasculaire gladde spiercellen op een dosis-reagerende wijze verlaagde.Figure 14 shows the use of RAGE fusion protein TTP-4000 for reducing restenosis in diabetic animals in accordance with other embodiments of the present invention, wherein Panel A shows that RAGE fusion protein TTP-4000 4000 intima / media ratio decreased compared to a negative control (IgG) and Panel B shows that RAGE fusion protein reduced TTP-4000 proliferation of vascular smooth muscle cells in a dose-responsive manner.
Figuur 15 toont het gebruikt van RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 voor het verlagen van amyloïde vorming en cognitieve dysfunctie bij dieren met de ziekte van Alzheimer 25 (AD) in overeenstemming met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarbij Paneel A toont dat RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 de hoeveelheid amyloïde in de hersenen verlaagde en Paneel B toont dat RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 cognitieve functie verbeterde.Figure 15 shows the use of RAGE fusion protein TTP-4000 for reducing amyloid formation and cognitive dysfunction in animals with Alzheimer's disease (AD) in accordance with other embodiments of the present invention, where Panel A shows that RAGE TTP-4000 fusion protein reduced the amount of amyloid in the brain and Panel B shows that RAGE fusion protein TTP-4000 improved cognitive function.
Figuur 16 toont de krommes van verzadiging van binding met TTP-4000 aan 30 verscheidene geïmmobiliseerde bekende RAGE-liganden in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.Figure 16 shows the TTP-4000 binding saturation curves to various immobilized known RAGE ligands in accordance with an embodiment of the present invention.
Figuur 17 toont het gebruik van RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 voor het verlagen van de afstoting van allogene transplantaten van cellen van de eilandjes van de 11 alvleesklier die in overeenstemming is met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarbij open (niet-gevulde) cirkels niet-behandelde controle dieren aangeven; cirkels met diagonale arcering dieren aan geven die zijn behandeld met TTP-4000 bij een eerste dosering; cirkels met golvende arcering dieren aangeven 5 die zijn behandeld met TTP-4000 bij een tweede dosering; met ruiten gevulde cirkels dieren aangeven die zijn behandeld met controle PBS; en dichte cirkels dieren aangeven die met controle IgG zijn behandeld.Figure 17 shows the use of RAGE fusion protein TTP-4000 for reducing allogeneic transplant rejection of cells from the islets of the 11 pancreas in accordance with other embodiments of the present invention, where open (unfilled) ) circles of non-treated control animals; circles with diagonal hatching indicate animals treated with TTP-4000 at a first dose; circles with wavy shading indicate animals treated with TTP-4000 at a second dose; diamonds filled with diamonds indicate animals treated with control PBS; and solid circles indicate animals treated with control IgG.
Figuur 18 toont het gebruik van RAGE-fusie-eiwitten TTP-4000 voor het verlagen van de afstoting van syngene transplantaten van cellen van eilandjes van de 10 alvleesklier die in overeenstemming is met andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarbij open (niet-gevulde) cirkels niet-behandelde controle dieren aangeven; en dichte cirkels dieren aangeven die zijn behandeld met TTP-4000.Figure 18 shows the use of TTP-4000 RAGE fusion proteins to reduce the rejection of syngeneic grafts from pancreatic islet cells in accordance with other embodiments of the present invention, with open (unfilled) circles indicate untreated control animals; and solid circles indicate animals treated with TTP-4000.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVINGDETAILED DESCRIPTION
15 Tenzij het tegengestelde wordt aangegeven zijn de numerieke parameters die in de volgende specificatie uiteengezet zijn, benaderingen die kunnen variëren afhankelijk van de gewenste eigenschappen die worden gezocht om te worden verkregen door de onderhavige uitvinding. Op het minst en niet als een poging om de toepassingen van de doctrine van equivalenten van de beschermingsomvang van de conclusies te beperken 20 zou elke numerieke parameter tenminste moeten worden beschouwd met betrekking tot het aantal vermelde significante getallen en door het toepassen van de gewoonlijke technieken van afronding.Unless indicated to the contrary, the numerical parameters set forth in the following specification are approximations that may vary depending on the desired properties sought to be obtained by the present invention. At the very least and not as an attempt to limit the use of doctrine of equivalents of the scope of the claims, each numerical parameter should be considered at least with respect to the number of significant numbers reported and by applying the usual techniques of completion.
Ondanks dat de numerieke trajecten en parameters die de brede beschermingsomvang van de uitvinding uiteenzetten benaderingen zijn, zijn de 25 numerieke waarden die uiteengezet zijn in de specifieke voorbeelden zo precies mogelijk vermeld. Elke numerieke waarde bevat echter inherent bepaalde fouten die noodzakelijkerwijs resulteren van de standaardafwijking die in de onderscheidenlijke metingen van testen worden gevonden. Het moet bovendien duidelijk zijn dat alle trajecten die hierin zijn beschreven elke en alle subtrajecten die daarin zijn opgenomen 30 omvatten. Een gesteld traject van “1 tot 10” zou bijvoorbeeld moeten worden beschouwd elke en alle subtrajecten tussen (en waaronder) de minimale waarde van 1 en de maximale waarde van 10 te omvatten; dat wil zeggen, alle subtrajecten die met een minimale waarde van 1 of meer beginnen, bijvoorbeeld 1 tot 6,1 en eindigen met 12 een maximale waarde van 10 of lager, bijvoorbeeld 5,5 tot 10. In aanvulling moet elke verwijzing waarnaar hierin wordt verwezen als “hierin opgenomen” worden begrepen als in het geheel opgenomen.Although the numerical ranges and parameters explaining the broad scope of the invention are approximations, the numerical values set forth in the specific examples are stated as precisely as possible. However, each numeric value inherently contains certain errors that necessarily result from the standard deviation found in the respective measurements of tests. Moreover, it is to be understood that all ranges described herein include any and all sub ranges included therein. For example, a set range of "1 to 10" should be considered to include any and all sub-ranges between (and including) the minimum value of 1 and the maximum value of 10; that is, all sub-ranges starting with a minimum value of 1 or more, for example 1 to 6.1 and ending with 12, a maximum value of 10 or lower, for example 5.5 to 10. In addition, any reference made herein referred to as "incorporated herein" is understood as included in its entirety.
Het moet verder worden opgemerkt dat, zoals in deze specificatie wordt gebruikt, 5 de enkelvoudige vormen “een”, “de” en “het” verwijzingen in het meervoud omvatten tenzij uitdrukkelijk en ondubbelzinnig tot één verwijzing wordt beperkt. De term “of’ wordt onderling uitwisselbaar gebruikt met de term “en/of’ tenzij de samenhang duidelijk anders aangeeft.It should further be noted that, as used in this specification, the singular forms "a," "an," and "it" include plural referents unless expressly and unambiguously are limited to one. The term "or" is used interchangeably with the term "and / or" unless the context clearly indicates otherwise.
De termen “deel” en “fragment” worden ook onderling uitwisselbaar gebruikt om 10 te verwijzen naar delen van een polypeptide, nucleïnezuur of ander moleculair construct.The terms "part" and "fragment" are also used interchangeably to refer to parts of a polypeptide, nucleic acid or other molecular construct.
“Polypeptide” en “eiwit” worden hierin onderling uitwisselbaar gebruikt voor het beschrijven van eiwitmoleculen die ofwel gedeeltelijke eiwitten of eiwitten met de volledige lengte kunnen omvatten."Polypeptide" and "protein" are used interchangeably herein to describe protein molecules that may include either partial proteins or full-length proteins.
15 Zoals in het vakgebied bekend is zijn “eiwitten”, “peptiden”, “polypeptiden” en “oligopeptiden” ketens van aminozuren (kenmerkend L-aminozuren) waarvan de alfa-koolstoffen zijn gekoppeld door middel van peptidebindingen die worden gevormd door een condensatiereactie tussen de carboxylgroep van de alfa-koolstof van één aminozuur en de aminogroep van de alfa-koolstof van een ander aminozuur. De 20 aminozuren die een eiwit vormen zijn kenmerkend in volgorde genummerd, beginnend bij het amino-eindstandige residu en toenemend in de richting van het carboxy-eindstandige residu van het eiwit.As is known in the art, "proteins", "peptides", "polypeptides" and "oligopeptides" are chains of amino acids (typically L-amino acids) whose alpha carbons are linked by peptide bonds formed by a condensation reaction between the carboxyl group of the alpha carbon of one amino acid and the amino group of the alpha carbon of another amino acid. The 20 amino acids that form a protein are typically numbered in sequence starting from the amino terminal residue and increasing toward the carboxy terminal residue of the protein.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst de term “stroomopwaarts” naar een residu dat N-eindstandig is aan een tweede residu wanneer het molecuul een eiwit is of 5’ aan 25 een tweede residu wanneer het molecuul een nucleïnezuur is. Zoals hierin ook wordt gebruikt verwijst de term “stroomafwaarts” naar een residu dat C-eindstandig is aan een tweede residu wanneer het molecuul een eiwit is, of 3’ aan een tweede residu wanneer het molecuul een nucleïnezuur is.As used herein, the term "upstream" refers to a residue that is N-terminal to a second residue when the molecule is a protein or 5 "to a second residue when the molecule is a nucleic acid. As used herein, the term "downstream" refers to a residue that is C-terminal to a second residue when the molecule is a protein, or 3 "to a second residue when the molecule is a nucleic acid.
Tenzij anders wordt gedefinieerd hebben alle technische en wetenschappelijke 30 termen die hierin worden gebruikt dezelfde betekenis zoals die algemeen duidelijk is bij de deskundigen in het vakgebied. Deskundigen worden in het bijzonder verwezen naar Current Protocols in Molecular Biology (zie bijvoorbeeld Ausubel, F.M. et al, Short Protocols in Molecular Biology, 4de editie, Hoofdstuk 2, John Wiley & Sons, 13 N.Y.) voor definities en termen van het vakgebied. Afkortingen voor aminozuur-residuen zijn de standaard 3-letter en/of 1-letter codes die in het vakgebied worden gebruikt om te verwijzen naar één van de 20 algemene L-aminozuren.Unless defined otherwise, all technical and scientific terms used herein have the same meaning as is generally understood by those skilled in the art. Experts are particularly referred to Current Protocols in Molecular Biology (see, for example, Ausubel, F. M. et al., Short Protocols in Molecular Biology, 4th Edition, Chapter 2, John Wiley & Sons, 13 N.Y.) for definitions and terms of the art. Abbreviations for amino acid residues are the standard 3-letter and / or 1-letter codes used in the art to refer to one of the 20 general L-amino acids.
Een “nucleïnezuur” is een polynucleotide zoals deoxyribonucleïnezuur (DNA) of 5 ribonucleïnezuur (RNA). De term wordt gebruikt om enkelstrengs nucleïnezuren, dubbelstrengs nucleïnezuren en RNA en DNA dat van nucleotide- of nucleoside-analoga is gemaakt te omvatten.A "nucleic acid" is a polynucleotide such as deoxyribonucleic acid (DNA) or ribonucleic acid (RNA). The term is used to include single-stranded nucleic acids, double-stranded nucleic acids, and RNA and DNA made from nucleotide or nucleoside analogs.
De term “vector” verwijst naar een nucleïnezuurmolecuul dat kan worden gebruikt voor het transporteren van een tweede nucleïnezuurmolecuul in een cel. In één 10 uitvoeringsvorm maakt de vector replicatie van DNA-sequenties die in de vector zijn geïnsereerd mogelijk. De vector kan een promoter omvatten voor het verhogen van de expressie van het nucleïnezuurmolecuul in tenminste sommige gastheercellen. Vectoren kunnen op autonome wijze (extrachromosomaal) repliceren of kunnen in een chromosoom van de gastheercel zijn geïntegreerd. In één uitvoeringsvorm kan de 15 vector een expressievector omvatten die in staat is een eiwit te produceren dat afkomstig is van tenminste een deel van een nucleïnezuursequentie die in de vector is geïnsereerd.The term "vector" refers to a nucleic acid molecule that can be used to transport a second nucleic acid molecule into a cell. In one embodiment, the vector allows replication of DNA sequences that are inserted into the vector. The vector may include a promoter for increasing the expression of the nucleic acid molecule in at least some host cells. Vectors can replicate autonomously (extrachromosomally) or can be integrated into a chromosome of the host cell. In one embodiment, the vector may comprise an expression vector capable of producing a protein derived from at least a portion of a nucleic acid sequence inserted into the vector.
Zoals in het vakgebied bekend is kunnen omstandigheden voor het aan elkaar hybridiseren van nucleïnezuursequenties worden beschreven als variërend van lage 20 naar hoge stringentie. Hoge stringente hybridisatie-omstandigheden verwijzen in het algemeen naar het wassen van hybriden in buffer met laag zoutgehalte bij hoge temperaturen. Hybridisatie kan aan filter-gebonden DNA zijn door het gebruik van hybridisatie-oplossingen die in het vakgebied standaard zijn, zoals 0,5 M NaHP04, 7% natriumdodecylsulfaat (SDS), bij 65°C en wassen in 0,25 M NaHPQ*, 3,5% SDS 25 gevolgd door wassen in 0,1 x SSC/0,1% SDS bij een temperatuur die varieert van kamertemperatuur tot 68°C afhankelijk van de lengte van de probe. Een was bij hoge stringentie omvat bijvoorbeeld wassen in 6x SSC/0,05% natriumpyrofosfaat bij 37°C voor een oligonucleotide-probe van 14 basen of bij 48°C voor een oligonucleotide-probe van 17 basen of bij 55°C voor een oligonucleotideprobe van 20 basen, of bij 30 60°C voor een oligonucleotide-probe van 25 basen, of bij 65°C voor een nucleotide- probe met een lengte van ongeveer 250 nucleotiden. Nucleïnezuurprobes kunnen met radionucleotiden worden gemerkt door eindstandig merken met bijvoorbeeld [γ-32P]ATP of incorporatie van radioactief gemerkte nucleotiden zoals [a-32P]dCTP door 14 willekeurige labelling met primers. Als alternatief kunnen probes worden gemerkt door incorporatie van gebiotinyleerde of fluoresceïne-gemerkte nucleotiden en de probe wordt gedetecteerd door het gebruik van Streptavidine of anti-fluoresceïne antilichamen.As is known in the art, conditions for hybridizing nucleic acid sequences to each other can be described as ranging from low to high stringency. High stringent hybridization conditions generally refer to washing of hybrids in low salt buffer at high temperatures. Hybridization can be filter-bound DNA using hybridization solutions that are standard in the art, such as 0.5 M NaHPO 4, 7% sodium dodecyl sulfate (SDS), at 65 ° C and washing in 0.25 M NaHPQ *, 3.5% SDS followed by washing in 0.1 x SSC / 0.1% SDS at a temperature ranging from room temperature to 68 ° C depending on the length of the probe. A high stringency wash includes, for example, washing in 6x SSC / 0.05% sodium pyrophosphate at 37 ° C for a 14 base oligonucleotide probe or at 48 ° C for a 17 base oligonucleotide probe or at 55 ° C for an oligonucleotide probe from 20 bases, or at 60 ° C for an oligonucleotide probe of 25 bases, or at 65 ° C for a nucleotide probe about 250 nucleotides in length. Nucleic acid probes can be labeled with radionucleotides by terminal labeling with, for example, [γ-32P] ATP or incorporation of radiolabeled nucleotides such as [α-32P] dCTP by 14 random labeling with primers. Alternatively, probes can be labeled by incorporation of biotinylated or fluorescein-labeled nucleotides and the probe is detected using Streptavidin or anti-fluorescein antibodies.
5 Zoals hierin wordt gebruikt zijn “kleine organische moleculen” moleculen met een molecuulgewicht van lager dan 2.000 Dalton die tenminste één koolstofatoom bevatten.As used herein, "small organic molecules" are molecules with a molecular weight of less than 2,000 Daltons that contain at least one carbon atom.
De term “fusie-eiwit” verwijst naar een eiwit of polypeptide dat een aminozuursequentie heeft die afkomstig is van twee of meer eiwitten. Het fusie-eiwit 10 kan ook koppelende gebieden van aminozuren tussen delen van aminozuren die afkomstig zijn van afzonderlijke eiwitten omvatten.The term "fusion protein" refers to a protein or polypeptide that has an amino acid sequence derived from two or more proteins. The fusion protein 10 may also include linking regions of amino acids between portions of amino acids that are derived from individual proteins.
Zoals hierin wordt gebruikt is een “niet-RAGE-polypeptide” elk polypeptide dat niet afkomstig is van RAGE of een fragment daarvan. Dergelijke niet-RAGE-polypeptiden omvatten immunoglobuline-peptiden, dimeriserende polypeptiden, 15 stabiliserende polypeptiden, amfifiele peptiden of polypeptiden die aminozuur-sequenties omvatten die “merkers” voor het doelgericht sturen of zuiveren van het eiwit verschaffen.As used herein, a "non-RAGE polypeptide" is any polypeptide that is not derived from RAGE or a fragment thereof. Such non-RAGE polypeptides include immunoglobulin peptides, dimerizing polypeptides, stabilizing polypeptides, amphiphilic peptides or polypeptides that include amino acid sequences that provide "markers" for targeting or purifying the protein.
Zoals hierin wordt gebruikt kunnen “immunoglobuline-peptiden” een zware keten van een immunoglobuline of een deel daarvan omvatten. In één uitvoeringsvorm 20 kan het deel van de zware keten het Fc-fragment of een deel daarvan zijn. Zoals hierin wordt gebruikt omvat het Fc-fragment het schamierpolypeptide van de zware keten en de Ch2- en Ch3-domeinen van de zware keten van een immunoglobuline in ofwel monomere of dimere vorm. Het ChI- en Fc-fragment kunnen ook als het immunoglobuline-polypeptide worden gebruikt. De zware keten (of deel daarvan) kan 25 afkomstig zijn van elk van de bekende isotypen van zware ketens: IgG (γ), IgM (μ), IgD (δ), IgE (ε) of IgA (a). In aanvulling kan de zware keten (of deel daarvan) afkomstig zijn van elk van de bekende subtypen van zware ketens: IgGl (γΐ), IgG2 (γ2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (al), IgA2 (a2), of mutaties van deze isotypen of subtypen die de biologische activiteit veranderen. Een voorbeeld van biologische 30 activiteit die kan worden veranderd omvat verlaging van het vermogen van een isotype om te binden aan sommige Fc-receptoren zoals bijvoorbeeld door modificatie van het schamiergebied.As used herein, "immunoglobulin peptides" may include an immunoglobulin heavy chain or a portion thereof. In one embodiment, the part of the heavy chain may be the Fc fragment or a part thereof. As used herein, the Fc fragment comprises the heavy chain hinge polypeptide and the Ch2 and Ch3 domains of the immunoglobulin heavy chain in either monomeric or dimeric form. The ChI and Fc fragment can also be used as the immunoglobulin polypeptide. The heavy chain (or part thereof) can originate from any of the known heavy chain isotypes: IgG (γ), IgM (μ), IgD (δ), IgE (ε) or IgA (a). In addition, the heavy chain (or part thereof) may come from any of the known heavy chain subtypes: IgG1 (γΐ), IgG2 (γ2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (a1), IgA2 ( a2), or mutations of these isotypes or subtypes that alter biological activity. An example of biological activity that can be changed includes reduction of the ability of an isotype to bind to some Fc receptors such as, for example, by modification of the hinge region.
1515
De termen “overeenkomst” of “percentage overeenkomst” verwijst naar sequentie-overeenkomst tussen twee aminozuursequenties of tussen twee nucleïnezuur-sequenties. Percentage overeenkomst kan worden bepaald door het positioneren van twee sequenties en verwijst naar het aantal identieke residuen (d.w.z. aminozuur of 5 nucleotiden) op posities die worden gedeeld door de sequenties de worden vergeleken. Sequentie-positionering en vergelijking kan worden uitgevoerd door het gebruik van de algoritmen die in het vakgebied standaard zijn (bijvoorbeeld Smith en Waterman, 1981, Adv. Appl. Math. 2:482; Needleman en Wunsch, 1970, J. Mol. Biol. 48:443; Pearson en Lipman, 1988, Proc. Natl. Acad. Sci, USA, 85:2444) of door gecomputeriseerde versies 10 van deze algoritmen (Wisconsin Genetics Software Package Release 7.0, Genetics Computer Group, 575 Science Drive, Madison, WI) die publiekelijk verkrijgbaar zijn als BLAST en FASTA. Ook, ENTREZ, verkrijgbaar door middel van de National Institutes of Health, Bethesda MD, kan voor de sequentievergelijking worden gebruikt. In één uitvoeringsvorm kan het percentage overeenkomst van twee sequenties worden 15 bepaald door het gebruik van GCG met een gap weight van 1, zodanig dat elke tussenruimte van een aminozuur wordt gewogen alsof het een enkele verkeerde paring van aminozuren tussen de twee sequenties is.The terms "match" or "percentage match" refers to sequence similarity between two amino acid sequences or between two nucleic acid sequences. Percentage similarity can be determined by positioning two sequences and refers to the number of identical residues (i.e., amino acid or 5 nucleotides) at positions shared by the sequences being compared. Sequence positioning and comparison can be performed using standard algorithms in the art (e.g., Smith and Waterman, 1981, Adv. Appl. Math. 2: 482; Needleman and Wunsch, 1970, J. Mol. Biol. 48: 443; Pearson and Lipman, 1988, Proc. Natl. Acad. Sci, USA, 85: 2444) or by computerized versions of these algorithms (Wisconsin Genetics Software Package Release 7.0, Genetics Computer Group, 575 Science Drive, Madison, WI) that are publicly available as BLAST and FASTA. Also, ENTREZ, available through the National Institutes of Health, Bethesda MD, can be used for the sequence comparison. In one embodiment, the percent similarity of two sequences can be determined by using GCG with a gap weight of 1, such that each gap of an amino acid is weighted as if it is a single mismatch of amino acids between the two sequences.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst de term “geconserveerde residuen” naar aminozuren die hetzelfde zijn onder een verscheidenheid van eiwitten die dezelfde 20 structuur en/of functie hebben. Een gebied van geconserveerde residuen kan belangrijk zijn voor eiwitstructuur en functie. Opeenvolgende geconserveerde residuen zoals ze in een driedimensionaal eiwit worden geïdentificeerd kunnen aldus belangrijk zijn voor de structuur en functie van een eiwit. Voor het vinden van geconserveerde residuen of geconserveerde gebieden van een 3-D-structuur kan een vergelijking van sequenties 25 voor dezelfde of overeenkomstige eiwitten van verschillende soorten of van individuen van dezelfde soort worden uitgevoerd.As used herein, the term "conserved residues" refers to amino acids that are the same among a variety of proteins that have the same structure and / or function. A region of conserved residues may be important for protein structure and function. Consecutive conserved residues as they are identified in a three-dimensional protein can thus be important for the structure and function of a protein. To find conserved residues or conserved regions of a 3-D structure, a comparison of sequences for the same or similar proteins of different species or of individuals of the same species can be performed.
Zoals hierin wordt gebruikt betekent de term “homoloog” een polypeptide dat een mate van homologie heeft met de wildtype aminozuursequentie. Vergelijkingen op homologie kan door middel van het oog worden uitgevoerd of meer gebruikelijk met 30 behulp van eenvoudig verkrijgbare programma’s voor sequentievergelijking. Deze in de handel verkrijgbare computerprogramma’s kunnen het percentage homologie tussen twee of meer sequenties berekenen (bijvoorbeeld Wilbur, W. J. en Lipman, D. J., 1983, Proc. Natl. Acad. Sci. USA, 80:726-730). Homologe sequenties kunnen bijvoorbeeld 16 worden beschouwd aminozuursequenties te omvatten die in andere uitvoeringsvormen tenminste 70% identiek, 75% identiek, 85% identiek, 90% identiek, 95% identiek, 97% identiek, of 98% identiek, of 99% identiek aan elkaar zijn.As used herein, the term "homologue" means a polypeptide that has a degree of homology to the wild-type amino acid sequence. Comparisons on homology can be performed by eye or more commonly with the help of readily available sequence comparison programs. These commercially available computer programs can calculate the percentage of homology between two or more sequences (e.g. Wilbur, W. J. and Lipman, D. J., 1983, Proc. Natl. Acad. Sci. USA, 80: 726-730). For example, homologous sequences may be considered to include 16 amino acid sequences which in other embodiments are at least 70% identical, 75% identical, 85% identical, 90% identical, 95% identical, 97% identical, or 98% identical, or 99% identical to each other to be.
Zoals hierin wordt gebruikt omvat de term tenminste 90% identiek daarmee 5 sequenties die variëren van 90 tot 99,99% overeenkomst met de aangegeven sequenties en omvat alle trajecten daartussen. De term tenminste 90% identiek daarmee omvat aldus sequenties die 91, 91,5, 92, 92,5, 93, 93,5, 94, 94,5, 95, 95,5, 96, 96,5, 97, 97,5, 98, 98,5, 99, 99,5 procent identiek zijn aan de aangegeven sequentie. Op overeenkomstige wijze omvat de term “tenminste 70% identiek” sequenties die variëren van 70 10 tot 99,99% identiek, met alle trajecten daartussen. De bepaling van percentage overeenkomst wordt bepaald door het gebruik van algoritmen die hier zijn beschreven.As used herein, the term encompasses at least 90% identically thereto sequences ranging from 90 to 99.99% identity with the indicated sequences and includes all ranges between them. The term at least 90% identical therewith thus comprises sequences that include 91, 91.5, 92, 92.5, 93, 93.5, 94, 94.5, 95, 95.5, 96, 96.5, 97, 97 5, 98, 98.5, 99, 99.5 percent are identical to the indicated sequence. Similarly, the term "at least 70% identical" includes sequences ranging from 70 to 99.99% identical, with all ranges in between. The determination of percentage agreement is determined by the use of algorithms described here.
Zoals hierin wordt gebruikt omvat een polypeptide of eiwit “domein” een gebied langs een polypeptide of eiwit dat een onafhankelijke eenheid omvat. Domeinen kunnen worden gedefinieerd in termen van structuur, sequentie en/of biologische 15 activiteit. In één uitvoeringsvorm kan een polypeptidedomein een gebied van een eiwit omvatten dat op een wijze vouwt die nagenoeg onafhankelijk is van de rest van het eiwit. Domeinen kunnen worden geïdentificeerd door het gebruik van gegevensbanken van domeinen zoals maar niet beperkt tot PFAM, PRODOM, PROSITE, BLOCKS, PRINTS, SBASE, ISREC PROFILES, SAMRT en PROCLASS.As used herein, a polypeptide or protein "domain" includes a region along a polypeptide or protein that comprises an independent entity. Domains can be defined in terms of structure, sequence and / or biological activity. In one embodiment, a polypeptide domain may comprise a region of a protein that folds in a manner that is substantially independent of the rest of the protein. Domains can be identified through the use of domains databases such as but not limited to PFAM, PRODOM, PROSITE, BLOCKS, PRINTS, SBASE, ISREC PROFILES, SAMRT and PROCLASS.
20 Zoals hierin wordt gebruikt is een “immunoglobuline-domein” een sequentie van aminozuren die structureel homoloog is of identiek is aan een domein van een immunoglobuline. De lengte van de sequentie van aminozuren van een immunoglobuline-domein kan van elke lengte zijn. In één uitvoeringsvorm kan een immunoglobuline-domein kleiner zijn dan 250 aminozuren. In een voorbeeld van een 25 uitvoeringsvorm kan een immunoglobuline-domein ongeveer 80-150 aminozuren in lengte zijn. Het variabele gebied en de ChI-, Ch2- en Cn3-gebieden van een IgG zijn elk bijvoorbeeld immunoglobuline-domeinen. In een ander voorbeeld zij de variabele, de CH1-, Ch2-, Ch3- en Cn4-gebieden van een IgM elk immunoglobuline-domeinen.As used herein, an "immunoglobulin domain" is a sequence of amino acids that is structurally homologous or identical to an immunoglobulin domain. The length of the amino acid sequence of an immunoglobulin domain can be of any length. In one embodiment, an immunoglobulin domain can be smaller than 250 amino acids. In an exemplary embodiment, an immunoglobulin domain can be about 80-150 amino acids in length. The variable region and the Ch1, Ch2 and Cn3 regions of an IgG are each, for example, immunoglobulin domains. In another example, the variable, the CH1, Ch2, Ch3, and Cn4 regions of an IgM are each immunoglobulin domains.
Zoals hierin wordt gebruikt is een “RAGE-immunoglobuline-domein” een 30 sequentie van aminozuren van RAGE-eiwit die structureel homoloog is of identiek is aan een domein van een immunoglobuline. Een RAGE-immunoglobuline-domein kan bijvoorbeeld het V-domein van RAGE, het Ig-achtige Cl-type 1 domein van RAGEAs used herein, a "RAGE immunoglobulin domain" is a sequence of amino acids of RAGE protein that is structurally homologous or identical to an immunoglobulin domain. For example, an RAGE immunoglobulin domain may be the RAGE V domain, the RAGE Ig-like C1 type 1 domain
17 (“Cl-domein) of het Jg-achtige C2-type 2-domein (“C2-domein”) van RAGE omvatten.17 ("C1 domain) or the Jg-like C2 type 2 domain (" C2 domain ") of RAGE.
Zoals hierin wordt gebruikt omvat een “interdomein linker” een polypeptide dat twee domeinen tezamen verbindt. Een Fc-schamiergebied is een voorbeeld van een 5 interdomein linker in een TgG.As used herein, an "interdomain linker" includes a polypeptide that connects two domains together. An Fc hinge region is an example of an interdomain linker in a TgG.
Zoals hierin wordt gebruikt identificeert “direct gekoppeld” een covalente koppeling tussen twee verschillende groepen (bijvoorbeeld nucleïnezuursequenties, polypeptiden, polypeptide-domeinen) die geen tussenliggende atomen tussen de twee groepen die worden gekoppeld heeft.As used herein, "directly linked" identifies a covalent link between two different groups (e.g., nucleic acid sequences, polypeptides, polypeptide domains) that has no intervening atoms between the two groups being linked.
10 Zoals hierin wordt gebruikt verwijst “ligand-bindend domein” naar een domein van een eiwit dat verantwoordelijk is voor het binden van een ligand. De term ligand-bindend domein omvat homologen van een ligand-bindend domein of delen daarvan. In dit opzicht kunnen opzettelijke aminozuursubstituties in de ligand-bindende plaats worden gemaakt op basis van overeenkomst in polariteit, lading, oplosbaarheid, 15 hydrofobiciteit of hydrofiliteit van de residuen zolang de bindingsspecificiteit van het ligand-bindende domein wordt behouden.As used herein, "ligand binding domain" refers to a domain of a protein that is responsible for binding a ligand. The term ligand binding domain includes homologues of a ligand binding domain or parts thereof. In this regard, intentional amino acid substitutions in the ligand binding site can be made based on similarity in polarity, charge, solubility, hydrophobicity or hydrophilicity of the residues as long as the binding specificity of the ligand binding domain is retained.
Zoals hierin wordt gebruikt omvat een “ligand bindende plaats” residuen in een eiwit die op directe wijze in interactie vertonen met een ligand of residuen die zijn betrokken bij het positioneren van het ligand in dichte nabijheid aan die residuen die op 20 directe wijze met het ligand interactie vertonen. De interactie van residuen in de ligand-bindende plaats kan worden bepaald door de ruimtelijke nabijheid van de residuen met een ligand in het model of de structuur. De term ligand-bindende plaats omvat homologen van een ligand-bindende plaats of delen daarvan. In dit opzicht kunnen opzettelijke aminozuursubstituties in de ligand-bindende plaats worden gemaakt op 25 basis van overeenkomst in polariteit, lading, oplosbaarheid, hydrofobiciteit of hydrofïliteit van de residuen zolang de bindingsspecificiteit van de ligand-bindende plaats wordt behouden. Een ligand-bindende plaats kan in één of meer ligand-bindende domeinen van een eiwit of polypeptide voorkomen.As used herein, a "ligand binding site" includes residues in a protein that interact directly with a ligand or residues involved in positioning the ligand in close proximity to those residues directly associated with the ligand interact. The interaction of residues in the ligand binding site can be determined by the spatial proximity of the residues with a ligand in the model or structure. The term ligand binding site includes homologues of a ligand binding site or parts thereof. In this regard, intentional amino acid substitutions in the ligand binding site can be made based on similarity in polarity, charge, solubility, hydrophobicity or hydrophilicity of the residues as long as the binding specificity of the ligand binding site is retained. A ligand binding site can exist in one or more ligand binding domains of a protein or polypeptide.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst de term “interactie” naar een omstandigheid 30 van nabijheid tussen een ligand of verbinding of delen of fragmenten daarvan en een deel van een tweede molecuul van belang. De interactie kan niet-covalent zijn, bijvoorbeeld als een resultaat van waterstofbinding, van der Waals interacties of elektrostatische of hydrofobe interacties of het kan covalent zijn.As used herein, the term "interaction" refers to a condition of proximity between a ligand or compound or parts or fragments thereof and a part of a second molecule of interest. The interaction can be non-covalent, for example as a result of hydrogen bonding, van der Waals interactions or electrostatic or hydrophobic interactions or it can be covalent.
1818
Zoals hierin wordt gebruik verwijst “ligand” naar een molecuul of verbinding of eenheid die interactie vertoont met een ligand bindingsplaats, waaronder substraten of analoga of delen daarvan. Zoals hierin is beschreven kan de term “ligand” verwijzen naar verbindingen die aan het eiwit van belang binden. Een ligand kan een agonist, een 5 antagonist of een modulator zijn. Of een ligand kan geen biologisch effect hebben. Of een ligand kan de binding van andere liganden blokkeren waardoor een biologisch effect wordt geremd. Liganden kunnen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, remmers in de vorm van kleine moleculen. Deze kleine moleculen kunnen peptiden, peptidomimetica, organische verbindingen en dergelijke omvatten. Liganden kunnen 10 ook polypeptiden en/of eiwitten omvatten.As used herein, "ligand" refers to a molecule or compound or moiety that interacts with a ligand binding site, including substrates or analogs or portions thereof. As described herein, the term "ligand" may refer to compounds that bind to the protein of interest. A ligand can be an agonist, an antagonist or a modulator. Or a ligand cannot have a biological effect. Or a ligand can block the binding of other ligands, thereby inhibiting a biological effect. Ligands can include, but are not limited to, small molecule inhibitors. These small molecules can include peptides, peptidomimetics, organic compounds and the like. Ligands may also include polypeptides and / or proteins.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst een “modulerende verbinding” naar een molecuul dat de biologische activiteit van een molecuul van belang verandert of verwisselt. Een modulerende verbinding kan activiteit verhogen of verlagen of de fysische of chemische kenmerken of functionele of immunologische eigenschappen van 15 het molecuul van belang veranderen. Voor RAGE kan een modulerende verbinding activiteit verhogen of verlagen of de kenmerken of functionele of immunologische eigenschappen van het RAGE of een deel daarvan veranderen. Een modulerende verbinding kan natuurlijke en/of chemisch gesynthetiseerde of kunstmatige peptiden, gemodificeerde peptiden (bijvoorbeeld fosfopeptiden), antilichamen, koolhydraten, 20 monosacchariden, oligosacchariden, polysacchariden, glycolipiden, heterocyclische verbindingen, nucleosiden of nucleotiden of delen daarvan en kleine organische of anorganische moleculen omvatten. Een modulerende verbinding kan een endogene fysiologische verbinding zijn of het kan een natuurlijke of synthetische verbinding zijn. Of de modulerende verbinding kan een klein organisch molecuul zijn. De term 25 “modulerende verbinding” omvat ook een chemisch gemodificeerde ligand of verbinding en omvat isomeren en racemische vormen.As used herein, a "modulating compound" refers to a molecule that alters or exchanges the biological activity of a molecule of interest. A modulating compound can increase or decrease activity or change the physical or chemical characteristics or functional or immunological properties of the molecule of interest. For RAGE, a modulating compound may increase or decrease activity or change the characteristics or functional or immunological properties of the RAGE or part thereof. A modulating compound may comprise natural and / or chemically synthesized or artificial peptides, modified peptides (e.g. phosphopeptides), antibodies, carbohydrates, monosaccharides, oligosaccharides, polysaccharides, glycolipids, heterocyclic compounds, nucleosides or nucleotides or parts thereof and small organic or inorganic molecules . A modulating compound can be an endogenous physiological compound or it can be a natural or synthetic compound. Or the modulating compound can be a small organic molecule. The term "modulating compound" also includes a chemically modified ligand or compound and includes isomers and racemic forms.
Een “agonist” omvat een verbinding die aan een receptor bindt voor het vormen van een complex dat een farmacologische respons opwekt die specifiek is voor de betrokken receptor.An "agonist" includes a compound that binds to a receptor to form a complex that elicits a pharmacological response specific to the receptor involved.
30 Een “antagonist” omvat een verbinding die aan een agonist of aan een receptor bindt voor het vormen van een complex dat niet een aanzienlijke farmacologische respons opwekt en de biologische respons die door een agonist wordt geïnduceerd kan remmen.An "antagonist" includes a compound that binds to an agonist or to a receptor to form a complex that does not elicit a substantial pharmacological response and can inhibit the biological response induced by an agonist.
19 RAGE-agonisten kunnen daardoor aan RAGE binden en RAGE-bemiddelde cellulaire processen stimuleren en RAGE-antagonisten kunnen RAGE-bemiddelde processen remmen om te worden gestimuleerd door een RAGE-agonist. In één uitvoeringsvorm omvat het cellulaire proces dat door RAGE-agonisten wordt 5 gestimuleerd bijvoorbeeld activering van transcriptie van het TNF-a-gen.RAGE agonists can therefore bind to RAGE and stimulate RAGE-mediated cellular processes, and RAGE antagonists can inhibit RAGE-mediated processes to be stimulated by a RAGE agonist. In one embodiment, the cellular process that is stimulated by RAGE agonists comprises, for example, activation of transcription of the TNF-α gene.
De term “peptidomimetica” verwijst naar structuren die dienen als substituenten voor peptiden bij interacties tussen moleculen (Morgan et al., 1989, Ann. Reports Med. Chem., 24:243-252). Peptidomimetica kunnen synthetische structuren omvatten die wel of niet aminozuren en/of peptidebindingen kunnen bevatten maar die de structurele en 10 functionele kenmerken van een peptide of agonist of antagonist behouden. Peptidomimetica omvatten ook peptoïden, oligopeptoïden (Simon et al., 1972, Proc. Natl. Acad, Sci., USA, 89:9367); en peptide-bibliotheken die peptiden van een ontworpen lengte bevatten die alle mogelijke sequenties van aminozuren die met een peptide of agonist of antagonist van de uitvinding overeenkomen vertegenwoordigen.The term "peptidomimetics" refers to structures that serve as substituents for peptides in interactions between molecules (Morgan et al., 1989, Ann. Reports Med. Chem., 24: 243-252). Peptidomimetics may include synthetic structures that may or may not contain amino acids and / or peptide bonds but which retain the structural and functional characteristics of a peptide or agonist or antagonist. Peptidomimetics also include peptoids, oligopeptoids (Simon et al., 1972, Proc. Natl. Acad, Sci., USA, 89: 9367); and peptide libraries containing peptides of a designed length representing all possible sequences of amino acids corresponding to a peptide or agonist or antagonist of the invention.
15 De term “behandeling” of “behandelt” verwijst naar het verbeteren van een symptoom van een ziekte of stoornis en kan het genezen van de stoornis, het nagenoeg voorkomen van het begin van de stoornis of het verbeteren van de omstandigheid van de patiënt omvatten. De term “behandeling” zoals hierin wordt gebruikt verwijst naar het volledige spectrum van behandelingen voor een bepaalde stoornis waaraan de 20 patiënt lijdt, waaronder het verlichten van één symptoom of de meeste symptomen die resulteren van die stoornis, een genezing voor de specifieke stoornis of het voorkomen van het begin van de stoornis.The term "treatment" or "treats" refers to improving a symptom of a disease or disorder and may include curing the disorder, substantially preventing the onset of the disorder, or improving the condition of the patient. The term "treatment" as used herein refers to the full spectrum of treatments for a particular disorder that the patient is suffering from, including alleviating one symptom or most of the symptoms that result from that disorder, a cure for the specific disorder or the prevent the onset of the disorder.
Zoals hierin wordt gebruikt wordt de term “EC50” gedefinieerd als de concentratie van een middel die in 50% van een gemeten biologisch effect resulteert. 25 De EC50 van een therapeutisch middel dat een meetbaar biologisch effect heeft kan bijvoorbeeld de waarde waarbij het middel 50% van het biologische effect vertoond omvatten.As used herein, the term "EC50" is defined as the concentration of an agent that results in 50% of a measured biological effect. For example, the EC50 of a therapeutic agent that has a measurable biological effect can include the value at which the agent exhibits 50% of the biological effect.
Zoals hierin wordt gebruikt wordt de term “IC50” gedefinieerd als de concentratie van een middel die resulteert in 50% remming van een gemeten effect. De 30 IC50 van een antagonist van binding van RAGE kan bijvoorbeeld de waarde omvatten waarbij de antagonist binding van het ligand aan de ligand-bindende plaats van RAGE met 50% verlaagt.As used herein, the term "IC50" is defined as the concentration of an agent that results in 50% inhibition of a measured effect. For example, the IC50 of an antagonist of binding to RAGE may include the value at which the antagonist reduces binding of the ligand to the ligand-binding site of RAGE by 50%.
2020
Zoals hierin wordt gebruikt betekent een “effectieve hoeveelheid” de hoeveelheid van een middel die effectief is voor het produceren van een gewenst effect bij een patiënt. De term “therapeutisch effectieve hoeveelheid” geeft die hoeveelheid van een geneesmiddel of farmaceutisch middel aan die de therapeutische respons bij een dier of 5 mens die men wenst zal opwekken. De werkelijke dosis die de effectieve hoeveelheid omvat kan afhangen van de route van toediening, de grootte en gezondheid van de patiënt, de stoornis die wordt behandeld en dergelijke.As used herein, an "effective amount" means the amount of an agent effective to produce a desired effect in a patient. The term "therapeutically effective amount" indicates that amount of a drug or pharmaceutical that will elicit the therapeutic response in an animal or human being that one desires. The actual dose comprising the effective amount may depend on the route of administration, the size and health of the patient, the disorder being treated and the like.
De term “farmaceutisch aanvaardbare drager” zoals hierin wordt gebruikt kan verwijzen naar verbindingen en preparaten die geschikt zijn voor gebruik bij humane of 10 dierlijke patiënten, zoals bijvoorbeeld voor therapeutische preparaten die worden toegediend voor de behandeling van een RAGE-bemiddelde stoornis of ziekte.The term "pharmaceutically acceptable carrier" as used herein may refer to compounds and compositions suitable for use in human or animal patients, such as, for example, therapeutic compositions administered for the treatment of a RAGE-mediated disorder or disease.
De term “farmaceutisch preparaat” wordt hierin gebruikt om een preparaat aan te geven dat aan een zoogdierlijke gastheer kan worden toegediend, bijvoorbeeld op orale, parenterale, topicale wijze, door inhalatie spray, intranasale wijze of rectale wijze, in 15 preparaten voor eenheidsdosering die gebruikelijke niet-toxische dragers, verdunnings-middelen, adjuvans, hulpstoffen en dergelijke bevatten.The term "pharmaceutical composition" is used herein to indicate a composition that can be administered to a mammalian host, for example, orally, parenterally, topically, by inhalation spray, intranasally or rectally, in unit dosage formulations that are conventional contain non-toxic carriers, diluents, adjuvants, excipients and the like.
De term “parenteraal” zoals hierin wordt gebruikt omvat subcutane injecties, intraveneuze, intramusculaire, intracistemale injectie of technieken van infusie.The term "parenteral" as used herein includes subcutaneous injections, intravenous, intramuscular, intracistemal injection, or infusion techniques.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst “afstoting” naar de immuun- of 20 ontstekingsreactie op weefsel die leidt tot vernietiging van cellen, weefsels of organen of die leidt tot schade aan cellen, weefsels of organen. De afgestoten cellen, weefsel of orgaan kan afkomstig zijn van dezelfde patiënt die de afweerreactie opwekt of kan van een andere patiënt in de patiënt die afstoting vertoont zijn getransplanteerd.As used herein, "rejection" refers to the immune or inflammatory response to tissue that leads to destruction of cells, tissues or organs or that leads to damage to cells, tissues or organs. The shed cells, tissue, or organ may be from the same patient who induces the immune response or may have been transplanted from another patient in the shedding patient.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst de term “cel” naar de structurele en 25 functionele eenheden van een zoogdierlijk levend systeem die elk een onafhankelijk levend systeem omvatten. Zoals in het vakgebied bekend is omvatten cellen een kern, cytoplasma, intracellulaire organellen en een celwand die de cel omgeeft en die het mogelijk maakt dat de cel onafhankelijk is van andere cellen.As used herein, the term "cell" refers to the structural and functional units of a mammalian living system, each comprising an independent living system. As is known in the art, cells include a nucleus, cytoplasm, intracellular organelles, and a cell wall that surrounds the cell and allows the cell to be independent of other cells.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst de term “weefsel” naar een aggregaat van 30 cellen die een overeenkomstige structuur en functie hebben of die tezamen werken voor het uitvoeren van een specifieke functie. Een weefsel kan een verzameling van overeenkomstige cellen en de intercellulaire bestanddelen die de cellen omgeven 21 omvatten. Weefsels omvatten, maar zijn niet beperkt tot, spierweefsel, zenuwweefsel en bot.As used herein, the term "tissue" refers to an aggregate of cells that have a similar structure and function or that act together to perform a specific function. A tissue may comprise a collection of corresponding cells and the intercellular components that surround the cells. Tissues include, but are not limited to, muscle tissue, nerve tissue, and bone.
Zoals hierin wordt gebruikt verwijst een “orgaan” naar een volledig gedifferentieerde structurele of functionele eenheid in een dier dat voor een bepaalde 5 specifieke functie is gespecialiseerd. Een orgaan kan een groep van weefsel omvatten die een specifieke functie of groep van functies uitoefenen. Organen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het hart, longen, hersenen, oog, maag, milt, alvleesklier, nieren, lever, dunne darmen, huid, baarmoeder, blaas en bot.As used herein, an "organ" refers to a fully differentiated structural or functional unit in an animal that specializes for a particular specific function. An organ may comprise a group of tissue that performs a specific function or group of functions. Organs include, but are not limited to, the heart, lungs, brain, eye, stomach, spleen, pancreas, kidneys, liver, small intestines, skin, uterus, bladder, and bone.
Een “stabiel” preparaat is één waarin het RAGE-fusie-eiwit daarin gedurende 10 opslag in wezen de fysische en chemische stabiliteit en biologische activiteit ervan behoudt. Verscheidene analytische technieken voor het meten van eiwitstabiliteit zijn in het vakgebied verkrijgbaar en zijn samengevat in Peptide en Protein Drug Delivery, 247-301, Vincent Lee redacteur, Marcel Dekker, Inc., New York, N.Y., Pubs. (1991) en Jones, A. Adv. Drug Delivery Rev. 10: 29-90 (1993). Stabiliteit kan bij een 15 geselecteerde temperatuur gedurende een geselecteerde tijdsperiode worden gemeten. Voor snelle screening kan het preparaat gedurende 1 week tot 1 maand bij 40°C worden gehouden waarna de stabiliteit wordt gemeten. De mate van aggregatie volgend op vriesdrogen en opslag kan bijvoorbeeld als een indicator van stabiliteit van het RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt (zie de Voorbeelden hierin). Een “stabiel” 20 preparaat kan bijvoorbeeld één zijn waarin minder dan ongeveer 10% en bij voorkeur minder dan ongeveer 5% van het RAGE-fusie-eiwit aanwezig is als een aggregaat in het preparaat. In andere uitvoeringsvormen kan een toename van vorming van aggregaten volgend op vriesdrogen en opslag van het gevriesdroogde preparaat worden bepaald. Een “stabiel” gevriesdroogd preparaat kan bijvoorbeeld één zijn waarbij de 25 toename van aggregaten in het gevriesdroogde preparaat lager is dan ongeveer 5% of lager is dan ongeveer 3%, wanneer het gevriesdroogde preparaat gedurende tenminste één week bij 40°C wordt geïncubeerd. In andere uitvoeringsvormen kan stabiliteit van het preparaat van RAGE-fusie-eiwit worden gemeten door het gebruik van een test op biologische activiteit zoals een bindingstest zoals die hierin is beschreven.A "stable" preparation is one in which the RAGE fusion protein therein retains essentially its physical and chemical stability and biological activity during storage. Various analytical techniques for measuring protein stability are available in the art and are summarized in Peptide and Protein Drug Delivery, 247-301, Vincent Lee editor, Marcel Dekker, Inc., New York, N.Y., Pubs. (1991) and Jones, A. Adv. Drug Delivery Rev. 10: 29-90 (1993). Stability can be measured at a selected temperature for a selected period of time. For rapid screening, the preparation can be held at 40 ° C for 1 week to 1 month after which the stability is measured. For example, the degree of aggregation following lyophilization and storage can be used as an indicator of stability of the RAGE fusion protein (see the Examples herein). For example, a "stable" composition may be one in which less than about 10% and preferably less than about 5% of the RAGE fusion protein is present as an aggregate in the composition. In other embodiments, an increase in aggregate formation following lyophilization and storage of the lyophilized preparation can be determined. For example, a "stable" freeze-dried preparation may be one in which the increase in aggregates in the freeze-dried preparation is less than about 5% or less than about 3% when the freeze-dried preparation is incubated at 40 ° C for at least one week. In other embodiments, stability of the RAGE fusion protein preparation can be measured using a biological activity test such as a binding test as described herein.
30 Een “gereconstitueerd” preparaat is één dat is bereid door het oplossen van een preparaat van een gevriesdroogd RAGE-fusie-eiwit in een verdunningsmiddel, zodanig dat het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat wordt gedispergeerd en/of opgelost. Het gereconstitueerde preparaat kan geschikt zijn voor toediening 22 (bijvoorbeeld parenterale toediening) aan een patiënt die met het fusie-eiwit behandeld dient te worden en kan in bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding één zijn die geschikt is voor subcutane toediening.A "reconstituted" preparation is one prepared by dissolving a preparation of a freeze-dried RAGE fusion protein in a diluent such that the RAGE fusion protein is dispersed and / or dissolved in the reconstituted preparation. The reconstituted preparation may be suitable for administration 22 (e.g., parenteral administration) to a patient to be treated with the fusion protein, and in certain embodiments of the invention may be one suitable for subcutaneous administration.
Met “isotonisch” wordt bedoeld dat het preparaat van belang een osmotische druk 5 heeft van ongeveer 240 tot ongeveer 340 mOsm/kg. Tn een uitvoerinsgvorm is een isotonisch preparaat één dat een osmotische druk heeft die in wezen hetzelfde is als humaan bloed (285-310 mOsm/kg). Isotoniciteit kan worden gemeten door het gebruik van een dampdruk of een vriespuntverlaging type osmometer.By "isotonic" it is meant that the preparation of interest has an osmotic pressure of about 240 to about 340 mOsm / kg. In an embodiment, an isotonic composition is one that has an osmotic pressure that is essentially the same as human blood (285-310 mOsm / kg). Isotonicity can be measured by using a vapor pressure or a freezing point type osmometer.
Een “beschermend middel voor vriesdrogen (“lyoprotectant”)” is een molecuul 10 dat, wanneer het wordt gecombineerd met een RAGE-fusie-eiwit, chemische en/of fysische instabiliteit van het eiwit tijdens vriesdrogen en daaropvolgende opslag aanzienlijk voorkomt of verlaagt. Illustratieve beschermende middelen voor vriesdrogen omvatten suikers zoals sucrose of trehalose; een polyol zoals suikeralcoholen, bijvoorbeeld erythritol, arabitol, xylitol, sorbitol en mannitol; of 15 combinaties daarvan. In een uitvoeringsvorm kan het beschermende middel voor vriesdrogen een suiker omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan het beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan het beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker zoals sucrose omvatten. Het beschermende middel voor vriesdrogen kan aan het 20 preparaat voorafgaand aan het vriesdrogen worden toegevoegd bij een “voor vriesdrogen beschermende hoeveelheid” dat betekent dat, volgend op vriesdrogen van het eiwit in de aanwezigheid van een voor vriesdrogen beschermende hoeveelheid van het beschermende middel voor vriesdrogen het RAGE-fusie-eiwit in wezen de fysische en chemische stabiliteit en de biologische activiteit ervan behoudt tijdens vriesdrogen 25 en opslag.A "lyoprotectant protective" agent is a molecule that, when combined with a RAGE fusion protein, significantly prevents or reduces chemical and / or physical instability of the protein during lyophilization and subsequent storage. Illustrative freeze drying protective agents include sugars such as sucrose or trehalose; a polyol such as sugar alcohols, for example erythritol, arabitol, xylitol, sorbitol and mannitol; or combinations thereof. In one embodiment, the freeze drying protective agent may comprise a sugar. In another embodiment, the freeze drying protective agent may comprise a non-reducing sugar. In another embodiment, the freeze drying protective agent may comprise a non-reducing sugar such as sucrose. The freeze-drying protective agent can be added to the preparation before freeze-drying at a "freeze-drying amount" which means that following freeze-drying of the protein in the presence of a freeze-drying amount of the freeze-drying protective agent RAGE fusion protein essentially retains its physical and chemical stability and biological activity during lyophilization and storage.
Het “verdunningsmiddel” voor een gevriesdroogd preparaat is hierin één dat farmaceutisch aanvaardbaar is (veilig en niet-toxisch voor toediening aan een mens) en bruikbaar is voor de bereiding van een gereconstitueerd preparaat. Illustratieve verdunningsmiddelen omvatten steriel water, bacteriostatisch water voor injectie 30 (BWFI), een pH-gebufferde oplossing (bijvoorbeeld fosfaat-gebufferde zoutoplossing), steriele zoutoplossing, Ringer’s oplossing of dextrose-op lossing. In een uitvoeringsvorm verschaft het verdunningsmiddel een gereconstitueerd preparaat dat geschikt is voor injectie. In een andere uitvoeringsvorm, waar het verdunningsmiddel 23 een gereconstitueerd preparaat verschaft dat geschikt is voor injectie, kan het verdunningsmiddel water voor injectie (WFI) omvatten.The "diluent" for a freeze-dried preparation is one herein that is pharmaceutically acceptable (safe and non-toxic for administration to a human) and useful for the preparation of a reconstituted preparation. Illustrative diluents include sterile water, bacteriostatic water for injection (BWFI), a pH buffered solution (e.g., phosphate buffered saline), sterile saline, Ringer's solution, or dextrose solution. In one embodiment, the diluent provides a reconstituted preparation suitable for injection. In another embodiment, where the diluent 23 provides a reconstituted preparation suitable for injection, the diluent may comprise water for injection (WFI).
Een “conserveringsmiddel” voor een gereconstitueerd preparaat is een verbinding die kan worden toegevoegd aan het verdunningsmiddel of aan het gereconstitueerde 5 preparaat om in wezen de bacteriële werking in het gereconstitueerde preparaat te verlagen. In een uitvoeringsvorm kan de hoeveelheid van het conserveringsmiddel worden toegevoegd bij een hoeveelheid die bruikbaar is voor het bewerkstelligen van de productie van een gereconstitueerd preparaat voor meerder gebruik. Voorbeelden van mogelijke conserveringsmiddelen omvatten octadecyldimethylbenzylammonium-10 chloride, hexamethoniumchloride, benzalkoniumchloride (een mengsel van alkyl-benzyldimethylammoniumchloriden waarbij de alkylgroepen verbindingen met lange ketens zijn) en benzethoniumchloride. Andere soorten van conserveringsmiddelen omvatten aromatische alcoholen zoals fenol, butyl en benzylalcohol, allylparabenen zoals methyl- of propylparabeen, catechol, resorcinol, cyclohexanol, 3-pentanol en m-15 cresol.A "preservative" for a reconstituted preparation is a compound that can be added to the diluent or reconstituted preparation to substantially reduce bacterial activity in the reconstituted preparation. In one embodiment, the amount of the preservative can be added in an amount useful for effecting the production of a reconstituted multi-use preparation. Examples of possible preservatives include octadecyldimethyl benzyl ammonium chloride, hexamethonium chloride, benzalkonium chloride (a mixture of alkyl benzyl dimethyl ammonium chlorides where the alkyl groups are long chain compounds) and benzethonium chloride. Other types of preservatives include aromatic alcohols such as phenol, butyl and benzyl alcohol, allyl parabens such as methyl or propyl paraben, catechol, resorcinol, cyclohexanol, 3-pentanol and m-cresol.
Een “volume-vormend middel (“bulking agent”)” voor een gevriesdroogd preparaat is een verbinding die massa toevoegt aan het gevriesdroogde mengsel en bijdraagt aan de fysische structuur van de gevriesdroogde koek (bewerkstelligd bijvoorbeeld de productie van een in wezen uniforme gevriesdroogde koek die een 20 structuur van open poriën behoudt). Illustratieve volume-vormende middelen omvatten, maar zijn niet beperkt tot mannitol, glycine en xorbitol.A "bulking agent" for a freeze-dried preparation is a compound that adds mass to the freeze-dried mixture and contributes to the physical structure of the freeze-dried cake (for example, produces a substantially uniform freeze-dried cake that retains a structure of open pores). Illustrative volume-forming agents include, but are not limited to, mannitol, glycine, and xorbitol.
RAGE-fusie-eiwittenRAGE fusion proteins
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten RAGE-fusie-25 eiwitten, werkwijzen voor het maken van dergelijke fusie-eiwitten en werkwijzen voor het gebruik van dergelijke fusie-eiwitten. De onderhavige uitvinding kan op een verscheidenheid van wijzen worden uitgevoerd.Embodiments of the present invention include RAGE fusion proteins, methods of making such fusion proteins, and methods of using such fusion proteins. The present invention can be carried out in a variety of ways.
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding verschaffen bijvoorbeeld RAGE-fusie-eiwitten die een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede niet-30 RAGE-polypeptide omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de ligand-bindingsplaats het meest N-eindstandige domein van het RAGE-fusie-eiwit. De bindingsplaats voor het ligand van RAGE kan het V-domein van RAGE of een deel 24 daarvan omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de bindingsplaats voor een ligand van RAGE SEQ ID NO: 9 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is (Figuur 1).For example, embodiments of the present invention provide RAGE fusion proteins comprising a RAGE polypeptide linked to a second non-RAGE polypeptide. In one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise a binding site for a RAGE ligand. In one embodiment, the ligand binding site comprises the most N-terminal domain of the RAGE fusion protein. The binding site for the RAGE ligand may comprise the V domain of RAGE or a portion 24 thereof. In one embodiment, the binding site for a ligand of RAGE includes SEQ ID NO: 9 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 9 : 47 or a sequence that is at least 90% identical to that (Figure 1).
5 Tn een uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide zijn gekoppeld aan een polypeptide dat een immunoglobuline-domein of een deel (bijvoorbeeld een fragment daarvan) van een immunoglobulinedomein omvat. In één uitvoeringsvorm omvat het polypeptide dat een immunoglobuline-domein omvat tenminste een deel van tenminste één van de Ch2- of de Ch3-domeinen van een humaan IgG.In one embodiment, the RAGE polypeptide may be linked to a polypeptide comprising an immunoglobulin domain or a portion (e.g., a fragment thereof) of an immunoglobulin domain. In one embodiment, the polypeptide comprising an immunoglobulin domain comprises at least a portion of at least one of the Ch2 or Ch3 domains of a human IgG.
10 In bepaalde uitvoeringsvormen omvat het RAGE-fusie-eiwit een aminozuur- sequentie zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98%, of 99% identiek daar aan is. In sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 15 56 of SEQ ID NO: 57 zonder de C-eindstandige lysine.In certain embodiments, the RAGE fusion protein comprises an amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98%, or 99% identical to that. In some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes, for example, the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-terminal lysine.
Een RAGE-eiwit of polypeptide kan humaan RAGE-eiwit met de volledige lengte omvatten (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 1) of een fragment van humaan RAGE. Zoals hierin wordt gebruikt heeft een fragment van een RAGE-polypeptide een lengte van tenminste 5 aminozuren, kan het langer zijn dan een lengte van 30 aminozuren, 20 maar is korter dan de volledige aminozuursequentie. In andere uitvoeringsvormen van de ftxsie-eiwitten, preparaten en werkwijzen van de onderhavige uitvinding kan het RAGE-polypeptide een sequentie omvatten die tenminste ongeveer 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98%, of 99% identiek is aan humaan RAGE of een fragment daarvan. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide bijvoorbeeld 25 humaan RAGE of een fragment daarvan met Glycine als het eerste residu in plaats van een Methionine omvatten (zie bijvoorbeeld Neeper et al, (1992)). Of het humane RAGE kan RAGE met de volledige lengte omvatten waarbij de signaalsequentie is verwijderd (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 2 of SEQ ID NO: 3) (Figuren IA en 1B) of een deel van die aminozuursequentie.A RAGE protein or polypeptide may comprise full-length human RAGE protein (e.g., SEQ ID NO: 1) or a fragment of human RAGE. As used herein, a fragment of a RAGE polypeptide has a length of at least 5 amino acids, it can be longer than a length of 30 amino acids, but is shorter than the complete amino acid sequence. In other embodiments of the phytosis proteins, compositions and methods of the present invention, the RAGE polypeptide may comprise a sequence that is at least about 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97% , 98%, or 99% is identical to human RAGE or a fragment thereof. For example, in one embodiment, the RAGE polypeptide may comprise human RAGE or a fragment thereof with Glycine as the first residue instead of a Methionine (see, for example, Neeper et al., (1992)). Or the human RAGE can include full-length RAGE with the signal sequence removed (e.g., SEQ ID NO: 2 or SEQ ID NO: 3) (Figures 1A and 1B) or a portion of that amino acid sequence.
30 De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen ook sRAGEThe RAGE fusion proteins of the present invention can also be sRAGE
(bijvoorbeeld SEQ ID NO: 4), een polypeptide dat tenminste 90% identiek is aan sRAGE, of een fragment van sRAGE omvatten. Zoals hierin wordt gebruikt is sRAGE het RAGE-eiwit dat niet het transmembraangebied of de cytoplasmatische staart omvat 25 (Park et al, Nature Med., 4:1025-1031 (1998)). Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld humaan sRAGE of een fragment daarvan, met Glycine als het eerste residu in plaats van een Methionine omvatten (zie bijvoorbeeld Neeper et al., (1992)). Of een RAGE-polypeptide kan humaan sRAGE waarbij de signaalsequentie is 5 verwijderd omvatten (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 5 of SEQ ID NO: 6 of SEQ TD NO: 45 in Figuur 1) of een deel van die aminozuursequentie.(e.g. SEQ ID NO: 4), a polypeptide that is at least 90% identical to sRAGE, or a fragment of sRAGE. As used herein, sRAGE is the RAGE protein that does not include the transmembrane region or the cytoplasmic tail (Park et al., Nature Med., 4: 1025-1031 (1998)). For example, the RAGE polypeptide can include human sRAGE or a fragment thereof, with Glycine as the first residue instead of a Methionine (see, for example, Neeper et al., (1992)). Or a RAGE polypeptide can include human sRAGE with the signal sequence deleted (see, for example, SEQ ID NO: 5 or SEQ ID NO: 6 or SEQ TD NO: 45 in Figure 1) or a portion of that amino acid sequence.
In andere uitvoeringsvormen kan het RAGE-eiwit een V-domein van RAGE omvatten (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 7 of SEQ ID NO: 8 of SEQ ID NO: 46 in Figuur 1) (Neeper et al, (1992); Schmidt et al. (1997)). Of een sequentie die tenminste 10 90% identiek is aan het V-domein van RAGE of een fragment daarvan kan worden gebruikt.In other embodiments, the RAGE protein may comprise a V domain of RAGE (see, for example, SEQ ID NO: 7 or SEQ ID NO: 8 or SEQ ID NO: 46 in Figure 1) (Neeper et al, (1992); Schmidt et al. al. (1997)). Or a sequence that is at least 90% identical to the V domain of RAGE or a fragment thereof can be used.
Of het RAGE-eiwit kan een fragment van het V-domein van RAGE omvatten (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 9 of SEQ ID NO: 10 of SEQ ID NO: 47 in Figuur 1). In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-eiwit een ligand-bindingsplaats omvatten. In een 15 uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats SEQ ID NO: 9, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, omvatten. In nog een andere uitvoeringsvorm, is het RAGE-fragment een synthetisch peptide.Or the RAGE protein may comprise a fragment of the V-domain of RAGE (e.g., SEQ ID NO: 9 or SEQ ID NO: 10 or SEQ ID NO: 47 in Figure 1). In one embodiment, the RAGE protein may comprise a ligand binding site. In an embodiment, the ligand binding site can be SEQ ID NO: 9, or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10, or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 9 : 47, or a sequence that is at least 90% identical to that. In yet another embodiment, the RAGE fragment is a synthetic peptide.
20 In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 23-53 van SEQ ID NO: 1 (Figuur 1) omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 24-52 van SEQ ID NO: 1 omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 31-52 van SEQ ID NO: 1 omvatten. In een andere uitvoerinsgvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 31-25 116 van SEQ ID NO: 1 omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand- bindingsplaats aminozuren 19-52 van SEQ ID NO: 1 omvatten. De ligand-bindingsplaats kan bijvoorbeeld een V-domein van RAGE of een deel daarvan omvatten, zoals het ligand-bindingsdomein van RAGE (bijvoorbeeld aminozuren 1-118, 23-118, 24-118, 31-118, 1-116, 23-116, 24-116, 31-116, 1-54, 23-54, 24-54, 31-54, 1-53, 23-53, 30 24-53 of 31-53 van SEQ ID NO: 1 of fragmenten daarvan). Of fragmenten van de polypeptiden die functioneel een RAGE-ligand binden kunnen worden gebruikt. Of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 97%, 98%, of 99% identiek is aan het V-domein van RAGE of een fragment daarvan (bijvoorbeeld zoals hierboven 26 is beschreven) kan worden gebruikt. Bij uitvoeringsvormen waarbij het N-uiteinde van het fusie-eiwit glutamine is, zoals bijvoorbeeld door verwijdering van de signaalsequentie die residuen 1-23 van SEQ ID NO: 1 omvat (bijvoorbeeld Q24 voor een polypeptide dat aminozuren 24-118 of SEQ ID NO: 1 omvat) kan verder, zoals in 5 het vakgebied bekend is, de glutamine cycliseren teneinde pyroglutaminezuur (pE) te vormen.In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 23-53 of SEQ ID NO: 1 (Figure 1). In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 24-52 of SEQ ID NO: 1. In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 31-52 of SEQ ID NO: 1. In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 31-25 116 of SEQ ID NO: 1. In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 19-52 of SEQ ID NO: 1. The ligand binding site may include, for example, a RAGE V domain or part thereof, such as the RAGE ligand binding domain (e.g., amino acids 1-118, 23-118, 24-118, 31-118, 1-116, 23- 116, 24-116, 31-116, 1-54, 23-54, 24-54, 31-54, 1-53, 23-53, 30-24-53 or 31-53 of SEQ ID NO: 1 or fragments thereof). Or fragments of the polypeptides that functionally bind a RAGE ligand can be used. Or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 97%, 98%, or 99% identical to the V-domain of RAGE or a fragment thereof (e.g. as above 26 described) can be used. In embodiments where the N-terminus of the fusion protein is glutamine, such as, for example, removal of the signal sequence comprising residues 1-23 of SEQ ID NO: 1 (e.g., Q24 for a polypeptide comprising amino acids 24-118 or SEQ ID NO: 1) can further, as is known in the art, cyclize the glutamine to form pyroglutamic acid (pE).
Het RAGE-polypeptide dat in de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding wordt gebruikt kan aldus een fragment van RAGE met de volledige lengte omvatten. Zoals in het vakgebied bekend is omvat RAGE drie immunoglobuline-10 achtige polypeptide-domeinen, het V-domein en de Cl- en C2-domeinen die elk aan elkaar zijn gekoppeld door een interdomein linker. RAGE met de volledige lengte omvat ook een transmembraan polypeptide en een cytoplasmatische staart stroomafwaarts (C-eindstandig) van het C2-domein en gekoppeld aan het C2-domein.The RAGE polypeptide used in the RAGE fusion proteins of the present invention can thus comprise a fragment of full-length RAGE. As is known in the art, RAGE comprises three immunoglobulin-like polypeptide domains, the V domain, and the C1 and C2 domains each linked by an interdomain linker. Full-length RAGE also includes a transmembrane polypeptide and a cytoplasmic tail downstream (C-terminal) of the C2 domain and linked to the C2 domain.
In een uitvoeringsvorm, omvat het RAGE-polypeptide geen residuen van een 15 signaalsequentie. De signaalsequentie van RAGE kan ofwel residuen 1-22 of residuen 1-23 van RAGE met de volledige lengte omvatten. Zoals in het vakgebied bekend is kan in uitvoeringsvormen waarbij het N-uiteinde van het fusie-eiwit glutamine is (bijvoorbeeld omvat de signaalsequentie residuen 1-23) het N-eindstandige glutamine (Q24) cycliseren voor het vormen van pyroglutaminezuur (pE). Constructen als 20 voorbeeld van dergelijke moleculen zijn polypeptiden die de aminozuursequenties hebben zoals ze uiteengezet zijn in SEQ ID NO’s: 45, 46, 47, 48, 49, 50 en 51 (Figuur 1), alsook RAGE-fiisie-eiwitten die de aminozuursequenties hebben zoals ze uiteengezet zijn in SEQ ID NOs: 56 en 57 (Figuur 4).In one embodiment, the RAGE polypeptide does not include residues of a signal sequence. The signal sequence of RAGE can include either full-length residues 1-22 or residues 1-23. As is known in the art, in embodiments where the N-terminus of the fusion protein is glutamine (e.g., the signal sequence comprises residues 1-23), the N-terminal glutamine (Q24) can cyclize to form pyroglutamic acid (pE). Constructs as an example of such molecules are polypeptides that have the amino acid sequences as set forth in SEQ ID NOs: 45, 46, 47, 48, 49, 50 and 51 (Figure 1), as well as RAGE fiction proteins that have the amino acid sequences as set forth in SEQ ID NOs: 56 and 57 (Figure 4).
Zoals in het vakgebied bekend is kan aan het Cn3-gebied van het RAGE-fixsie-25 eiwit van de onderhavige uitvinding het C-eindstandige aminozuur zijn afgesplitst door een post-translationele modificatie wanneer het in bepaalde recombinante systemen tot expressie wordt gebracht (zie bijvoorbeeld Li, et al., BioProcessing J2005; 4, 23-30). In een uitvoeringsvorm, is het C-eindstandige aminozuur dat wordt afgesplitst lysine (K). In andere uitvoeringsvormen kan het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige 30 uitvinding aldus een polypeptide omvatten dat de aminozuursequentie heeft zoals uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32-37, 56 en 57 zonder de C-eindstandige lysine (K).As is known in the art, the Cn3 region of the RAGE fixation protein of the present invention may be cleaved off the C-terminal amino acid by post-translational modification when expressed in certain recombinant systems (see, for example, Li, et al., BioProcessing J2005; 4, 23-30). In one embodiment, the C-terminal amino acid being cleaved is lysine (K). Thus, in other embodiments, the RAGE fusion protein of the present invention may comprise a polypeptide having the amino acid sequence as set forth in SEQ ID NOs: 32-37, 56 and 57 without the C-terminal lysine (K).
In verscheidene uitvoeringsvormen kan het RAGE-polypeptide aldus aminozuren 23-116 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 7) of een sequentie die tenminste 90% 27 identiek daar aan is, of aminozuren 24-116 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 8) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-116 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 46) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, overeenkomend met het V-domein 5 van RAGE, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 124-221 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 11) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het Cl-domein van RAGE, omvatten. In een andere uitvoeringsvorm, kan het RAGE-polypeptide aminozuren 227-317 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 12) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het C2-10 domein van RAGE, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 23-123 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 13) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-123 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 14) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het V-domein van RAGE en een stroomafwaartse interdomein linker, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan 15 aminozuren 24-123 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 48) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 23-226 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 17) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-226 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 18) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan 20 is, die overeenkomt met het V-domein, het Cl-domein en de interdomein linker die deze twee domeinen koppelt, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 24-226 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 50), of een sequentie die 90% identiek daar aan is, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 23-339 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 5) of een sequentie die 25 tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-339 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 6) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met sRAGE (d.w.z. codeert voor de V-, Cl- en C2-domeinen en interdomein linkers) omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 24-339 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 45) of een sequentie die 30 tenminste 90% identiek daar aan is, omvatten. Of fragmenten van elk van deze sequenties kunnen worden gebruikt. Zie Figuur 1 voor de aminozuursequenties van deze polypeptiden.Thus, in various embodiments, the RAGE polypeptide can be amino acids 23-116 of human RAGE (SEQ ID NO: 7) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-116 of human RAGE (SEQ ID NO: 8) ) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-116 of human RAGE where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 46) or a sequence that is at least 90% identical to it, corresponding to the V domain 5 of RAGE. Or the RAGE polypeptide can include human RAGE amino acids 124-221 (SEQ ID NO: 11) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to the RAGE C1 domain. In another embodiment, the RAGE polypeptide may comprise amino acids 227-317 of human RAGE (SEQ ID NO: 12) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to the C2-10 domain of RAGE. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 23-123 of human RAGE (SEQ ID NO: 13) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-123 of human RAGE (SEQ ID NO: 14) or a sequence which is at least 90% identical to that corresponding to the V-domain of RAGE and includes a downstream inter-domain linker. Or the RAGE polypeptide can comprise 15 amino acids 24-123 of human RAGE where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 48) or a sequence that is at least 90% identical to it. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 23-226 of human RAGE (SEQ ID NO: 17) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-226 of human RAGE (SEQ ID NO: 18) or a sequence which is at least 90% identical to 20, corresponding to the V domain, the Cl domain, and the interdomain linker that links these two domains. Or the RAGE polypeptide can include human RAGE amino acids 24-226 where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 50), or a sequence that is 90% identical to it. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 23-339 of human RAGE (SEQ ID NO: 5) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-339 of human RAGE (SEQ ID NO: 6) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to sRAGE (ie, encodes the V, C1, and C2 domains and include interdomain linkers). Or the RAGE polypeptide can include human RAGE amino acids 24-339 where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 45) or a sequence that is at least 90% identical to it. Or fragments of any of these sequences can be used. See Figure 1 for the amino acid sequences of these polypeptides.
2828
Het RAGE-fusie-eiwit kan verscheidene soorten van peptiden omvatten die niet afkomstig zijn van RAGE of een fragment daarvan. Het tweede polypeptide van het RAGE-fusie-eiwit kan een polypeptide omvatten dat afkomstig is van een immunoglobuline. In één uitvoeringsvorm kan het immunoglobuline-polypeptide een 5 zware keten van een immunoglobuline of een deel (d.w.z. een fragment) daarvan omvatten. Het fragment van de zware keten kan bijvoorbeeld een polypeptide omvatten dat afkomstig is van het Fc-fragment van een immunoglobuline, waarbij het Fc-fragment het schamierpolypeptide van de zware keten en de Ch2- en Cu3-domeinen van de zware keten van het immunoglobuline als een monomeer omvat. De zware 10 keten (of deel daarvan) kan afkomstig zijn van één van de bekende isotopen van de zware keten: IgG (γ), IgM (μ), IgD (δ), IgE (ε), of IgA (α). In aanvulling kan de zware keten (of deel daarvan) worden verkregen van één van de bekende subtypen van de zware keten: IgGl (γΐ), IgG2 (γ2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (al), IgA2 (a2), of mutaties van deze isotypen of subtypen die de biologische activiteit veranderen. Het 15 tweede polypeptide kan de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of delen van elk of beide van deze domeinen omvatten. Als een voorbeeld van een uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de CH2- en CH3-domeinen van een humane IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 40 (Figuur 1) of een deel daarvan omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan 20 IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO:38 of een fragment daarvan omvatten. Het immunoglobuline-peptide kan worden gecodeerd door de nucleïnezuursequentie van SEQ ID NO: 39 of SEQ ID NO: 41 (Figuur 1). De immunoglobulinesequentie in SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 kan ook worden gecodeerd door SEQ ID NO: 52 of SEQ ID NO: 53 (Figuur 1), waarbij stille basenveranderingen voor de codons die 25 coderen voor proline (CCG naar CCC) en glycine (GGT naar GGG) aan het C-uiteinde van de sequentie een cryptische RNA-splitsingsplaats vlakbij het eindstandige codon verwijderen (d.w.z. nucleotiden 622-627 van SEQ ID NO: 39 worden gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 52 of nucleotiden 652-657 van SEQ ID NO: 41 worden gemodificeerd teneinde SEQ ID NO: 53 te genereren).The RAGE fusion protein can include various types of peptides that are not derived from RAGE or a fragment thereof. The second polypeptide of the RAGE fusion protein may comprise a polypeptide that is derived from an immunoglobulin. In one embodiment, the immunoglobulin polypeptide may comprise an immunoglobulin heavy chain or a portion (i.e., a fragment) thereof. For example, the heavy chain fragment may include a polypeptide derived from the Fc fragment of an immunoglobulin, the Fc fragment comprising the heavy chain hinge polypeptide and the Ch2 and Cu3 domains of the immunoglobulin heavy chain as a monomer. The heavy chain (or part thereof) can originate from one of the known isotopes of the heavy chain: IgG (γ), IgM (μ), IgD (δ), IgE (ε), or IgA (α). In addition, the heavy chain (or part thereof) can be obtained from one of the known subtypes of the heavy chain: IgG1 (γΐ), IgG2 (γ2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (a1), IgA2 (a2), or mutations of these isotypes or subtypes that alter biological activity. The second polypeptide can comprise the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or parts of each or both of these domains. As an example of an embodiment, the polypeptide comprising the CH2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 40 (Figure 1) or a portion thereof. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a fragment thereof. The immunoglobulin peptide can be encoded by the nucleic acid sequence of SEQ ID NO: 39 or SEQ ID NO: 41 (Figure 1). The immunoglobulin sequence in SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 can also be encoded by SEQ ID NO: 52 or SEQ ID NO: 53 (Figure 1), wherein silent base changes for the codons encoding proline (CCG to CCC) ) and glycine (GGT to GGG) remove a cryptic RNA cleavage site near the terminal codon at the C-terminus of the sequence (ie nucleotides 622-627 of SEQ ID NO: 39 are modified to generate SEQ ID NO: 52 or nucleotides 652-657 of SEQ ID NO: 41 are modified to generate SEQ ID NO: 53).
30 Het schamiergebied van het Fc-deel van de immunoglobulineketen kan in vivo ontstekingsbevorderend zijn. In één uitvoeringsvorm omvat het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding aldus een interdomein linker die afkomstig is van RAGE in 29 plaats van een interdomein schamierpolypeptide dat van een immunoglobuline afkomstig is.The hinge region of the Fc portion of the immunoglobulin chain can be anti-inflammatory in vivo. Thus, in one embodiment, the RAGE fusion protein of the present invention comprises an interdomain linker derived from RAGE rather than an interdomain hinge polypeptide derived from an immunoglobulin.
In bepaalde uitvoeringsvormen kan het RAGE-fusie-eiwit aldus een RAGE-polypeptide omvatten dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat een 5 Cn2-domein van een immunoglobuline of een fragment of een deel van het Ch2-domein van een immunoglobuline omvat. In één uitvoeringsvorm omvat het Ch2-domein of een fragment daarvan SEQ ID NO: 42 (Figuur 1). In een uitvoeringsvorm omvat het fragment van SEQ ID NO: 42, SEQ ID NO: 42 waarbij de eerste tien aminozuren, die tenminste een deel van het Fc schamiergebied omvatten, zijn 10 verwijderd. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide een ligand-bindingsplaats omvatten. De bindingsplaats voor het ligand van RAGE kan het V-domein van RAGE of een deel daarvan omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de bindingsplaats voor een ligand van RAGE SEQ ID NO: 9 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 15 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is.Thus, in certain embodiments, the RAGE fusion protein may comprise a RAGE polypeptide that is directly linked to a polypeptide comprising a Cn2 domain of an immunoglobulin or a fragment or a portion of the Ch2 domain of an immunoglobulin. In one embodiment, the Ch2 domain or a fragment thereof comprises SEQ ID NO: 42 (Figure 1). In one embodiment, the fragment of SEQ ID NO: 42 comprises SEQ ID NO: 42 with the first ten amino acids comprising at least a portion of the Fc hinge region removed. In one embodiment, the RAGE polypeptide may comprise a ligand binding site. The binding site for the RAGE ligand may include the RAGE V domain or part thereof. In one embodiment, the binding site for a ligand of RAGE SEQ ID NO: 9 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 47, or a sequence that is at least 90% identical to that.
Het RAGE-polypeptide dat in de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding wordt gebruikt kan een immunoglobuline-domein van RAGE omvatten. In aanvulling of als alternatief kan het fragment van RAGE een interdomein linker 20 omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan een immunoglobuline-domein van RAGE gekoppeld aan een stroomopwaartse (d.w.z. dichter bij het N-uiteinde) of stroomafwaartse (d.w.z. dichter bij het C-uiteinde) interdomein linker omvatten. In nog een andere uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide twee (of meer) immunoglobuline-domeinen van RAGE omvatten die elk aan elkaar zijn gekoppeld 25 door een interdomein linker. Het RAGE-polypeptide kan verder meerdere immunoglobuline-domeinen van RAGE omvatten die aan elkaar zijn gekoppeld door één of meer interdomein linkers en die een eindstandige interdomein linker verbonden aan het N-eindstandige immunoglobuline-domein van RAGE en/of het C-eindstandige immunoglobuline-domein van RAGE hebben. Aanvullende combinaties van 30 immunoglobuline-domeinen en interdomein linkers van RAGE vallen binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding.The RAGE polypeptide used in the RAGE fusion proteins of the present invention may comprise an RAGE immunoglobulin domain. In addition or alternatively, the RAGE fragment may comprise a linker domain. Or, the RAGE polypeptide may include an RAGE immunoglobulin domain linked to an upstream (i.e., closer to the N-terminus) or downstream (i.e., closer to the C-terminus) interdomain linker. In yet another embodiment, the RAGE polypeptide may comprise two (or more) immunoglobulin domains of RAGE that are each linked to each other by an interdomain linker. The RAGE polypeptide may further comprise multiple RAGE immunoglobulin domains linked to one another by one or more inter-domain linkers and having a terminal inter-domain linker linked to the RAGE N-terminal immunoglobulin domain and / or the C-terminal immunoglobulin domain domain of RAGE. Additional combinations of immunoglobulin domains and inter-domain linkers of RAGE are within the scope of the present invention.
In één uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide een interdomein linker van RAGE die zodanig aan het immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld dat het 30 C-eindstandige aminozuur van het immunoglobuline-domein van RAGE aan het N-eindstandige aminozuur van de interdomein linker is gekoppeld en het C-eindstandige aminozuur van de interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een C^-domein van een 5 immunoglobuline of een fragment daarvan omvat. Het polypeptide dat een Cn2-domein van een immunoglobuline omvat, kan de Ch2- en Cn3-domeinen van een humaan IgGl of een deel van elk, of beide, van deze domeinen omvatten. Als voorbeeld van uitvoeringsvormen kan het polypeptide dat de Ch2- en Cn3-domeinen of een deel daarvan van een humaan IgGl omvat, SEQ ID NO: 40 of een deel daarvan omvatten. 10 In één uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of een fragment daarvan omvatten. Of het humane IgGl kan SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 omvatten waarbij de eindstandige lysine (K) is verwijderd.In one embodiment, the RAGE polypeptide comprises an RAGE inter-domain linker that is linked to the RAGE immunoglobulin domain such that the C-terminal amino acid of the RAGE immunoglobulin domain is linked to the N-terminal amino acid of the linker inter-domain and the C-terminal amino acid of the inter-domain linker of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of a polypeptide comprising a C 1 domain of an immunoglobulin or a fragment thereof. The polypeptide comprising an immunoglobulin Cn2 domain can include the Ch2 and Cn3 domains of a human IgG1 or a portion of each, or both, of these domains. As an example of embodiments, the polypeptide comprising the Ch2 and Cn3 domains or a portion thereof of a human IgG1 may comprise SEQ ID NO: 40 or a portion thereof. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a fragment thereof. Or the human IgG1 may comprise SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 with the terminal lysine (K) removed.
Zoals hierboven is beschreven kan het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige 15 uitvinding een enkele of meerdere domeinen van RAGE omvatten. Het RAGE-polypeptide dat een interdomein linker omvat die is gekoppeld aan een domein van een RAGE-polypeptide kan ook een fragment van het RAGE-eiwit met volledige lengte omvatten. Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld aminozuren 23-136 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 15) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is of 20 aminozuren 24-136 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 16) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-136 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 49), of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het V-domein van RAGE en een stroomafwaartse interdomein-linker, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan 25 aminozuren 23-251 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 19) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-251 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 20) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-251 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 51), of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het 30 V-domein, het Cl-domein, de interdomein linker die deze twee domeinen koppelt en een tweede interdomein linker stroomafwaarts van Cl, omvatten.As described above, the RAGE fusion protein of the present invention can comprise a single or multiple domains of RAGE. The RAGE polypeptide comprising an inter-domain linker that is linked to a domain of a RAGE polypeptide may also include a fragment of the full-length RAGE protein. For example, the RAGE polypeptide can be amino acids 23-136 of human RAGE (SEQ ID NO: 15) or a sequence that is at least 90% identical to it or 20 amino acids 24-136 of human RAGE (SEQ ID NO: 16) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-136 of human RAGE where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 49), or a sequence that is at least 90% identical to it, corresponding to the V domain of RAGE and a downstream interdomain linker. Or the RAGE polypeptide can be 25 amino acids 23-251 of human RAGE (SEQ ID NO: 19) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-251 of human RAGE (SEQ ID NO: 20) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-251 of human RAGE where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 51), or a sequence that is at least 90% identical to it, corresponding to the V domain, the C1 domain, the interdomain linker that links these two domains and a second interdomain linker downstream of C1.
In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit bijvoorbeeld twee immunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van RAGE-eiwit en twee 31 immunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan een eerste immunoglobuline-domein van RAGE en een eerste interdomein linker van RAGE gekoppeld aan een tweede immunoglobuline-domein van RAGE en een tweede interdomein linker van RAGE 5 omvatten, zodanig dat het N-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het eerste immunoglobuline domein van RAGE, het N-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker, het N-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker is 10 gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobuline-domein van RAGE en het C-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van het Ch2-immunoglobuline domein. In andere uitvoeringsvormen wordt het RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen gecodeerd door SEQ ID NO: 30 of SEQ ID NO: 54 (Figuur 2). In 15 één uitvoeringsvorm kan een RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen SEQ ID NO: 32 omvatten (Figuur 4). In andere uitvoeringsvormen omvat een RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34, of SEQ ID NO: 56 (Figuur 4).For example, in one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise two immunoglobulin domains derived from RAGE protein and two immunoglobulin domains derived from a human Fc polypeptide. The RAGE fusion protein may comprise a first immunoglobulin domain from RAGE and a first inter-domain linker from RAGE linked to a second immunoglobulin domain from RAGE and a second inter-domain linker from RAGE 5 such that the N-terminal amino acid of the first linker interdomain is linked to the C-terminal amino acid of the first RAGE immunoglobulin domain, the N-terminal amino acid of the second RAGE immunoglobulin domain is linked to the C-terminal amino acid of the first linker left, the N-terminal amino acid of the second linker domain is linked to the C-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE and the C-terminal amino acid of the second linker domain of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of the Ch2- immunoglobulin domain. In other embodiments, the four domain RAGE fusion protein is encoded by SEQ ID NO: 30 or SEQ ID NO: 54 (Figure 2). In one embodiment, a four domain RAGE fusion protein can comprise SEQ ID NO: 32 (Figure 4). In other embodiments, a four-domain RAGE fusion protein comprises SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34, or SEQ ID NO: 56 (Figure 4).
Als alternatief kan een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen één immunoglobuline-domein dat afkomstig is van RAGE en twee immunoglobuline-20 domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld een enkel immunoglobuline-domein van RAGE gekoppeld door middel van een interdomein linker van RAGE aan het N-eindstandige aminozuur van een CH2-immunoglobuline domein of een deel van een CH2-immunoglobuline-domein omvatten. In andere uitvoeringsvormen wordt het RAGE-fusie-eiwit met drie 25 domeinen gecodeerd door SEQ ID NO: 31 of SEQ ID NO: 55 (Figuur 3). In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen SEQ ID NO: 35 (Figuur 5) omvatten. In andere uitvoeringsvormen kan een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37, of SEQ ID NO: 57 omvatten (Figuur 5).Alternatively, a three-domain RAGE fusion protein may comprise one immunoglobulin domain from RAGE and two immunoglobulin domains from a human Fc polypeptide. For example, the RAGE fusion protein may comprise a single immunoglobulin domain from RAGE linked through an inter-domain linker from RAGE to the N-terminal amino acid of a CH2 immunoglobulin domain or a portion of a CH2 immunoglobulin domain. In other embodiments, the three-domain RAGE fusion protein is encoded by SEQ ID NO: 31 or SEQ ID NO: 55 (Figure 3). In one embodiment, the three domain RAGE fusion protein may comprise SEQ ID NO: 35 (Figure 5). In other embodiments, a three-domain RAGE fusion protein may comprise SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37, or SEQ ID NO: 57 (Figure 5).
Een fragment van een interdomein linker van RAGE kan een peptidesequentie 30 omvatten die van nature stroomafwaarts is van, en aldus gekoppeld is aan, een immunoglobuline-domein van RAGE. Voor het V-domein van RAGE kan de interdomein linker bijvoorbeeld aminozuursequenties omvatten die van nature stroomafwaarts zijn van het V-domein. In een uitvoeringsvorm kan de linker SEQ IDA fragment of an RAGE interdomain linker may include a peptide sequence 30 that is naturally downstream from, and thus linked to, an RAGE immunoglobulin domain. For example, for the V domain of RAGE, the interdomain linker may include amino acid sequences that are naturally downstream of the V domain. In one embodiment, the left SEQ ID
32 NO: 21 omvatten, die overeenkomt met aminozuren 117-123 van RAGE met de volledige lengte. Of de linker kan een peptide omvatten dat aanvullende delen van de natuurlijke sequentie van RAGE heeft. Een interdomein linker die verscheidene aminozuren (bijvoorbeeld 1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren) stroomopwaarts of 5 stroomafwaarts van SEQ 1D NO: 21 omvat, kan bijvoorbeeld worden gebruikt. Tn één uitvoeringsvorm omvat de interdomein linker aldus SEQ ID NO: 23 die aminozuren 117-136 van RAGE met de volledige lengte omvat. Of fragmenten van SEQ ID NO: 21 waarbij bijvoorbeeld 1, 2 of 3 aminozuren van elk uiteinde van de linker zijn verwijderd kunnen worden gebruikt. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een 10 peptide omvatten dat tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO: 21 of SEQ ID NO: 23.32 include NO: 21 corresponding to amino acids 117-123 of full-length RAGE. Or the linker may include a peptide that has additional portions of the natural sequence of RAGE. For example, an interdomain linker comprising several amino acids (e.g., 1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids) upstream or downstream of SEQ 1D NO: 21 can be used. In one embodiment, the interdomain linker thus comprises SEQ ID NO: 23 which comprises amino acids 117-136 of full-length RAGE. Or fragments of SEQ ID NO: 21 wherein, for example, 1, 2 or 3 amino acids are removed from each end of the linker can be used. In other embodiments, the linker may comprise a peptide that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 21 or SEQ ID NO: 23.
Voor het Cl-domein van RAGE kan de linker een peptidesequentie omvatten die van nature stroomafwaarts van het Cl-domein is. In een uitvoeringsvorm kan de linker SEQ ID NO: 22 omvatten die overeenkomt met aminozuren 222-251 van RAGE met 15 de volledige lengte. Of de linker kan een peptide omvatten dat aanvullende delen van de natuurlijke sequentie van RAGE heeft. Een linker die verscheidene aminozuren (1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren) stroomopwaarts en stroomafwaarts van SEQ ID NO: 22 omvat kan bijvoorbeeld worden gebruikt. Of fragmenten van SEQ ID NO: 22 kunnen worden gebruikt, waarbij bijvoorbeeld 1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren 20 van elk uiteinde van de linker zijn verwijderd. In één uitvoeringsvorm kan een interdomein linker van RAGE bijvoorbeeld SEQ ID NO: 24 omvatten die overeenkomt met aminozuren 222-226. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een peptide omvatten dat tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO: 22 of SEQ ID NO: 24.For the RAGE C1 domain, the linker may include a peptide sequence that is naturally downstream of the C1 domain. In one embodiment, the left-hand SEQ ID may include NO: 22 corresponding to amino acids 222-251 of RAGE with the full length. Or the linker may include a peptide that has additional portions of the natural sequence of RAGE. For example, a linker comprising several amino acids (1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids) upstream and downstream of SEQ ID NO: 22 can be used. Or fragments of SEQ ID NO: 22 can be used, wherein for example 1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids have been removed from each end of the linker. In one embodiment, an inter-domain linker from RAGE may include, for example, SEQ ID NO: 24 corresponding to amino acids 222-226. In other embodiments, the linker may comprise a peptide that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 22 or SEQ ID NO: 24.
25 Of een interdomein linker kan SEQ ID NO: 44 omvatten die overeenkomt met aminozuren 318-342 van RAGE. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een peptide omvatten dat tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO: 44.Or an interdomain linker may include SEQ ID NO: 44 corresponding to amino acids 318-342 of RAGE. In other embodiments, the linker may comprise a peptide that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 44.
Het zal voor een deskundige in het vakgebied bovendien duidelijk zijn dat 30 afzonderlijke substituties, deleties of addities die een enkel aminozuur of een klein percentage van aminozuren (kenmerkend minder dan ongeveer 5%, meer kenmerkend minder dan ongeveer 1%) in een gecodeerde sequentie veranderen, toevoegen of verwijderen op conservatieve wijze gemodificeerde variaties zijn waarbij de 33 veranderingen resulteren in de substitutie van een aminozuur met een chemisch overeenkomstig aminozuur. Tabellen van conservatieve substituties die functioneel overeenkomstige aminozuren verschaffen zijn in het vakgebied goed bekend. De volgende voorbeelden van groepen bevatten elk aminozuren die conservatieve 5 substituties voor elkaar zijn: 1) Alanine (A), Serine (S), Threonine (T); 2) Asparaginezuur (D), Glutaminezuur (E); 3) Asparagine (N), Glutamine (Q); 4) Arginine (R), Lysine (K); 10 5) Isoleucine (I), Leucine (L), Methionine (M), Valine (V); en 6) Fenylalanine (F), Tyrosine (Y), Tryptofaan (W).Moreover, it will be apparent to one skilled in the art that individual substitutions, deletions, or additions that change a single amino acid or a small percentage of amino acids (typically less than about 5%, more typically less than about 1%) into a coded sequence , adding or removing are conservatively modified variations where the 33 changes result in the substitution of an amino acid with a chemically similar amino acid. Tables of conservative substitutions that provide functionally similar amino acids are well known in the art. The following examples of groups each contain amino acids that are conservative substitutions for each other: 1) Alanine (A), Serine (S), Threonine (T); 2) Aspartic acid (D), Glutamic acid (E); 3) Asparagine (N), Glutamine (Q); 4) Arginine (R), Lysine (K); 5) Isoleucine (I), Leucine (L), Methionine (M), Valine (V); and 6) Phenylalanine (F), Tyrosine (Y), Tryptophan (W).
Een conservatieve substitutie is een substitutie waarbij het substituerende aminozuur (natuurlijk voorkomend of gemodificeerd) structureel verwant is aan het aminozuur dat wordt gesubstitueerd, d.w.z. heeft ongeveer dezelfde grootte en 15 elektronische eigenschappen als het aminozuur dat wordt gesubstitueerd. Het substituerende aminozuur zou aldus dezelfde of een overeenkomstige functionele groep in de zijketen hebben als het oorspronkelijke aminozuur. Een “conservatieve substitutie” verwijst ook naar het gebruik van een substituerend aminozuur dat identiek is aan het aminozuur dat wordt vervangen behalve dat een functionele groep in de 20 zijketen wordt beschermd met een geschikte beschermende groep.A conservative substitution is a substitution in which the substituting amino acid (naturally occurring or modified) is structurally related to the amino acid being substituted, i.e. has about the same size and electronic properties as the amino acid being substituted. The substituting amino acid would thus have the same or a similar functional group in the side chain as the original amino acid. A "conservative substitution" also refers to the use of a substituting amino acid that is identical to the amino acid being replaced except that a functional group in the side chain is protected with a suitable protecting group.
Zoals in het vakgebied bekend is kunnen aminozuren chemisch worden gemodificeerd van de natuurlijke structuur ervan door ofwel enzymatische of niet-enzymatische reactiemechanismen. In één uitvoeringsvorm kan een N-eindstandige glutaminezuur of glutamine bijvoorbeeld cycliseren onder verlies van water, voor het 25 vormen van pyroglutaminezuur (pyroE of pE) (Chelius et al, Anal.Chem, 78: 2370-2376 (2006) en Burstein et al., Proc. National Acad. Sci., 73:2604-2608 (1976)). Als alternatief zou een fusie-eiwit dat een N-eindstandige pyroglutaminezuur heeft mogelijk kunnen worden verkregen door middel van een nucleïnezuursequentie die codeert voor glutaminezuur op de positie in het eiwit die door middel van post-30 translationele bewerking het N-uiteinde wordt (bijvoorbeeld wanneer residu 24 van SEQ ID NO: 1 glutamaat is in plaats van een glutamine).As is known in the art, amino acids can be chemically modified from their natural structure by either enzymatic or non-enzymatic reaction mechanisms. For example, in one embodiment, an N-terminal glutamic acid or glutamine can cyclize with loss of water to form pyroglutamic acid (pyroE or pE) (Chelius et al, Anal.Chem, 78: 2370-2376 (2006) and Burstein et al. ., Proc. National Acad. Sci., 73: 2604-2608 (1976)). Alternatively, a fusion protein that has an N-terminal pyroglutamic acid could possibly be obtained by a nucleic acid sequence encoding glutamic acid at the position in the protein that becomes the N-terminus by post-translational processing (e.g. when residue 24 of SEQ ID NO: 1 is glutamate instead of a glutamine).
Werkwijzen voor het produceren van RAG£-fusie-eiwitten 34Methods for producing RAG £ fusion proteins 34
De onderhavige uitvinding omvat ook een werkwijze voor het maken van een RAGE-fusie-eiwit. In één uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding aldus een werkwijze voor het maken van een RAGE-fusie-eiwit die de stap omvat van het op covalente wijze koppelen van een RAGE-polypeptide dat is gekoppeld aan een tweede 5 niet-RAGE-polypeptide, waarbij het RAGE-polypeptide een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvat. Het gekoppelde RAGE-polypeptide en het tweede niet-RAGE-polypeptide kunnen bijvoorbeeld worden gecodeerd door een recombinant DNA-construct. De werkwijze kan verder de stap van het incorporeren van het DNA-construct in een expressievector omvatten. De werkwijze kan ook de stap van het 10 insereren van de expressievector in een gastheercel omvatten.The present invention also includes a method for making a RAGE fusion protein. Thus, in one embodiment, the present invention comprises a method for making a RAGE fusion protein comprising the step of covalently linking a RAGE polypeptide that is linked to a second non-RAGE polypeptide, wherein the RAGE polypeptide comprises a binding site for a RAGE ligand. For example, the linked RAGE polypeptide and the second non-RAGE polypeptide can be encoded by a recombinant DNA construct. The method may further include the step of incorporating the DNA construct into an expression vector. The method may also include the step of inserting the expression vector into a host cell.
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding verschaffen bijvoorbeeld RAGE-fusie-eiwitten die een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede niet-RAGE polypeptide omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de 15 bindingsplaats voor het ligand het meest N-eindstandige domein van het RAGE-fusie-eiwit. De bindingsplaats voor het ligand van RAGE kan het V-domein van RAGE of een deel daarvan omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de bindingsplaats voor het ligand van RAGE SEQ ID NO: 9 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ 20 ID NO: 47, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is.For example, embodiments of the present invention provide RAGE fusion proteins that include a RAGE polypeptide linked to a second non-RAGE polypeptide. In one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise a binding site for a RAGE ligand. In one embodiment, the ligand binding site comprises the most N-terminal domain of the RAGE fusion protein. The binding site for the RAGE ligand may include the RAGE V domain or part thereof. In one embodiment, the binding site for the ligand of RAGE includes SEQ ID NO: 9 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 9 NO: 47, or a sequence that is at least 90% identical to that.
In een uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide zijn gekoppeld aan een polypeptide dat een immunoglobuline-domein of een deel (bijvoorbeeld een fragment daarvan) van een immunoglobuline-domein omvat. In één uitvoeringsvorm omvat het polypeptide dat een immunoglobuline-domein omvat tenminste een deel van tenminste 25 één van de Ch2- of de CH3-domeinen van een humaan IgG.In one embodiment, the RAGE polypeptide may be linked to a polypeptide comprising an immunoglobulin domain or a portion (e.g., a fragment thereof) of an immunoglobulin domain. In one embodiment, the polypeptide comprising an immunoglobulin domain comprises at least a portion of at least one of the Ch2 or CH3 domains of a human IgG.
Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen aldus geïsoleerde DNA-moleculen omvatten die voor de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding coderen. Bij bepaalde uitvoeringsvormen coderen de DNA-moleculen voor een RAGE-fusie-eiwit dat een aminozuursequentie omvat zoals uiteengezet is in SEQ 30 ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. Bij sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 35 57 zonder de C-eindstandige lysine. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding aldus een DNA-molecuul omvatten dat de sequentie heeft zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 54 of SEQ ID NO: 55 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is.Thus, embodiments of the present invention can include isolated DNA molecules that encode the RAGE fusion proteins of the present invention. In certain embodiments, the DNA molecules encode a RAGE fusion protein comprising an amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85 %, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to this. For example, in some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-terminal lysine. Thus, in certain embodiments, the present invention may comprise a DNA molecule that has the sequence set forth in SEQ ID NO: 54 or SEQ ID NO: 55 or a sequence that is at least 90% identical thereto.
5 Het RAGE-fusie-eiwit kan door recombinante DNA-technieken worden gemanipuleerd. In één uitvoeringsvorm kan de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld een geïsoleerde nucleïnezuursequentie omvatten die, complementariteit met of aanzienlijke overeenkomst met een polynucleotidesequentie die codeert voor een RAGE-polypeptide dat is gekoppeld aan een tweede niet-RAGE-polypeptide omvat. In een 10 uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvatten.The RAGE fusion protein can be manipulated by recombinant DNA techniques. For example, in one embodiment, the present invention may include an isolated nucleic acid sequence comprising, complementarity to, or substantial similarity to, a polynucleotide sequence encoding a RAGE polypeptide coupled to a second non-RAGE polypeptide. In one embodiment, the RAGE polypeptide may comprise a binding site for a RAGE ligand.
Het RAGE-eiwit of polypeptide kan humaan RAGE met de volledige lengte (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 1) of een fragment van humaan RAGE omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide geen residuen van een signaalsequentie. 15 De signaalsequentie van RAGE kan ofwel residuen 1-22 of residuen 1-23 van RAGE met de volledige lengte (SEQ ID NO: 1) omvatten. In andere uitvoeringsvormen kan het RAGE-polypeptide een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan humaan RAGE, of een fragment daarvan. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide bijvoorbeeld humaan 20 RAGE of een fragment daarvan, met Glycine als het eerste residu in plaats van een Methionine (zie bijvoorbeeld Neeper et al, (1992)) omvatten. Of het humane RAGE kan RAGE met de volledige lengte waarbij de signaalsequentie is verwijderd (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 2 of SEQ ID NO: 3) (Figuren IA en 1B) of een deel van die aminozuursequentie omvatten. De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding 25 kunnen ook sRAGE (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 4), een polypeptide die tenminste 90% identiek is aan sRAGE, of een fragment van sRAGE omvatten. Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld humaan sRAGE of een fragment daarvan, met Glycine als het eerste residu in plaats van een Methionine (zie bijvoorbeeld Neeper et al., (1992)) omvatten. Of het humane RAGE kan sRAGE waarbij de signaalsequentie is verwijderd (Zie 30 bijvoorbeeld SEQ ID NO: 5 of SEQ ID NO: 6 of SEQ ID NO: 45 in Figuur 1) of een deel van die aminozuursequentie omvatten. In andere uitvoeringsvormen kan het RAGE-eiwit een V-domein omvatten (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 7, SEQ ID NO: 8 of SEQ ID NO: 46 in Figuur 1). Of een sequentie die tenminste 90% identiek is aan het 36 V-domein of een fragment daarvan kan worden gebruikt. Of het RAGE-eiwit kan een fragment van RAGE omvatten dat een deel van het V-domein omvat (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 9, SEQ ID NO: 10 of SEQ ID NO: 47 in Figuur 1). In een uitvoeringsvorm kan de bindingsplaats voor het ligand SEQ ID NO: 9 of een sequentie 5 die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ TD NO: 10, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is omvatten. In nog een andere uitvoeringsvorm is het RAGE-fragment een synthetisch peptide.The RAGE protein or polypeptide may comprise full-length human RAGE (e.g., SEQ ID NO: 1) or a fragment of human RAGE. In one embodiment, the RAGE polypeptide does not include residues of a signal sequence. The signal sequence of RAGE can include either residues 1-22 or residues 1-23 of full-length RAGE (SEQ ID NO: 1). In other embodiments, the RAGE polypeptide may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to human RAGE, or a fragment thereof. For example, in one embodiment, the RAGE polypeptide may comprise human RAGE or a fragment thereof, with Glycine as the first residue instead of a Methionine (see, for example, Neeper et al., (1992)). Or the human RAGE can include full-length RAGE with the signal sequence removed (e.g., SEQ ID NO: 2 or SEQ ID NO: 3) (Figures 1A and 1B) or include a portion of that amino acid sequence. The RAGE fusion proteins of the present invention may also include sRAGE (e.g., SEQ ID NO: 4), a polypeptide that is at least 90% identical to sRAGE, or a fragment of sRAGE. For example, the RAGE polypeptide can include human sRAGE or a fragment thereof, with Glycine as the first residue instead of a Methionine (see, for example, Neeper et al., (1992)). Or the human RAGE may include sRAGE with the signal sequence removed (See, for example, SEQ ID NO: 5 or SEQ ID NO: 6 or SEQ ID NO: 45 in Figure 1) or a portion of that amino acid sequence. In other embodiments, the RAGE protein may comprise a V domain (see, for example, SEQ ID NO: 7, SEQ ID NO: 8 or SEQ ID NO: 46 in Figure 1). Or a sequence that is at least 90% identical to the 36 V domain or a fragment thereof can be used. Or the RAGE protein may comprise a fragment of RAGE that includes a portion of the V domain (see, for example, SEQ ID NO: 9, SEQ ID NO: 10 or SEQ ID NO: 47 in Figure 1). In one embodiment, the binding site for the ligand can be SEQ ID NO: 9 or a sequence 5 that is at least 90% identical to it, or SEQ TD NO: 10, or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 9 : 47, or a sequence that is at least 90% identical to that. In yet another embodiment, the RAGE fragment is a synthetic peptide.
In een uitvoeringsvorm omvat de nucleïnezuursequentie SEQ ID NO: 25 om te 10 coderen voor aminozuren 1-118 van humaan RAGE of een fragment daarvan. Een sequentie die nucleotiden 1- 348 van SEQ ID NO: 25 omvat, kan bijvoorbeeld worden gebruikt om te coderen voor aminozuren 1-116 van humaan RAGE. Of het nucleïnezuur kan SEQ ID NO: 26 omvatten om te coderen voor aminozuren 1-123 van humaan RAGE. Of het nucleïnezuur kan SEQ ID NO: 27 omvatten om te coderen voor 15 aminozuren 1-136 van humaan RAGE. Of het nucleïnezuur kan SEQ ID NO: 28 omvatten om te coderen voor aminozuren 1-230 van humaan RAGE. Of het nucleïnezuur kan SEQ ID NO: 29 omvatten om te coderen voor aminozuren 1-251 van humaan RAGE. Of fragmenten van deze nucleïnezuursequenties kunnen worden gebruikt om te coderen voor fragmenten van het RAGE-polypeptide.In one embodiment, the nucleic acid sequence comprises SEQ ID NO: 25 to encode amino acids 1-118 of human RAGE or a fragment thereof. For example, a sequence comprising nucleotides 1- 348 of SEQ ID NO: 25 can be used to encode amino acids 1-116 of human RAGE. Or the nucleic acid may comprise SEQ ID NO: 26 to encode amino acids 1-123 of human RAGE. Or the nucleic acid can comprise SEQ ID NO: 27 to encode 15 amino acids 1-136 of human RAGE. Or the nucleic acid may comprise SEQ ID NO: 28 to encode amino acids 1-230 of human RAGE. Or the nucleic acid may comprise SEQ ID NO: 29 to encode amino acids 1-251 of human RAGE. Or fragments of these nucleic acid sequences can be used to encode fragments of the RAGE polypeptide.
20 Het RAGE-fusie-eiwit kan verscheidene soorten van peptiden omvatten die niet afkomstig zijn van RAGE of een fragment daarvan. Het tweede polypeptide van het RAGE-fusie-eiwit kan een polypeptide omvatten dat van een immunoglobuline afkomstig is. De zware keten (of deel daarvan) kan afkomstig zijn van één van de bekende isotypen van de zware keten: IgG (γ), IgM (μ), IgD (5), IgE (ε) of IgA (a). In 25 aanvulling kan de zware keten (of deel daarvan) afkomstig zijn van één van de bekende subtypen van de zware keten: IgGl (γΐ), IgG2 (y2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (al), IgA2 (a2), of mutaties van deze isotypen of subtypen die de biologische activiteit veranderen. Het tweede polypeptide kan de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel van elk of beide van deze domeinen omvatten. Als een voorbeeld van 30 uitvoeringsvormen kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de Ch2- en Cn3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of een fragment daarvan omvatten.The RAGE fusion protein can include various types of peptides that are not derived from RAGE or a fragment thereof. The second polypeptide of the RAGE fusion protein may comprise a polypeptide that is derived from an immunoglobulin. The heavy chain (or part thereof) can come from one of the known heavy chain isotypes: IgG (γ), IgM (μ), IgD (5), IgE (ε) or IgA (a). In addition, the heavy chain (or part thereof) may be from one of the known subtypes of the heavy chain: IgG1 (γΐ), IgG2 (y2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (a1), IgA2 (a2), or mutations of these isotypes or subtypes that alter biological activity. The second polypeptide may comprise the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion of each or both of these domains. As an example of embodiments, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a part thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and Cn3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a fragment thereof.
3737
Het immunoglobuline-peptide kan worden gecodeerd door de nucleïnezuursequentie van SEQ ID NO: 39 of SEQ ID NO: 41. In andere uitvoeringsvormen kan de immunoglobulinesequentie in SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 ook worden gecodeerd door respectievelijk SEQ ID NO: 52 of SEQ ID NO: 53.The immunoglobulin peptide can be encoded by the nucleic acid sequence of SEQ ID NO: 39 or SEQ ID NO: 41. In other embodiments, the immunoglobulin sequence in SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 can also be encoded by SEQ ID NO: 52 or SEQ ID NO: 53.
5 Het schamiergebied van het Fc-deel van de immunoglobulineketen kan in vivo ontstekingsbevorderend zijn. Het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan aldus een interdomein linker omvatten die afkomstig is van RAGE in plaats van een interdomein schamierpolypeptide dat van een immunoglobuline afkomstig is.The hinge region of the Fc portion of the immunoglobulin chain can be anti-inflammatory in vivo. The RAGE fusion protein of the present invention can thus include an interdomain linker that is derived from RAGE instead of an interdomain hinge polypeptide that is from an immunoglobulin.
In één uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding aldus een werkwijze 10 voor het maken van een RAGE-fusie-eiwit die de stap omvat van het op covalente wijze koppelen van een RAGE-polypeptide aan een polypeptide dat een C^-domein van een immunoglobuline of een deel van een CH2-domein van een immunoglobuline omvat. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvatten. De bindingsplaats voor het ligand van RAGE kan het V-15 domein van RAGE of een deel daarvan omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de bindingsplaats voor het ligand van RAGE SEQ ID NO: 9 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is.Thus, in one embodiment, the present invention comprises a method of making a RAGE fusion protein which comprises the step of covalently linking a RAGE polypeptide to a polypeptide comprising an immunoglobulin C ^ domain or a part of an CH2 domain of an immunoglobulin. In one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise a binding site for a RAGE ligand. The binding site for the RAGE ligand may comprise the V-15 domain of RAGE or a portion thereof. In one embodiment, the binding site for the ligand of RAGE includes SEQ ID NO: 9 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 9 : 47, or a sequence that is at least 90% identical to that.
20 In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit bijvoorbeeld worden gecodeerd door een recombinant DNA-construct. De werkwijze kan ook de stap omvatten van het incorporeren van het DNA-construct in een expressievector. De werkwijze kan ook het transfecteren van de expressievector in een gastheercel omvatten. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten aldus ook 25 expressievectoren die coderen voor DNA-moleculen die voor de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding coderen. Bij bepaalde uitvoeringsvormen coderen de DNA-moleculen voor een RAGE-fusie-eiwit dat een aminozuursequentie omvat zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. Bij 30 sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 zonder de C-eindstandige lysine.For example, in one embodiment, the RAGE fusion protein can be encoded by a recombinant DNA construct. The method may also include the step of incorporating the DNA construct into an expression vector. The method may also include transfecting the expression vector into a host cell. Thus, embodiments of the present invention also include expression vectors encoding DNA molecules that encode the RAGE fusion proteins of the present invention. In certain embodiments, the DNA molecules encode a RAGE fusion protein comprising an amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85% , 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% are identical to this. In some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes, for example, the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-terminal lysine.
3838
Nog andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten ook cellen die zijn getransfecteerd met een expressievector die codeert voor DNA-moleculen die coderen voor de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding. Bij bepaalde uitvoeringsvormen coderen de DNA-moleculen voor een RAGE-fusie-5 eiwit dat een aminozuursequentie omvat zoals uiteengezet is in SEQ TD NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. Bij sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 zonder de C-10 eindstandige lysine.Still other embodiments of the present invention also include cells transfected with an expression vector encoding DNA molecules encoding the RAGE fusion proteins of the present invention. In certain embodiments, the DNA molecules encode a RAGE fusion protein comprising an amino acid sequence as set forth in SEQ TD NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85 %, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to this. For example, in some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-10 terminal lysine.
In één uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld een nucleïnezuur dat codeert voor een RAGE-polypeptide dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat een C^-domein van een immunoglobuline of een fragment daarvan omvat. In één uitvoeringsvorm omvat het Ch2-domein of een fragment daarvan 15 SEQ ID NO: 42. In een uitvoeringsvorm omvat het fragment van SEQ ID NO: 42, SEQ ID NO: 42 waarvan de eerste 10 aminozuren zijn verwijderd. Het tweede polypeptide kan de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl omvatten. Als een voorbeeld van uitvoeringsvormen kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl omvat SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 omvatten. In één uitvoeringsvorm kan 20 het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of een fragment daarvan omvatten. Het immunoglobuline-peptide kan worden gecodeerd door de nucleïnezuursequentie van SEQ ID NO: 39 of SEQ ID NO: 41. De immunoglobulinesequentie in SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 kan ook worden gecodeerd door SEQ ID NO: 52 of SEQ ID NO: 25 53, waarbij stille basenveranderingen voor de codons die coderen voor proline (CCGFor example, in one embodiment, the present invention comprises a nucleic acid that encodes a RAGE polypeptide that is directly linked to a polypeptide that comprises a C ^ domain of an immunoglobulin or a fragment thereof. In one embodiment, the Ch2 domain or a fragment thereof comprises SEQ ID NO: 42. In one embodiment, the fragment of SEQ ID NO: 42 comprises SEQ ID NO: 42 from which the first 10 amino acids have been removed. The second polypeptide can include the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1. As an exemplary embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 may include SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a fragment thereof. The immunoglobulin peptide can be encoded by the nucleic acid sequence of SEQ ID NO: 39 or SEQ ID NO: 41. The immunoglobulin sequence in SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 can also be encoded by SEQ ID NO: 52 or SEQ ID NO: 53, wherein silent base changes for the codons encoding proline (CCG
naar CCC) en glycine (GGT naar GGG) aan het C-uiteinde van de sequentie een cryptische RNA-splitsingsplaats vlakbij het eindstandige codon verwijderen (d.w.z. nucleotiden 622-627 van SEQ ID NO: 39 worden gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 52 of nucleotiden 652-657 van SEQ ID NO: 41 worden 30 gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 53).to CCC) and glycine (GGT to GGG) remove a cryptic RNA cleavage site near the terminal codon at the C-terminus of the sequence (ie nucleotides 622-627 of SEQ ID NO: 39 are modified to generate SEQ ID NO: 52 or nucleotides 652-657 of SEQ ID NO: 41 are modified to generate SEQ ID NO: 53).
In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide een interdomein linker van RAGE gekoppeld aan het immunoglobuline-domein van RAGE omvatten zodanig dat het C-eindstandige aminozuur van het immunoglobuline-domein van RAGE aan het N- 39 eindstandige aminozuur van de interdomein linker is gekoppeld en het C-eindstandige aminozuur van de interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een Cn2-domein van een immunoglobuline-domein, of een fragment daarvan omvat. Het polypeptide dat een 5 CH2-domein van een immunoglobuline of een deel daarvan omvat kan een polypeptide omvatten dat de Ch2- en C^-domeinen van een humaan IgGl of een deel van beide of van elk van deze domeinen omvat. Als een voorbeeld van uitvoeringsvormen kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het 10 polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of een fragment daarvan omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 waarbij de C-eindstandige lysine (K) is verwijderd omvatten.In one embodiment, the RAGE polypeptide may include an RAGE interdomain linker linked to the RAGE immunoglobulin domain such that the C-terminal amino acid of the RAGE immunoglobulin domain is linked to the N-39 terminal amino acid of the linker interdomain and the C-terminal amino acid of the RAGE interdomain linker is directly linked to the N-terminal amino acid of a polypeptide comprising a Cn2 domain of an immunoglobulin domain, or a fragment thereof. The polypeptide comprising an CH 2 domain of an immunoglobulin or a part thereof may comprise a polypeptide comprising the CH 2 and C 1 domains of a human IgG 1 or a part of both or of each of these domains. As an exemplary embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a part thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a fragment thereof. In certain embodiments, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 with the C-terminal lysine (K) removed.
15 Het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan een enkele of meerdereThe RAGE fusion protein of the present invention can be a single or multiple
domeinen van RAGE omvatten. Het RAGE-polypeptide dat een interdomein linker gekoppeld aan een immunoglobuline-domein van RAGE omvat, kan ook een fragment van een RAGE-eiwit met een volledige lengte omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit bijvoorbeeld twee immunoglobuline domeinen die afkomstig 20 zijn van een RAGE-eiwit en twee imrnunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan een eerste immunoglobuline-domein van RAGE en een eerste interdomein linker gekoppeld aan een tweede immunoglobuline-domein van RAGE en een tweede interdomein linker van RAGE omvatten, zodanig dat het N-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein 25 linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het eerste immunoglobuline-domein van RAGE, het N-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker, het N-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobuline-domein 30 van RAGE en het C-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van het polypeptide dat een CH2-immunoglobuline domein of fragment daarvan omvat. Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld aminozuren 23-251 van humaan RAGE (SEQ IDRAGE domains. The RAGE polypeptide comprising an inter-domain linker linked to an RAGE immunoglobulin domain may also comprise a fragment of a full-length RAGE protein. For example, in one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise two immunoglobulin domains derived from a RAGE protein and two immunoglobulin domains derived from a human Fc polypeptide. The RAGE fusion protein may comprise a first immunoglobulin domain from RAGE and a first interdomain linker linked to a second immunoglobulin domain from RAGE and a second interdomain linker from RAGE such that the N-terminal amino acid of the first interdomain 25 is linked to the C-terminal amino acid of the first immunoglobulin domain of RAGE, the N-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE is linked to the C-terminal amino acid of the first interdomain linker, the N-terminal amino acid of the second interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain 30 of RAGE and the C-terminal amino acid of the second interdomain linker of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of the polypeptide which is a CH2 immunoglobulin domain or fragment thereof. The RAGE polypeptide can, for example, amino acids 23-251 of human RAGE (SEQ ID
40 NO: 19) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-251 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 20) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-251 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 51) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan 5 is, die overeenkomt met het V-domein, het Cl-domein, de interdomein linker die deze twee domeinen koppelt en een tweede interdomein linker stroomafwaarts van Cl omvatten. In één uitvoeringsvorm kan een nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 30 of een fragment daarvan omvat coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen (Figuur 2A). In een andere uitvoeringsvorm kan een nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID 10 NO: 54 (Figuur 2B) omvat coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen, waarbij stille basenveranderingen voor de codons die coderen voor een pro line (CCG naar CCC) en glycine (GGT naar GGG) aan het C-uiteinde van de sequentie worden gemaakt voor het verwijderen van een cryptische RNA-splitsingsplaats vlakbij het eindstandige codon (d.w.z. nucleotiden 1375-1380 van SEQ ID NO: 30 worden 15 gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 54).40 NO: 19) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-251 of human RAGE (SEQ ID NO: 20) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-251 of human RAGE where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 51) or a sequence that is at least 90% identical to 5, corresponding to the V domain, the Cl domain, the interdomain linker that links these two domains and a second cross-domain left downstream of C1. In one embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 30 or a fragment thereof may encode a four-domain RAGE fusion protein (Figure 2A). In another embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID 10 NO: 54 (Figure 2B) can encode a four domain RAGE fusion protein, with silent base changes for the codons encoding a pro line (CCG to CCC) and glycine (GGT to GGG) at the C-terminus of the sequence are made to remove a cryptic RNA cleavage site near the terminal codon (ie nucleotides 1375-1380 of SEQ ID NO: 30 are modified to generate SEQ ID NO : 54).
Als alternatief kan een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen één immunoglobuline-domein die afkomstig is van RAGE en twee immunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld een enkel immunoglobuline-domein van RAGE omvatten 20 dat is gekoppeld door middel van een interdomein linker van RAGE aan het N-eindstandige aminozuur van het polypeptide dat een CH2-immunoglobuline-domein of een fragment daarvan omvat. Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld aminozuren 23-136 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 15) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is of aminozuren 24-136 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 16) of een 25 sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-136 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 49) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het V-domein van RAGE en een stroomafwaartse interdomein linker omvatten (Figuur 1). In één uitvoeringsvorm kan een nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 31 of een fragment 30 daarvan omvat coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen (Figuur 3A). In een andere uitvoeringsvorm kan het nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 55 omvat coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen, waarbij stille basenveranderingen voor de codons die coderen voor proline (CCG naar CCC) en glycine 41 (GGT naar GGG) aan het C-uiteinde van de sequentie een cryptische RNA-splitsingsplaats vlakbij het eindstandige codon verwijderen (d.w.z. nucleotiden 1030-1035 van SEQ ID NO: 31 worden gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 55) (Figuur 3B).Alternatively, a three-domain RAGE fusion protein may comprise one immunoglobulin domain derived from RAGE and two immunoglobulin domains derived from a human Fc polypeptide. For example, the RAGE fusion protein may comprise a single immunoglobulin domain from RAGE that is linked through an inter-domain linker of RAGE to the N-terminal amino acid of the polypeptide comprising a CH2 immunoglobulin domain or a fragment thereof. The RAGE polypeptide can, for example, amino acids 23-136 of human RAGE (SEQ ID NO: 15) or a sequence that is at least 90% identical to it or amino acids 24-136 of human RAGE (SEQ ID NO: 16) or a sequence that is at least 90% identical to that, or amino acids 24-136 of human RAGE where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 49) or a sequence that is at least 90% identical to that, corresponding to the V- RAGE domain and a downstream interdomain linker (Figure 1). In one embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 31 or a fragment 30 thereof may encode a three-domain RAGE fusion protein (Figure 3A). In another embodiment, the nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 55 may encode a three domain RAGE fusion protein, silent base changes for the codons encoding proline (CCG to CCC) and glycine 41 (GGT to GGG) the C-terminus of the sequence removing a cryptic RNA cleavage site near the terminal codon (ie nucleotides 1030-1035 of SEQ ID NO: 31 are modified to generate SEQ ID NO: 55) (Figure 3B).
5 Een fragment van de interdomein linker van RAGE kan een peptidesequentie omvatten die van nature stroomafwaarts is van en aldus gekoppeld is aan een immunoglobuline-domein van RAGE. Voor het V-domein van RAGE kan de interdomein linker bijvoorbeeld aminozuursequenties omvatten die van nature stroomafwaarts van het V-domein zijn. In een uitvoeringsvorm kan de linker SEQ ID 10 NO: 21 omvatten die overeenkomt met aminozuren 117-123 van RAGE met de volledige lengte. Of de linker kan een peptide omvatten dat aanvullende delen van de natuurlijke sequentie van RAGE heeft. Een interdomein linker die verscheidene aminozuren (bijvoorbeeld 1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren) stroomopwaarts en stroomafwaarts van SEQ ID NO: 21 omvat kan bijvoorbeeld worden gebruikt. In één 15 uitvoeringsvorm omvat de interdomein linker aldus SEQ ID NO: 23 die aminozuren 117-136 van RAGE met de volledige lengte omvat. Of fragmenten van SEQ ID NO: 21 waarbij bijvoorbeeld 1, 2, of 3 aminozuren van elk uiteinde van de linker zijn verwijderd, kunnen worden gebruikt. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 20 99% identiek is aan SEQ ID NO: 21 of SEQ ID NO: 23.A fragment of the RAGE interdomain linker may include a peptide sequence that is naturally downstream from and thus linked to an RAGE immunoglobulin domain. For the V domain of RAGE, the interdomain linker may include, for example, amino acid sequences that are naturally downstream of the V domain. In one embodiment, the left SEQ ID 10 may include NO: 21 corresponding to amino acids 117-123 of full-length RAGE. Or the linker may include a peptide that has additional portions of the natural sequence of RAGE. For example, an interdomain linker comprising several amino acids (e.g., 1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids) upstream and downstream of SEQ ID NO: 21 can be used. Thus, in one embodiment, the interdomain linker comprises SEQ ID NO: 23 which comprises amino acids 117-136 of full-length RAGE. Or fragments of SEQ ID NO: 21 wherein, for example, 1, 2, or 3 amino acids have been removed from each end of the linker, can be used. In other embodiments, the linker may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 21 or SEQ ID NO: 23.
Voor het Cl-domein van RAGE kan de linker een peptidesequentie omvatten die van nature stroomafwaarts van het Cl-domein is. In een uitvoeringsvorm kan de linker SEQ ID NO: 22 omvatten die overeenkomt met aminozuren 222-251 van RAGE met de volledige lengte. Of de linker kan een peptide omvatten dat aanvullende delen van 25 de natuurlijke sequentie van RAGE heeft. Een linker die verscheidene (1-3, 1-5, of Ι-ΙΟ, of 1-15 aminozuren) aminozuren stroomopwaarts en stroomafwaarts van SEQ ID NO: 22 heeft kan bijvoorbeeld worden gebruikt. Of fragmenten van SEQ ID NO: 22 kunnen worden gebruikt waarbij bijvoorbeeld 1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren van één van de uiteinden van de linker zijn verwijderd. In één uitvoeringsvorm kan een 30 interdomein linker van RAGE bijvoorbeeld SEQ ID NO: 24 omvatten die overeenkomt met aminozuren 222-226. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO 22 of SEQ ID NO: 24.For the RAGE C1 domain, the linker may include a peptide sequence that is naturally downstream of the C1 domain. In one embodiment, the linker can include SEQ ID NO: 22 corresponding to amino acids 222-251 of full-length RAGE. Or the linker may include a peptide that has additional portions of the natural sequence of RAGE. For example, a linker that has several (1-3, 1-5, or Ι-ΙΟ, or 1-15 amino acids) amino acids upstream and downstream of SEQ ID NO: 22 can be used. Or fragments of SEQ ID NO: 22 can be used with, for example, 1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids removed from one of the ends of the linker. In one embodiment, an inter-domain linker from RAGE may include, for example, SEQ ID NO: 24 corresponding to amino acids 222-226. In other embodiments, the linker may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO 22 or SEQ ID NO: 24.
4242
Of een interdomein linker kan SEQ ID NO: 44 omvatten die overeenkomt met aminozuren 318-342 van RAGE. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO 44.Or an interdomain linker may include SEQ ID NO: 44 corresponding to amino acids 318-342 of RAGE. In other embodiments, the linker may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO 44.
5 De werkwijze kan verder de stap van het incorporeren van het DNA-construct in een expressievector omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding aldus een expressievector die codeert voor een RAGE-fusie-eiwit dat een RAGE-polypeptide omvat dat direct gekoppeld is aan een polypeptide dat een CH2-domein van een immunoglobuline of een deel van een Cn2-domein van een immunoglobuline 10 omvat. In een uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide constructen zoals die welke hierin zijn beschreven, die een interdomein linker van RAGE gekoppeld hebben aan een immunoglobuline-domein van RAGE zodanig dat de C-eindstandige aminozuur van het immunoglobuline-domein van RAGE aan het N-eindstandige aminozuur van de interdomein linker is gekoppeld en het C-eindstandige aminozuur 15 van de interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een C^-domein van een immunoglobuline of een deel daarvan omvat. De expressievector die wordt gebruikt voor het transfecteren van de cellen kan bijvoorbeeld de nucleïnezuursequentie SEQ ID NO: 30 of een fragment daarvan, SEQ ID NO: 54, of een fragment daarvan, SEQ ID 20 NO: 31, of een fragment daarvan, of SEQ ID NO: 55, of een fragment daarvan omvatten.The method may further comprise the step of incorporating the DNA construct into an expression vector. Thus, in one embodiment, the present invention comprises an expression vector encoding a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide that is directly linked to a polypeptide comprising an CH2 domain of an immunoglobulin or a portion of a Cn2 domain of a immunoglobulin. In one embodiment, the RAGE polypeptide comprises constructs such as those described herein that have an RAGE inter-domain linker linked to an RAGE immunoglobulin domain such that the C-terminal amino acid of the RAGE immunoglobulin domain is N-terminal amino acid of the linker cross-domain and the C-terminal amino acid of the linker cross-domain of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of a polypeptide comprising a C ^ domain of an immunoglobulin or a portion thereof. For example, the expression vector used to transfect the cells may include the nucleic acid sequence SEQ ID NO: 30 or a fragment thereof, SEQ ID NO: 54, or a fragment thereof, SEQ ID NO: 31, or a fragment thereof, or SEQ ID NO: 55, or a fragment thereof.
De werkwijze kan verder de stap omvatten van het transfecteren van een cel met de expressievector van de onderhavige uitvinding. In een uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding aldus een cel die is getransfecteerd met de expressievector die 25 het RAGE-fusie-eiwit van de uitvinding tot expressie brengt, zodanig dat de cel een RAGE-fusie-eiwit tot expressie brengt dat een RAGE-polypeptide omvat dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat een Ch2-domein van een immunoglobuline of een deel van een CH2-domein van een immunoglobuline omvat. In een uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide constructen, zoals die welke hierin zijn 30 beschreven, die een interdomein linker van RAGE gekoppeld hebben aan een immunoglobuline-domein van RAGE, zodanig dat het C-eindstandige aminozuur van het immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van de interdomein linker en het C-eindstandige aminozuur van de 43 interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een C^-domein van een immunoglobuline of een deel daarvan omvat. De expressievector kan bijvoorbeeld de nucleïnezuursequentie SEQ ID NO: 30 of een fragment daarvan, SEQ ID NO: 54, of een fragment daarvan, 5 SEQ ID NO: 31, of een fragment daarvan, of SEQ TD NO: 55, of een fragment daarvan omvatten.The method may further comprise the step of transfecting a cell with the expression vector of the present invention. Thus, in one embodiment, the present invention comprises a cell transfected with the expression vector expressing the RAGE fusion protein of the invention, such that the cell expresses a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide which is directly linked to a polypeptide comprising an Ch2 domain of an immunoglobulin or a portion of a CH2 domain of an immunoglobulin. In one embodiment, the RAGE polypeptide comprises constructs, such as those described herein, that have an inter-domain linker of RAGE linked to an immunoglobulin domain of RAGE, such that the C-terminal amino acid of the immunoglobulin domain of RAGE is linked the N-terminal amino acid of the linker interdomain and the C-terminal amino acid of the 43 interdomain linker of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of a polypeptide which is a C ^ domain of an immunoglobulin or a part thereof includes. For example, the expression vector may be the nucleic acid sequence SEQ ID NO: 30 or a fragment thereof, SEQ ID NO: 54, or a fragment thereof, SEQ ID NO: 31, or a fragment thereof, or SEQ ID NO: 55, or a fragment thereof include.
Plasmiden kunnen bijvoorbeeld worden geconstrueerd voor het tot expressie brengen van RAGE-IgG fusie-eiwitten door het fuseren van verschillende lengten van een 5’-cDNA-sequentie van humaan RAGE met een 3’ cDNA-sequentie van humaan 10 IgGl (γΐ). De sequenties van de expressiecassette kunnen in een expressievector zoals expressievector pcDNA3.1 (Invitrogen, CA) worden geïnsereerd door het gebruik van standaard recombinante technieken.For example, plasmids can be constructed to express RAGE-IgG fusion proteins by fusing different lengths of a human RAGE 5 'cDNA sequence with a human IgG1 (γΐ) 3' cDNA sequence. The sequences of the expression cassette can be inserted into an expression vector such as expression vector pcDNA3.1 (Invitrogen, CA) using standard recombinant techniques.
De werkwijze kan ook het transfecteren van de expressievector in een gastheercel omvatten. RAGE-fusie-eiwitten kunnen tot expressie worden gebracht in zoogdierlijke 15 expressiesystemen waaronder systemen waarbij de expressieconstructen in de zoogdierlijke cellen worden geïntroduceerd door het gebruik van een virus zoals retrovirus of adenovirus. Zoogdierlijke cellijnen die beschikbaar zijn als gastheren voor expressie zijn in het vakgebied goed bekend en omvatten vele onsterfelijk gemaakte cellijnen die verkrijgbaar zijn van de American Type Culture Collection (ATCC). Deze 20 omvatten onder andere eierstokcellen van de Chinese hamster (CHO), NSO, SP2-cellen, Hela-cellen, niercellen van baby hamster (BHK), apenniercellen (COS), humane hepatocellulaire carcinoomcellen (bijvoorbeeld Hep G2), A549-cellen en een aantal andere cellijnen. Cellijnen kunnen worden geselecteerd door het bepalen welke cellijnen hoge expressieniveaus van een RAGE-fusie-eiwit hebben. Andere cellijnen 25 die kunnen worden gebruikt zijn insectencellijnen zoals Sf9-cellen. Gastheercellen van planten omvatten bijvoorbeeld Nicotiana, Arabidopsis, kroos, maïs, tarwe, aardappel, enzovoort. Bacteriële gastheercellen omvatten soorten van E. coli en Streptomyces. Gastheercellen van gist omvatten Schizosaccharomyces pombe, Saccharomyces cerevisiae en Pichia pastoris. Wanneer recombinante expressievectoren die voor genen 30 voor RAGE-fusie-eiwitten coderen in zoogdierlijke gastheercellen worden geïntroduceerd, worden de RAGE-fusie-eiwitten geproduceerd door het kweken van de gastheercellen gedurende een tijdsperiode die voldoende is om expressie van het RAGE-fusie-eiwit in de gastheercellen of uitscheiding van het RAGE-fusie-eiwit in het 44 kweekmedium waarin de gastheercellen worden gekweekt mogelijk te maken. RAGE-fusie-eiwitten kunnen van het kweekmedium worden teruggewonnen door het gebruik van standaard werkwijzen van eiwitzuivering.The method may also include transfecting the expression vector into a host cell. RAGE fusion proteins can be expressed in mammalian expression systems including systems in which the expression constructs are introduced into the mammalian cells by the use of a virus such as retrovirus or adenovirus. Mammalian cell lines available as hosts for expression are well known in the art and include many immortalized cell lines available from the American Type Culture Collection (ATCC). These include Chinese hamster ovary (CHO), NSO, SP2 cells, Hela cells, baby hamster kidney cells (BHK), monkey kidney cells (COS), human hepatocellular carcinoma cells (e.g., Hep G2), A549 cells, and a number of other cell lines. Cell lines can be selected by determining which cell lines have high expression levels of a RAGE fusion protein. Other cell lines that can be used are insect cell lines such as Sf9 cells. For example, plant host cells include Nicotiana, Arabidopsis, duckweed, corn, wheat, potato, and so on. Bacterial host cells include species of E. coli and Streptomyces. Yeast host cells include Schizosaccharomyces pombe, Saccharomyces cerevisiae and Pichia pastoris. When recombinant expression vectors encoding RAGE fusion protein genes 30 are introduced into mammalian host cells, the RAGE fusion proteins are produced by culturing the host cells for a period of time sufficient to express RAGE fusion protein in to allow the host cells or secretion of the RAGE fusion protein in the 44 culture medium in which the host cells are grown. RAGE fusion proteins can be recovered from the culture medium using standard protein purification methods.
Nucleïnezuurmoleculen die voor RAGE-fusie-eiwitten coderen en expressie-5 vectoren die deze nucleïnezuurmoleculen omvatten kunnen worden gebruikt voor transfectie van een geschikte gastheercel die van zoogdieren, planten, bacteriën of gisten afkomstig is. Transformatie kan door elke bekende werkwijze voor het introduceren van polynucleotiden in een gastheercel zijn. Werkwijzen voor introductie van heterologe polynucleotiden in zoogdierlijke cellen zijn in het vakgebied goed 10 bekend en omvatten dextran-bemiddelde transfectie, calciumfosfaat-precipitatie, polybreen-bemiddelde transfectie, protoplastfusie, elektroporatie, inkapseling van het/de polynucleotide(n) in liposomen en directe micro-injectie van het DNA in kernen. In aanvulling kunnen nucleïnezuurmoleculen in zoogdierlijke cellen worden geïntroduceerd door virale vectoren. Werkwijzen voor het transformeren van planten-15 cellen zijn in het vakgebied goed bekend waaronder bijvoorbeeld Agrobacterium-bemiddelde transformatie, biolistische transformatie, directe injectie, elektroporatie en virale transformatie. Werkwijzen voor het transformeren van bacteriële cellen en gistcellen zijn in het vakgebied ook goed bekend.Nucleic acid molecules encoding RAGE fusion proteins and expression vectors comprising these nucleic acid molecules can be used for transfection of a suitable host cell derived from mammals, plants, bacteria or yeasts. Transformation can be by any known method of introducing polynucleotides into a host cell. Methods for introducing heterologous polynucleotides into mammalian cells are well known in the art and include dextran-mediated transfection, calcium phosphate precipitation, polybrene-mediated transfection, protoplast fusion, electroporation, encapsulation of the polynucleotide (s) in liposomes and direct micro injection of the DNA into nuclei. In addition, nucleic acid molecules can be introduced into mammalian cells by viral vectors. Methods for transforming plant cells are well known in the art including, for example, Agrobacterium-mediated transformation, biolistic transformation, direct injection, electroporation, and viral transformation. Methods for transforming bacterial cells and yeast cells are also well known in the art.
Een expressievector kan ook aan een expressiesysteem worden afgeleverd door 20 het gebruik van biolostische technieken met DNA, waarbij het plasmide op microscopische deeltjes, bij voorkeur van goud, wordt geprecipiteerd en de deeltjes in een doelwitcel of expressiesysteem worden geschoten. Biolistische technieken met DNA zijn in het vakgebied goed bekend en inrichtingen, bijvoorbeeld een “gengeweer” zijn in de handel verkrijgbaar voor het afleveren van de microdeeltjes in een cel 25 (bijvoorbeeld Helios Gene Gun, Bio-Rad Labs., Hercules, CA) en in de huid (PMED Device, PowderMed Ltd., Oxford, UK).An expression vector can also be delivered to an expression system using biolostic techniques with DNA, wherein the plasmid is precipitated on microscopic particles, preferably of gold, and the particles are shot into a target cell or expression system. Biolistic techniques with DNA are well known in the art and devices, for example a "gene gun" are commercially available for delivering the microparticles into a cell (e.g. Helios Gene Gun, Bio-Rad Labs., Hercules, CA) and in the skin (PMED Device, PowderMed Ltd., Oxford, UK).
Expressie van RAGE-fusie-eiwitten van productiecellijnen kan worden verhoogd door het gebruik van een aantal bekende technieken. Het expressiesysteem met het glutaminesynthetasegen (het GS-systeem) en het plasma-gecodeerde neomycine-30 resistentie systeem zijn bijvoorbeeld algemene benaderingswijzen voor het verhogen van expressie onder bepaalde omstandigheden.Expression of RAGE fusion proteins from production cell lines can be increased by the use of a number of known techniques. For example, the expression system with the glutamine synthetase gene (the GS system) and the plasma-encoded neomycin resistance system are general approaches for increasing expression under certain conditions.
RAGE-fusie-eiwitten die door verschillende cellijnen tot expressie zijn gebracht kunnen glycosylatiepatronen hebben die van elkaar verschillen. Alle RAGE-fusie- 45 eiwitten die worden gecodeerd door de nucleïnezuurmoleculen die hierin worden verschaft of die de aminozuursequenties omvatten die hierin worden verschaft, zijn deel van de onderhavige uitvinding, ongeacht de glycosylatie van het RAGE-fusie-eiwit.RAGE fusion proteins expressed by different cell lines may have glycosylation patterns that differ from each other. All RAGE fusion proteins encoded by the nucleic acid molecules provided herein or comprising the amino acid sequences provided herein are part of the present invention, regardless of the glycosylation of the RAGE fusion protein.
5 Tn één uitvoeringsvorm kan een recombinante expressievector in eierstokcellen van de Chinese hamster (CHO) worden getransfecteerd en expressie kan worden geoptimaliseerd. In andere uitvoeringsvormen kunnen de cellen 0,1 tot 20 gram/liter of 0,5 tot 10 gram/liter of ongeveer 1-2 gram/liter produceren.In one embodiment, a recombinant expression vector can be transfected into Chinese hamster ovary cells (CHO) and expression optimized. In other embodiments, the cells may produce 0.1 to 20 grams / liter or 0.5 to 10 grams / liter or about 1-2 grams / liter.
Zoals in het vakgebied bekend is kunnen dergelijke nucleïnezuurconstructen 10 worden gemodificeerd door mutatie, zoals bijvoorbeeld door PCR-amplificatie van een nucleïnezuurmatrijs met primers die de mutatie van belang omvatten. Op deze wijze kunnen polypeptiden die variërende affiniteit voor liganden van RAGE omvatten worden ontworpen. In één uitvoeringsvorm kunnen de gemuteerde sequenties 90% of meer identiek zijn aan het DNA waarvan wordt uitgegaan. Als zodanig kunnen 15 varianten nucleotidesequenties omvatten die onder stringente omstandigheden (d.w.z. gelijkwaardig aan ongeveer 20-27°C onder de smelttemperatuur (TM) van de DNA-duplex in 1 molair zout) hybridiseren.As is known in the art, such nucleic acid constructs can be modified by mutation, such as, for example, by PCR amplification of a nucleic acid template with primers comprising the mutation of interest. In this way, polypeptides that include varying affinity for ligands of RAGE can be designed. In one embodiment, the mutated sequences may be 90% or more identical to the starting DNA. As such, 15 variants may include nucleotide sequences that hybridize under stringent conditions (i.e., equivalent to about 20-27 ° C below the melting temperature (TM) of the DNA duplex in 1 molar salt).
De coderende sequentie kan tot expressie worden gebracht door het transfecteren van de expressievector in een geschikte gastheer. De recombinante vectoren kunnen 20 bijvoorbeeld op stabiele wijze in eierstokcellen van de Chinese hamster (CHO) worden getransfecteerd en cellen die het RAGE-fusie-eiwit tot expressie brengen worden geselecteerd en gekloneerd. In een uitvoeringsvorm worden de cellen die het recombinante construct tot expressie brengen geselecteerd op plasmide-gecodeerde neomycine-resistentie door het toevoegen van het antibioticum G418. Afzonderlijke 25 klonen kunnen worden geselecteerd en klonen die hoge niveaus van recombinant eiwit tot expressie brengen, zoals wordt gedetecteerd door Westem-blot-analyse van het supernatant van de cellen, kunnen worden uitgebreid en het genproduct kan worden gezuiverd door affmiteitschromatografie door het gebruik van Proteïne A kolommen.The coding sequence can be expressed by transfecting the expression vector into a suitable host. For example, the recombinant vectors can be stably transfected into Chinese hamster ovary (CHO) cells and cells expressing the RAGE fusion protein are selected and cloned. In one embodiment, the cells expressing the recombinant construct are selected for plasmid-encoded neomycin resistance by adding the antibiotic G418. Individual clones can be selected and clones expressing high levels of recombinant protein, as detected by Westem blot analysis of the supernatant of the cells, can be expanded and the gene product can be purified by affinity chromatography using Protein A columns.
Voorbeelden van uitvoeringsvormen van recombinante nucleïnezuren die coderen 30 voor de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding zijn getoond in Figuren 2 en 3. Zoals bijvoorbeeld hierboven is beschreven kan het RAGE-fusie-eiwit dat wordt geproduceerd door het recombinante DNA-construct een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede niet-RAGE-polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan twee 46 domeinen omvatten die afkomstig zijn van RAGE-eiwit en twee domeinen die afkomstig zijn van een immunoglobuline. Als voorbeeld van nucleïnezuurconstructen die coderen voor een RAGE-fusie-eiwit is TTP-4000 (TT4) dat dit soort van structuur heeft in Figuur 2 (SEQ ID NO: 30 en SEQ ID NO: 54) getoond. Zoals voor SEQ ID 5 NO: 30 en SEQ TD NO: 54 is getoond codeert de coderende sequentie 1-753 (in vetgedrukte letters gemarkeerd) voor de N-eindstandige eiwitsequentie van RAGE terwijl de sequentie van 754-1386 voor de Fc-eiwitsequentie van IgG zonder de scharnier codeert.Examples of embodiments of recombinant nucleic acids encoding the RAGE fusion proteins of the present invention are shown in Figures 2 and 3. As described, for example, above, the RAGE fusion protein produced by the recombinant DNA construct can be a RAGE polypeptide linked to a second non-RAGE polypeptide. The RAGE fusion protein can comprise two 46 domains derived from RAGE protein and two domains derived from an immunoglobulin. As an example of nucleic acid constructs encoding a RAGE fusion protein, TTP-4000 (TT4) having this type of structure is shown in Figure 2 (SEQ ID NO: 30 and SEQ ID NO: 54). As shown for SEQ ID 5 NO: 30 and SEQ TD NO: 54, the coding sequence 1-753 (marked in bold) encodes the N-terminal protein sequence of RAGE while the sequence of 754-1386 codes for the Fc protein sequence of Encodes IgG without the hinge.
Wanneer het wordt verkregen van SEQ ID NO: 30 of SEQ ID NO: 54 of een 10 sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, kan het RAGE-fusie-eiwit de aminozuursequentie volgens SEQ ID NO: 32 met vier domeinen of het polypeptide waarbij de signaalsequentie is verwijderd omvatten (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34 of SEQ ID NO: 56 in Figuur 4). In SEQ ID NO: 32, SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34 of SEQ ID NO: 56 is de aminozuursequentie voor RAGE met 15 vetgedrukte letters gemarkeerd. De immunoglobulinesequentie zijn de Ch2- en Ch3-immunoglobulinedomeinen van IgG zonder het schamiergebied.When it is obtained from SEQ ID NO: 30 or SEQ ID NO: 54 or a sequence that is at least 90% identical thereto, the RAGE fusion protein may be the amino acid sequence of SEQ ID NO: 32 with four domains or the polypeptide wherein the signal sequence is deleted include (see, for example, SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34 or SEQ ID NO: 56 in Figure 4). In SEQ ID NO: 32, SEQ ID NO: 33, SEQ ID NO: 34 or SEQ ID NO: 56, the amino acid sequence for RAGE is marked with 15 characters in bold. The immunoglobulin sequence are the Ch2 and Ch3 immunoglobulin domains of IgG without the hinge region.
Figuur 6 toont een vergelijking van de polypeptidedomeinen die worden gevonden in RAGE en IgG (Figuur 6A) en de domeinstructuur van de RAGE-fusie-eiwitten TTP-3000 en TTP-4000. Zoals in Figuur 6B is getoond bevatten de eerste 251 20 aminozuren van het RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 met de volledige lengte als de RAGE-polypeptidesequentie een signaalsequentie die aminozuren 1-22/23, het V-immunoglobuline-domein (waaronder de bindingsplaats voor het ligand) die aminozuren 23/24-116 omvat, een interdomein linker die aminozuren 117 tot 123 omvat, een tweede immunoglobuline-domein (Cl), die aminozuren 124-221 omvat en 25 een stroomafwaartse interdomein linker die aminozuren 222-251 omvat.Figure 6 shows a comparison of the polypeptide domains found in RAGE and IgG (Figure 6A) and the domain structure of the RAGE fusion proteins TTP-3000 and TTP-4000. As shown in Figure 6B, the first 251 amino acids of the full-length RAGE fusion protein TTP-4000 contain as the RAGE polypeptide sequence a signal sequence comprising amino acids 1-22 / 23, the V-immunoglobulin domain (including the ligand binding site) comprising amino acids 23/24-116, an inter-domain linker comprising amino acids 117 to 123, a second immunoglobulin domain (C1), comprising amino acids 124-221 and a downstream inter-domain linker comprising amino acids 222-251 includes.
In een uitvoeringsvorm hoeft het RAGE-fusie-eiwit niet noodzakelijkerwijs het tweede RAGE-immunoglobuline-domein te omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld één immunoglobuline-domein dat afkomstig is van RAGE en twee immunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide 30 omvatten. Een voorbeeld van nucleïnezuurconstructen die voor dit soort van RAGE-fusie-eiwit coderen is getoond in Figuur 3 (SEQ ID NO: 31 en SEQ ID NO: 55). Zoals in SEQ ID NO: 31 en SEQ ID NO: 55 is getoond codeert de coderende sequentie van nucleotiden 1 tot 408 (in vetgedrukte letters gemarkeerd) voor de N-eindstandige 47 eiwitsequentie van RAGE, terwijl de sequentie van 409-1041 voor de eiwitsequentie van IgGl (γΐ) codeert.In one embodiment, the RAGE fusion protein need not necessarily include the second RAGE immunoglobulin domain. For example, the RAGE fusion protein may comprise one immunoglobulin domain that is derived from RAGE and two immunoglobulin domains that are derived from a human Fc polypeptide. An example of nucleic acid constructs encoding this type of RAGE fusion protein is shown in Figure 3 (SEQ ID NO: 31 and SEQ ID NO: 55). As shown in SEQ ID NO: 31 and SEQ ID NO: 55, the coding sequence of nucleotides 1 to 408 (marked in bold) encodes the N-terminal 47 protein sequence of RAGE, while the sequence of 409-1041 is for the protein sequence of IgG1 (γΐ).
Wanneer het wordt verkregen van SEQ ID NO: 31 of SEQ ID NO: 55, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, kan het RAGE-fusie-eiwit de 5 aminozuursequentie van SEQ TD NO: 35 met drie domeinen of het polypeptide waarvan de signaalsequentie is verwijderd omvatten (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 of SEQ ID NO: 57 in Figuur 5). In SEQ ID NO: 35, SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 of SEQ ID NO: 57 in Figuur 5 is de aminozuursequentie van RAGE met een vetgedrukt lettertype gemarkeerd. Zoals in Figuur 6B is getoond bevatten de 10 eerste 136 aminozuren van het RAGE-fusie-eiwit TTP-3000 met de volledige lengte als het RAGE-polypeptide een signaalsequentie die aminozuren 1-22/23 omvat, het V-immunoglobuline-domein (waaronder de ligand-bindingsplaats) die aminozuren 23/24-116 omvat en een interdomein linker die aminozuren 117 tot 136 omvat. De sequentie van 137-346 omvat de Ch2- en CH3-immunoglobuline-domeinen van IgG zonder het 15 schamiergebied.When it is obtained from SEQ ID NO: 31 or SEQ ID NO: 55, or a sequence that is at least 90% identical thereto, the RAGE fusion protein may be the amino acid sequence of three domain SEQ TD NO: 35 or the polypeptide from which the signal sequence has been deleted include (see, for example, SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 or SEQ ID NO: 57 in Figure 5). In SEQ ID NO: 35, SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 or SEQ ID NO: 57 in Figure 5, the amino acid sequence of RAGE is marked with a bold font. As shown in Figure 6B, the first 136 amino acids of the full-length RAGE fusion protein TTP-3000 contain as the RAGE polypeptide a signal sequence comprising amino acids 1-22 / 23, the V immunoglobulin domain (including the ligand-binding site) which comprises amino acids 23 / 24-116 and an inter-domain linker that comprises amino acids 117 to 136. The sequence of 137-346 includes the Ch2 and CH3 immunoglobulin domains of IgG without the hinge region.
De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen verbeterde in vivo stabiliteit omvatten ten opzichte van RAGE-polypeptiden die niet een tweede polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan verder worden gemodificeerd voor het verhogen van de stabiliteit, de werkzaamheid, kracht en de biologische 20 beschikbaarheid. De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen aldus door post-translationele bewerking of door chemische modificatie worden gemodificeerd. Het RAGE-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld synthetisch worden bereid om L-, D- of niet-natuurlijke aminozuren, alfa-digesubstitueerde aminozuren of N-alkyl-aminozuren te omvatten. In aanvulling kunnen eiwitten worden gemodificeerd door 25 acetylatie, acylatie, ADP-ribosylatie, amidatie, verbinding van lipiden zoals fosfatidyl-inositol, vorming van disulfide-bindingen en dergelijke. Polyethyleenglycol kan bovendien worden toegevoegd voor het verhogen van de biologische stabiliteit van het RAGE-fusie-eiwit.The RAGE fusion proteins of the present invention may include improved in vivo stability over RAGE polypeptides that do not include a second polypeptide. The RAGE fusion protein can be further modified to increase stability, efficacy, potency and bioavailability. The RAGE fusion proteins of the present invention can thus be modified by post-translational processing or by chemical modification. For example, the RAGE fusion protein can be prepared synthetically to include L, D or non-natural amino acids, alpha-disubstituted amino acids or N-alkyl amino acids. In addition, proteins can be modified by acetylation, acylation, ADP ribosylation, amidation, connection of lipids such as phosphatidyl inositol, formation of disulfide bonds and the like. Polyethylene glycol can additionally be added to enhance the biological stability of the RAGE fusion protein.
30 Binding van antagonisten van RAGE aan RAGE-fusie-eiwittenBinding of RAGE antagonists to RAGE fusion proteins
De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen een aantal toepassingen omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan 48 bijvoorbeeld worden gebruikt in een bindingstest voor het identificeren van liganden voor RAGE, zoals agonisten, antagonisten of modulators van RAGE.The RAGE fusion proteins of the present invention can include a number of applications. For example, the RAGE fusion protein of the present invention can be used in a binding test to identify ligands for RAGE, such as agonists, antagonists or modulators of RAGE.
In één uitvoeringsvorm verschaft de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld een werkwijze voor detectie van modulators van RAGE, die omvat (a) het verschaffen van 5 een RAGE-fusie-eiwit dat een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede niet-RAGE polypeptide omvat, waarbij het RAGE-polypeptide een ligand-bindingsplaats omvat; (b) het mengen van een verbinding van belang en een ligand die een bekende bindingsaffmiteit voor RAGE met het RAGE-fiisie-eiwit heeft; en (c) het meten van binding van het bekende RAGE-ligand aan het RAGE-fusie-eiwit in de aanwezigheid 10 van de verbinding van belang. In een uitvoeringsvorm omvat de ligand-bindingsplaats het meest N-eindstandig domein van het RAGE-iusie-eiwit.For example, in one embodiment, the present invention provides a method for detecting modulators of RAGE, which comprises (a) providing a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide linked to a second non-RAGE polypeptide, wherein the RAGE polypeptide comprises a ligand binding site; (b) mixing a compound of interest and a ligand that has a known binding affinity for RAGE with the RAGE fusion protein; and (c) measuring binding of the known RAGE ligand to the RAGE fusion protein in the presence of the compound of interest. In one embodiment, the ligand binding site comprises the most N-terminal domain of the RAGE iusion protein.
De RAGE-fusie-eiwitten kunnen ook kits verschaffen voor de detectie van modulators van RAGE. In één uitvoeringsvorm kan een kit van de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld omvatten (a) een verbinding die een bekende bindingsaffïniteit 15 voor RAGE heeft als een positieve controle; (b) een RAGE-iusie-eiwit dat een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede, niet-RAGE-polypeptide omvat, waarbij het RAGE-polypeptide een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvat; en (c) instructies voor gebruik. In een uitvoeringsvorm omvat de ligand-bindingsplaats het meest N-eindstandige domein van het RAGE-fusie-eiwit.The RAGE fusion proteins can also provide kits for the detection of RAGE modulators. For example, in one embodiment, a kit of the present invention may comprise (a) a compound that has a known binding affinity for RAGE as a positive control; (b) a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide linked to a second, non-RAGE polypeptide, wherein the RAGE polypeptide comprises a binding site for a RAGE ligand; and (c) instructions for use. In one embodiment, the ligand binding site comprises the most N-terminal domain of the RAGE fusion protein.
20 Het RAGE-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld in een bindingstest worden gebruikt voor het identificeren van mogelijke liganden van RAGE. In één voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een dergelijke bindingstest kan een bekende ligand van RAGE op een vast substraat (bijvoorbeeld Maxisorb platen) worden bekleed bij een concentratie van ongeveer 5 microgram per putje, waarbij elk putje een totaal volume van ongeveer 25 100 microliter (μΐ) bevat. De platen kunnen gedurende de nacht bij 4°C worden geïncubeerd om het mogelijk te maken dat het ligand op het substraat absorbeert of het bindt. Als alternatief kunnen kortere incubatieperioden bij hogere temperaturen (bijvoorbeeld kamertemperatuur) worden gebruikt. Na een tijdsperiode om het mogelijk te maken dat het ligand aan het substraat bindt, kunnen de testputjes worden 30 afgezogen en een blokkerende buffer (bijvoorbeeld, 1% BS A in 50 mM imidizoolbuffer, pH 7,2) kan worden toegevoegd om niet-specifieke binding te blokkeren. De blokkerende buffer kan bijvoorbeeld gedurende 1 uur bij kamertemperatuur aan de platen worden toegevoegd. De platen kunnen vervolgens 49 worden afgezogen en/of worden gewassen met een wasbuffer. In één uitvoeringsvorm kan een buffer die 20 mM imidazool, 150 mM NaCl, 0,05% Tween-20, 5 mM CaCE en 5 mM MgCb, pH 7,2 bevat als een wasbuffer worden gebruikt. Het RAGE-fusie-eiwit kan vervolgens bij toenemende verdunningen aan de testputjes worden toegevoegd. Het 5 RAGE-fusie-eiwit kan vervolgens worden toegestaan met het geïmmobiliseerde ligand in het testputje te incuberen, zodanig dat binding een evenwicht kan bereiken. In één uitvoeringsvorm wordt het RAGE-fusie-eiwit toegestaan gedurende ongeveer één uur bij 37°C met het geïmmobiliseerde ligand te incuberen. In andere uitvoeringsvormen kunnen langere incubatieperioden bij lagere temperaturen worden gebruikt. Nadat het 10 RAGE-fusie-eiwit en het geïmmobiliseerde ligand zijn geïncubeerd kan de plaat worden gewassen voor het verwijderen van elk niet-gebonden RAGE-fusie-eiwit. Het RAGE-fusie-eiwit dat is gebonden aan het geïmmobiliseerde ligand kan op een verscheidenheid van wijzen worden gedetecteerd. In één uitvoeringsvorm maakt de detectie gebruik van ELISA. In één uitvoeringsvorm kan een immuundetectiecomplex 15 dat een monoklonaal anti-humaan IgGl van muis, gebiotinyleerd anti-muis IgG van geit en een met avidine gekoppelde alkalische fosfatase bevat, worden toegevoegd aan het RAGE-fusie-eiwit dat in het testputje is geïmmobiliseerd. Het immuundetectiecomplex kan worden toegestaan aan het geïmmobiliseerde RAGE-fusie-eiwit te binden, zodanig dat de binding tussen het RAGE-fusie-eiwit en het immuundetectiecomplex 20 een evenwicht bereikt. Het complex kan bijvoorbeeld worden toegestaan gedurende één uur bij kamertemperatuur aan het RAGE-fusie-eiwit te binden. Op dat punt kan elk niet-gebonden complex worden verwijderd door het wassen van het testputje met wasbuffer. Het gebonden complex kan worden gedetecteerd door het toevoegen van het substraat voor alkalische fosfatase, /?ara-nitrofenylfosfaat (PNPP) en het meten van de 25 omzetting van PNPP naar para-nitrofenol (PNP) als een toename van absorptie bij 405 nm.For example, the RAGE fusion protein can be used in a binding test to identify potential ligands of RAGE. In one example of an embodiment of such a binding assay, a known RAGE ligand can be coated on a solid substrate (e.g., Maxisorb plates) at a concentration of about 5 micrograms per well, each well having a total volume of about 25 100 microliters (μΐ ). The plates can be incubated overnight at 4 ° C to allow the ligand to absorb or bind to the substrate. Alternatively, shorter incubation periods at higher temperatures (e.g., room temperature) can be used. After a period of time to allow the ligand to bind to the substrate, the test wells can be aspirated and a blocking buffer (e.g., 1% BSA in 50 mM imidizole buffer, pH 7.2) can be added to allow non-specific block binding. For example, the blocking buffer can be added to the plates for 1 hour at room temperature. The plates can then be suctioned off 49 and / or washed with a wash buffer. In one embodiment, a buffer containing 20 mM imidazole, 150 mM NaCl, 0.05% Tween-20, 5 mM CaCE and 5 mM MgCb, pH 7.2 can be used as a wash buffer. The RAGE fusion protein can then be added to the test wells with increasing dilutions. The RAGE fusion protein can then be allowed to incubate with the immobilized ligand in the test well, such that binding can reach equilibrium. In one embodiment, the RAGE fusion protein is allowed to incubate with the immobilized ligand for about one hour at 37 ° C. In other embodiments, longer incubation periods at lower temperatures can be used. After the RAGE fusion protein and the immobilized ligand have been incubated, the plate can be washed to remove any unbound RAGE fusion protein. The RAGE fusion protein bound to the immobilized ligand can be detected in a variety of ways. In one embodiment, the detection uses ELISA. In one embodiment, an immune detection complex containing a mouse monoclonal anti-human IgG1, biotinylated goat anti-mouse IgG and an avidin-linked alkaline phosphatase can be added to the RAGE fusion protein immobilized in the test well. The immune detection complex may be allowed to bind to the immobilized RAGE fusion protein such that the binding between the RAGE fusion protein and the immune detection complex 20 reaches equilibrium. For example, the complex may be allowed to bind to the RAGE fusion protein for one hour at room temperature. At that point, any unbound complex can be removed by washing the test well with wash buffer. The bound complex can be detected by adding the substrate for alkaline phosphatase, α-ara-nitrophenyl phosphate (PNPP) and measuring the conversion of PNPP to para-nitrophenol (PNP) as an increase in absorbance at 405 nm.
In een uitvoeringsvorm bindt het RAGE-ligand aan het RAGE-fusie-eiwit met een affiniteit in het nanomolaire (nM) of micromolaire (μΜ) traject. Een experiment dat binding van RAGE-liganden aan RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige 30 uitvinding illustreert is in Figuur 7 getoond. Oplossingen van TTP-3000 (TT3) en TTP-4000 (TT4) die initiële concentraties hebben van respectievelijk 1,082 mg/ml en 370 pg/ml, werden bereid. Zoals in Figuur 7 is getoond zijn de RAGE-fusie-eiwitten TTP-3000 en TTP-4000 bij verscheidene verdunningen in staat om aan geïmmobiliseerde 50 RAGE-liganden Amyloïde-bèta (Abèta) (Amyloid Bèta (1-40) van Biosource), SlOOb (SI00) en amfoterine (Ampho) te binden, dat in een toename van absorptie resulteert. In de afwezigheid van ligand (d.w.z. het bekleden met alleen BSA) was er geen toename in absorptie.In one embodiment, the RAGE ligand binds to the RAGE fusion protein with an affinity in the nanomolar (nM) or micromolar (μΜ) range. An experiment illustrating binding of RAGE ligands to RAGE fusion proteins of the present invention is shown in Figure 7. Solutions of TTP-3000 (TT3) and TTP-4000 (TT4) having initial concentrations of 1.082 mg / ml and 370 pg / ml, respectively, were prepared. As shown in Figure 7, the RAGE fusion proteins TTP-3000 and TTP-4000 are capable, at various dilutions, of immobilized 50 RAGE ligands Amyloid Beta (Abeta) (Amyloid Beta (1-40) from Biosource), To bind SlOOb (SI00) and amphoterine (Ampho), which results in an increase in absorption. In the absence of ligand (i.e. coating with BSA only) there was no increase in absorption.
5 De bindingstest van de onderhavige uitvinding kan worden gebruikt voor het kwantificeren van binding van ligand aan RAGE. In andere uitvoeringsvormen kunnen RAGE-liganden aan het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding binden met bindingsafïïniteiten die variëren van 0,1 tot 1000 nanomolair (nM) of van 1 tot 500 nM of van 10 tot 80 nM.The binding test of the present invention can be used to quantify ligand binding to RAGE. In other embodiments, RAGE ligands can bind to the RAGE fusion protein of the present invention with binding affinities ranging from 0.1 to 1000 nanomolar (nM) or from 1 to 500 nM or from 10 to 80 nM.
10 Het RAGE-fiisie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan ook worden gebruikt voor het identificeren van verbindingen die het vermogen hebben om aan RAGE te binden. Zoals in respectievelijk Figuren 8 en 9 is getoond kan een RAGE-ligand worden getest op het vermogen ervan om te concurreren met geïmmobiliseerd amyloïde bèta om te binden aan RAGE-fusie-eiwitten TTP-4000 (TT4) of TTP-3000 15 (TT3). Het kan aldus worden gezien dat een RAGE-ligand bij een uiteindelijke testconcentratie (FAC) van 10 μΜ binding van RAGE-fusie-eiwit aan amyloïde-bèta bij concentraties van 1:3, 1:10, 1:30 en 1:100 van de initiële TTP-4000 oplossing (Figuur 8) of TTP-3000 (Figuur 9) kan verdringen.The RAGE fusion protein of the present invention can also be used to identify compounds that have the ability to bind to RAGE. As shown in Figures 8 and 9, respectively, a RAGE ligand can be tested for its ability to compete with immobilized amyloid beta to bind to RAGE fusion proteins TTP-4000 (TT4) or TTP-3000 (TT3) . It can thus be seen that a RAGE ligand at a final test concentration (FAC) of 10 μΜ binding of RAGE fusion protein to amyloid beta at concentrations of 1: 3, 1:10, 1:30 and 1: 100 of can displace the initial TTP-4000 solution (Figure 8) or TTP-3000 (Figure 9).
20 Modulatie van cellulaire effectorenModulation of cellular effectors
Uitvoeringsvormen van de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen worden gebruikt voor het moduleren van een biologische respons die wordt bemiddeld door RAGE. De RAGE-fusie-eiwitten kunnen bijvoorbeeld worden ontworpen voor het moduleren van RAGE-geïnduceerde toename van genexpressie. In 25 een uitvoeringsvorm kunnen RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding aldus worden gebruikt voor het moduleren van de functie van biologische enzymen. De interactie tussen RAGE en de liganden ervan kan bijvoorbeeld oxidatieve stress en activering van NF-κΒ en NF-icB-gereguleerde genen, zoals de cytokinen IL-Ιβ, TNF-a en dergelijke genereren. In aanvulling is het getoond dat verscheidene andere 30 regulerende routes, zoals die welke p21ras, MAP-kinasen, ERK1 en ERK2 behelzen, worden geactiveerd door binding van AGE’s en andere liganden aan RAGE.Embodiments of the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to modulate a biological response mediated by RAGE. For example, the RAGE fusion proteins can be designed to modulate RAGE-induced increase in gene expression. Thus, in one embodiment, RAGE fusion proteins of the present invention can be used to modulate the function of biological enzymes. For example, the interaction between RAGE and its ligands can generate oxidative stress and activation of NF-κΒ and NF-icB-regulated genes, such as the cytokines IL-Ιβ, TNF-α and the like. In addition, it has been shown that several other regulatory routes, such as those involving p21ras, MAP kinases, ERK1 and ERK2, are activated by binding of AGEs and other ligands to RAGE.
Het gebruik van de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding voor het moduleren van de expressie van de cellulaire effector TNF-α is in Figuur 10 getoond.The use of the RAGE fusion proteins of the present invention to modulate the expression of the TNF-α cellular effector is shown in Figure 10.
51 THP-1 myeloïde cellen kunnen worden gekweekt in RPMM640 medium dat is aangevuld met 10% FBS en worden geïnduceerd om TNF-α uit te scheiden door middel van stimulatie van RAGE met SI00b. Wanneer een dergelijke stimulatie plaatsvindt in de aanwezigheid van een RAGE-fusie-eiwit kan inductie van TNF-a 5 door binding van SI00b aan RAGE worden geremd. Zoals aldus in Figuur 10 is getoond verlaagt de toevoeging van 10 pg RAGE-fusie-eiwit TTP-3000 (TT3) of TTP-4000 (TT4) inductie van TNF-α door SlOOb met ongeveer 50% tot 75%. RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 kan tenminste net zo effectief zijn in het blokkeren van inductie van TNF-α door SlOOb als sRAGE (Figuur 10). Specificiteit van de remming voor de 10 RAGE-sequenties van TTP-4000 en TTP-3000 is getoond door het experiment waarbij alleen IgG werd toegevoegd aan met SlOOb-gestimuleerde cellen. Toevoeging van IgG en SlOOb aan de test toont dezelfde niveaus van TNF-α als SlOOb alleen.51 THP-1 myeloid cells can be grown in RPMM640 medium supplemented with 10% FBS and induced to secrete TNF-α by stimulation of RAGE with SI00b. When such stimulation takes place in the presence of a RAGE fusion protein, induction of TNF-α 5 by binding of SI00b to RAGE can be inhibited. Thus, as shown in Figure 10, the addition of 10 µg of RAGE fusion protein TTP-3000 (TT3) or TTP-4000 (TT4) reduces induction of TNF-α by SlOOb by about 50% to 75%. RAGE fusion protein TTP-4000 can be at least as effective in blocking induction of TNF-α by SlOOb as sRAGE (Figure 10). Specificity of the inhibition for the RAGE sequences of TTP-4000 and TTP-3000 has been shown by the experiment in which only IgG was added to SlOOb-stimulated cells. Addition of IgG and SlOOb to the test shows the same levels of TNF-α as SlOOb alone.
In een andere cel-gebaseerde test werd het vermogen beoordeeld van TTP-4000 om te voorkomen dat het RAGE-ligand HMGB1 interactie vertoont met RAGE en 15 andere receptoren voor HMGB1. Anders dan anti-RAGE antilichamen die aan RAGE binden en de interactie van een ligand voor RAGE met RAGE voorkomen kan TTP-4000 de interactie van een ligand voor RAGE met RAGE blokkeren door aan het ligand voor RAGE te binden. Het is vermeld dat HMGB1 een ligand is voor RAGE en de Toll-achtige receptoren 2 en 4 (Park et al., J. Biol. Chem., 2004; 279(9):7370-7). 20 Deze drie receptoren (RAGE, Toll-achtige receptor 2 en Toll-achtige receptor 4) worden alle tot expressie gebracht op THP-1-cellen (Parker et al., J. Immunol., 2004, 172(8): 4977-86).In another cell-based assay, the ability of TTP-4000 to prevent the RAGE ligand HMGB1 from interacting with RAGE and other HMGB1 receptors was assessed. Unlike anti-RAGE antibodies that bind to RAGE and prevent the interaction of a RAGE ligand with RAGE, TTP-4000 can block the interaction of a RAGE ligand with RAGE by binding to the RAGE ligand. HMGB1 has been reported to be a ligand for RAGE and Toll-like receptors 2 and 4 (Park et al., J. Biol. Chem., 2004; 279 (9): 7370-7). These three receptors (RAGE, Toll-like receptor 2 and Toll-like receptor 4) are all expressed on THP-1 cells (Parker et al., J. Immunol., 2004, 172 (8): 4977- 86).
Bij dit experiment werden THP-1 cellen gestimuleerd TNF-α te produceren door HMGB1 (50 mg/ml) in de aanwezigheid of afwezigheid van ofwel TTP4000 of anti-25 RAGE antilichamen. Bij de omstandigheden die in de test werden gebruikt zou HMGB1 de enige induceerder van TNF-α moeten zijn. De resultaten in Figuur 11 tonen dat het anti-RAGE antilichaam en RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 HMGB1 blokkeert van interactie met RAGE dat tot expressie wordt gebracht op de THP-1 cellen en dat TTP-4000 HMGB 1-geïnduceerde productie van TNF-α in een sterkere mate remt dan het 30 anti-RAGE antilichaam. De gegevens geven aldus aan dat TTP-4000 de activiteit van HMGB1 in een sterkere mate kan remmen dan het anti-RAGE antilichaam door HMGB1 te remmen van interactie met Toll-achtige receptoren 2 en 4 alsook RAGE dat op THP-1-cellen aanwezig is.In this experiment, THP-1 cells were stimulated to produce TNF-α by HMGB1 (50 mg / ml) in the presence or absence of either TTP4000 or anti-RAGE antibodies. Under the conditions used in the test, HMGB1 should be the only inducer of TNF-α. The results in Figure 11 show that the anti-RAGE antibody and RAGE fusion protein blocks TTP-4000 HMGB1 from interacting with RAGE expressed on the THP-1 cells and that TTP-4000 HMGB 1-induced production of TNF -α inhibits to a greater extent than the anti-RAGE antibody. The data thus indicates that TTP-4000 can inhibit the activity of HMGB1 to a greater extent than the anti-RAGE antibody by inhibiting HMGB1 from interacting with Toll-like receptors 2 and 4 as well as RAGE present on THP-1 cells .
5252
Fysiologische kenmerken van RAGE-fusie-eiwittenPhysiological characteristics of RAGE fusion proteins
Terwijl sRAGE een therapeutisch voordeel kan hebben bij de modulatie van RAGE-bemiddelde ziekten, kan humaan sRAGE beperkingen hebben als een 5 zelfstandig therapeutisch middel op basis van de relatieve korte halfwaardetijd van sRAGE in plasma. Terwijl bijvoorbeeld sRAGE van knaagdieren bij normale en diabetische ratten een halfwaardetijd heeft van bij benadering 20 uur, heeft humaan sRAGE een halfwaardetijd van minder dan 2 uur wanneer het wordt bepaald door retentie van de immunoreactiviteit van sRAGE (Renard et al., J. Pharmacol. Exp. 10 Ther., 290:1458-1466 (1999)).While sRAGE may have a therapeutic benefit in the modulation of RAGE-mediated diseases, human sRAGE may have limitations as an independent therapeutic agent based on the relatively short half-life of sRAGE in plasma. For example, while rodent sRAGE has a half-life of approximately 20 hours in normal and diabetic rats, human sRAGE has a half-life of less than 2 hours when determined by retention of sRAGE immunoreactivity (Renard et al., J. Pharmacol. Exp. 10 Ther., 290: 1458-1466 (1999)).
Voor het genereren van een therapeutisch middel van RAGE dat overeenkomstige kenmerken van binding heeft als sRAGE maar een meer stabiel farmacokinetisch profiel heeft, kan een RAGE-fUsie-eiwit dat een bindingsplaats voor een ligand van RAGE gekoppeld aan één of meer humane immunoglobuline-domeinen 15 omvat, worden gebruikt. Zoals in het vakgebied bekend is, kunnen de immunoglobuline-domeinen het Fc-deel van de zware keten van het immunoglobuline omvatten.To generate a therapeutic agent from RAGE that has similar binding characteristics to sRAGE but has a more stable pharmacokinetic profile, a RAGE fusion protein that has a binding site for a RAGE ligand linked to one or more human immunoglobulin domains be used. As is known in the art, the immunoglobulin domains may comprise the Fc portion of the immunoglobulin heavy chain.
Het Fc-deel van het immunoglobuline kan verscheidene eigenschappen aan een RAGE-fusie-eiwit verlenen. Het Fc-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld de halfwaardetijd in 20 het serum van dergelijke fusie-eiwitten verlengen, vaak van uren tot verscheidene dagen. De toename in farmacokinetische stabiliteit is in het algemeen een resultaat van de interactie van de linker tussen de Ch2- en CH3-gebieden van het Fc-fragment met de FcRn-receptor (Wines et al., J. Immunol., 164:5313-5318 (2000)).The Fc portion of the immunoglobulin can confer various properties to a RAGE fusion protein. For example, the Fc fusion protein can extend the serum half-life of such fusion proteins, often from hours to several days. The increase in pharmacokinetic stability is generally a result of the interaction of the linker between the Ch2 and CH3 regions of the Fc fragment with the FcRn receptor (Wines et al., J. Immunol., 164: 5313- 5318 (2000)).
Alhoewel fusie-eiwitten die een Fc-polypeptide van een immunoglobuline 25 omvatten het voordeel van verhoogde stabiliteit kunnen verschaffen, kunnen fusie-eiwitten met immunoglobuline een ontstekingsreactie opwekken wanneer ze in een gastheer worden geïntroduceerd. De ontstekingsreactie kan voor een groot deel te wijten zijn aan het Fc-deel van het immunoglobuline van het fusie-eiwit. De ontstekingsbevorderende respons kan een gewenst kenmerk zijn indien het doelwit tot 30 expressie wordt gebracht op een celsoort die ziek is die vernietigd dient te worden (bijvoorbeeld een kankercel of een populatie van lymfocyten die een auto-immuun-ziekte veroorzaken). De ontstekingsbevorderende respons kan een neutraal kenmerk zijn indien het doelwit een oplosbaar eiwit is, omdat de meeste oplosbare eiwitten niet 53 immunoglobulinen activeren. De ontstekingsbevorderende respons kan echter een negatief kenmerk zijn indien het doelwit tot expressie wordt gebracht op celsoorten waarvan de vernietiging tot ongewenste bijwerkingen zou leiden. De ontstekingsbevorderende reactie kan ook een negatief kenmerk zijn indien een ontstekingscascade 5 ontstaat op de plaats van een binding van een fusie-eiwit aan een doelwitweefsel omdat vele bemiddelaars van een ontsteking schadelijk voor het omringende weefsel zouden kunnen zijn en/of systemische effecten kunnen veroorzaken.Although fusion proteins comprising an immunoglobulin Fc polypeptide may provide the benefit of increased stability, immunoglobulin fusion proteins may elicit an inflammatory response when introduced into a host. The inflammatory response can to a large extent be due to the Fc portion of the immunoglobulin of the fusion protein. The inflammatory response may be a desirable feature if the target is expressed on a cell type that is sick to be destroyed (e.g., a cancer cell or a population of lymphocytes causing an autoimmune disease). The inflammatory response can be a neutral trait if the target is a soluble protein, since most soluble proteins do not activate 53 immunoglobulins. However, the inflammatory response may be a negative feature if the target is expressed on cell types whose destruction would lead to undesirable side effects. The inflammatory response can also be a negative feature if an inflammatory cascade arises at the site of a fusion protein binding to a target tissue because many inflammation mediators may be harmful to the surrounding tissue and / or cause systemic effects.
De primaire ontstekings-bevorderende plaats op Fc-ffagmenten van immuno-globuline is aanwezig in het schamiergebied tussen de ChI en Ch2. Dit schamiergebied 10 vertoont interactie met het FcRl-3 op verscheidene leukocyten en veroorzaakt dat deze cellen het doelwit aanvallen. (Wines et al, J. Immunol, 164:5313-5318 (2000)).The primary anti-inflammatory site on immunoglobulin Fc fragments is present in the hinge region between Ch1 and Ch2. This hinge region 10 interacts with the FcR1-3 on various leukocytes and causes these cells to attack the target. (Wines et al., J. Immunol, 164: 5313-5318 (2000)).
Als therapeutische middelen voor RAGE-bemiddelde ziekten kunnen RAGE-fusie-eiwitten niet de generering van een ontstekingsreactie vereisen. Uitvoeringsvormen van RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen aldus een 15 RAGE-iusie-eiwit omvatten dat een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een immunoglobuline domein(en) omvat, waarbij het Fc-schamiergebied van het immuno-globuline is verwijderd en is vervangen door een RAGE-polypeptide. Op deze wijze kan de interactie tussen het RAGE-iusie-eiwit en Fc-receptoren op ontstekingscellen worden geminimaliseerd. Het kan echter belangrijk zijn om de juiste stapeling en 20 andere driedimensionale structurele interacties tussen de verscheidene immuno-globuline-domeinen van het RAGE-fusie-eiwit aan te houden. Uitvoeringsvormen van de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen aldus de biologisch inerte, maar structureel overeenkomstige interdomein linker van RAGE die de V- en Cl-domeinen van RAGE scheidt of de linker die de Cl- en C2-domeinen van RAGE 25 scheidt substitueren ter vervanging van het normale schamiergebied van de zware keten van het immunoglobuline. Het RAGE-polypeptide van het RAGE-iusie-eiwit kan aldus een sequentie van een interdomein linker omvatten die van nature stroomafwaarts van een immunoglobuline-domein van RAGE wordt gevonden voor het vormen van een immunoglobuline-domein/linker fragment van RAGE. Op deze wijze kunnen de drie-30 dimensionale interacties tussen de immunoglobuline-domeinen die worden bijgedragen door ofwel RAGE of het immunoglobuline worden aangehouden.As therapeutic agents for RAGE-mediated diseases, RAGE fusion proteins may not require the generation of an inflammatory response. Thus, embodiments of RAGE fusion proteins of the present invention may include a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide linked to an immunoglobulin domain (s), wherein the Fc hinge region of the immunoglobulin has been removed and is replaced with a RAGE polypeptide. In this way, the interaction between the RAGE iusion protein and Fc receptors on inflammatory cells can be minimized. However, it may be important to maintain proper stacking and other three-dimensional structural interactions between the various immunoglobulin domains of the RAGE fusion protein. Thus, embodiments of the RAGE fusion proteins of the present invention may be the biologically inert, but structurally similar, inter-domain linker of RAGE that separates the V and C1 domains from RAGE or the linker that cleaves the C1 and C2 domains of RAGE. separates substitute the normal hinge region from the heavy chain of the immunoglobulin. The RAGE polypeptide of the RAGE iusion protein can thus include a sequence of an inter-domain linker that is naturally found downstream of an RAGE immunoglobulin domain to form an RAGE immunoglobulin domain / linker fragment. In this way, the three-dimensional interactions between the immunoglobulin domains contributed by either RAGE or the immunoglobulin can be maintained.
In een uitvoeringsvorm kan een RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding een aanzienlijke toename van farmacokinetische stabiliteit in vergelijking met sRAGEIn one embodiment, a RAGE fusion protein of the present invention can have a significant increase in pharmacokinetic stability compared to sRAGE
54 omvatten. Figuur 12 toont bijvoorbeeld dat indien het RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 met liganden ervan verzadigd is, het een halfwaardetijd kan bereiken van meer dan 300 uur. Dit kan worden vergeleken met de halfwaardetijd van sRAGE van maar een paar uur in humaan plasma.54. For example, Figure 12 shows that if the RAGE fusion protein TTP-4000 is saturated with its ligands, it can reach a half-life of more than 300 hours. This can be compared to the half-life of sRAGE of just a few hours in human plasma.
5 Tn een uitvoeringsvorm kunnen aldus de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het tegenwerken van de binding van fysiologische liganden aan RAGE als een wijze voor het behandelen van RAGE-bemiddelde ziekten zonder het genereren van een onaanvaardbare omvang van ontsteking. De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen een 10 aanzienlijke afname van het genereren van een ontstekings-bevorderende reactie vertonen in vergelijking met IgG. Zoals bijvoorbeeld in Figuur 13 is getoond stimuleert het RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 niet afgifte van TNF-α van cellen onder omstandigheden waarbij stimulatie van afgifte van TNF-α door humaan IgG wordt gedetecteerd.Thus, in one embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to counteract the binding of physiological ligands to RAGE as a means of treating RAGE-mediated diseases without generating an unacceptable extent of inflammation. The RAGE fusion proteins of the present invention can exhibit a substantial decrease in the generation of an inflammatory response compared to IgG. For example, as shown in Figure 13, the RAGE fusion protein TTP-4000 does not stimulate release of TNF-α from cells under conditions where stimulation of release of TNF-α by human IgG is detected.
1515
Behandeling van ziekte met RAGE-fusie-eiwittenTreatment of disease with RAGE fusion proteins
De onderhavige uitvinding kan ook werkwijzen voor de behandeling van RAGE-bemiddelde stoornis bij een humane patiënt omvatten. In een uitvoeringsvorm kan de werkwijze omvatten het aan een patiënt toedienen van een RAGE-fusie-eiwit dat een 20 RAGE-polypeptide omvat dat een bindingsplaats voor een ligand van RAGE gekoppeld aan een tweede niet-RAGE-polypeptide omvat.The present invention may also include methods for the treatment of RAGE-mediated disorder in a human patient. In one embodiment, the method may comprise administering to a patient a RAGE fusion protein comprising a RAGE polypeptide comprising a binding site for a ligand of RAGE linked to a second non-RAGE polypeptide.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen omvat het RAGE-preparaat een gevriesdroogd RAGE-fusie-eiwit. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding werkwijzen voor het behandelen van een RAGE-bemiddelde stoornis bij een patiënt 25 omvatten, die omvat het aan een persoon toedienen van een therapeutisch effectieve hoeveelheid van een gereconstitueerd preparaat dat een RAGE-fusie-eiwit, een beschermend middel voor vriesdrogen en een buffer omvat.In certain embodiments, the RAGE preparation comprises a freeze-dried RAGE fusion protein. In certain embodiments, the present invention may include methods for treating a RAGE-mediated disorder in a patient, which comprises administering to a person a therapeutically effective amount of a reconstituted composition comprising a RAGE fusion protein, a protective agent for freeze-drying and a buffer.
Elk van de uitvoeringsvormen van de RAGE-fusie-eiwitten die hierin zijn beschreven kunnen worden gebruikt voor behandeling van ziekte in de therapeutische 30 samenstellingen en preparaten van de onderhavige uitvinding. Het RAGE-fusie-eiwit kan aldus een sequentie omvatten die afkomstig is van een bindingsplaats voor een ligand van RAGE die aan een immunoglobuline-polypeptide is gekoppeld. Uitvoeringsvormen van het RAGE-fusie-eiwit kunnen een RAGE-polypeptide 55 omvatten dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat een Cn2-domein van een immunoglobuline of een deel van een Cn2-domein van een immunoglobuline omvat. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het RAGE-polypeptide een interdomein linker van RAGE gekoppeld aan een immunoglobulinedomein van RAGE omvatten, 5 zodanig dat het C-eindstandige aminozuur van het immunoglobulinedomein van RAGE is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van de interdomein linker en het C-eindstandige aminozuur van de interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een C^-domein van een immunoglobuline, of een deel daarvan, omvat. Bepaalde uitvoeringsvormen 10 van het fusie-eiwit kunnen bijvoorbeeld een eerste immunoglobulinedomein van RAGE en een eerste interdomein linker van RAGE gekoppeld aan een tweede immunoglobulinedomein van RAGE en een tweede interdomein linker van RAGE omvatten, zodanig dat het N-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het eerste immunoglobulinedomein 15 van RAGE, het N-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobulinedomein van RAGE is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker, het N-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobulinedomein van RAGE en het C-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker van RAGE op 20 directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van het Ch2-immunoglobulinedomein of een deel van een CH2-domein van een immunoglobuline.Any of the embodiments of the RAGE fusion proteins described herein can be used to treat disease in the therapeutic compositions and compositions of the present invention. The RAGE fusion protein can thus comprise a sequence derived from a binding site for a ligand of RAGE that is linked to an immunoglobulin polypeptide. Embodiments of the RAGE fusion protein may include a RAGE polypeptide 55 that is directly linked to a polypeptide comprising an immunoglobulin Cn2 domain or a portion of an immunoglobulin Cn2 domain. In certain embodiments, the RAGE polypeptide may include an RAGE interdomain linker linked to an RAGE immunoglobulin domain such that the C-terminal amino acid of the RAGE immunoglobulin domain is linked to the N-terminal amino acid of the linker interdomain and the C- RAGE terminal amino acid is directly linked to the N-terminal amino acid of a polypeptide comprising an immunoglobulin C1 domain, or part thereof. For example, certain embodiments of the fusion protein may comprise a first immunoglobulin domain from RAGE and a first interdomain linker from RAGE linked to a second immunoglobulin domain from RAGE and a second interdomain linker from RAGE, such that the N-terminal amino acid of the first interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the first immunoglobulin domain of RAGE, the N-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE is linked to the C-terminal amino acid of the first interdomain linker, the N-terminal amino acid of the second interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE and the C-terminal amino acid of the second interdomain linker of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of the Ch2 immunoglobulin domain or part of a CH2 domain of an immunoglobulin.
In andere uitvoeringsvormen van dit multi-domein fusie-eiwit kan het RAGE-polypeptide de aminozuursequentie omvatten zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is of de aminozuursequentie zoals 25 uiteengezet is in SEQ ID NO: 47 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. In andere alternatieve uitvoeringsvormen kan het RAGE-fusie-eiwit de aminozuursequentie omvatten zoals uiteengezet is in tenminste één van SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 35, 36, 37, 56 of 57 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% 30 identiek daar aan is. In bepaalde uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57 bijvoorbeeld het polypeptide met SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57 zonder de C-eindstandige lysine. Of andere uitvoeringsvormen zoals ze hierin zijn beschreven 56 kunnen het RAGE-fusie-eiwit dat in de preparaten van de onderhavige uitvinding wordt gebruikt omvatten.In other embodiments of this multi-domain fusion protein, the RAGE polypeptide may comprise the amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical thereto or the amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO. : 47 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to it. In other alternative embodiments, the RAGE fusion protein may comprise the amino acid sequence as set forth in at least one of SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 35, 36, 37, 56 or 57 or a sequence that is at least 70%, 75% 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% is identical to this. In certain embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57 includes, for example, the polypeptide of SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57 without the C-terminal lysine. Or other embodiments as described herein 56 may include the RAGE fusion protein used in the compositions of the present invention.
Een verscheidenheid van beschermende middelen voor vriesdrogen kunnen in het preparaat van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt. Bij sommige 5 uitvoeringsvormen kan het beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker omvatten. De niet-reducerende suiker kan bijvoorbeeld sucrose, mannitol of trehalose omvatten. Ook kan een verscheidenheid van buffers in het preparaat van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de buffer histidine omvatten.A variety of freeze-drying protective agents can be used in the freeze-dried RAGE fusion protein preparation. In some embodiments, the freeze drying protective agent may comprise a non-reducing sugar. The non-reducing sugar can include, for example, sucrose, mannitol or trehalose. A variety of buffers can also be used in the freeze-dried RAGE fusion protein preparation. In certain embodiments, the buffer may include histidine.
10 Het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit kan aanvullende bestanddelen omvatten.The freeze-dried RAGE fusion protein may comprise additional ingredients.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit verder tenminste één van een oppervlakte-actieve stof, een chelerend middel of een volume-vormend middel omvatten. Bij één uitvoeringsvorm omvat het preparaat van het gereconstrueerde RAGE-fusie-eiwit ongeveer 40-100 mg/ml RAGE-fusie-eiwit dat de 15 sequentie omvat zoals uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37, of 57; ongeveer 2 mM tot ongeveer 50 mM histidine; ongeveer 60 mM tot ongeveer 65 mM sucrose; ongeveer 0,001% tot ongeveer 0,05% Tween 80; en een pH van ongeveer 6,0 tot 6,5. Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan bij bepaalde uitvoeringsvormen bijvoorbeeld ongeveer 40-50 mg/ml RAGE-fusie-eiwit dat de 20 sequentie omvat zoals uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 10 mM histidine, ongeveer 65 mM sucrose, ongeveer 0,01% Tween 80 en bij een pH van ongeveer 6,0 omvatten. Of andere concentraties van het RAGE-fusie-eiwit kunnen worden gebruikt in de preparaten voor behandeling van RAGE-bemiddelde stoornissen zoals nodig is.In certain embodiments, the RAGE fusion protein composition may further comprise at least one of a surfactant, a chelating agent, or a volume-forming agent. In one embodiment, the preparation of the reconstructed RAGE fusion protein comprises about 40-100 mg / ml RAGE fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36 , 37, or 57; about 2 mM to about 50 mM histidine; about 60 mM to about 65 mM sucrose; about 0.001% to about 0.05% Tween 80; and a pH of about 6.0 to 6.5. The composition of the reconstituted RAGE fusion protein may, for example, in some embodiments be about 40-50 mg / ml RAGE fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 10 mM histidine, about 65 mM sucrose, about 0.01% Tween 80 and at a pH of about 6.0. Or other concentrations of the RAGE fusion protein can be used in the compositions for treatment of RAGE-mediated disorders as needed.
25 Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit kan een stabiel therapeutisch middel omvatten dat is bereid voor gebruik in een ziekenhuis of als een voorgeschreven geneesmiddel. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit bijvoorbeeld minder dan 10% of minder dan 5% of minder dan 3% afbraak na één week bij 40 graden Celsius vertonen.The RAGE fusion protein preparation may comprise a stable therapeutic agent prepared for use in a hospital or as a prescribed drug. For example, in certain embodiments, the RAGE fusion protein preparation may exhibit less than 10% or less than 5% or less than 3% degradation after one week at 40 degrees Celsius.
30 Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit kan ook stabiel zijn bij reconstitutie in een verdunningsmiddel. Bij bepaalde uitvoeringsvormen is minder dan ongeveer 10%, 5%, 4%, 3%, 2% of 1% van het RAGE-fusie-eiwit aanwezig als een aggregaat in het preparaat van het RAGE-fiisie-eiwit.The preparation of the RAGE fusion protein can also be stable upon reconstitution into a diluent. In certain embodiments, less than about 10%, 5%, 4%, 3%, 2%, or 1% of the RAGE fusion protein is present as an aggregate in the preparation of the RAGE fusion protein.
5757
Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan geschikt zijn voor toediening door verscheidene routes en is nodig voor de behandeling van de RAGE-bemiddelde stoornis van belang. Toediening van het RAGE-fiisie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan gebruik maken van intraperitoneale (IP) injectie. Als 5 alternatief kan het RAGE-fusie-eiwit op orale wijze, op intranasale wijze of als een aërosol worden toegediend. In een andere uitvoeringsvorm is toediening intraveneus (IV). Het RAGE-fusie-eiwit kan ook op subcutane wijze worden geïnjecteerd. In een andere uitvoeringsvorm is toediening van het RAGE-fusie-eiwit intra-arterieel. In een andere uitvoeringsvorm is toediening sublinguaal. Toediening kan ook gebruik maken 10 van een capsule met afgifte in de tijd. In nog een andere uitvoeringsvorm kan toediening transrectaal zijn, zoals door een zetpil of dergelijke. Subcutane toediening kan bijvoorbeeld bruikbaar zijn voor het behandelen van chronische stoornissen wanneer het zelfstandig toedienen wordt gewenst.The preparation of the reconstituted RAGE fusion protein may be suitable for administration by various routes and is necessary for the treatment of the RAGE-mediated disorder of interest. Administration of the RAGE fusion protein of the present invention can use intraperitoneal (IP) injection. Alternatively, the RAGE fusion protein can be administered orally, intranasally or as an aerosol. In another embodiment, administration is intravenous (IV). The RAGE fusion protein can also be injected subcutaneously. In another embodiment, administration of the RAGE fusion protein is intra-arterial. In another embodiment, administration is sublingual. Administration can also use a capsule with release in time. In yet another embodiment, administration may be transrectal, such as by a suppository or the like. Subcutaneous administration may be useful, for example, for treating chronic disorders when self-administration is desired.
Zoals hierin in meer detail is beschreven, is RAGE betrokken bij de pathogenese 15 van een verscheidenheid van ziektetoestanden en het is gevonden dat de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding effectief te zijn bij het verbeteren van dergelijke ziektetoestanden. Preparaten van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kunnen aldus worden gebruikt voor het behandelen van een verscheidenheid van RAGE-bemiddelde stoornissen.As described in more detail herein, RAGE is involved in the pathogenesis of a variety of disease states and it has been found that the RAGE fusion proteins of the present invention are effective in improving such disease states. Thus, compositions of the RAGE fusion protein of the present invention can be used to treat a variety of RAGE-mediated disorders.
20 Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan een preparaat van een gereconstitueerd RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het behandelen van een symptoom van diabetes of een symptoom van late complicaties van diabetes. Het symptoom van diabetes of late complicaties van diabetes omvatten bijvoorbeeld tenminste één van diabetische nefropathie, diabetische retinopathie, een diabetische 25 voetzweer, een cardiovasculaire complicatie of diabetische neuropathie.In certain embodiments, a composition of a reconstituted RAGE fusion protein of the present invention can be used to treat a symptom of diabetes or a symptom of late complications of diabetes. The symptom of diabetes or late complications of diabetes include, for example, at least one of diabetic nephropathy, diabetic retinopathy, a diabetic foot ulcer, a cardiovascular complication, or diabetic neuropathy.
Bij andere uitvoeringsvormen kan een preparaat van een gereconstitueerd RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het behandelen van tenminste één van amyloïdose, ziekte van Alzheimer, kanker, nierfalen of ontsteking die is geassocieerd met auto-immuniteit, inflammatoire darmziekte, reumatoïde artritis, 30 psoriasis, multipele sclerose, hypoxie, beroerte, hartaanval, hemorrhagische shock, sepsis, orgaantransplantatie of verzwakte genezing van wonden.In other embodiments, a composition of a reconstituted RAGE fusion protein of the present invention can be used to treat at least one of amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, renal failure or inflammation associated with autoimmunity, inflammatory bowel disease, rheumatoid arthritis, psoriasis, multiple sclerosis, hypoxia, stroke, heart attack, hemorrhagic shock, sepsis, organ transplantation or weakened wound healing.
Of het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan worden gebruikt voor het behandelen van osteoporose. Bij bepaalde uitvoeringsvormen 58 verhoogt de toediening van een preparaat van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld de botdichtheid van de persoon of verlaagt het de snelheid van een afname van de botdichtheid van een persoon.Or, the preparation of the reconstituted RAGE fusion protein can be used to treat osteoporosis. For example, in certain embodiments 58, administration of a preparation of the RAGE fusion protein of the present invention increases the bone density of the subject or lowers the rate of a decrease in the bone density of a subject.
Bij sommige uitvoeringsvormen kan de auto-immuniteit die wordt behandeld 5 door het gebruik van de preparaten van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding afstoting van tenminste één van huidcellen, alvleeskliercellen, zenuwcellen, spiercellen, endotheelcellen, hartcellen, levercellen, niercellen, een hart, beenmergcellen, bot, bloedcellen, slagaderlijke cellen, aderlijke cellen, kraakbeencellen, schildkliercellen of stamcellen omvatten. Of het preparaat van het gereconstitueerde 10 RAGE-fusie-eiwit kan worden gebruikt voor het behandelen van nierfalen.In some embodiments, the autoimmunity treated by the use of the RAGE fusion protein compositions of the present invention may rejection of at least one of skin cells, pancreatic cells, nerve cells, muscle cells, endothelial cells, heart cells, liver cells, kidney cells, a heart, bone marrow cells, bone, blood cells, arterial cells, venous cells, cartilage cells, thyroid cells or stem cells. Or the reconstituted RAGE fusion protein preparation can be used to treat renal failure.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt voor het behandelen van ontsteking en/of afstoting die is geassocieerd met transplantatie van tenminste één van een orgaan, een weefsel of een verscheidenheid van cellen van een eerste plaats naar een tweede plaats. De eerste 15 en tweede plaatsen kunnen ofwel bij verschillende personen of bij dezelfde persoon zijn. Transplantatie van een verscheidenheid van verschillende celsoorten kan worden verbeterd door het gebruik van preparaten van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding. De getransplanteerde cellen, weefsel, of orgaan kunnen bijvoorbeeld een cel, weefsel of orgaan van een alvleesklier, huid, lever, nier, hart, 20 beenmerg, bloed, bot, spier, slagader, ader, kraakbeen, schildklier, zenuwstelsel of stamcellen omvatten.In certain embodiments, the reconstituted RAGE fusion protein preparation can be used to treat inflammation and / or rejection associated with transplantation of at least one of an organ, a tissue or a variety of cells from a first site to a second place. The first 15 and second places can either be with different people or with the same person. Transplantation of a variety of different cell types can be improved by the use of preparations of the RAGE fusion protein of the present invention. The transplanted cells, tissue, or organ may include, for example, a pancreatic cell, tissue or organ, skin, liver, kidney, heart, bone marrow, blood, bone, muscle, artery, vein, cartilage, thyroid, nervous system, or stem cells.
Voorbeelden van het gebruik van RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding bij de behandeling van dergelijke ziekten en stoornissen zijn hierin beschreven.Examples of the use of RAGE fusion proteins of the present invention in the treatment of such diseases and disorders are described herein.
25 Een verscheidenheid van dierlijke modellen zijn bijvoorbeeld gebruikt voor het valideren van het gebruik van de verbindingen die RAGE moduleren als therapeutische middelen. Voorbeelden van deze modellen zijn als volgt: a) sRAGE remde neointima vorming bij een model van rat van restenose volgend op arteriële schade bij zowel diabetische en normale ratten door het remmen van de 30 activering van endotheel, gladde spieren en macrofaag door middel van RAGE (Zhou et al, Circulation 107:2238-2243 (2003)); b) Remming van interacties van RAGE/ligand door het gebruik van ofwel sRAGE of een anti-RAGE antilichaam, verlaagde de vorming van amyloïde-plaques bij een model 59 van muis van systemische amyloidosis (Yan et al, Nat. Med., 6:643-651 (2000)). Samengaand met de vermindering van amyloi'de plaques was er een verlaging van de inflammatoire cytokinen, interleukine-6 (1L-6) en macrofaag-kolonie-stimulerende factor (M-CSF) alsook verlaagde activering van NF-κΒ bij de behandelde dieren; 5 c) RAGE transgene muizen (muizen die RAGE tot overexpressie brengen en muizen die RAGE dominant negatief tot expressie brengen) vertonen plaque-vorming en cognitieve gebreken bij een model van muis van AD (Arancio et al, EMBOJ., 23:4096-4105 (2004)); d) Behandeling van diabetische ratten met sRAGE verlaagde de vasculaire 10 permeabiliteit (Bonnardel-Phu et al, Diabetes, 48:2052-2058 (1999)); e) Behandeling met sRAGE verlaagde atherosclerotische beschadigingen bij diabetische apolipoproteïne E-null muizen en voorkwam de functionele en morfologische indices van diabetische nefropathie bij db/db muizen (Hudson et al., Arch. Biochem. Biophys., 419:80-88 (2003)); en 15 f) sRAGE verzwakte de ernst van ontsteking bij een model van muis van collageen-geïnduceerde artritis (Hofmann et al, Genes Immunol, 3:123-135 (2002)), een model van muis van experimentele allergische encefalomyelitis (Yan et al, Nat. Med. 9:28-293 (2003)) en een model van muis van inflammatoire darmziekte (Hofmann et al, Cell, 97:889-901 (1999)).A variety of animal models have been used, for example, to validate the use of the compounds that modulate RAGE as therapeutic agents. Examples of these models are as follows: a) sRAGE inhibited neointima formation in a restenosis rat model following arterial damage in both diabetic and normal rats by inhibiting endothelial, smooth muscle and macrophage activation by RAGE ( Zhou et al, Circulation 107: 2238-2243 (2003)); b) Inhibition of RAGE / ligand interactions by using either sRAGE or an anti-RAGE antibody, reduced the formation of amyloid plaques in a mouse systemic amyloidosis model 59 (Yan et al, Nat. Med., 6: 643-651 (2000)). Along with the reduction of amyloid plaques, there was a reduction in inflammatory cytokines, interleukin-6 (1L-6) and macrophage-colony stimulating factor (M-CSF) as well as reduced activation of NF-κΒ in the treated animals; C) RAGE transgenic mice (mice overexpressing RAGE and mice expressing RAGE dominantly negative) exhibit plaque formation and cognitive deficits in a mouse model of AD (Arancio et al, EMBOJ., 23: 4096-4105 (2004)); d) Treatment of diabetic rats with sRAGE reduced vascular permeability (Bonnardel-Phu et al., Diabetes, 48: 2052-2058 (1999)); e) Treatment with sRAGE reduced atherosclerotic lesions in diabetic apolipoprotein E-null mice and prevented the functional and morphological indices of diabetic nephropathy in db / db mice (Hudson et al., Arch. Biochem. Biophys., 419: 80-88 (2003) )); and f) sRAGE attenuated the severity of inflammation in a mouse model of collagen-induced arthritis (Hofmann et al., Genes Immunol, 3: 123-135 (2002)), a mouse model of experimental allergic encephalomyelitis (Yan et al. , Nat. Med. 9: 28-293 (2003)) and a mouse model of inflammatory bowel disease (Hofmann et al., Cell, 97: 889-901 (1999)).
20 In een uitvoeringsvorm kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding aldus worden gebruikt voor het behandelen van een symptoom van diabetes en/of complicaties resulterend van diabetes die door RAGE worden bemiddeld. In andere uitvoeringsvormen kan het symptoom van diabetes of late complicaties van diabetes diabetische nefropathie, diabetische retinopathie, een diabetische voetzweer, 25 een cardiovasculaire complicatie van diabetes of diabetische neuropathie omvatten.Thus, in one embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to treat a symptom of diabetes and / or complications resulting from diabetes mediated by RAGE. In other embodiments, the symptom of diabetes or late complications of diabetes may include diabetic nephropathy, diabetic retinopathy, a diabetic foot ulcer, a cardiovascular complication of diabetes, or diabetic neuropathy.
Oorspronkelijk geïdentificeerd als een receptor voor moleculen waarvan de expressie is geassocieerd met de pathologie van diabetes, is RAGE zelf essentieel voor de pathofysiologie van diabetische complicaties. In vivo is het getoond dat remming van interactie van RAGE met het (de) ligand(en) ervan therapeutisch is in meerdere 30 modellen van diabetische complicaties en ontsteking (Hudson et al., Arch. Biochem. Biophys., 419:80-88 (2003)). Een behandeling van twee maanden met anti-RAGE antilichamen normaliseerde bijvoorbeeld de nierfunctie en verlaagde abnormale histopathologie van nieren bij diabetische muizen (Flyvbjerg et al, Diabetes 53:166- 60 172 (2004)). Behandeling met een oplosbare vorm van RAGE (sRAGE) dat aan liganden van RAGE bindt en interacties van RAGE/ligand remt, verlaagde bovendien atherosclerotische beschadigingen bij diabetische apolipopro terne E-null muizen en verzwakte de functionele en morfologische pathologie van diabetische nefropathie bij 5 db/db muizen (Bucciarelli et al, Circulation 106:2827-2835 (2002)).Originally identified as a receptor for molecules whose expression is associated with the pathology of diabetes, RAGE itself is essential for the pathophysiology of diabetic complications. In vivo, it has been shown that inhibition of interaction of RAGE with its ligand (s) is therapeutic in multiple models of diabetic complications and inflammation (Hudson et al., Arch. Biochem. Biophys., 419: 80-88 (2003)). For example, a two-month treatment with anti-RAGE antibodies normalized renal function and reduced abnormal kidney histopathology in diabetic mice (Flyvbjerg et al, Diabetes 53: 166-60 172 (2004)). Moreover, treatment with a soluble form of RAGE (sRAGE) that binds to RAGE ligands and inhibits RAGE / ligand interactions, reduced atherosclerotic lesions in diabetic apolipoprotein E-null mice and weakened the functional and morphological pathology of diabetic nephropathy at 5 db / db mice (Bucciarelli et al, Circulation 106: 2827-2835 (2002)).
Het is ook getoond dat niet-enzymatische glycoxidatie van macromoleculen, die uiteindelijk resulteert in de vorming van advanced glycation endproducts (AGE’s) is verhoogd op plaatsen van ontsteking, bij renaal falen, in de aanwezigheid van hyperglycemie en andere aandoeningen die zijn geassocieerd met systemische of lokale 10 oxidant stress (Dyer et al, J. Clin. Invest., 91:2463-2469 (1993); Reddy et al, Biochem., 34:10872-10878 (1995); Dyer et al, J. Biol. Chem., 266:11654-11660 (1991); Degenhardt et al, Cell Mol Biol, 44:1139-1145(1998)). Accumulatie van AGE’s in de vasculatuur kan focaal voorkomen, zoals in het amyloïde van gewrichten dat is samengesteld uit AGE-p2-microglobuline dat wordt gevonden bij patiënten met dialyse-15 verwante amyloidosis (Miyata et al, J. Clin. Invest., 92:1243-1252 (1993); Miyata et al., J. Clin. Invest, 98:1088-1094 (1996)), of algemeen zoals wordt geïllustreerd door de vasculatuur en weefsels van patiënten met diabetes (Schmidt et al, Nature Med., 1:1002-1004 (1995)). De progressieve accumulatie van AGE’s gedurende de tijd bij patiënten met diabetes suggereert dat endogene mechanismen van klaring niet in staat 20 zijn om op effectieve wijze te functioneren op plaatsen van afzetting van AGE. Dergelijke geaccumuleerde AGE’s hebben het vermogen om cellulaire eigenschappen te veranderen door een aantal mechanismen. Alhoewel RAGE bij lage niveaus tot expressie wordt gebracht in normale weefsels en vasculatuur is het getoond dat het in een omgeving waarbij de liganden van de receptor accumuleren RAGE opwaarts wordt 25 gereguleerd (Li et al, J. Biol. Chem., 272:16498-16506 (1997); Li et al, J. Biol. Chem., 273:30870-30878 (1998); Tanaka et al., J. Biol. Chem., 275:25781-25790 (2000)). Expressie van RAGE is verhoogd in endotheel, gladde spiercellen en infiltrerende mononucleaire fagocyten bij diabetische vasculatuur. Studies in celkweek hebben ook getoond dat interactie van AGE-RAGE veranderingen van cellulaire eigenschappen 30 veroorzaakt die belangrijk zijn bij vasculaire homeostase.It has also been shown that non-enzymatic glycoxidation of macromolecules, which ultimately results in the formation of advanced glycation endproducts (AGEs), is increased at sites of inflammation, in renal failure, in the presence of hyperglycemia and other conditions associated with systemic or local oxidant stress (Dyer et al, J. Clin. Invest., 91: 2463-2469 (1993); Reddy et al, Biochem., 34: 10872-10878 (1995); Dyer et al, J. Biol. Chem ., 266: 11654-11660 (1991); Degenhardt et al., Cell Mol Biol, 44: 1139-1145 (1998)). Accumulation of AGEs in the vasculature can occur focally, such as in the amyloid of joints composed of AGE-p2 microglobulin found in patients with dialysis-related amyloidosis (Miyata et al, J. Clin. Invest., 92: 1243-1252 (1993); Miyata et al., J. Clin. Invest, 98: 1088-1094 (1996)), or generally as illustrated by the vasculature and tissues of patients with diabetes (Schmidt et al, Nature Med. , 1: 1002-1004 (1995)). The progressive accumulation of AGEs over time in patients with diabetes suggests that endogenous clearance mechanisms are unable to function effectively at sites of AGE deposition. Such accumulated AGEs have the ability to change cellular properties through a number of mechanisms. Although RAGE is expressed at low levels in normal tissues and vasculature, it is shown that in an environment where the ligands of the receptor accumulate, RAGE is up-regulated (Li et al., J. Biol. Chem., 272: 16498- 16506 (1997); Li et al., J. Biol. Chem., 273: 30870-30878 (1998); Tanaka et al., J. Biol. Chem., 275: 25781-25790 (2000)). Expression of RAGE is increased in endothelium, smooth muscle cells and infiltrating mononuclear phagocytes in diabetic vasculature. Studies in cell culture have also shown that interaction of AGE-RAGE causes changes in cellular properties that are important in vascular homeostasis.
Het gebruik van de RAGE-fusie-eiwitten bij de behandeling van diabetes verwante pathologie is in Figuur 14 geïllustreerd. Het RAGE-fiisie-eiwit TTP-4000 werd beoordeeld in een diabetische model van rat van restenose die het meten van 61 proliferatie van gladde spiercellen en intima uitbreiding volgend op vasculaire schade behelsde. Zoals in Figuur 14 is geïllustreerd kan behandeling met TTP-4000 de verhouding van intima/media (I/M) aanzienlijk verlagen (Figuur 14A; Tabel 1) bij diabetes-geassocieerde restenose op een dosis-reagerende wijze. Behandeling met TTP-5 4000 kan ook restenose-geassocieerde proliferatie van vasculaire gladde spiercellen aanzienlijk verlagen op een dosis-afhankelijke wijze (Figuur 14B).The use of the RAGE fusion proteins in the treatment of diabetes related pathology is illustrated in Figure 14. The RAGE-fiction protein TTP-4000 was evaluated in a diabetic model of rat from restenosis that involved measuring 61 proliferation of smooth muscle cells and intima extension following vascular damage. As illustrated in Figure 14, treatment with TTP-4000 can significantly reduce the intima / media (I / M) ratio (Figure 14A; Table 1) in diabetes-associated restenosis in a dose-responsive manner. Treatment with TTP-5 4000 can also significantly reduce restenosis-associated proliferation of vascular smooth muscle cells in a dose-dependent manner (Figure 14B).
Tabel 1Table 1
Effect van TTP-4000 bij een model van rat van restenoseEffect of TTP-4000 in a model of rat from restenosis
IgG (n=9) TTP-4000 (n=9) TTP-4000 (n=9)IgG (n = 9) TTP-4000 (n = 9) TTP-4000 (n = 9)
Lage dosis** Hoge dosis** (0,3 mg/dier qod x 4) (1,0 mg/dier qod x 4)Low dose ** High dose ** (0.3 mg / animal qod x 4) (1.0 mg / animal qod x 4)
Gebied van intima (mm2) 0,2 ± 0,03 0,18 ± 0,04 0,16 ± 0,02Intima area (mm 2) 0.2 ± 0.03 0.18 ± 0.04 0.16 ± 0.02
Gebied van media (mm2) 0,12 ±0,01 0,11 ±0,02 0,11 ±0,01 1/M verhouding 1,71 ± 0,27 1,61 ± 0,26 1,44* ±0,15 10 *P<0,05; ** Voor zowel hoge en lage dosis werd een loading-dosis van 3 mg/dier gebruikt.Media area (mm 2) 0.12 ± 0.01 0.11 ± 0.02 0.11 ± 0.01 1 / M ratio 1.71 ± 0.27 1.61 ± 0.26 1.44 * ± 0.15 * P <0.05; ** A loading dose of 3 mg / animal was used for both high and low doses.
In andere uitvoeringsvormen kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding ook worden gebruikt voor het behandelen of omkeren van amyloidosis en de 15 ziekte van Alzheimer. RAGE is een receptor voor amyloïde-bèta (Αβ) alsook andere amyloïdogene eiwitten waaronder SAA en amyline (Yan et al, Nature, 382:685-691 (1996); Yan et al, Proc. Natl. Acad. Sci, USA, 94:5296-5301 (1997); Yan et al, Nat. Med., 6:643-651 (2000); Sousa et al, Lab Invest., 80:1101-1110 (2000)). De RAGE-liganden, waaronder AGE’s, SlOOb en Αβ-eiwitten, worden ook gevonden in weefsel 20 dat de seniele plaque bij mensen omgeeft (Luth et al, Cereb. Cortex 15:211-220 (2005); Petzold et al, Neurosci. Lett., 336:167-170 (2003); Sasaki et al, Brain Res., 12:256-262 (2001); Yan et al, Restor. Neurol Neurosci., 12:167-173 (1998)). Het is getoond dat RAGE β-sheet fibrillair materiaal bindt ongeacht de samenstelling van de subeenheden (amyloïde-β peptide, amyline, serum amyloïde A, prion-afkomstig peptide) (Yan et al., 25 Nature, 382:685-691 (1996); Yan et al, Nat. Med, 6:643-651 (2000)). In aanvulling is het getoond dat afzetting van amyloïde in verhoogde expressie van RAGE resulteert. In de hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer (AD) neemt expressie van RAGE bijvoorbeeld toe in neuronen en glia (Yan, et al, Nature 382:685-691 (1996)).In other embodiments, the RAGE fusion proteins of the present invention can also be used to treat or reverse amyloidosis and Alzheimer's disease. RAGE is a receptor for amyloid beta (Αβ) as well as other amyloidogenic proteins including SAA and amyline (Yan et al., Nature, 382: 685-691 (1996); Yan et al, Proc. Natl. Acad. Sci, USA, 94 : 5296-5301 (1997); Yan et al., Nat. Med., 6: 643-651 (2000); Sousa et al, Lab Invest., 80: 1101-1110 (2000)). The RAGE ligands, including AGEs, SlOOb and Αβ proteins, are also found in tissue surrounding the senile plaque in humans (Luth et al, Cereb. Cortex 15: 211-220 (2005); Petzold et al, Neurosci. Lett., 336: 167-170 (2003); Sasaki et al., Brain Res., 12: 256-262 (2001); Yan et al., Restor. Neurol Neurosci., 12: 167-173 (1998)). RAGE β-sheet fibrillary material has been shown to bind regardless of the composition of the subunits (amyloid β peptide, amyline, serum amyloid A, prion-derived peptide) (Yan et al., Nature, 382: 685-691 (1996 Yan et al., Nat. Med, 6: 643-651 (2000)). In addition, it has been shown that amyloid deposition results in increased expression of RAGE. For example, in the brains of patients with Alzheimer's disease (AD), expression of RAGE increases in neurons and glia (Yan, et al., Nature 382: 685-691 (1996)).
6262
Gelijktijdig met expressie van liganden van RAGE wordt RAGE opwaarts gereguleerd in astrocyten en microgliale cellen in de hippocampus van individuen met AD maar wordt niet opwaarts gereguleerd bij individuen die niet AD hebben (Lue et al, Exp. Neurol, 171:29-45 (2001)). Deze vindingen suggereren dat cellen die RAGE tot 5 expressie brengen worden geactiveerd door middel van interacties van RAGE/RAGE-ligand in de nabijheid van de seniele plaques. Αβ-bemiddelde activering van microgliale cellen kan in vitro ook worden geblokkeerd met antilichamen die zijn gericht tegen het ligand-bindende domein van RAGE (Yan et al., Proc. Natl. Acad. Sci., USA, 94:5296-5301 (1997)). Het is ook getoond dat RAGE als een focaal punt kan 10 dienen voor verzameling van fibrillen (Deane et al, Nat. Med. 9:907-913 (2003)).Simultaneously with expression of RAGE ligands, RAGE is regulated up in astrocytes and microglial cells in the hippocampus of individuals with AD but is not regulated up in individuals who do not have AD (Lue et al, Exp. Neurol, 171: 29-45 (2001 )). These findings suggest that cells expressing RAGE are activated through interactions of RAGE / RAGE ligand in the vicinity of the senile plaques. Aβ-mediated microglial cell activation can also be blocked in vitro with antibodies directed against the RAGE ligand binding domain (Yan et al., Proc. Natl. Acad. Sci., USA, 94: 5296-5301 (1997 )). It has also been shown that RAGE can serve as a focal point for collection of fibrils (Deane et al., Nat. Med. 9: 907-913 (2003)).
Remming van interacties van RAGE/ligand door het gebruik van ofwel sRAGE of een anti-RAGE-antilichaam kan in vivo ook vorming van amyloïde plaques verlagen in een model van muis van systemische amyloïdose (Yan et al, Nat. Med., 6:643-651 (2000)). Dubbele transgene muizen die humaan RAGE en humaan amyloïde 15 voorlopereiwit (APP) met de Swedish en London mutaties (mutant hAPP) tot overexpressie brengen in neuronen ontwikkelen eerder leerstoornissen en neuropathologische abnormaliteiten dan de transgene tegenhangers ervan met een enkele mutante hAPP. In tegenstelling tonen dubbele transgene muizen met afgenomen capaciteit van Αβ-signalering doordat de neuronen een dominante negatieve vorm van 20 RAGE in dezelfde mutante hAPP achtergrond tot expressie brengen, een vertraagd begin van neuropathologische abnormaliteiten en abnormaliteit van leren in vergelijking met de transgene tegenhangers ervan van een enkele APP (Arancio et al., EMBOJ., 23:4096-4105 (2004)).Inhibition of RAGE / ligand interactions by using either sRAGE or an anti-RAGE antibody can also reduce formation of amyloid plaques in vivo in a mouse model of systemic amyloidosis (Yan et al, Nat. Med., 6: 643 -651 (2000)). Double transgenic mice overexpressing human RAGE and human amyloid precursor protein (APP) with the Swedish and London mutations (mutant hAPP) in neurons develop learning disorders and neuropathological abnormalities rather than their transgenic counterparts with a single mutant hAPP. In contrast, double transgenic mice with decreased Αβ signaling capacity show neurons expressing a dominant negative form of RAGE in the same mutant hAPP background, delayed onset of neuropathological abnormalities and learning abnormality compared to its transgenic counterparts from a single APP (Arancio et al., EMBOJ., 23: 4096-4105 (2004)).
In aanvulling is het getoond dat remming van interactie van RAGE-amyloïde 25 expressie van cellulair RAGE en merkers van stress van cellen (alsook activering van NF-κΒ) verlaagd en afzetting van amyloïde te niet doet (Yan et al, Nat. Med., 6:643-651 (2000)) dat een rol suggereert voor interactie van RAGE-amyloïde bij zowel perturbatie van cellulaire eigenschappen in een omgeving die is verrijkt met amyloid (zelfs in vroege fasen) alsook bij accumulatie van amyloid.In addition, it has been shown that inhibition of interaction of RAGE amyloid reduces cellular RAGE expression and cell stress markers (as well as NF-κ activation) and nullifies amyloid deposition (Yan et al., Nat. Med., 6: 643-651 (2000)) that suggests a role for RAGE amyloid interaction in both perturbation of cellular properties in an amyloid-enriched environment (even in early phases) as well as in amyloid accumulation.
30 De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen aldus ook worden gebruikt bij behandeling voor het verlagen van amyloïdose en voor het verlagen van amyloïde plaques en cognitieve dysfunctie die met de ziekte van Alzheimer (AD) zijn geassocieerd. Zoals hierboven is beschreven is getoond dat 63 sRAGE zowel de vorming van amyloïde plaques in de hersenen verlaagt en daaropvolgend de merkers voor ontsteking doet toenemen bij een dierlijk model van AD. Figuren 15A en 15B tonen dat muizen die AD hebben en gedurende 3 maanden worden behandeld met ofwel TTP-4000 of sRAGE van muis minder amyloïde bèta 5 (Αβ) plaques en minder cognitieve dysfimctie hadden dan dieren die een hulpstof of een humane IgG als negatieve controle (IgGl) kregen. Zoals sRAGE kan TTP-4000 ook de inflammatoire cytokinen IL-1 en TNF-α, die met AD zijn geassocieerd, verlagen (gegevens niet getoond).The RAGE fusion proteins of the present invention can thus also be used in treatment for reducing amyloidosis and for reducing amyloid plaques and cognitive dysfunction associated with Alzheimer's disease (AD). As described above, it has been shown that 63 sRAGE both lowers the formation of amyloid plaques in the brain and subsequently increases the markers for inflammation in an animal model of AD. Figures 15A and 15B show that mice that have AD and are treated with either TTP-4000 or mouse sRAGE for 3 months had less amyloid beta 5 (Αβ) plaques and less cognitive dysfimction than animals that had an excipient or human IgG as a negative control (IgG1). Like sRAGE, TTP-4000 can also lower the inflammatory cytokines IL-1 and TNF-α associated with AD (data not shown).
RAGE-fiisie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen ook worden gebruikt 10 voor het behandelen van atherosclerose en andere cardiovasculaire stoornissen. Het is aldus getoond dat ischemische hartziekte in het bijzonder veel voorkomt bij patiënten met diabetes (Robertson, et al, Lab Invest., 18:538-551 (1968); Kannel et al, J. Am. Med. Assoc, 241:2035-2038 (1979); Kannel et al, Diab. Care, 2:120-126 (1979)). In aanvulling hebben studies getoond dat atherosclerose bij patiënten met diabetes meer 15 wordt versneld en uitgebreid is dan bij patiënten die niet aan diabetes lijden (zie bijvoorbeeld Waller et al, Am. J. Med., 69:498-506 (1980); Crall et al, Am. J. Med. 64:221-230 (1978); Hamby et al, Chest, 2:251-257 (1976); en Pyorala et al, Diab. Metab. Rev., 3:463-524 (1978)). Alhoewel er veel redenen zijn voor de versnelde atherosclerose met betrekking tot diabetes, is het getoond dat verlaging van AGE’s de 20 vorming van plaques kan verminderen.RAGE fusion proteins of the present invention can also be used to treat atherosclerosis and other cardiovascular disorders. Thus, it is shown that ischemic heart disease is particularly prevalent in patients with diabetes (Robertson, et al., Lab Invest., 18: 538-551 (1968); Kannel et al., J. Am. Med. Assoc., 241: 2035 -2038 (1979); Kannel et al., Diab. Care, 2: 120-126 (1979)). In addition, studies have shown that atherosclerosis in patients with diabetes is accelerated and expanded more than in patients who do not suffer from diabetes (see, for example, Waller et al., Am. J. Med., 69: 498-506 (1980); Crall et al, Am. J. Med. 64: 221-230 (1978); Hamby et al, Chest, 2: 251-257 (1976); and Pyorala et al, Diab. Metab. Rev., 3: 463-524 (1978)). Although there are many reasons for the accelerated atherosclerosis related to diabetes, it has been shown that lowering AGEs can reduce plaque formation.
De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen bijvoorbeeld ook worden gebruikt voor het behandelen van een beroerte. Wanneer TTP-4000 werd vergeleken met sRAGE bij een dierlijk model van beroerte dat relevant is voor de ziekte, werd gevonden dat TTP-4000 een aanzienlijk sterkere verlaging van het volume 25 van het infarct verschaft. Bij dit model wordt de middelste halsslagader van een muis geligeerd en vervolgens door reperfusie behandeld voor het vormen van een infarct. Voor het bepalen van de werkzaamheid van RAGE-fusie-eiwitten voor het behandelen of voorkomen van beroerte werden muizen met sRAGE of TTP-4000 of controle immunoglobuline behandeld vlak voorafgaand aan reperfusie. Zoals in Tabel 2 kan 30 worden gezien was TTP-4000 meer werkzaam dan sRAGE bij het beperken van het gebied van een infarct bij deze dieren dat suggereert dat TTP-4000, door de betere halfwaardetijd in plasma, in staat was een betere bescherming te onderhouden dan sRAGE.For example, the RAGE fusion proteins of the present invention can also be used to treat stroke. When TTP-4000 was compared with sRAGE in an animal model of stroke relevant to the disease, it was found that TTP-4000 provides a considerably stronger reduction in the volume of the infarction. In this model, the middle carotid artery of a mouse is ligated and then treated by reperfusion to form an infarction. To determine the efficacy of RAGE fusion proteins for treating or preventing stroke, mice were treated with sRAGE or TTP-4000 or control immunoglobulin just prior to reperfusion. As can be seen in Table 2, TTP-4000 was more effective than sRAGE in limiting the area of an infarction in these animals suggesting that, due to the better half-life in plasma, TTP-4000 was able to maintain better protection then sRAGE.
6464
Tabel 2Table 2
Verlaging van infarct bij beroerte % verlaging van infarct** sRAGE 15%* 1ΤΡ^4000(300|μ^ 38%* TTP-4000 (300 pg) 21%* TTP-4000 (300 Hg) 10%*Reduction of infarction in stroke% reduction in infarction ** sRAGE 15% * 1ΤΡ ^ 4000 (300 | μ ^ 38% * TTP-4000 (300 pg) 21% * TTP-4000 (300 Hg) 10% *
IgG Isotype controle (300 pg) 4% * Significant tot p<0,001; ** In vergelijking met zoutoplossing 5 In een andere uitvoeringsvorm kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het behandelen van kanker. In één uitvoeringsvorm omvat de kanker die wordt behandeld door het gebruik van de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kankercellen die RAGE tot expressie brengen. Soorten kanker die bijvoorbeeld met het RAGE-fusie-eiwit van de 10 onderhavige uitvinding kunnen worden behandeld omvatten sommige soorten longkanker, sommige gliomen, sommige papillomen en dergelijke. Amfoterine is een groep I niet-histon chromosomaal DNA-bindend eiwit met hoge mobiliteit (Rauvala et al, J. Biol. Chem., 262:16625-16635 (1987); Parkikinen et al, J. Biol. Chem. 268:19726-19738 (1993)) waarvan is getoond dat het met RAGE interactie vertoont. 15 Het is getoond dat amfoterine uitgroei van neurieten bevordert alsook als een oppervlak dient voor het verzamelen van protease-complexen in het fibrinolytische systeem (waarvan ook bekend is dat het bijdraagt aan mobiliteit van cellen). In aanvulling is een lokaal remmend effect van de groei van tumoren van het blokkeren van RAGE waargenomen in een model van een primaire tumor (C6-glioom) het model van Lewis 20 longmetastase (Taguchi et al, Nature 405:354-360 (2000)) en op spontane wijze opkomende papillomen bij muizen die het v-Ha-ras transgen tot expressie brengen (Leder et al, Proc. Natl. Acad. Sci, 87:9178-9182 (1990)).IgG Isotype control (300 pg) 4% * Significant to p <0.001; ** In comparison with saline. In another embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to treat cancer. In one embodiment, the cancer treated by the use of the RAGE fusion proteins of the present invention comprises cancer cells that express RAGE. Types of cancer that can be treated, for example, with the RAGE fusion protein of the present invention include some types of lung cancer, some gliomas, some papillomas, and the like. Amphoterin is a high mobility I group non-histone chromosomal DNA binding protein (Rauvala et al., J. Biol. Chem., 262: 16625-16635 (1987); Parkikinen et al., J. Biol. Chem. 268: 19726 -19738 (1993)) that has been shown to interact with RAGE. Amphoterin has been shown to promote neurite outgrowth as well as serve as a surface for collecting protease complexes in the fibrinolytic system (which is also known to contribute to cell mobility). In addition, a local inhibitory effect of the growth of RAGE blocking tumors has been observed in a model of a primary tumor (C6 glioma) the model of Lewis lung metastasis (Taguchi et al, Nature 405: 354-360 (2000) ) and spontaneously emerging papillomas in mice expressing the v-Ha ras transgene (Leder et al, Proc. Natl. Acad. Sci, 87: 9178-9182 (1990)).
In nog een andere uitvoeringsvorm kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het behandelen van ontsteking. In andere 25 uitvoeringsvormen kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het behandelen van ontsteking die is geassocieerd met inflammatoire darmziekte, ontsteking die is geassocieerd met reumatoïde artritis, 65 ontsteking die is geassocieerd met psoriasis, ontsteking die is geassocieerd met multipele sclerose, ontsteking die is geassocieerd met hypoxie, ontsteking die is geassocieerd met beroerte, ontsteking die is geassocieerd met hartaanval, ontsteking die is geassocieerd met hemorrhagische shock, ontsteking die is geassocieerd met sepsis, 5 ontsteking die is geassocieerd met orgaantransplantatie, ontsteking die is geassocieerd met verzwakte genezing van wonden of ontsteking die is geassocieerd met afstoting van eigen (bijvoorbeeld auto-immuun) of niet-eigen (bijvoorbeeld getransplanteerde) cellen, weefsel of organen.In yet another embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to treat inflammation. In other embodiments, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to treat inflammation associated with inflammatory bowel disease, inflammation associated with rheumatoid arthritis, inflammation associated with psoriasis, inflammation associated with multiple sclerosis, inflammation associated with hypoxia, inflammation associated with stroke, inflammation associated with heart attack, inflammation associated with hemorrhagic shock, inflammation associated with sepsis, inflammation associated with organ transplantation, inflammation associated with associated with weakened wound healing or inflammation associated with rejection of self (e.g., autoimmune) or non-self (e.g., transplanted) cells, tissue, or organs.
Bijvoorbeeld volgend op trombolytische behandeling infiltreren ontstekingscellen 10 zoals granulocyten het ischemische weefsel en produceren zuurstofradicalen die meer cellen kunnen vernietigen dan door de hypoxie werden gedood. Het is getoond dat remming van de receptor op de neutrofiel, die er verantwoordelijk voor is dat de neutrofielen in staat zijn de weefsels binnen te dringen, met antilichamen of andere eiwit-antagonisten, deze reactie verzwakt. Omdat RAGE een ligand is voor deze 15 neutrofiel-receptor kan een RAGE-fusie-eiwit dat een fragment van RAGE bevat werken als een lokmiddel en kan voorkomen dat de neutrofiel naar de plaats van reperfusie beweegt en kan aldus verdere vernietiging van weefsel worden voorkomen. De rol van RAGE bij het voorkomen van ontsteking kan worden aangegeven door studies die tonen dat sRAGE neointimale uitbreiding in een model van rat van 20 restenose volgend op arteriële beschadiging bij zowel diabetische en normale ratten remt, vermoedelijk door het remmen van proliferatie van endotheliale gladde spiercellen en activering van macrofagen door middel van RAGE (Zhou et al, Circulation, 107:2238-2243 (2003)). In aanvulling remde sRAGE modellen van ontsteking waaronder vertraagd type van hypergevoeligheid, experimentele auto-25 immuun encefalitis en inflammatoire darmziekte (Hofman et al, Cell, 97:889-901 (1999)).For example, following thrombolytic treatment, inflammatory cells such as granulocytes infiltrate the ischemic tissue and produce oxygen radicals that can destroy more cells than were killed by hypoxia. Inhibition of the receptor on the neutrophil, which is responsible for neutrophils being able to invade the tissues, with antibodies or other protein antagonists, has been shown to weaken this response. Because RAGE is a ligand for this neutrophil receptor, a RAGE fusion protein containing a fragment of RAGE can act as a bait and prevent the neutrophil from moving to the site of reperfusion and thus prevent further tissue destruction. The role of RAGE in preventing inflammation can be indicated by studies showing that sRAGE inhibits neointimal enlargement in a model of rat restenosis following arterial damage in both diabetic and normal rats, presumably by inhibiting proliferation of endothelial smooth muscle cells and activation of macrophages by RAGE (Zhou et al., Circulation, 107: 2238-2243 (2003)). In addition, sRAGE inhibited models of inflammation including delayed type of hypersensitivity, experimental autoimmune encephalitis, and inflammatory bowel disease (Hofman et al, Cell, 97: 889-901 (1999)).
In een uitvoeringsvorm kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden gebruikt voor het behandelen van auto-immuun-gebaseerde stoornissen. In een uitvoeringsvorm kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de 30 onderhavige uitvinding bijvoorbeeld worden gebruikt voor het behandelen van nierfalen. De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen aldus worden gebruikt voor het behandelen van systemische lupus nefritis of inflammatoire lupus nefritis. Het is bijvoorbeeld getoond dat de S100/calgranulinen een familie van 66 nauw verwante calcium-bindende polypeptiden omvatten die wordt gekenmerkt door twee EF-hand gebieden die door een verbindend peptide worden verbonden (Schafer et al, TIBS, 21:134-140 (1996); Zimmer et al, Brain Res. Bull, 37:417-429 (1995); Rammes et al, J. Biol. Chern., 272:9496-9502 (1997); Lugering et al, Eur. J. Clin.In one embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to treat autoimmune-based disorders. For example, in one embodiment, the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to treat kidney failure. The RAGE fusion proteins of the present invention can thus be used to treat systemic lupus nephritis or inflammatory lupus nephritis. For example, it has been shown that the S100 / calgranulins comprise a family of 66 closely related calcium-binding polypeptides characterized by two EF-hand regions joined by a linking peptide (Schafer et al, TIBS, 21: 134-140 (1996) Zimmer et al, Brain Res Bull, 37: 417-429 (1995); Rammes et al, J. Biol. Chern., 272: 9496-9502 (1997); Lugering et al, Eur. J. Clin.
5 Invest, 25:659-664 (1995)). Alhoewel ze signaalpeptiden missen is het al lang bekend dat S100/calgranulinen toegang tot de extracellulaire ruimte krijgen, in het bijzonder op plaatsen van chronische immuun/ontstekingsreacties, zoals bij cystische fibrose en reumatoïde artritis. RAGE is een receptor voor vele leden van de familie van S100/calgranuline, die de ontstekingsbevorderende effecten ervan op cellen zoals 10 lymfocyten en mononucleaire fagocyten bemiddelt. Ook suggereren studies op modellen van vertraagd soort van hypergevoeligheidsreactie, colitis bij IL-10 null muizen, collageengeïnduceerde artritis en experimentele auto-immuun encefalitis dat interactie van RAGE-Iigand (vermoedelijk met S100/calgranulinen) een voorname rol heeft bij de ontstekingscascade.5 Invest, 25: 659-664 (1995)). Although they lack signal peptides, it has long been known that S100 / calgranulins gain access to the extracellular space, particularly at sites of chronic immune / inflammatory responses, such as cystic fibrosis and rheumatoid arthritis. RAGE is a receptor for many members of the S100 / calgranulin family, which mediates its anti-inflammatory effects on cells such as lymphocytes and mononuclear phagocytes. Studies on models of delayed type of hypersensitivity reaction, colitis in IL-10 null mice, collagen-induced arthritis and experimental autoimmune encephalitis also suggest that RAGE-Igigand interaction (presumably with S100 / calgranulins) has a major role in the inflammatory cascade.
15 Type I diabetes is een auto-immuunstoomis die kan worden voorkomen of kan worden afgezwakt door behandeling met de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding. Het is bijvoorbeeld getoond dat sRAGE de overdracht van splenocyten van niet-zwaarlijvige diabetische (NOD) muizen naar NOD-muizen met ernstige gecombineerde immunodeficiëntie (NOD-scid muizen) mogelijk kan maken. NOD-scid 20 muizen vertonen niet op spontane wijze diabetes maar vereisen de aanwezigheid van immunocyten die in staat zijn de cellen van de eilandjes te vernietigen, zodanig dat diabetes vervolgens wordt geïnduceerd. Het werd gevonden dat ontvangende NOD-scid muizen die met sRAGE zijn behandeld een vertraagd begin van diabetes, die werd geïnduceerd door splenocyten die zijn overgebracht van een diabetische (NOD) muis, 25 vertoonden in vergelijking met ontvangende NOD-scid muizen die niet met sRAGE zijn behandeld (Amerikaanse octrooi-publicatie 2002/0122799). Zoals in US 2002/0122799 is gesteld zijn de experimentele resultaten met het gebruik van sRAGE in dit model relevant voor humane ziekte zoals klinische achtergronden waarin toekomstige immuuntherapieën en transplantatie van eilandjes kunnen voorkomen.Type I diabetes is an autoimmune disorder that can be prevented or weakened by treatment with the RAGE fusion proteins of the present invention. For example, sRAGE has been shown to allow the transfer of splenocytes from non-obese diabetic (NOD) mice to NOD mice with severe combined immunodeficiency (NOD scid mice). NOD-scid mice do not display diabetes spontaneously but require the presence of immunocytes capable of destroying the islet cells, such that diabetes is subsequently induced. It was found that recipient NOD scid mice treated with sRAGE exhibited a delayed onset of diabetes induced by splenocytes transferred from a diabetic (NOD) mouse compared to recipient NOD scid mice not treated with sRAGE have been treated (U.S. Patent Publication No. 2002/0122799). As stated in US 2002/0122799, the experimental results with the use of sRAGE in this model are relevant to human disease such as clinical backgrounds in which future immunotherapy and islet transplantation can occur.
30 In een uitvoeringsvorm kan een RAGE-fïisie-eiwit van de onderhavige uitvinding aldus worden gebruikt voor het behandelen van ontsteking die is geassocieerd met transplantatie van tenminste één van een orgaan, een weefsel of een verscheidenheid van cellen van een eerste plaats naar een tweede plaats. De eerste en tweede plaatsen 67 kunnen in verschillende personen of in dezelfde persoon zijn. In andere uitvoeringsvormen omvatten de getransplanteerde cellen, weefsel of orgaan cellen van een alvleesklier, huid, lever, nier, hart, long, beenmerg, bloed, bot, spier, endotheelcellen, slagader, ader, kraakbeen, schildklier, zenuwstelsel of stamcellen. Toediening van de 5 RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het bewerkstelligen van transplantatie van cellen van de eilandjes van een eerste niet-diabetische persoon naar een tweede diabetische persoon.Thus, in one embodiment, a RAGE fission protein of the present invention can be used to treat inflammation associated with transplantation of at least one of an organ, a tissue, or a variety of cells from a first site to a second site . The first and second places 67 can be in different people or in the same person. In other embodiments, the transplanted cells, tissue or organ cells include pancreatic, skin, liver, kidney, heart, lung, bone marrow, blood, bone, muscle, endothelial cells, artery, vein, cartilage, thyroid, nervous system, or stem cells. For example, administration of the RAGE fusion proteins of the present invention can be used to effect cell transplantation from the islets of a first non-diabetic person to a second diabetic person.
In een andere uitvoeringsvorm kan de onderhavige uitvinding een werkwijze verschaffen voor het behandelen van osteoporose door het toedienen van een 10 therapeutisch effectieve hoeveelheid van een RAGE-fusie-ei wit van de onderhavige uitvinding aan een persoon (Zhou et al, J. Exp. Med., 203:1067 -1080 (2006)). In een uitvoeringsvorm, kan de werkwijze voor het behandelen van osteoporose verder de stap van het verhogen van de botdichtheid van de persoon of het verlagen van de snelheid van afname van botdichtheid van een persoon omvatten.In another embodiment, the present invention can provide a method for treating osteoporosis by administering a therapeutically effective amount of a RAGE fusion protein of the present invention to a subject (Zhou et al, J. Exp. Med. ., 203: 1067-1080 (2006)). In one embodiment, the method of treating osteoporosis may further comprise the step of increasing the bone density of the person or decreasing the rate of decrease of bone density of a person.
15 In verscheidene geselecteerde uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding aldus een werkwijze verschaffen voor het remmen van de interactie van een AGE met RAGE bij een persoon door het toedienen aan de persoon van een therapeutisch effectieve hoeveelheid van een RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding. De persoon die is behandeld door het gebruik van de RAGE-fusie-eiwitten van de 20 onderhavige uitvinding kan een dier zijn. In een uitvoeringsvorm is de persoon een mens. De persoon kan lijden aan een AGE-verwante ziekte zoals diabetes, diabetische complicaties zoals nefropathie, neuropathie, retinopathie, voetzweren, amyloïdoses, of renaal falen en ontsteking. Of de persoon kan een individu met de ziekte van Alzheimer zijn. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de persoon een individu met kanker zijn. 25 In nog andere uitvoeringsvormen kan de persoon lijden aan systemische lupus erythematose of inflammatoire lupus neffitis. Andere ziekten kunnen worden bemiddeld door RAGE en kunnen aldus worden behandeld door het gebruik van de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding. In aanvullende alternatieve uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen de RAGE-fusie-eiwitten 30 worden gebruikt voor de behandeling van de ziekte van Crohn, artritis, vasculitis, nefropathieën, retinopathieën en neuropathieën bij humane of dierlijke patiënten. In andere uitvoeringsvormen kan ontsteking, die zowel auto-immuunresponsen (bijvoorbeeld afstoting van eigen) en niet-auto-immuunresponsen (bijvoorbeeld 68 afstoting van niet-eigen) behelzen, worden bemiddeld door RAGE en kan aldus worden behandeld door het gebruik van RAGE-fusie-ei witten van de onderhavige uitvinding.Thus, in various selected embodiments, the present invention can provide a method for inhibiting the interaction of an AGE with RAGE in a subject by administering to the subject a therapeutically effective amount of a RAGE fusion protein of the present invention. The person treated using the RAGE fusion proteins of the present invention can be an animal. In one embodiment, the person is a human. The person may suffer from an AGE-related disease such as diabetes, diabetic complications such as nephropathy, neuropathy, retinopathy, foot ulcers, amyloidoses, or renal failure and inflammation. Or the person can be an individual with Alzheimer's disease. In an alternative embodiment, the person may be an individual with cancer. In still other embodiments, the person may suffer from systemic lupus erythematosis or inflammatory lupus neffitis. Other diseases can be mediated by RAGE and thus treated using the RAGE fusion proteins of the present invention. In additional alternative embodiments of the present invention, the RAGE fusion proteins can be used to treat Crohn's disease, arthritis, vasculitis, nephropathies, retinopathies and neuropathies in human or animal patients. In other embodiments, inflammation involving both autoimmune responses (e.g., rejection of self) and non-autoimmune responses (e.g., 68 rejection of self) may be mediated by RAGE and thus treated by the use of RAGE fusion proteins of the present invention.
Een therapeutisch effectieve hoeveelheid kan een hoeveelheid omvatten die in staat is de interactie van RAGE met een AGE of andere soorten van endogene liganden 5 van RAGE bij een persoon te voorkomen. Dienovereenkomstig zal de hoeveelheid variëren met de persoon die wordt behandeld. Toediening van de verbinding kan elk uur, dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks of als een enkele gebeurtenis zijn. Bij verscheidene alternatieve uitvoeringsvormen kan de effectieve hoeveelheid van het RAGE-fusie-eiwit variëren van ongeveer 1 ng/kg lichaamsgewicht tot ongeveer 100 10 mg/kg lichaamsgewicht of van ongeveer 10 pg/kg lichaamsgewicht tot ongeveer 50 mg/kg lichaamsgewicht of van ongeveer 100 pg/kg lichaamsgewicht tot ongeveer 20 mg/kg lichaamsgewicht. De werkelijke effectieve hoeveelheid kan worden vastgesteld door dosis/respons testen door het gebruik van werkwijzen die in het vakgebied standaard zijn (Johnson et al, Diabetes. 42: 1179, (1993)). Zoals bij de deskundigen in 15 het vakgebied bekend is kan de effectieve hoeveelheid aldus afhangen van de biologische beschikbaarheid, biologische activiteit en biologische afbreekbaarheid van de verbinding.A therapeutically effective amount may include an amount capable of preventing the interaction of RAGE with an AGE or other types of RAGE endogenous ligands in a subject. Accordingly, the amount will vary with the person being treated. Administration of the connection can be every hour, daily, weekly, monthly, annually or as a single event. In various alternative embodiments, the effective amount of the RAGE fusion protein can range from about 1 ng / kg of body weight to about 100 mg / kg of body weight or from about 10 µg / kg of body weight to about 50 mg / kg of body weight or from about 100 pg / kg body weight to about 20 mg / kg body weight. The actual effective amount can be determined by dose / response testing using methods that are standard in the art (Johnson et al., Diabetes. 42: 1179, (1993)). As is known to those skilled in the art, the effective amount may thus depend on the bioavailability, bioactivity and biodegradability of the compound.
Preparaten 20 De onderhavige uitvinding kan een preparaat omvatten dat een RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding gemengd met een farmaceutisch aanvaardbare drager omvat. Het RAGE-fusie-eiwit kan een RAGE-polypeptide gekoppeld aan een tweede niet-RAGE-polypeptide omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit een bindingsplaats voor een ligand van RAGE omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat 25 de ligand-bindingsplaats het meest N-eindstandige domein van het RAGE-fusie-eiwit. De bindingsplaats voor een ligand van RAGE kan het V-domein van RAGE of een deel daarvan omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat de bindingsplaats voor een ligand van RAGE SEQ 1D NO: 9 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47 30 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is.Compositions The present invention may comprise a composition comprising a RAGE fusion protein of the present invention in admixture with a pharmaceutically acceptable carrier. The RAGE fusion protein may comprise a RAGE polypeptide linked to a second non-RAGE polypeptide. In one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise a binding site for a RAGE ligand. In one embodiment, the ligand binding site comprises the most N-terminal domain of the RAGE fusion protein. The binding site for a RAGE ligand may include the RAGE V domain or part thereof. In one embodiment, the binding site for a ligand of RAGE SEQ includes 1D NO: 9 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO. : 47 or a sequence that is at least 90% identical to that.
In een uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide zijn gekoppeld aan een polypeptide dat een immunoglobuline-domein of een deel (bijvoorbeeld een fragment daarvan) van een immunoglobuline-domein omvat. In één uitvoeringsvorm omvat het 69 polypeptide dat een immunoglobuline-domein omvat tenminste een deel van tenminste één van de Ch2- of de CH3-domeinen van een humaan IgG.In one embodiment, the RAGE polypeptide may be linked to a polypeptide comprising an immunoglobulin domain or a portion (e.g., a fragment thereof) of an immunoglobulin domain. In one embodiment, the 69 polypeptide comprising an immunoglobulin domain comprises at least a portion of at least one of the Ch2 or CH3 domains of a human IgG.
In bepaalde uitvoeringsvormen omvat het RAGE-fusie-eiwit een aminozuursequentie zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 of een 5 sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96% 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. In sommige uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 bijvoorbeeld de sequentie van SEQ ID NO: 56 of SEQ ID NO: 57 zonder de C-eindstandige lysine.In certain embodiments, the RAGE fusion protein comprises an amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95% 96% is 97%, 98% or 99% identical to that. For example, in some embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 includes the sequence of SEQ ID NO: 56 or SEQ ID NO: 57 without the C-terminal lysine.
Het RAGE eiwit of polypeptide kan humaan RAGE met de volledige lengte 10 (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 1) of een fragment van humaan RAGE omvatten. In een uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide geen residuen van de signaalsequentie. De signaalsequentie van RAGE kan ofwel residuen 1-22 of residuen 1-23 van RAGE met de volledige lengte omvatten (SEQ ID NO: 1). In andere uitvoeringsvormen kan het RAGE-polypeptide een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 15 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan humaan RAGE of een fragment daarvan. In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide bijvoorbeeld humaan RAGE of een fragment daarvan omvatten, waarbij Glycine als het eerste residu is in plaats van een Methionine (zie bijvoorbeeld Neeper et al., (1992)). Of het humane RAGE kan RAGE met de volledige lengte omvatten waarbij de signaalsequentie is 20 verwijderd (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 2 of SEQ ID NO: 3) (Figuren IA en 1B) of een deel van die aminozuursequentie.The RAGE protein or polypeptide may comprise full-length human RAGE (e.g., SEQ ID NO: 1) or a fragment of human RAGE. In one embodiment, the RAGE polypeptide does not include residues of the signal sequence. The signal sequence of RAGE can include either full-length residues 1-22 or residues 1-23 (SEQ ID NO: 1). In other embodiments, the RAGE polypeptide may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to human RAGE or a fragment thereof. For example, in one embodiment, the RAGE polypeptide may comprise human RAGE or a fragment thereof, with Glycine being the first residue instead of a Methionine (see, for example, Neeper et al., (1992)). Or the human RAGE can include full-length RAGE with the signal sequence removed (e.g., SEQ ID NO: 2 or SEQ ID NO: 3) (Figures 1A and 1B) or a portion of that amino acid sequence.
De RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kunnen ook sRAGE (bijvoorbeeld SEQ ID NO: 4), een polypeptide dat tenminste 90% identiek is aan sRAGE, of een fragment van sRAGE omvatten. Het RAGE-polypeptide kan 25 bijvoorbeeld humaan sRAGE, of een fragment daarvan omvatten, waarbij Glycine als het eerste residu is in plaats van een Methionine (zie bijvoorbeeld Neeper et al., (1992)). Of het humane RAGE kan sRAGE omvatten waarbij de signaalsequentie is verwijderd (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 5, SEQ ID NO: 6 of SEQ ID NO: 45 in Figuur 1) of een deel van die aminozuursequentie. In andere uitvoeringsvormen kan het 30 RAGE-eiwit een V-domein omvatten (zie bijvoorbeeld SEQ ID NO: 7, SEQ ID NO: 8 of SEQ ID NO: 46 in Figuur 1). Of, een sequentie die tenminste 90% identiek is aan het V-domein of een fragment daarvan kan worden gebruikt. Of het RAGE-eiwit kan een fragment van RAGE omvatten dat een deel van het V-domein omvat (zie bijvoorbeeld 70 SEQ ID NO: 9, SEQ ID NO: 10 of SEQ ID NO: 47 in Figuur 1). In een uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats SEQ ID NO: 9, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 10, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of SEQ ID NO: 47, of een sequentie die tenminste 90% 5 identiek daar aan is omvatten. In nog een andere uitvoeringsvorm is het RAGE-ffagment een synthetisch peptide.The RAGE fusion proteins of the present invention may also include sRAGE (e.g., SEQ ID NO: 4), a polypeptide that is at least 90% identical to sRAGE, or a fragment of sRAGE. The RAGE polypeptide can include, for example, human sRAGE, or a fragment thereof, wherein Glycine is the first residue instead of a Methionine (see, for example, Neeper et al., (1992)). Or the human RAGE may include sRAGE with the signal sequence removed (see, for example, SEQ ID NO: 5, SEQ ID NO: 6 or SEQ ID NO: 45 in Figure 1) or a portion of that amino acid sequence. In other embodiments, the RAGE protein may comprise a V domain (see, for example, SEQ ID NO: 7, SEQ ID NO: 8 or SEQ ID NO: 46 in Figure 1). Or, a sequence that is at least 90% identical to the V domain or a fragment thereof can be used. Or the RAGE protein may comprise a fragment of RAGE that includes a portion of the V domain (see, for example, 70 SEQ ID NO: 9, SEQ ID NO: 10 or SEQ ID NO: 47 in Figure 1). In one embodiment, the ligand binding site can be SEQ ID NO: 9, or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 10, or a sequence that is at least 90% identical to it, or SEQ ID NO: 9 47, or a sequence that is at least 90% identical to that. In yet another embodiment, the RAGE fagment is a synthetic peptide.
Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld aminozuren 23-116 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 7) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-116 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 8) of een sequentie die tenminste 10 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-116 van humaan RAGE waarbij Q24For example, the RAGE polypeptide can be amino acids 23-116 of human RAGE (SEQ ID NO: 7) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-116 of human RAGE (SEQ ID NO: 8) or a sequence which is at least 10 to 90% identical thereto, or amino acids 24-116 of human RAGE where Q24
cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 46), of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het V-domein van RAGE, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 124-221 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 11) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het Cl -15 domein van RAGE omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan het RAGE-polypeptide aminozuren 227-317 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 12) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het C2-domein van RAGE, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 23-123 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 13) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of 20 aminozuren 24-123 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 14) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het V-domein van RAGE en een stroomafwaartse interdomein linker, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 24-123 van humaan RAGE omvatten, waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 48), of een sequentie die tenminste 90% identiek daar 25 aan is. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 23-226 van humaan RAGE (SEQ IDcyclizes to form pE (SEQ ID NO: 46), or include a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to the V-domain of RAGE. Or the RAGE polypeptide can include human RAGE amino acids 124-221 (SEQ ID NO: 11) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to the C1-15 domain of RAGE. In another embodiment, the RAGE polypeptide can include amino acids 227-317 of human RAGE (SEQ ID NO: 12) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to the C2 domain of RAGE. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 23-123 of human RAGE (SEQ ID NO: 13) or a sequence that is at least 90% identical to it, or 20 amino acids 24-123 of human RAGE (SEQ ID NO: 14) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to the V-domain of RAGE and includes a downstream interdomain linker. Or the RAGE polypeptide can include amino acids 24-123 of human RAGE, wherein Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 48), or a sequence that is at least 90% identical to that. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 23-226 of human RAGE (SEQ ID
NO: 17) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-226 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 18) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met het V-domein, het Cl-domein en de interdomein linker die deze twee domeinen koppelt, omvat. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 24-30 226 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliceert voor het vormen van pE (SEQ ID NO:NO: 17) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-226 of human RAGE (SEQ ID NO: 18) or a sequence that is at least 90% identical to it, corresponding to the V domain , the C1 domain and the interdomain linker that links these two domains. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 24-30 226 of human RAGE where Q24 cycles to form pE (SEQ ID NO:
50), of een sequentie die 90% identiek daar aan is, omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 23-339 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 5) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-339 van humaan RAGE (SEQ50), or a sequence that is 90% identical to that. Or the RAGE polypeptide can be amino acids 23-339 of human RAGE (SEQ ID NO: 5) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-339 of human RAGE (SEQ
71 ID NO: 6) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, die overeenkomt met sRAGE (d.w.z. coderend voor de V-, Cl - en C2-domeinen en interdomein linkers) omvatten. Of het RAGE-polypeptide kan aminozuren 24-339 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliseert voor het vormen van pE (SEQ ID NO: 45), of een sequentie die 5 tenminste 90% identiek daar aan is, omvatten. Of fragmenten van elk van deze sequenties kunnen worden gebruikt.71 ID NO: 6) or a sequence that is at least 90% identical to that corresponding to sRAGE (i.e., encoding the V, C1, and C2 domains and include interdomain linkers). Or the RAGE polypeptide can include human RAGE amino acids 24-339 where Q24 cyclizes to form pE (SEQ ID NO: 45), or a sequence that is at least 90% identical to it. Or fragments of any of these sequences can be used.
In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 22-51 van SEQ ID NO: 1 omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 23-51 van SEQ ID NO: 1 omvatten. In een andere 10 uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 31-51 van SEQ ID NO: 1 omvatten. In een andere uitvoeringsvorm kan de ligand-bindingsplaats aminozuren 31-116 van SEQ ID NO: 1 omvatten. De ligand-bindingsplaats kan bijvoorbeeld een V-domein van RAGE of een deel daarvan omvatten zoals het ligand-bindende domein van RAGE (bijvoorbeeld aminozuren 1-118, 23-118, 24-118, 31-118, 1-116, 23-116, 24-15 116,31-116,1-54,23-54,24-54,31-54, 1-53, 23-53, 24-53 of 31-53 van SEQ ID NO: 1 of fragmenten daarvan) (Figuur 1). Of fragmenten van de polypeptiden die op functionele wijze een RAGE-ligand binden kunnen worden gebruikt. Of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 97%, 98%, of 99% identiek is aan het V-domein van RAGE of een fragment daarvan (bijvoorbeeld zoals hierboven is 20 beschreven) kan worden gebruikt. Zoals in het vakgebied bekend is kan bij uitvoeringsvormen waarbij het N-uiteinde van het fusie-eiwit glutamine is, zoals bijvoorbeeld door het verwijderen van de signaalsequentie die residuen 1-23 van SEQ ID NO: 1 omvat (bijvoorbeeld Q24 voor een polypeptide dat aminozuren 24-118 of SEQ ID NO:l omvat), de glutamine verder cycliseren teneinde pyroglutaminezuur (pE) 25 te vormen.In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 22-51 of SEQ ID NO: 1. In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 23-51 of SEQ ID NO: 1. In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 31-51 of SEQ ID NO: 1. In another embodiment, the ligand binding site may comprise amino acids 31-116 of SEQ ID NO: 1. The ligand binding site may include, for example, a RAGE V domain or a portion thereof such as the RAGE ligand binding domain (e.g., amino acids 1-118, 23-118, 24-118, 31-118, 1-116, 23- 116, 24-15 116.31-116.1-54.23-54.24-54.31-54, 1-53, 23-53, 24-53 or 31-53 of SEQ ID NO: 1 or fragments thereof) (Figure 1). Or fragments of the polypeptides that functionally bind a RAGE ligand can be used. Or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 97%, 98%, or 99% identical to the V-domain of RAGE or a fragment thereof (e.g. as above) 20) can be used. As is known in the art, in embodiments where the N-terminus of the fusion protein is glutamine, such as, for example, removing the signal sequence comprising residues 1-23 of SEQ ID NO: 1 (e.g., Q24 for a polypeptide comprising amino acids 24-118 or SEQ ID NO: 1), further cyclize the glutamine to form pyroglutamic acid (pE).
Het RAGE-fusie-eiwit kan verscheidene soorten van peptiden die niet afkomstig zijn van RAGE of en fragment daarvan omvatten. Het tweede polypeptide van het RAGE-fusie-eiwit kan een polypeptide omvatten dat afkomstig is van een immunoglobuline. De zware keten (of deel daarvan) kan afkomstig zijn van één van de 30 bekende isotypen van de zware keten: IgG (γ), IgM (μ), IgD (δ), IgE (ε), of IgA (a). In aanvulling kan de zware keten (of deel daarvan) afkomstig zijn van één van de bekende subtypen van de zware keten: IgGl (γΐ), IgG2 (γ2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (al), IgA2 (a2), of mutaties van deze isotypen of subtypen die de biologische activiteit 72 veranderen. Het tweede polypeptide kan de Ch2- en CH3-domeinen van een humane IgGl of een deel van één ervan of beide van deze domeinen omvatten. Als een voorbeeld van uitvoeringsvormen kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 40 of een deel daarvan 5 omvatten. In een uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de Ch2- en Cn3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of een deel daarvan omvatten. Het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humaan IgGl of een deel daarvan omvat kan bijvoorbeeld SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 omvatten, waarbij de eindstandige lysine (K) is verwijderd. Het immunoglobulinepeptide kan 10 worden gecodeerd door de nucleïnezuursequentie van SEQ ID NO: 39 of SEQ ID NO: 41. De immunoglobulinesequentie in SEQ ID NO: 38 of SEQ ID NO: 40 kan ook worden gecodeerd door respectievelijk SEQ ID NO: 52 of SEQ ID NO: 53.The RAGE fusion protein can include various types of peptides that are not derived from RAGE or a fragment thereof. The second polypeptide of the RAGE fusion protein may comprise a polypeptide that is derived from an immunoglobulin. The heavy chain (or part thereof) can come from one of the known isotypes of the heavy chain: IgG (γ), IgM (μ), IgD (δ), IgE (ε), or IgA (a). In addition, the heavy chain (or part thereof) may come from one of the known subtypes of the heavy chain: IgG1 (γΐ), IgG2 (γ2), IgG3 (γ3), IgG4 (γ4), IgAl (a1), IgA2 (a2), or mutations of these isotypes or subtypes that alter biological activity 72. The second polypeptide may comprise the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion of one or both of these domains. As an exemplary embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 40 or a portion thereof. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and Cn3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a portion thereof. For example, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40, with the terminal lysine (K) removed. The immunoglobulin peptide can be encoded by the nucleic acid sequence of SEQ ID NO: 39 or SEQ ID NO: 41. The immunoglobulin sequence in SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 can also be encoded by SEQ ID NO: 52 or SEQ ID, respectively. NO: 53.
Het Fc-deel van de immunoglobulineketen kan in vivo ontstekingsbevorderend zijn. In één uitvoeringsvorm omvat het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige 15 uitvinding aldus een interdomein linker die afkomstig is van RAGE in plaats van een interdomein schamierpolypeptide dat van een immunoglobuline afkomstig is.The Fc portion of the immunoglobulin chain can be anti-inflammatory in vivo. Thus, in one embodiment, the RAGE fusion protein of the present invention comprises an interdomain linker derived from RAGE rather than an interdomain hinge polypeptide derived from an immunoglobulin.
In één uitvoeringsvorm kan het RAGE-fusie-eiwit aldus verder een RAGE-polypeptide omvatten dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat een CH2-domein van een immunogobuline of een fragment daarvan omvat. In één 20 uitvoeringsvorm omvat het CH2-domein of een fragment daarvan SEQ ID NO: 42. In een uitvoeringsvorm omvat het fragment van SEQ ID NO: 42, SEQ ID NO: 42 waarvan de eerste tien aminozuren zijn verwijderd.Thus, in one embodiment, the RAGE fusion protein may further comprise a RAGE polypeptide that is directly linked to a polypeptide comprising an CH2 domain of an immunogobulin or a fragment thereof. In one embodiment, the CH2 domain or a fragment thereof comprises SEQ ID NO: 42. In one embodiment, the fragment of SEQ ID NO: 42 comprises SEQ ID NO: 42 from which the first ten amino acids have been removed.
In één uitvoeringsvorm omvat het RAGE-polypeptide een interdomein linker van RAGE die aan een immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld zodanig dat het 25 C-eindstandige aminozuur van het immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van de interdomein linker en het C-eindstandige aminozuur van de interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een CH2-domein van een immunoglobuline of een fragment daarvan omvat. Het polypeptide dat een CH2-domein 30 van een immunoglobuline of een deel daarvan omvat kan de Ch2- en Cn3-domeinen van een humane IgGl of een deel van beide of één van deze domeinen omvatten. Als een voorbeeld van een uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de Ch2- en Ch3-domeinen van een humane IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 40 of een 73 deel daarvan omvatten. In een uitvoeringsvorm kan het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humane IgGl of een deel daarvan omvat, SEQ ID NO: 38 of een deel daarvan omvatten. Het polypeptide dat de Ch2- en CH3-domeinen van een humane IgGl of een deel daarvan omvat, kan bijvoorbeeld SEQ ID NO: 38 of SEQ ID 5 NO: 40 omvatten waarbij de eindstandige lysine (K) is verwijderd.In one embodiment, the RAGE polypeptide comprises an RAGE interdomain linker that is linked to an RAGE immunoglobulin domain such that the C-terminal amino acid of the RAGE immunoglobulin domain is linked to the N-terminal amino acid of the linker interdomain and the C-terminal amino acid of the RAGE interdomain linker is directly linked to the N-terminal amino acid of a polypeptide comprising an CH2 domain of an immunoglobulin or a fragment thereof. The polypeptide comprising a CH2 domain of an immunoglobulin or a part thereof can comprise the Ch2 and Cn3 domains of a human IgG1 or a part of both or one of these domains. As an example of an embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and Ch3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 40 or a 73 portion thereof. In one embodiment, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or a portion thereof. For example, the polypeptide comprising the Ch2 and CH3 domains of a human IgG1 or a portion thereof may comprise SEQ ID NO: 38 or SEQ ID NO: 40 with the terminal lysine (K) removed.
Het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan een enkele of meerdere domeinen van RAGE omvatten. Het RAGE-polypeptide dat een interdomein linker gekoppeld aan een immunoglobuline-domein van RAGE omvat kan een fragment van een RAGE-eiwit met volledige lengte omvatten. In één uitvoeringsvorm kan het 10 RAGE-fusie-eiwit bijvoorbeeld twee immunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van RAGE-eiwit en twee immunolgobuline-domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide omvatten. Het RAGE-fusie-eiwit kan een eerste immunoglobuline-domein van RAGE en een eerste interdomein linker gekoppeld aan een tweede immunoglobuline-domein van RAGE en een tweede interdomein linker van 15 RAGE omvatten, zodanig dat het N-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het eerste immunoglobuline-domein van RAGE, het N-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobuline-domein van RAGE is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker, het N-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker is 20 gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobuline-domein van RAGE en het C-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van het polypeptide dat een CH2-immunoglobuline-domein of een fragment daarvan omvat. Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld aminozuren 23-251 van humaan RAGE (SEQ ID 25 NO: 19) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-251 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 20) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-251 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliceert voor het vormen van pE, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is (SEQ ID NO: 51), die overeenkomt met het V-domein, het Cl-domein, de interdomein linker die deze 30 twee domeinen koppelt en een tweede interdomein linker stroomafwaarts van Cl omvatten. In één uitvoeringsvorm kan een nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 30 of een fragment daarvan omvat coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen. In een andere uitvoeringsvorm kan een nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 54 74 omvat coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met vier domeinen, waarbij stille basenveranderingen voor de codons die coderen voor proline (CCG naar CCC) en glycine (GGT naar GGG) aan het C-uiteinde van de sequentie worden gemaakt voor het verwijderen van een cryptische RNA-splitsingsplaats vlakbij het eindstandige 5 codon (d.w.z. nucleotiden 1375-1380 van SEQ TD NO: 30 worden gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 54).The RAGE fusion protein of the present invention can comprise a single or multiple domains of RAGE. The RAGE polypeptide comprising an inter-domain linker linked to an RAGE immunoglobulin domain may comprise a fragment of a full-length RAGE protein. For example, in one embodiment, the RAGE fusion protein may comprise two immunoglobulin domains derived from RAGE protein and two immunoglobulin domains derived from a human Fc polypeptide. The RAGE fusion protein can comprise a first immunoglobulin domain from RAGE and a first interdomain linker linked to a second immunoglobulin domain from RAGE and a second interdomain linker from RAGE, such that the N-terminal amino acid of the first interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the first immunoglobulin domain of RAGE, the N-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE is linked to the C-terminal amino acid of the first interdomain linker, the N-terminal amino acid of the second interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE and the C-terminal amino acid of the second interdomain linker of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of the polypeptide which is a CH2 immunoglobulin domain or a fragment thereof. For example, the RAGE polypeptide can be amino acids 23-251 of human RAGE (SEQ ID NO: 19) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-251 of human RAGE (SEQ ID NO: 20) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-251 of human RAGE where Q24 cycles to form pE, or a sequence that is at least 90% identical to it (SEQ ID NO: 51), corresponding to the V domain, the Cl domain, the interdomain linker that links these two domains and a second interdomain linker downstream of C1. In one embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 30 or a fragment thereof may encode a RAGE fusion protein with four domains. In another embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 54 74 can encode a four domain RAGE fusion protein, silent base changes for the codons encoding proline (CCG to CCC) and glycine (GGT to GGG) the C-terminus of the sequence are made to remove a cryptic RNA cleavage site near the terminal codon (ie nucleotides 1375-1380 of SEQ TD NO: 30 are modified to generate SEQ ID NO: 54).
Als alternatief kan een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen één immunoglobuline-domein dat afkomstig is van RAGE en twee immunoglobuline-domeinen die afkomstig zijn van een humaan Fc-polypeptide, omvatten. Het RAGE-10 fusie-eiwit kan bijvoorbeeld een enkel immunoglobuline-domein van RAGE gekoppeld door middel van een interdomein linker van RAGE aan het N-eindstandige aminozuur van het polypeptide dat omvat het C^-immunoglobuline-domein of een fragment daarvan omvatten. Het RAGE-polypeptide kan bijvoorbeeld aminozuren 23-136 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 15) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan 15 is of aminozuren 24-136 van humaan RAGE (SEQ ID NO: 16) of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is, of aminozuren 24-136 van humaan RAGE waarbij Q24 cycliceert voor het vormen van pE, of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is (SEQ ID NO: 49), die overeenkomt met het Y-domein van RAGE en een stroomafwaartse interdomein linker omvatten. In één uitvoeringsvorm kan een 20 nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 31 of een fragment daarvan omvat, coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen. In een andere uitvoeringsvorm kan een nucleïnezuurconstruct dat SEQ ID NO: 55 omvat, coderen voor een RAGE-fusie-eiwit met drie domeinen, waarbij stille basenveranderingen voor de codons die coderen voor praline (CCG naar CCC) en glycine (GGT naar GGG) aan het C-uiteinde van de 25 sequentie zijn gemaakt voor het verwijderen van een cryptische RNA-splitsingsplaats vlakbij het eindstandige codon (d.w.z. nucleotiden 1030-1035 van SEQ ID NO: 31 worden gemodificeerd voor het genereren van SEQ ID NO: 55).Alternatively, a three-domain RAGE fusion protein may comprise one immunoglobulin domain derived from RAGE and two immunoglobulin domains derived from a human Fc polypeptide. For example, the RAGE-10 fusion protein may comprise a single immunoglobulin domain from RAGE linked through an inter-domain linker from RAGE to the N-terminal amino acid of the polypeptide comprising the C 1 immunoglobulin domain or a fragment thereof. For example, the RAGE polypeptide can be amino acids 23-136 of human RAGE (SEQ ID NO: 15) or a sequence that is at least 90% identical there to 15 or amino acids 24-136 of human RAGE (SEQ ID NO: 16) or a sequence that is at least 90% identical to it, or amino acids 24-136 of human RAGE where Q24 cycles to form pE, or a sequence that is at least 90% identical to it (SEQ ID NO: 49) corresponding to the Y domain of RAGE and a downstream interdomain linker. In one embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 31 or a fragment thereof may encode a three-domain RAGE fusion protein. In another embodiment, a nucleic acid construct comprising SEQ ID NO: 55 can encode a three domain RAGE fusion protein, silent base changes for the codons encoding praline (CCG to CCC) and glycine (GGT to GGG) on the C-terminus of the sequence are made to remove a cryptic RNA cleavage site near the terminal codon (ie nucleotides 1030-1035 of SEQ ID NO: 31 are modified to generate SEQ ID NO: 55).
Een fragment van de interdomein linker van RAGE kan een peptidesequentie omvatten die van nature stroomafwaarts is van, en aldus gekoppeld is aan, een 30 immunoglobuline-domein van RAGE. Voor het V-domein van RAGE kan de interdomein linker bijvoorbeeld aminozuursequenties omvatten die van nature stroomafwaarts zijn van het V-domein. In een uitvoeringsvorm kan de linker SEQ ID NO: 21 omvatten, die overeenkomt met aminozuren 117-123 van RAGE met de 75 volledige lengte. Of de linker kan een peptide omvatten dat aanvullende delen van de natuurlijke sequentie van RAGE heeft. Een interdomein linker die verscheidene aminozuren (bijvoorbeeld 1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren) stroomopwaarts en stroomafwaarts van SEQ ID NO: 21 omvat, kan bijvoorbeeld worden gebruikt. In één 5 uitvoeringsvorm omvat de interdomein linker aldus SEQ 1D NO: 23 die aminozuren 117-136 van RAGE met de volledige lengte omvat. Of fragmenten van SEQ ID NO: 21 waarbij bijvoorbeeld 1, 2, of 3 aminozuren van één van de uiteinden van de linker zijn verwijderd kunnen worden gebruikt. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 10 99% identiek is aan SEQ ID NO: 21 of SEQ ID NO: 23.A fragment of the RAGE interdomain linker may include a peptide sequence that is naturally downstream of, and thus linked to, an immunoglobulin domain of RAGE. For example, for the V domain of RAGE, the interdomain linker may include amino acid sequences that are naturally downstream of the V domain. In one embodiment, the linker can include SEQ ID NO: 21, which corresponds to amino acids 117-123 of RAGE with the full length 75. Or the linker may include a peptide that has additional portions of the natural sequence of RAGE. For example, an interdomain linker comprising several amino acids (e.g., 1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids) upstream and downstream of SEQ ID NO: 21 can be used. Thus, in one embodiment, the interdomain linker comprises SEQ 1D NO: 23 which comprises amino acids 117-136 of full-length RAGE. Or fragments of SEQ ID NO: 21 wherein, for example, 1, 2, or 3 amino acids have been removed from one of the ends of the linker can be used. In other embodiments, the linker may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 21 or SEQ ID NO: 23.
Voor het Cl-domein van RAGE kan de linker een peptidesequentie omvatten die van nature stroomafwaarts van het Cl-domein is. In een uitvoeringsvorm kan de linker SEQ ID NO: 22 omvatten die overeenkomt met aminozuren 222-251 van RAGE met de volledige lengte. Of de linker kan een peptide omvatten dat aanvullende delen van 15 de natuurlijke sequentie van RAGE heeft. Een linker die verscheidene (1-3, 1-5, of Ι-ΙΟ, of 1-15 aminozuren) aminozuren stroomopwaarts en stroomafwaarts van SEQ ID NO: 22 omvat kan bijvoorbeeld worden gebruikt. Of fragmenten van SEQ ID NO: 22 kunnen worden gebruikt, waarbij bijvoorbeeld 1-3, 1-5, of 1-10, of 1-15 aminozuren van één van de uiteinden van de linker zijn verwijderd. In één uitvoeringsvorm kan een 20 interdomein linker van RAGE bijvoorbeeld SEQ ID NO: 24 omvatten, die overeenkomt met aminozuren 222-226. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO: 22 of SEQ ID NO: 24.For the RAGE C1 domain, the linker may include a peptide sequence that is naturally downstream of the C1 domain. In one embodiment, the left-hand SEQ ID can include NO: 22 corresponding to amino acids 222-251 of full-length RAGE. Or the linker may include a peptide that has additional portions of the natural sequence of RAGE. For example, a linker comprising several (1-3, 1-5, or Ι-ΙΟ, or 1-15 amino acids) amino acids upstream and downstream of SEQ ID NO: 22 can be used. Or fragments of SEQ ID NO: 22 can be used, wherein for example 1-3, 1-5, or 1-10, or 1-15 amino acids have been removed from one of the ends of the linker. In one embodiment, an inter-domain linker from RAGE may include, for example, SEQ ID NO: 24 corresponding to amino acids 222-226. In other embodiments, the linker may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 22 or SEQ ID NO: 24.
Of een interdomein linker kan SEQ ID NO: 44 omvatten, die overeenkomt met 25 aminozuren 318-342 van RAGE. In andere uitvoeringsvormen kan de linker een sequentie omvatten die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek is aan SEQ ID NO: 44.Or an interdomain linker may include SEQ ID NO: 44 corresponding to 25 amino acids 318-342 of RAGE. In other embodiments, the linker may comprise a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to SEQ ID NO: 44.
Farmaceutisch aanvaardbare dragers kunnen elk van de standaard farmaceutisch geaccepteerde dragers die in het vakgebied bekend zijn omvatten. In één 30 uitvoeringsvorm kan de farmaceutische drager een vloeistof zijn en het RAGE-fusie-eiwit of nucleïnezuurconstruct kan in de vorm van een oplossing zijn. In een andere uitvoeringsvorm kan de farmaceutisch aanvaardbare drager een vaste stof zijn in de vorm van een poeder, een gevriesdroogd poeder of een tablet. Of de farmaceutische 76 drager kan een gel, zetpil of crème zijn. In andere uitvoeringsvormen kan de drager een liposoom, een microcapsule, een in polymeer ingekapselde cel of een virus zijn. De term farmaceutisch aanvaardbare drager omvat aldus, maar is niet beperkt tot, elk van de standaard farmaceutisch geaccepteerde dragers, zoals water, alcoholen, fosfaat-5 gebufferde zoutoplossingen, suikers (bijvoorbeeld sucrose of mannitol), oliën of emulsies zoals olie/water emulsies of een triglyceride emulsie, verscheidene soorten van bevochtigende middelen, tabletten, beklede tabletten en capsules.Pharmaceutically acceptable carriers can include any of the standard pharmaceutically acceptable carriers known in the art. In one embodiment, the pharmaceutical carrier can be a liquid and the RAGE fusion protein or nucleic acid construct can be in the form of a solution. In another embodiment, the pharmaceutically acceptable carrier may be a solid in the form of a powder, a freeze-dried powder or a tablet. Or the pharmaceutical carrier can be a gel, suppository or cream. In other embodiments, the carrier may be a liposome, a microcapsule, a polymer-encapsulated cell, or a virus. The term pharmaceutically acceptable carrier thus includes, but is not limited to, any of the standard pharmaceutically acceptable carriers such as water, alcohols, phosphate buffered saline solutions, sugars (e.g., sucrose or mannitol), oils or emulsions such as oil / water emulsions or a triglyceride emulsion, various types of wetting agents, tablets, coated tablets and capsules.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen kunnen de RAGE-fusie-eiwitten in een neutrale vorm (waaronder zwitterion vormen) of als positief- of negatief-geladen soorten 10 aanwezig zijn. Bij sommige uitvoeringsvormen kunnen de RAGE-fusie-eiwitten worden gecomplexeerd met een counterion voor het vormen van een farmaceutisch aanvaardbaar zout.In certain embodiments, the RAGE fusion proteins may be present in a neutral form (including zwitterion forms) or as positively or negatively charged species. In some embodiments, the RAGE fusion proteins can be complexed with a counterion to form a pharmaceutically acceptable salt.
De termen “farmaceutisch aanvaardbaar zout” verwijst naar een complex dat één of meer RAGE-fusie-eiwitten en één of meer counterionen omvat, waarbij de 15 counterionen afkomstig zijn van farmaceutisch aanvaardbare anorganische en organische zuren en basen.The terms "pharmaceutically acceptable salt" refers to a complex comprising one or more RAGE fusion proteins and one or more counterions, the counterions coming from pharmaceutically acceptable inorganic and organic acids and bases.
Farmaceutisch aanvaardbare anorganische basen omvatten metaalionen. Metaalionen die meer van voorkeur zijn omvatten, maar zijn niet beperkt tot, geschikte alkalimetaalzouten, aardalkalimetaalzouten en andere fysiologisch aanvaardbare 20 metaalionen. Zouten die afkomstig zijn van anorganische basen omvatten aluminium, ammonium, calcium, kobalt, nikkel, molybdenum, vanadium, mangaan, chroom, selenium, tin, koper, ijzer, ijzerhoudend, lithium, magnesium, mangaanzouten, mangeen, kalium, rubidium, natrium en zink en bij de gewoonlijke valenties ervan.Pharmaceutically acceptable inorganic bases include metal ions. More preferred metal ions include, but are not limited to, suitable alkali metal salts, alkaline earth metal salts, and other physiologically acceptable metal ions. Salts derived from inorganic bases include aluminum, ammonium, calcium, cobalt, nickel, molybdenum, vanadium, manganese, chromium, selenium, tin, copper, iron, ferrous, lithium, magnesium, manganese salts, manogen, potassium, rubidium, sodium and zinc and at its usual valencies.
Farmaceutisch aanvaardbare zuuradditiezouten van de RAGE-fusie-eiwitten van 25 de onderhavige uitvinding kunnen worden bereid van de volgende zuren, waaronder, zonder beperking, mierenzuur, azijnzuur, acetamidobenzoëzuur, adipinezuur, ascorbinezuur, boorzuur, propionzuur, benzoëzuur, kampferzuur, carbonzuur, cyclaamzuur, dehydrocholinezuur, malonzuur, edetinezuur, ethylzwavelzuur, fendizoïnezuur, metafosforzuur, bamsteenzuur, glycolzuur, gluconzuur, melkzuur, 30 appelzuur, wijnsteenzuur, looizuur, citroenzuur, salpeterzuur, ascorbinezuur, glucuronzuur, maleïnezuur, foliumzuur, fumaarzuur, propionzuur, pyrodruivenzuur, asparaginezuur, glutaminezuur, benzoëzuur, zoutzuur, broomwaterstofzuur, joodwaterstofzuur, lysine, isocitroenzuur, trifluorazijnzuur, pamoïnezuur, propionzuur, 77 anthranilinzuur, mesylinezuur, orotinezuur, oxaalzuur, oxaalazijnzuur, oliezuur, stearinezuur, salicylzuur, aminosalicylzuur, silicaat, p-hydroxybenzoëzuur, nicotinezuur, fenylazijnzuur, amandelzuur, pamoïnezuur, sulfonzuur, methaansulfon-zuur, fosforzuur, fosfonzuur, ethaansulfonzuur, ethaandisulfonzuur, ammonium, 5 benzeensulfonzuur, pan toth een zuur, naftaleensulfonzuur, tolueen sulfonzuur, 2- hydroxy-ethaansulfonzuur, sulfanilzuur, zwavelzuur, salpeterzuur, salpeterigzuur, zwavelzuurmonomethy lester, cyclohexylaminosulfonzuur, β-hydroxyboterzuur, glycine, glycylglycine, glutaminezuur, cacodylaat, diaminohexaanzuur, kampfer-sulfonzuur, gluconzuur, thiocyaanzuur, oxoglutaarzuur, pyridoxal-5-fosfaat, 10 chloorfenoxy-azijnzuur, undecaanzuur, N-acetyl-L-asparaginezuur, galactaarzuur en galacturonzuur.Pharmaceutically acceptable acid addition salts of the RAGE fusion proteins of the present invention can be prepared from the following acids, including, without limitation, formic acid, acetic acid, acetamidobenzoic acid, adipic acid, ascorbic acid, boric acid, propionic acid, benzoic acid, camphoric acid, carboxylic acid, cyclamic acid, dehydrocholic acid, malonic acid, edetic acid, ethyl sulfuric acid, phendizoic acid, metaphosphoric acid, succinic acid, glycolic acid, gluconic acid, lactic acid, malic acid, tartaric acid, tannic acid, citric acid, nitric acid, ascorbic acid, glucuronic acid, maleic acid, folic acid, propionic acid, fumaric acid, fumaric acid, fumaric acid, fumaric acid, fumaric acid, fumaric acid, pumoric acid , hydrochloric acid, hydrobromic acid, iodine hydrochloric acid, lysine, isocitric acid, trifluoroacetic acid, pamoic acid, propionic acid, 77 anthranilic acid, mesylic acid, orotinic acid, oxalic acid, oxalacetic acid, oleic acid, stearic acid, salicylic acid, aminosalicylic acid, silicic acid, p-benzoic acid, phenylacetic acid, p-benzoic acid, p-phenyl acid oic acid, sulfonic acid, methanesulfonic acid, phosphoric acid, phosphonic acid, ethanesulfonic acid, ethanedisulfonic acid, ammonium, benzenesulfonic acid, pan to an acid, naphthalenesulfonic acid, toluene sulfonic acid, 2-hydroxy-ethanesulfonic acid, sulfanilic acid, sulfuric acid, nitric acid, nitric sulfonic acid, sulfuric acid, sulphonic acid, sulfuric acid β-hydroxybutyric acid, glycine, glycylglycine, glutamic acid, cacodylate, diaminohexanoic acid, camphor sulphonic acid, gluconic acid, thiocyanic acid, oxoglutaric acid, pyridoxal-5-phosphate, chlorophenoxy-acetic acid, undecanoic acid, N-acetyl-l-lactaric acid, galactic acid
Farmaceutisch aanvaardbare organische basen omvatten trimethylamine, diethylamine, Ν,Ν’-dibenzylethyleendiamine, chloorprocaïne, choline, dibenzylamine, di-ethanolamine, ethyleendiamine, meglumine (N-methylglucamine), procaine, 15 cyclische aminen, quatemaire ammonium kationen, arginine, betaine, cafeïne, clemizool, 2-ethylamino-ethanol, 2-diethylamino-ethanol, 2-dimethylamino-ethanol, ethaandiamine, butylamine, ethanolamine, ethyleendiamine, N-ethylmorfoline, N-ethylpiperidine, ethylglucamine, glucamine, glucosamine, histidine, hydrabamine, imidazool, isopropylamine, methylglucamine, morfoline, piperazine, pyridine, 20 pyridoxine, neodymium, piperidine, polyamine-harsen, procaine, purinen, theobromine, triethylamine, tripropylamine, triethanolamine, tromethamine, methylamine, taurine, cholaat, 6-amino-2-methyl-2-heptanol, 2-amino-2-methyl-l,3-propaandiol, 2-amino-2-methyl-1-propanol, alifatische mono- en dicarbonzuren, fenyl-gesubstitueerde alkaanzuren, hydroxy-alkaanzuren, aromatische zuren, alifatische en aromatische 25 sulfonzuren, strontium, tricine, hydrazine, fenylcyclohexylamine, 2-(N-mor- fo lino)ethaansulfonzuur, bis(2-hydroxy-ethyl)amino-tris(hydroxymethyl)methaan, N-(2-acetamido)-2-amino-ethaansulfonzuur, 1,4-piperazinediethaansulfonzuur, 3-morfo-lino-2-hydroxypropaansulfonzuur, l,3-bis[tris(hydroxymethyl)methylamino]-propaan, 4-morfolinepropaansulfonzuur, 4-(2-hydroxyethyl)piperazine-l-ethaansulfonzuur, 2-30 [(2-hydroxy-1,1 -bis(hydroxymethyl)ethyl)amino]ethaansulfon-zuur, N,N-bis(2-hy- droxy-ethyl)-2-amino-ethaansulfonzuur, 4-(N-morfolino)butaansulfonzuur, 3-(N,N-bis[2-hydroxyethyl]amino)-2-hydroxypropaansulfonzuur, 2-hydroxy-3-[tris(hydroxy-methyl)methylamino]-1 -propaansulfonzuur, 4-(2-hydroxyethyl)piperazine-1 -(2-hy- 78 droxypropaansulfonzuur), piperazine-1,4-bis(2-hydroxypropaansulfonzuur)dihydraat, 4-(2-hydroxyethyl)-1 -piperazinepropaansulfonzuur, N, V-bis(2-hydroxyethyl)glycine, N-(2-hydroxyethyl)piperazine-N’-(4-butaansulfonzuur), N-(tris(hydroxymethyl)-methyl]-3-aminopropaansulfonzuur, N-tris(hydroxymethyl)methyl-4-aminobutaan-5 sulfonzuur, N-(1,1 -dimethyl-2-hydroxyethyl)-3-amino-2-hydroxypropaansulfonzuur, 2-(cyclohexylamino)ethaansulfonzuur, 3-(cyclohexylamino)-2-hydroxy-1 -propaan-sulfonzuur, 3-(cyclohexylamino)-1 -propaansulfonzuur, A,-(2-acetamido)iminodi-azijnzuur, 4-(cyclohexylamino)-1 -butaansulfonzuur, A-[tris(hydroxymethyl)methyl]-glycine, 2-amino-2-(hydroxymethyl)-l,3-propaandiol en trometamol.Pharmaceutically acceptable organic bases include trimethylamine, diethylamine, Ν, Ν'-dibenzylethylenediamine, chloroprocaine, choline, dibenzylamine, diethanolamine, ethylenediamine, meglumin (N-methylglucamine), procaine, cyclic amines, quaternary ammonium cationaine, arginine, caffeine , clemizole, 2-ethylamino-ethanol, 2-diethylamino-ethanol, 2-dimethylamino-ethanol, ethanediamine, butylamine, ethanolamine, ethylenediamine, N-ethylmorpholine, N-ethylpiperidine, ethylglucamine, glucamine, glucosamine, histidine, hydrabamine, imidazlamine, isopropyl amine , methylglucamine, morpholine, piperazine, pyridine, pyridoxine, neodymium, piperidine, polyamine resins, procaine, purines, theobromine, triethylamine, tripropylamine, triethanolamine, tromethamine, methylamine, taurine, cholate, 6-amino-2-methyl-2- heptanol, 2-amino-2-methyl-1, 3-propanediol, 2-amino-2-methyl-1-propanol, aliphatic mono- and dicarboxylic acids, phenyl-substituted alkanoic acids, hydroxy-alkanoic acids, flavoring atic acids, aliphatic and aromatic sulfonic acids, strontium, tricine, hydrazine, phenylcyclohexylamine, 2- (N-morphino) ethanesulfonic acid, bis (2-hydroxyethyl) amino-tris (hydroxymethyl) methane, N- (2- acetamido) -2-aminoethanesulfonic acid, 1,4-piperazine diethanesulfonic acid, 3-morpholino-2-hydroxypropanesulfonic acid, 1,3-bis [tris (hydroxymethyl) methylamino] propane, 4-morpholinopropanesulfonic acid, 4- (2-hydroxyethyl ) piperazine 1-ethanesulfonic acid, 2-30 [(2-hydroxy-1,1-bis (hydroxymethyl) ethyl) amino] ethanesulfonic acid, N, N-bis (2-hydroxyethyl) -2-amino -ethanesulfonic acid, 4- (N-morpholino) butanesulfonic acid, 3- (N, N-bis [2-hydroxyethyl] amino) -2-hydroxypropanesulfonic acid, 2-hydroxy-3- [tris (hydroxy-methyl) methylamino] -1 - propanesulfonic acid, 4- (2-hydroxyethyl) piperazine-1- (2-hydroxypropanesulfonic acid), piperazine-1,4-bis (2-hydroxypropanesulfonic acid) dihydrate, 4- (2-hydroxyethyl) -1-piperazine propanesulfonic acid, N, V-bis (2-hydroxyethyl) glycine, N- (2-hydroxyethyl) piperazine-N '- (4-butanesulfonic acid), N- (t ris (hydroxymethyl) methyl] -3-aminopropanesulfonic acid, N-tris (hydroxymethyl) methyl-4-aminobutane-5-sulfonic acid, N- (1,1-dimethyl-2-hydroxyethyl) -3-amino-2-hydroxy-propanesulfonic acid, 2 - (cyclohexylamino) ethanesulfonic acid, 3- (cyclohexylamino) -2-hydroxy-1-propane sulfonic acid, 3- (cyclohexylamino) -1-propanesulfonic acid, A, - (2-acetamido) iminodiacetic acid, 4- (cyclohexylamino) - 1-butanesulfonic acid, A- [tris (hydroxymethyl) methyl] glycine, 2-amino-2- (hydroxymethyl) -1,3-propanediol and trometamol.
10 Toediening van de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding kan van verscheidene routes gebruik maken. Toediening van het RAGE-fiisie-eiwit van de onderhavige uitvinding kan aldus gebruik maken van intraperitoneale (IP) injectie. Als alternatief kan het RAGE-fusie-eiwit op orale wijze, intranasale wijze of als een aërosol worden toegediend. In een andere uitvoeringsvorm is toediening intraveneus (IV). Het 15 RAGE-fusie-eiwit kan ook subcutaan worden toegediend. In een andere uitvoeringsvorm is toediening van RAGE-fusie-eiwit intra-arterieel. In een andere uitvoeringsvorm is toediening sublinguaal. Toediening kan ook gebruik maken van een capsule met afgifte gedurende de tijd. Subcutane toediening kan bijvoorbeeld bruikbaar zijn voor het behandelen van chronische stoornissen wanneer het gewenst is dat iemand 20 zelf de toediening uitvoert.Administration of the RAGE fusion proteins of the present invention can use various routes. Thus, administration of the RAGE fusion protein of the present invention can use intraperitoneal (IP) injection. Alternatively, the RAGE fusion protein can be administered orally, intranasally or as an aerosol. In another embodiment, administration is intravenous (IV). The RAGE fusion protein can also be administered subcutaneously. In another embodiment, administration of RAGE fusion protein is intra-arterial. In another embodiment, administration is sublingual. Administration may also use a capsule with release over time. Subcutaneous administration may be useful, for example, for treating chronic disorders when it is desired that someone perform the administration themselves.
In een ander aspect van de onderhavige uitvinding kunnen de RAGE-fusie-eiwitten van de uitvinding worden gebruikt in adjuvans in therapeutische of therapeutische combinatiebehandelingen met andere bekende therapeutische middelen. Het volgende is een niet-uitputtende opsomming van adjuvans en aanvullende 25 therapeutische middelen die in combinatie met de modulators van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kunnen worden gebruikt:In another aspect of the present invention, the RAGE fusion proteins of the invention can be used in adjuvants in therapeutic or therapeutic combination treatments with other known therapeutic agents. The following is a non-exhaustive list of adjuvants and additional therapeutic agents that can be used in combination with the modulators of the RAGE fusion protein of the present invention:
Farmacologische classificatie van antikanker middelen: 30 1. Alkylerende middelen: Cyclofosfamide, nitroso-ureum, carboplatine, cisplatine, procarbazine 2. Antibiotica: Bleomycine, Daunorubicine, Doxorubicine 79 3. Antimetabolieten: Methotrexaat, Cytarabine, Fluoruracil, Azathioprine, 6-Pharmacological classification of anti-cancer agents: 30 1. Alkylating agents: Cyclophosphamide, nitrosourea, carboplatin, cisplatin, procarbazine 2. Antibiotics: Bleomycin, Daunorubicin, Doxorubicin 79 3. Antimetabolites: Methotrexate, Cytarabine, Fluoruracil, Azathin, Azath
Mercaptopurine en cytotoxische chemotherapeutische middelen tegen kanker 4. Alkaloïden van planten: Vinblastine, Vincristine, Etoposide, Paclitaxel, 5. Hormonen: Tamoxifen, Octreotide-acetaat, Finasteride, Flutamide 5 6. Modificeerders van de biologische respons: Interferons, TnterleukinenMercaptopurine and cytotoxic chemotherapeutic agents against cancer 4. Plant alkaloids: Vinblastine, Vincristine, Etoposide, Paclitaxel, 5. Hormones: Tamoxifen, Octreotide acetate, Finasteride, Flutamide 5 6. Modifiers of the biological response: Interferons, Tnterleukins
Farmacologische classificaties van behandeling van reumatoïde artritis 1. Analgesica: Aspirine 2. NSAIDs (niet-steroïdale ontstekingsremmende geneesmiddelen): Ibuprofen, 10 Naproxen, Diclofenac 3. DMARDs (ziekte-modificerende antireumatische geneesmiddelen): Methotrexaat, goudpreparaten, hydroxychloroquine, sulfasalazine 4. Modificeerders van de biologische respons, DMARDs: Etanercept, Infliximab Glucocorticoïden, zoals beclomethason, methylprednisolon, bètamethason, prednison, 15 dexamethason en hydrocortisonPharmacological classifications of rheumatoid arthritis treatment 1. Analgesics: Aspirin 2. NSAIDs (non-steroidal anti-inflammatory drugs): Ibuprofen, Naproxen 10, Diclofenac 3. DMARDs (disease-modifying antirheumatic drugs): Methotrexate, gold preparations, hydroxychloroquine Modified sulfersalazine of the biological response, DMARDs: Etanercept, Infliximab Glucocorticoids, such as beclomethasone, methyl prednisolone, beta-methasone, prednisone, dexamethasone and hydrocortisone
Farmacologische classificaties van behandeling van diabetes mellitus 1. Sulfonylureums: Tolbutamide, Tolazamide, Glyburide, Glipizide 2. Biguaniden: Metformin 20 3. Veelzijdige orale middelen: Acarbose, Troglitazon 4. InsulinePharmacological classifications of treatment of diabetes mellitus 1. Sulfonylureas: Tolbutamide, Tolazamide, Glyburide, Glipizide 2. Biguanides: Metformin 20 3. Versatile oral agents: Acarbose, Troglitazone 4. Insulin
Farmacologische classificaties van behandeling van ziekte van Alzheimer 1. Cholinesterase remmer: Tacrine, Donepezil 25 2. Antipsychotica: Haloperidol, Thioridazine 3. Antidepressiva: Desipramine, Fluoxetine, Trazodon, Paroxetine 4. Anticonvulsants: Carbamazepine, ValproïnezuurPharmacological classifications of Alzheimer's disease treatment 1. Cholinesterase inhibitor: Tacrine, Donepezil 2. Antipsychotics: Haloperidol, Thioridazine 3. Antidepressants: Desipramine, Fluoxetine, Trazodone, Paroxetine 4. Anticonvulsants: Carbamazepine, Valproic acid
In een uitvoeringsvorm kunnen de preparaten van de onderhavige uitvinding een 30 therapeutisch effectieve hoeveelheid van een RAGE-fusie-eiwit in combinatie met een enkele of meerdere aanvullende therapeutische middelen omvatten. In aanvulling op de middelen die hiervoor zijn beschreven kunnen de volgende therapeutische middelen in combinatie met de RAGE-fusie-eiwitten van de onderhavige uitvinding worden 80 gebruikt: immuunonderdrukkende middelen zoals cyclosporine, tacrolimus, rapamycine en andere FK-506 type immuunonderdrukkende middelen.In one embodiment, the compositions of the present invention may comprise a therapeutically effective amount of a RAGE fusion protein in combination with a single or more additional therapeutic agents. In addition to the agents described above, the following therapeutic agents may be used in combination with the RAGE fusion proteins of the present invention: immunosuppressants such as cyclosporin, tacrolimus, rapamycin and other FK-506 type immunosuppressants.
In één uitvoeringsvorm kan de onderhavige uitvinding daarom een werkwijze van het behandelen van RAGE-bemiddelde ziekten verschaffen, waarbij de werkwijze 5 omvat het aan een patiënt, die daar behoefte aan heeft, toedienen van een therapeutisch effectieve hoeveelheid van een RAGE-fusie-eiwit in combinatie met therapeutische middelen die zijn gekozen uit de groep die bestaat uit alkylerende middelen, antimetabolieten, alkaloïden van planten, antibiotica, hormonen, modificeerders van de biologische respons, analgesica, NSAID’s, DMARD’s, modificeerders van de 10 biologische reactie (bijvoorbeeld glucocorticoïden), sulfonylureums, biguaniden, insuline, cholinesterase-remmers, antipsychotica, antidepressiva, anticonvulsants en immuun-onderdrukkende middelen zoals cyclosporine, tacrolimus, rapamycine en andere FK-506 type immuun-onderdrukkende middelen. In een andere uitvoeringsvorm verschaft de onderhavige uitvinding het farmaceutische preparaat van de uitvinding 15 zoals hierboven is beschreven, die verder één of meer therapeutische middelen omvat die zijn gekozen uit de groep die bestaat uit alkylerende middelen, antimetabolieten, alkaloïden van planten, antibiotica, hormonen, modificeerders van de biologische respons, analgesica, NSAID’s, DMARD’s, modificeerders van de biologische reactie (bijvoorbeeld glucocorticoïden), sulfonylureums, biguaniden, insuline, cholinesterase-20 remmers, antipsychotica, antidepressiva, anticonvulsants en immuunonderdrukkende middelen zoals cyclosporine, tacrolimus, rapamycine en andere FK-506 type immuunonderdrukkende middelen.Therefore, in one embodiment, the present invention can provide a method of treating RAGE-mediated diseases, the method comprising administering to a patient in need thereof a therapeutically effective amount of a RAGE fusion protein in combination with therapeutic agents selected from the group consisting of alkylating agents, antimetabolites, plant alkaloids, antibiotics, hormones, biological response modifiers, analgesics, NSAIDs, DMARDs, biological reaction modifiers (eg glucocorticoids), sulfonylureas , biguanides, insulin, cholinesterase inhibitors, antipsychotics, antidepressants, anticonvulsants and immunosuppressants such as cyclosporin, tacrolimus, rapamycin and other FK-506 type immunosuppressants. In another embodiment, the present invention provides the pharmaceutical composition of the invention as described above, further comprising one or more therapeutic agents selected from the group consisting of alkylating agents, antimetabolites, plant alkaloids, antibiotics, hormones, biological response modifiers, analgesics, NSAIDs, DMARDs, biological response modifiers (eg glucocorticoids), sulfonylureas, biguanides, insulin, cholinesterase inhibitors, antipsychotics, antidepressants, anticonvulsants and immunosuppressants such as cyclosporin, tacrolimus, rapamycin, rapamycin -506 type of immunosuppressive agents.
2525
Gevriesdroogde preparatenFreeze-dried preparations
In andere uitvoeringsvormen verschaft de onderhavige uitvinding ook preparaten die een RAGE-fusie-eiwit omvatten. Uitvoeringsvormen van de preparaten kunnen een gevriesdroogd mengsel van een beschermend middel voor vriesdrogen, een RAGE-30 fusie-eiwit en buffer omvatten.In other embodiments, the present invention also provides compositions comprising a RAGE fusion protein. Embodiments of the compositions may comprise a freeze-dried mixture of a protective agent for freeze-drying, a RAGE-30 fusion protein, and buffer.
Een verscheidenheid van beschermende middelen voor vriesdrogen kunnen in preparaten van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding worden gebruikt. Bij sommige uitvoeringsvormen kan het beschermend middel voor 81 vriesdrogen een niet-reducerende suiker omvatten. De niet-reducerende suiker kan bijvoorbeeld sucrose, mannitol of trehalose omvatten. Een verscheidenheid van buffers kan ook in het preparaat van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de buffer histidine omvatten.A variety of freeze-drying protective agents can be used in compositions of the freeze-dried RAGE fusion protein of the present invention. In some embodiments, the freeze-drying protective agent may comprise a non-reducing sugar. The non-reducing sugar can include, for example, sucrose, mannitol or trehalose. A variety of buffers can also be used in the freeze-dried RAGE fusion protein preparation. In certain embodiments, the buffer may include histidine.
5 Het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit kan aanvullende bestanddelen omvatten.The freeze-dried RAGE fusion protein may comprise additional ingredients.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit verder tenminste één van een oppervlakte-actieve stof, een chelerend middel of een volume-vormend middel omvatten. In één uitvoeringsvorm omvat het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit ongeveer 40-100 mg/ml RAGE-fusie-eiwit dat de 10 sequentie omvat zoals die uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 2 mM tot ongeveer 50 mM histidine; ongeveer 60 mM tot ongeveer 65 mM sucrose; ongeveer 0,001% tot ongeveer 0,05% Tween 80; en een pH van ongeveer 6,0 tot 6,5. Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan in bepaalde uitvoeringsvormen bijvoorbeeld ongeveer 40-50 mg/ml RAGE-fusie-eiwit omvatten 15 dat de sequentie omvat zoals die uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 10 mM histidine; ongeveer 65 mM sucrose; ongeveer 0,01% Tween 80; en een pH van ongeveer 6,0. Of andere concentraties van het RAGE-fusie-eiwit kunnen worden gebruikt, zoals hierin verder is beschreven.In certain embodiments, the RAGE fusion protein composition may further comprise at least one of a surfactant, a chelating agent, or a volume-forming agent. In one embodiment, the reconstituted RAGE fusion protein composition comprises about 40-100 mg / ml RAGE fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 2 mM to about 50 mM histidine; about 60 mM to about 65 mM sucrose; about 0.001% to about 0.05% Tween 80; and a pH of about 6.0 to 6.5. The preparation of the reconstituted RAGE fusion protein may in certain embodiments comprise, for example, about 40-50 mg / ml RAGE fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 10 mM histidine; about 65 mM sucrose; about 0.01% Tween 80; and a pH of about 6.0. Whether other concentrations of the RAGE fusion protein can be used, as further described herein.
In één uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding een gereconstitueerd 20 preparaat dat een gevriesdroogd RAGE-fusie-eiwit omvat dat in een verdunningsmiddel is gereconstitueerd, waarbij de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat binnen het traject van ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml is. Of andere concentraties van het RAGE-fusie-eiwit kunnen worden gebruikt, zoals hierin is beschreven.In one embodiment, the present invention comprises a reconstituted preparation comprising a freeze-dried RAGE fusion protein reconstituted in a diluent, wherein the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is within the range of about 1 mg / ml to about 400 mg / ml. Or other concentrations of the RAGE fusion protein can be used, as described herein.
25 In andere uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding ook werkwijzen voor het bereiden van een stabiel gereconstitueerd preparaat van een RAGE-fusie-eiwit omvatten. Het gereconstitueerde preparaat kan een concentratie omvatten die geschikt is voor direct gebruik (bijvoorbeeld directe toediening aan een persoon) of die verder kan worden verdund en/of kan worden gemengd met een afleverend middel.In other embodiments, the present invention may also include methods for preparing a stably reconstituted preparation of a RAGE fusion protein. The reconstituted preparation may comprise a concentration suitable for immediate use (e.g., direct administration to a subject) or which may be further diluted and / or mixed with a delivery agent.
30 Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de werkwijze het reconstitueren van een gevriesdroogd mengsel van het RAGE-fusie-eiwit en een beschermend middel voor vriesdrogen in een verdunningsmiddel omvatten, zodanig dat de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat in een traject is van ongeveer 1 82 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml. Of andere concentraties zoals hierin wordt beschreven kunnen worden gebruikt zoals hierin wordt beschreven.In certain embodiments, the method may comprise reconstituting a freeze-dried mixture of the RAGE fusion protein and a protective agent for freeze-drying in a diluent such that the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is in a range from about 1 82 mg / ml to about 400 mg / ml. Or other concentrations as described herein can be used as described herein.
Een verscheidenheid van beschermende middelen voor vriesdrogen kunnen in de preparaten van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding 5 worden gebmikt. Bij sommige uitvoeringsvormen kan het beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker omvatten. De niet-reducerende suiker kan bijvoorbeeld sucrose, mannitol of trehalose omvatten. Een verscheidenheid van buffers kunnen ook in het preparaat van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de buffer histidine omvatten.A variety of freeze drying protective agents can be used in the compositions of the reconstituted RAGE fusion protein of the present invention. In some embodiments, the freeze drying protective agent may comprise a non-reducing sugar. The non-reducing sugar can include, for example, sucrose, mannitol or trehalose. A variety of buffers can also be used in the freeze-dried RAGE fusion protein preparation. In certain embodiments, the buffer may include histidine.
10 Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan aanvullende bestanddelen omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit verder tenminste één van een oppervlakte actieve stof, een chelerend middel of een volume-vormend middel omvatten. In één uitvoeringsvorm omvat het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit ongeveer 40-100 mg/ml RAGE-15 fusie-eiwit dat de sequentie omvat zoals die uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 2 mM tot ongeveer 50 mM histidine; ongeveer 60 mM tot ongeveer 65 mM sucrose; ongeveer 0,001% tot ongeveer 0,05% Tween 80; en een pH van ongeveer 6,0 tot 6,5. Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan in bepaalde uitvoeringsvormen bijvoorbeeld ongeveer 40-50 mg/ml RAGE-fusie-20 eiwit omvatten dat de sequentie omvat zoals die uiteengezet is in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 10 mM histidine, ongeveer 65 mM sucrose, ongeveer 0,01% Tween 80 en bij een pH van ongeveer 6,0.The preparation of the reconstituted RAGE fusion protein may comprise additional ingredients. In certain embodiments, the RAGE fusion protein preparation may further comprise at least one of a surfactant, a chelating agent, or a volume-forming agent. In one embodiment, the composition of the reconstituted RAGE fusion protein comprises about 40-100 mg / ml of RAGE-15 fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 2 mM to about 50 mM histidine; about 60 mM to about 65 mM sucrose; about 0.001% to about 0.05% Tween 80; and a pH of about 6.0 to 6.5. The preparation of the reconstituted RAGE fusion protein may, for example, comprise in some embodiments about 40-50 mg / ml RAGE fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 10 mM histidine, about 65 mM sucrose, about 0.01% Tween 80 and at a pH of about 6.0.
Een verscheidenheid van verdunningsmiddelen die geschikt zijn voor farmaceutische middelen kunnen worden gebruikt voor het reconstitueren van het 25 gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit. In een uitvoeringsvorm is het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit steriel. Ook in een uitvoeringsvorm is het verdunningsmiddel steriel. In één uitvoeringsvorm kan het verdunningsmiddel water voor injectie (WFI) omvatten. In bepaalde uitvoeringsvormen is de hoeveelheid van het verdunningsmiddel die wordt toegevoegd gebaseerd op de therapeutische dosering en het farmacokinetische profiel 30 van het RAGE-fusie-eiwit alsook de biologische verenigbaarheid van het preparaat en de drager die wordt toegediend. In een uitvoeringsvorm is het gereconstitueerde preparaat isotonisch.A variety of diluents suitable for pharmaceutical agents can be used to reconstitute the freeze-dried RAGE fusion protein. In one embodiment, the freeze-dried RAGE fusion protein is sterile. The diluent is also sterile in one embodiment. In one embodiment, the diluent may comprise water for injection (WFI). In certain embodiments, the amount of the diluent added is based on the therapeutic dosage and the pharmacokinetic profile of the RAGE fusion protein, as well as the biological compatibility of the composition and carrier being administered. In one embodiment, the reconstituted preparation is isotonic.
8383
Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit kan een stabiel therapeutisch middel omvatten dat is bereid voor gebruik in een ziekenhuis of als een voorgeschreven geneesmiddel. In bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit minder dan 10%, of minder dan 5% of minder dan 5 3% afbraak binnen één week bij 40 graden Celsius vertonen.The preparation of the RAGE fusion protein may comprise a stable therapeutic agent prepared for use in a hospital or as a prescribed drug. In certain embodiments, the reconstituted RAGE fusion protein preparation may exhibit less than 10%, or less than 5%, or less than 3% degradation within one week at 40 degrees Celsius.
Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit kan ook stabiel zijn bij reconstitutie in een verdunningsmiddel. Bij bepaalde uitvoeringsvormen is minder dan ongeveer 10% of ongeveer 5% of ongeveer 4% of ongeveer 3% of ongeveer 2% of ongeveer 1% van het RAGE-fusie-eiwit aanwezig als een aggregaat in het preparaat van het RAGE-fusie-10 eiwit.The preparation of the RAGE fusion protein can also be stable upon reconstitution into a diluent. In certain embodiments, less than about 10% or about 5% or about 4% or about 3% or about 2% or about 1% of the RAGE fusion protein is present as an aggregate in the preparation of the RAGE fusion 10 protein.
Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan geschikt zijn voor toediening door verscheidene routes en zoals nodig is voor behandeling van de RAGE-bemiddelde stoornis van belang. Bij bepaalde uitvoeringsvormen is het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit geschikt voor tenminste één van intraveneuze, 15 intraperitoneale of subcutane toediening van het preparaat aan een persoon.The preparation of the reconstituted RAGE fusion protein may be suitable for administration by various routes and as needed for treatment of the RAGE-mediated disorder of interest. In certain embodiments, the reconstituted RAGE fusion protein preparation is suitable for at least one of intravenous, intraperitoneal or subcutaneous administration of the preparation to a subject.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld een stabiel gereconstitueerde preparaat omvatten dat een RAGE-fusie-eiwit omvat bij een concentratie van tenminste 10 mg/ml of tenminste 20 mg/ml of tenminste 50 mg/ml en een verdunningsmiddel, waarbij het gereconstitueerde preparaat van een gevriesdroogd 20 mengsel van het RAGE-fusie-eiwit en een beschermend middel voor vriesdrogen is bereid. In andere uitvoeringsvormen kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste 100 mg/ml, of tenminste 200 mg/ml of tenminste 400 mg/ml zijn. In nog andere uitvoeringsvormen is de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat bij een hoeveelheid binnen het 25 traject van ongeveer 0,5 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml, of ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 200 mg/ml, of ongeveer 40 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml, ongeveer 40 tot 100 mg/ml of ongeveer 40-50 mg/ml. Het preparaat kan ook een buffer omvatten.For example, in certain embodiments, the present invention may include a stably reconstituted composition comprising a RAGE fusion protein at a concentration of at least 10 mg / ml or at least 20 mg / ml or at least 50 mg / ml and a diluent, the reconstituted composition of a freeze-dried mixture of the RAGE fusion protein and a protective agent for freeze-drying has been prepared. In other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation may be at least 100 mg / ml, or at least 200 mg / ml or at least 400 mg / ml. In still other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is in an amount within the range of about 0.5 mg / ml to about 400 mg / ml, or about 1 mg / ml to about 200 mg / ml, or about 40 mg / ml to about 400 mg / ml, about 40 to 100 mg / ml or about 40-50 mg / ml. The composition may also comprise a buffer.
In nog andere uitvoeringsvormen kan de onderhavige uitvinding industriëel geproduceerde voorwerpen omvatten die RAGE-fusie-eiwitten omvatten. Bij bepaalde 30 uitvoeringsvormen kan het industriëel geproduceerd voorwerp een houder omvatten die een gevriesdroogd RAGE-fusie-eiwit en instructies voor het reconstitueren van het gevriesdroogde preparaat met een verdunningsmiddel omvat. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kunnen de industriëel geproduceerde voorwerpen een houder 84 omvatten die een preparaat bevat dat een gevriesdroogd mengsel van een beschermend middel voor vriesdrogen, een RAGE-fusie-eiwit en een buffer omvat. Het industrieel geproduceerd voorwerp kan ook instructies voor het reconstitueren van het gevriesdroogde preparaat met een verdunningsmiddel omvatten.In still other embodiments, the present invention can include industrially produced articles that include RAGE fusion proteins. In certain embodiments, the industrially produced article may comprise a container comprising a freeze-dried RAGE fusion protein and instructions for reconstituting the freeze-dried preparation with a diluent. In certain embodiments, the industrially produced articles may include a container 84 containing a composition comprising a freeze-dried mixture of a protective agent for freeze-drying, a RAGE fusion protein, and a buffer. The industrially produced article may also include instructions for reconstituting the freeze-dried preparation with a diluent.
5 Een verscheidenheid van beschermendende middelen voor vriesdrogen kunnen in de industrieel geproduceerde voorwerpen van de onderhavige uitvinding worden gebruikt. Bij sommige uitvoeringsvormen kan het beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker omvatten. De niet-reducerende suiker kan bijvoorbeeld sucrose, mannitol of trehalose omvatten. Een verscheidenheid van buffers 10 kunnen ook in het preparaat van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit worden gebruikt. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de buffer histidine omvatten.A variety of freeze drying protective agents can be used in the industrially produced articles of the present invention. In some embodiments, the freeze drying protective agent may comprise a non-reducing sugar. The non-reducing sugar can include, for example, sucrose, mannitol or trehalose. A variety of buffers can also be used in the freeze-dried RAGE fusion protein preparation. In certain embodiments, the buffer may include histidine.
Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit van de industriëel geproduceerde voorwerpen van de onderhavige uitvinding kunnen aanvullende bestanddelen omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het gevriesdroogde RAGE-füsie-15 eiwit verder tenminste één van een oppervlakte-actieve stof, een chelerend middel of een volume-vormend middel omvatten. In één uitvoeringsvorm van de voorwerpen van de vervaardiging van de onderhavige uitvinding omvat het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit door reconstitutie volgens de instructies die worden verschaft ongeveer 40-100 mg/ml RAGE-fusie-eiwit dat de sequentie omvat zoals uiteengezet is in SEQ ID 20 NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 2 mM tot ongeveer 50 mM histidine; ongeveer 60 mM tot ongeveer 65 mM sucrose; ongeveer 0,001% tot ongeveer 0,05% Tween 80; en een pH van ongeveer 6,0 tot 6,5. Het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit kan in bepaalde uitvoerings-vormen bijvoorbeeld ongeveer 40-50 mg/ml RAGE-fusie-eiwit omvatten dat de sequentie omvat zoals die uiteengezet is in 25 SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57; ongeveer 10 mM histidine; ongeveer 65 mM sucrose; ongeveer 0,01% Tween 80; en een pH van ongeveer 6,0. Of andere concentraties van het RAGE-fusie-eiwit kunnen worden gebruikt, zoals hierin is beschreven.The RAGE fusion protein preparation of the industrially produced articles of the present invention may include additional ingredients. In certain embodiments, the freeze-dried RAGE fusion protein preparation may further comprise at least one of a surfactant, a chelating agent or a volume-forming agent. In one embodiment of the articles of manufacture of the present invention, the preparation of the RAGE fusion protein comprises about 40-100 mg / ml of RAGE fusion protein comprising the sequence as set forth by reconstitution according to the instructions provided. in SEQ ID 20 NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 2 mM to about 50 mM histidine; about 60 mM to about 65 mM sucrose; about 0.001% to about 0.05% Tween 80; and a pH of about 6.0 to 6.5. The preparation of the reconstituted RAGE fusion protein may, for example, comprise in certain embodiments about 40-50 mg / ml RAGE fusion protein comprising the sequence set forth in SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57; about 10 mM histidine; about 65 mM sucrose; about 0.01% Tween 80; and a pH of about 6.0. Or other concentrations of the RAGE fusion protein can be used, as described herein.
Een verscheidenheid van verdunningsmiddelen die geschikt zijn voor 30 farmaceutische middelen kunnen worden verschaft voor het reconstitueren van het gevriesdroogde RAGE-fusie-eiwit. In een uitvoeringsvorm kan het gevriesdroogde preparaat steriel zijn. Als alternatief of in aanvulling kan het verdunningsmiddel steriel zijn. In één uitvoeringsvorm kan het verdunningsmiddel water voor injectie (WFI) 85 omvatten. Het industrieel geproduceerd voorwerp kan aldus verder een tweede houder omvatten die een verdunningsmiddel bevat voor het reconstitueren van het gevriesdroogde preparaat, waarbij het verdunningsmiddel water voor injectie (WF1) is. In een uitvoeringsvorm is het gereconstitueerde preparaat isotonisch.A variety of diluents suitable for pharmaceutical agents can be provided for reconstituting the freeze-dried RAGE fusion protein. In one embodiment, the freeze-dried preparation may be sterile. Alternatively or additionally, the diluent may be sterile. In one embodiment, the diluent may comprise water for injection (WFI) 85. The industrially produced article can thus further comprise a second container containing a diluent for reconstituting the freeze-dried preparation, the diluent being water for injection (WF1). In one embodiment, the reconstituted preparation is isotonic.
5 In bepaalde uitvoeringsvormen is de hoeveelheid van het verdunningsmiddel die wordt toegevoegd ook gebaseerd op de therapeutische dosering en het farmaco-kinetische profiel van het RAGE-fusie-eiwit alsook de biologische verenigbaarheid van het preparaat en de drager die wordt toegediend. In een alternatieve uitvoeringsvorm zijn de instructies voor het reconstitueren van het gevriesdroogde preparaat zodat de 10 concentraties zoals ze hierin zijn beschreven worden verkregen. Bij bepaalde uitvoeringsvormen zijn de instructies voor het reconstitueren van het gevriesdroogde preparaat bijvoorbeeld zodanig dat de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat in het traject is van ongeveer 40 mg/ml tot ongeveer 100 mg/ml.In certain embodiments, the amount of the diluent added is also based on the therapeutic dosage and the pharmacokinetic profile of the RAGE fusion protein as well as the biological compatibility of the composition and carrier being administered. In an alternative embodiment, the instructions are for reconstituting the freeze-dried preparation so that the concentrations as described herein are obtained. For example, in certain embodiments, the instructions for reconstituting the freeze-dried formulation are such that the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted formulation is in the range of about 40 mg / ml to about 100 mg / ml.
15 Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit dat wordt verschaft als het industriëel geproduceerd voorwerp kan een stabiel therapeutisch middel omvatten dat is bereid voor gebruik in een ziekenhuis of als een voorgeschreven geneesmiddel. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het RAGE-fusie-eiwit, wanneer het wordt gereconstitueerd volgens de instructies die worden verschaft, minder dan 10%, of minder dan 5%, of 20 minder dan 3% afbraak na één week bij 40 graden Celsius vertonen. Het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit kan ook stabiel zijn bij reconstitutie in een verdunningsmiddel. Bij bepaalde uitvoeringsvormen is minder dan ongeveer 10%, of ongeveer 5%, of ongeveer 4%, of ongeveer 3% of ongeveer 2% of ongeveer 1% van het RAGE-fusie-eiwit aanwezig als een aggregaat in het preparaat van het RAGE-fusie-eiwit.The RAGE fusion protein preparation provided as the industrially produced article may comprise a stable therapeutic agent prepared for use in a hospital or as a prescribed drug. In certain embodiments, when reconstituted according to the instructions provided, the RAGE fusion protein may exhibit less than 10%, or less than 5%, or less than 3% degradation after one week at 40 degrees Celsius. The preparation of the RAGE fusion protein can also be stable upon reconstitution into a diluent. In certain embodiments, less than about 10%, or about 5%, or about 4%, or about 3%, or about 2%, or about 1% of the RAGE fusion protein is present as an aggregate in the RAGE preparation. fusion protein.
25 Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit, wanneer het wordt gereconstitueerd volgens de instructies die worden verschaft, ook geschikt zijn voor toediening door verscheidene routes en zoals nodig is voor behandeling van de RAGE-bemiddelde stoornis van belang. Bij bepaalde uitvoeringsvormen is het preparaat van het gereconstitueerde RAGE-fusie-eiwit 30 geschikt voor tenminste één van intraveneuze, intraperitoneale of subcutane toediening van het preparaat aan de persoon.In certain embodiments, the preparation of the reconstituted RAGE fusion protein, when reconstituted according to the instructions provided, may also be suitable for administration by various routes and as needed for treatment of the RAGE-mediated disorder of interest. In certain embodiments, the reconstituted RAGE fusion protein composition is suitable for at least one of intravenous, intraperitoneal, or subcutaneous administration of the composition to the subject.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen van de preparaten, industriëel geproduceerde voorwerpen en werkwijzen voor het maken van de preparaten die een RAGE-fusie- 86 eiwit omvatten, kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste 10 mg/ml, of tenminste 20 mg/ml, of tenminste 50 mg/ml zijn. In andere uitvoeringsvormen kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste 100 mg/ml, of 200 mg/ml of 400 mg/ml zijn. In 5 andere uitvoeringsvormen is de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat bijvoorbeeld tenminste ongeveer 0,5 tot 400 mg/ml of ongeveer 1 tot 200 mg/ml, 40 tot 400 mg/ml, 50 tot 400 mg/ml, 40 tot 100 mg/ml, 50 tot 100 mg/ml of ongeveer 40-50 mg/ml. Bij één uitvoeringsvorm wordt het RAGE-fusie-eiwit bijvoorbeeld toegediend in een preparaat als een steriele waterige oplossing 10 die een pH heeft die varieert van ongeveer 5,0 tot ongeveer 6,5 en van ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 200 mg/ml RAGE-fusie-eiwit, van ongeveer 1 millimolair tot ongeveer 100 millimolair histidine-buffer, van ongeveer 0,01 mg/ml tot ongeveer 10 mg/ml polysorbaat 80, van ongeveer 100 millimolair tot ongeveer 400 millimolair trehalose en van ongeveer 0,01 millimolair tot ongeveer 1,0 millimolair dinatrium 15 EDTA dihydraat omvat.In certain embodiments of the compositions, industrially produced articles and methods of making the compositions comprising a RAGE fusion protein, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted composition may be at least 10 mg / ml, or at least 20 mg / ml, or at least 50 mg / ml. In other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation may be at least 100 mg / ml, or 200 mg / ml or 400 mg / ml. For example, in other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is at least about 0.5 to 400 mg / ml or about 1 to 200 mg / ml, 40 to 400 mg / ml, 50 to 400 mg / ml ml, 40 to 100 mg / ml, 50 to 100 mg / ml or about 40-50 mg / ml. For example, in one embodiment, the RAGE fusion protein is administered in a preparation as a sterile aqueous solution that has a pH ranging from about 5.0 to about 6.5 and from about 1 mg / ml to about 200 mg / ml RAGE fusion protein, from about 1 millimolar to about 100 millimolar histidine buffer, from about 0.01 mg / ml to about 10 mg / ml polysorbate 80, from about 100 millimolar to about 400 millimolar trehalose and from about 0.01 millimolar to about 1.0 millimolar disodium EDTA dihydrate.
Elk van de uitvoeringsvormen die hierin zijn beschreven kunnen worden gebruikt als het RAGE-fusie-eiwit in de preparaten van de onderhavige uitvinding. Voor elk van de gevriesdroogde preparaten, de gereconstitueerde gevriesdroogde preparaten of de werkwijzen voor het maken van de gevriesdroogde preparaten of gereconstitueerde 20 gevriesdroogde preparaten of de industrieel geproduceerde voorwerpen die ofwel de gevriesdroogde preparaten of de gereconstitueerde gevriesdroogde preparaten van de onderhavige uitvinding omvatten, kan het RAGE-fusie-eiwit aldus een sequentie omvatten die afkomstig is van een bindingsplaats voor een ligand van RAGE gekoppeld aan een immunoglobuline-polypeptide.Any of the embodiments described herein can be used as the RAGE fusion protein in the compositions of the present invention. For any of the freeze-dried compositions, the reconstituted freeze-dried compositions or the methods of making the freeze-dried compositions or reconstituted freeze-dried compositions or the industrially produced articles comprising either the freeze-dried compositions or the reconstituted freeze-dried compositions of the present invention, the RAGE may be fusion protein thus comprising a sequence derived from a binding site for a ligand of RAGE linked to an immunoglobulin polypeptide.
25 Uitvoeringsvormen van het RAGE-fusie-eiwit kunnen aldus een RAGE- polypeptide omvatten dat op directe wijze is gekoppeld aan een polypeptide dat een CH2-domein van een immunoglobuline of een deel van een Cn2-domein van een immunoglobuline zoals hierin is beschreven omvat. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan het RAGE-polypeptide een interdomein linker van RAGE gekoppeld aan een 30 immunoglobulinedomein van RAGE omvatten, zodanig dat het C-eindstandige aminozuur van het immunoglobulinedomein van RAGE is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van de interdomein linker en het C-eindstandige aminozuur van de interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N- 87 eindstandige aminozuur van een polypeptide dat een CH2-domein van een immunoglobuline of een deel daarvan omvat. Bepaalde uitvoeringsvormen van het fusie-eiwit kunnen bijvoorbeeld een eerste immunoglobulinedomein van RAGE en een eerste interdomein linker van RAGE gekoppeld aan een tweede immunoglobuline-5 domein van RAGE en een tweede interdomein linker van RAGE omvatten, zodanig dat het N-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het eerste immunoglobulinedomein van RAGE, het N-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobulinedomein van RAGE is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van de eerste interdomein linker, het N-10 eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker is gekoppeld aan het C-eindstandige aminozuur van het tweede immunoglobulinedomein van RAGE en het C-eindstandige aminozuur van de tweede interdomein linker van RAGE op directe wijze is gekoppeld aan het N-eindstandige aminozuur van het CH2-immunoglobulinedomein of een deel van een Ch2-domein van een immunoglobuline.Thus, embodiments of the RAGE fusion protein may comprise a RAGE polypeptide that is directly linked to a polypeptide comprising an CH2 domain of an immunoglobulin or a portion of a Cn2 domain of an immunoglobulin as described herein. In certain embodiments, the RAGE polypeptide may comprise an RAGE immunodlobulin domain linked to an RAGE immunoglobulin domain, such that the C-terminal amino acid of the RAGE immunoglobulin domain is linked to the N-terminal amino acid of the linker inter-domain and the C- RAGE terminal amino acid is directly linked to the N-87 terminal amino acid of a polypeptide comprising an CH2 domain of an immunoglobulin or a portion thereof. For example, certain embodiments of the fusion protein may include a first immunoglobulin domain from RAGE and a first interdomain linker from RAGE linked to a second immunoglobulin domain from RAGE and a second interdomain linker from RAGE such that the N-terminal amino acid of the first interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the first immunoglobulin domain of RAGE, the N-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE is linked to the C-terminal amino acid of the first linker domain, the N-10 terminal amino acid of the second interdomain linker is linked to the C-terminal amino acid of the second immunoglobulin domain of RAGE and the C-terminal amino acid of the second interdomain linker of RAGE is directly linked to the N-terminal amino acid of the CH2 immunoglobulin domain or part of an Ch2 domain of an immunoglobulin.
15 In andere uitvoeringsvormen kan het RAGE-polypeptide van het RAGE-fusie- eiwit bijvoorbeeld de aminozuursequentie omvatten zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 10 of een sequentie die tenminste 90% identiek daar aan is of de aminozuursequentie zoals uiteengezet is in SEQ ID NO: 47 of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. In andere 20 alternatieve uitvoeringsvormen kan het RAGE-fusie-eiwit de aminozuursequentie omvatten zoals uiteengezet is in tenminste één van SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 35, 36, 37, 56 of 57, of een sequentie die tenminste 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% of 99% identiek daar aan is. Bij bepaalde uitvoeringsvormen omvat een sequentie die tenminste 90% identiek is aan SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57 het 25 polypeptide van SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 of 57 zonder de C-eindstandige lysine.In other embodiments, the RAGE polypeptide of the RAGE fusion protein may comprise, for example, the amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO: 10 or a sequence that is at least 90% identical thereto or the amino acid sequence as set forth in SEQ ID NO. : 47 or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% identical to it. In other alternative embodiments, the RAGE fusion protein may comprise the amino acid sequence as set forth in at least one of SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 35, 36, 37, 56 or 57, or a sequence that is at least 70%, 75%, 80%, 85%, 90%, 95%, 96%, 97%, 98% or 99% are identical to this. In certain embodiments, a sequence that is at least 90% identical to SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57 comprises the polypeptide of SEQ ID NOs: 32, 33, 34, 56, 35, 36, 37 or 57 without the C-terminal lysine.
Bereiding van gevriesdroogde preparatenPreparation of freeze-dried preparations
In een andere uitvoeringsvorm verschaft de onderhavige uitvinding een preparaat 30 voorafgaand aan vriesdrogen, een gevriesdroogd preparaat, een gereconstitueerd preparaat en werkwijzen voor bereiding daarvan.In another embodiment, the present invention provides a composition prior to freeze-drying, a freeze-dried preparation, a reconstituted preparation, and methods of preparation thereof.
Na bereiding van een RAGE-fusie-eiwit van belang zoals hierboven is beschreven kan een “preparaat voorafgaand aan vriesdrogen” worden geproduceerd. De 88 hoeveelheid van het RAGE-fusie-eiwit dat aanwezig is in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen kan worden bepaald door rekening te houden met de gewenste volumes van dosering, wijze(n) van toediening, enzovoort. In een uitvoeringsvorm kan de hoeveelheid van het fusie-eiwit in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen hoger 5 zijn dan 1 mg/ml. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de hoeveelheid fusie-eiwit in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen ook lager zijn dan ongeveer 5 mg/ml, 10 mg/ml, 50 mg/ml, 100 mg/ml of 200 mg/ml.After preparation of a RAGE fusion protein of interest as described above, a "preparation before freeze-drying" can be produced. The 88 amount of the RAGE fusion protein present in the preparation prior to lyophilization can be determined by taking into account the desired volumes of dosage, method (s) of administration, and so on. In one embodiment, the amount of the fusion protein in the composition prior to lyophilization may be higher than 1 mg / ml. In certain embodiments, the amount of fusion protein in the composition prior to lyophilization may also be lower than about 5 mg / ml, 10 mg / ml, 50 mg / ml, 100 mg / ml or 200 mg / ml.
In een andere uitvoeringsvorm kan het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen een pH-gebufferde oplossing zijn bij een pH van ongeveer 4-8. In een andere 10 uitvoeringsvorm kan het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen een pH-gebufferde oplossing zijn bij een pH van ongeveer 5-7. In een andere uitvoeringsvorm kan het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen een pH-gebufferde oplossing zijn bij een pH van lager dan 6,7. In een andere uitvoeringsvorm kan het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen een pH-gebufferde oplossing bij een pH van ongeveer 6,0 zijn. Illustratieve 15 buffers omvatten histidine, fosfaat, Tris, citraat, succinaat en andere organische zuren zoals hierin zijn beschreven. De concentratie van de buffer kan van ongeveer 1 mM tot ongeveer 100 mM of lager dan ongeveer 50 mM of van ongeveer 2 mM tot ongeveer 50 mM of lager dan ongeveer 15 mM of van ongeveer 3 mM tot ongeveer 15 mM zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld de buffer en de gewenste isotoniciteit van het preparaat 20 (bijvoorbeeld het gereconstitueerde preparaat). In een uitvoeringsvorm is de buffer histidine.In another embodiment, the composition may be a pH buffered solution at a pH of about 4-8 prior to freeze drying. In another embodiment, the composition may be a pH buffered solution at a pH of about 5-7 prior to freeze drying. In another embodiment, the composition may be a pH buffered solution at pH below 6.7 prior to freeze drying. In another embodiment, the composition may be a pH buffered solution at a pH of about 6.0 prior to freeze drying. Illustrative buffers include histidine, phosphate, Tris, citrate, succinate, and other organic acids as described herein. The concentration of the buffer may be from about 1 mM to about 100 mM or less than about 50 mM or from about 2 mM to about 50 mM or less than about 15 mM or from about 3 mM to about 15 mM, depending on, for example, the buffer and the desired isotonicity of the preparation (e.g. the reconstituted preparation). In one embodiment, the buffer is histidine.
Het beschermende middel voor vriesdrogen kan aan het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen worden toegevoegd. In een uitvoeringsvorm omvat het beschermende middel voor vriesdrogen een suiker. In een andere uitvoeringsvorm omvat het 25 beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker. In een andere uitvoeringsvorm omvat het beschermende middel voor vriesdrogen de niet-reducerende suiker sucrose. Of de niet-reducerende suiker kan mannitol omvatten. Of de niet-reducerende suiker kan trehalose omvatten. De hoeveelheid van het beschermende middel voor vriesdrogen in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen is in het 30 algemeen zodanig dat bij reconstitutie het resulterende preparaat isotonisch zal zijn. Een hypertonisch gereconstitueerd preparaat kan echter ook bruikbaar zijn, bijvoorbeeld in preparaten voor perifere parenterale toediening. In aanvulling zou de hoeveelheid van het beschermend middel voor vriesdrogen niet zo laag moeten zijn dat 89 een onaanvaardbare hoeveelheid van afbraak en/of aggregatie van het eiwit door vriesdrogen optreed. In andere uitvoeringsvormen kan een onaanvaardbare hoeveelheid van aggregatie zijn wanneer 20%, of 10% of 5% of meer van het RAGE-fusie-eiwit als een aggregaat in een preparaat aanwezig is. Een illustratief traject van concentraties van 5 beschermend middel voor vriesdrogen in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen kan lager zijn dan ongeveer 400 mM. In een andere uitvoeringsvorm is het traject van concentraties van beschermend middel voor vriesdrogen in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen lager dan ongeveer 100 mM. In andere uitvoeringsvormen kan het traject van concentratie van beschermend middel voor vriesdrogen in het preparaat 10 voorafgaand aan vriesdrogen daarom variëren van ongeveer 0,5 mM tot 400 mM of van ongeveer 2 mM tot 200 mM of van ongeveer 30 mM tot ongeveer 150 mM of van ongeveer 60-65 mM. Bij sommige uitvoeringsvormen wordt het beschermende middel voor vriesdrogen ook toegevoegd bij een hoeveelheid om het gereconstitueerde preparaat isotonisch te maken.The freeze drying protective agent can be added to the composition prior to freeze drying. In one embodiment, the freeze drying protective agent comprises a sugar. In another embodiment, the freeze-drying protective agent comprises a non-reducing sugar. In another embodiment, the freeze drying protective agent comprises the non-reducing sugar sucrose. Or the non-reducing sugar may comprise mannitol. Or the non-reducing sugar can include trehalose. The amount of the freeze drying protective agent in the composition prior to freeze drying is generally such that upon reconstitution, the resulting composition will be isotonic. However, a hypertonically reconstituted preparation may also be useful, for example, in preparations for peripheral parenteral administration. In addition, the amount of the freeze drying protective agent should not be so low that 89 an unacceptable amount of protein degradation and / or aggregation occurs due to freeze drying. In other embodiments, an unacceptable amount of aggregation can be when 20%, or 10%, or 5% or more of the RAGE fusion protein is present as an aggregate in a composition. An illustrative range of freeze-drying protective agent concentrations in the composition prior to freeze-drying may be less than about 400 mM. In another embodiment, the range of concentrations of freeze drying protective agent in the composition prior to freeze drying is less than about 100 mM. In other embodiments, the range of concentration of freeze-drying protective agent in the composition prior to freeze-drying may therefore range from about 0.5 mM to 400 mM or from about 2 mM to 200 mM or from about 30 mM to about 150 mM or from approximately 60-65 mM. In some embodiments, the freeze drying protective agent is also added in an amount to make the reconstituted composition isotonic.
15 De verhouding van RAGE-fusie-eiwit tot beschermend middel voor vriesdrogen in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen wordt voor elke combinatie van RAGE-fusie-eiwit en beschermend middel voor vriesdrogen gekozen. In een uitvoeringsvorm van een isotonisch gereconstitueerd preparaat met een hoge concentratie van RAGE-fusie-eiwit (bijvoorbeeld hoger of gelijk aan ongeveer 50 mg/ml) kan de molaire 20 verhouding van beschermend middel voor vriesdrogen tot RAGE-fusie-eiwit van ongeveer 50 tot ongeveer 1500 mol beschermend middel voor vriesdrogen tot 1 mol RAGE-fusie-eiwit zijn. In een andere uitvoeringsvorm kan de molaire verhouding van beschermend middel voor vriesdrogen tot RAGE-fusie-eiwit van ongeveer 150 tot ongeveer 1000 mol beschermend middel voor vriesdrogen tot 1 mol fusie-eiwit zijn. In 25 een andere uitvoeringsvorm kan de molaire verhouding van beschermend middel voor vriesdrogen tot RAGE-fusie-eiwit van ongeveer 150 tot 300 mol beschermend middel voor vriesdrogen tot 1 mol RAGE-fusie-eiwit zijn. Deze trajecten kunnen bijvoorbeeld geschikt zijn wanneer het beschermende middel voor vriesdrogen een niet-reducerende suiker is, zoals sucrose, trehalose of mannitol.The ratio of RAGE fusion protein to freeze drying protective agent in the preparation prior to freeze drying is selected for each combination of RAGE fusion protein and freeze drying protective agent. In an embodiment of an isotonically reconstituted preparation with a high concentration of RAGE fusion protein (e.g., greater than or equal to about 50 mg / ml), the molar ratio of freeze drying to RAGE fusion protein protective agent can be from about 50 to about 1500 moles of lyophilizing protective agent to 1 mole of RAGE fusion protein. In another embodiment, the molar ratio of freeze drying protective agent to RAGE fusion protein can be from about 150 to about 1000 moles of freeze drying protective agent to 1 mole fusion protein. In another embodiment, the molar ratio of freeze drying protective agent to RAGE fusion protein can be from about 150 to 300 mole freeze drying protective agent to 1 mole of RAGE fusion protein. These ranges may be suitable, for example, when the freeze drying protective agent is a non-reducing sugar such as sucrose, trehalose or mannitol.
30 In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan een oppervlakte-actieve stof aan het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen worden toegevoegd. Als alternatief of in aanvulling kan de oppervlakte-actieve stof worden toegevoegd aan het gevriesdroogde preparaat en/of het gereconstitueerde preparaat. Illustratieve oppervlakte-actieve 90 stoffen omvatten niet-ionische oppervlakte-actieve stoffen zoals polysorbaten (bijvoorbeeld polysorbaten 20 of 80) (Tween 20™ of Tween 80™); poloxameren (bijvoorbeeld poloxameer 188). De hoeveelheid van oppervlakte-actieve stof die wordt toegevoegd is zodanig dat het aggregatie van het gereconstitueerde eiwit verlaagt en de 5 vorming van uit deeltjes bestaand materiaal na reconstitute minimaliseert. De oppervlakte-actieve stof kan in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen aanwezig zijn bij bijvoorbeeld een hoeveelheid van ongeveer 0,001% tot 0,5%. In een uitvoerinsgvorm waarbij de oppervlakte-actieve stof polysorbaat 80 omvat kan de oppervlakte-actieve stof bijvoorbeeld in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen 10 aanwezig zijn bij een hoeveelheid van ongeveer 0,005% tot 0,05% of ongeveer 0,008% tot 0,012% of bij ongeveer 0,01%. Als alternatief kan de oppervlakte-actieve stof zodanig in het preparaat aanwezig zijn dat het een uiteindelijke concentratie omvat die varieert van 0,001 mg/ml tot ongeveer 100 mg/ml, of ongeveer 0,01 mg/ml tot ongeveer 10 mg/ml.In another embodiment of the invention, a surfactant can be added to the composition prior to freeze drying. Alternatively or additionally, the surfactant can be added to the freeze-dried preparation and / or the reconstituted preparation. Illustrative 90 surfactants include non-ionic surfactants such as polysorbates (e.g., polysorbates 20 or 80) (Tween 20 ™ or Tween 80 ™); poloxamers (e.g., poloxamer 188). The amount of surfactant added is such that it reduces aggregation of the reconstituted protein and minimizes the formation of particulate material after reconstitution. The surfactant may be present in the composition prior to lyophilization in, for example, an amount of about 0.001% to 0.5%. For example, in an embodiment wherein the surfactant comprises polysorbate 80, the surfactant may be present in the composition prior to freeze-drying in an amount of about 0.005% to 0.05% or about 0.008% to 0.012% or at about 0.01%. Alternatively, the surfactant may be present in the composition such that it comprises a final concentration ranging from 0.001 mg / ml to about 100 mg / ml, or about 0.01 mg / ml to about 10 mg / ml.
15 Bij bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding kan een mengsel van het beschermend middel voor vriesdrogen (zoals sucrose of histidine) en een volume-vormend middel (bijvoorbeeld mannitol of glycine) worden gebruikt bij de bereiding van het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen. Het volume-vormende middel kan de productie mogelijk maken van een uniforme gevriesdroogde koek zonder uitgebreide 20 holtes daarin, enzovoort.In certain embodiments of the invention, a mixture of the freeze drying protective agent (such as sucrose or histidine) and a volume-forming agent (e.g., mannitol or glycine) can be used in the preparation of the composition prior to freeze drying. The volume-forming agent can enable the production of a uniform freeze-dried cake without extensive cavities therein, and so on.
Andere farmaceutisch aanvaardbare dragers, excipiënten of stabiliserende middelen zoals die welke zijn beschreven in Remington’s Pharmaceutical Sciences 16de editie, Osol, A. redacteur (1980) kunnen in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen worden opgenomen (en/of het gevriesdroogde preparaat en/of het gereconstitueerde 25 preparaat) met dien verstande dat ze niet op nadelige wijze de gewenste kenmerken van het preparaat beïnvloeden. Aanvaardbare dragers, excipiënten of stabiliserende middelen zijn niet toxisch voor ontvangers bij de doseringen en de concentraties die worden gebruikt en omvatten aanvullende bufferende middelen; conserveringsmiddelen; cosolvents; anti-oxidanten waaronder ascorbinezuur en methionine; 30 chelerende middelen zoals EDTA; metaalcomplexen (bijvoorbeeld Zn-eiwit complexen); biologisch afbreekbare polymeren zoals polyesters; en/of zoutvormende counterionen zoals natrium.Other pharmaceutically acceptable carriers, excipients or stabilizers such as those described in Remington's Pharmaceutical Sciences 16th Edition, Osol, A. Editor (1980) may be included in the preparation prior to freeze-drying (and / or the freeze-dried preparation and / or the reconstituted Preparation) provided that they do not adversely affect the desired characteristics of the preparation. Acceptable carriers, excipients, or stabilizing agents are non-toxic to recipients at the dosages and concentrations used and include additional buffering agents; preservatives; cosolvents; antioxidants including ascorbic acid and methionine; Chelating agents such as EDTA; metal complexes (e.g., Zn-protein complexes); biodegradable polymers such as polyesters; and / or salt-forming counter ions such as sodium.
9191
De preparaten van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kunnen ook aanvullende eiwitten bevatten zoals nodig is voor de specifieke indicatie die wordt behandeld. De aanvullende eiwitten kunnen zodanig worden geselecteerd dat de eiwitten elk complementaire activiteiten hebben die elkaar of het RAGE-fusie-eiwit 5 niet negatief beïnvloeden. Dergelijke eiwitten zijn op geschikte wijze in combinatie aanwezig bij hoeveelheden die effectief zijn voor het doel dat wordt beoogd.The RAGE fusion protein compositions of the present invention may also contain additional proteins as needed for the specific indication being treated. The additional proteins can be selected such that the proteins each have complementary activities that do not adversely affect each other or the RAGE fusion protein. Such proteins are suitably present in combination at amounts effective for the purpose intended.
De preparaten van het RAGE-fusie-eiwit van de onderhavige uitvinding kunnen steriel zijn voor in vivo toedieningen. Dit kan worden volbracht door filtratie door steriele flltratiemembranen, voorafgaand aan, of volgend op vriesdrogen en 10 reconstitutie.The RAGE fusion protein compositions of the present invention can be sterile for in vivo administrations. This can be accomplished by filtration through sterile fllation membranes, prior to, or following freeze drying, and reconstitution.
Nadat het RAGE-fusie-eiwit, beschermend middel voor vriesdrogen en andere eventuele bestanddelen tezamen zijn gemengd kan het preparaat worden gevriesdroogd. Vele verschillende vriesdrogers zijn voor dit doel beschikbaar zoals Hull50™ (Huil, USA) of GT20™ (Leybold-Heraeus, Duitsland) vriesdrogers. Vriesdrogen wordt 15 volbracht door het bevriezen van het preparaat en daaropvolgend het ijs van de bevroren inhoud te sublimeren bij een temperatuur die geschikt is voor primair drogen. Onder deze omstandigheid is de temperatuur van het product lager dan het eutectische punt of de collapse temperatuur van het preparaat. De temperatuur van opslag voor het primaire drogen zal kenmerkend variëren van ongeveer -50°C tot 25°C (met dien 20 verstande dat het product bevroren blijft gedurende het primaire drogen) bij een geschikte druk, die kenmerkend varieert van ongeveer 50 tot 250 mTorr. In een uitvoeringsvorm is de druk ongeveer 100 mTorr en kan het monster tussen ongeveer -30°C en 25°C worden gevriesdroogd. Het preparaat, de grootte en soort van de houder die het monster bevat (bijvoorbeeld een glazen buisje) en het volume van de vloeistof 25 kan de tijd bepalen die voor het drogen nodig kan zijn, die kan variëren van een paar uur tot verscheidene dagen (bijvoorbeeld 40-60 uur). Omstandigheden voor vriesdrogen kunnen worden gevarieerd afhankelijk van het preparaat en de grootte van het buisje.After the RAGE fusion protein, freeze drying protective agent, and other optional ingredients have been mixed together, the composition can be freeze dried. Many different freeze dryers are available for this purpose such as Hull50 ™ (Huil, USA) or GT20 ™ (Leybold-Heraeus, Germany) freeze dryers. Freeze drying is accomplished by freezing the composition and subsequently subliming the ice from the frozen contents at a temperature suitable for primary drying. Under this condition, the temperature of the product is lower than the eutectic point or collapse temperature of the preparation. The temperature of storage for the primary drying will typically range from about -50 ° C to 25 ° C (provided that the product remains frozen during the primary drying) at a suitable pressure, which typically ranges from about 50 to 250 mTorr . In one embodiment, the pressure is about 100 mTorr and the sample can be freeze-dried between about -30 ° C and 25 ° C. The preparation, the size and type of the container containing the sample (for example a glass tube) and the volume of the liquid 25 can determine the time that may be required for drying, which can vary from a few hours to several days ( for example 40-60 hours). Conditions for freeze-drying can be varied depending on the preparation and the size of the tube.
In sommige gevallen kan het gewenst zijn om het vriesdrogen van het eiwit-30 preparaat uit te voeren in de houder waarin reconstitutie van het eiwit moet worden uitgevoerd, teneinde stappen van overdracht te voorkomen. De houder kan in dit geval bijvoorbeeld een buisje van 2, 3, 5, 10, 20, 50, 100 of 250 cc zijn. In een uitvoerings- 92 vorm is de houder elke houder die geschikt is voor het bereiden van een gereconstitueerd preparaat dat een volume heeft van kleiner of gelijk aan 100 ml.In some cases, it may be desirable to perform lyophilization of the protein preparation in the container in which reconstitution of the protein is to be performed in order to prevent transfer steps. The container can in this case for example be a tube of 2, 3, 5, 10, 20, 50, 100 or 250 cc. In one embodiment, the container is any container suitable for preparing a reconstituted preparation that has a volume of less than or equal to 100 ml.
Als een algemene kwestie zal vriesdrogen resulteren in een gevriesdroogd preparaat waarbij het vochtgehalte daarvan lager is dan ongeveer 5%. In een 5 uitvoeringsvorm is het vochtgehalte van het gevriesdroogde preparaat lager dan ongeveer 3%. In een andere uitvoeringsvorm is het vochtgehalte van het gevriesdroogde preparaat lager dan ongeveer 1%.As a general issue, freeze drying will result in a freeze-dried preparation where its moisture content is less than about 5%. In an embodiment the moisture content of the freeze-dried preparation is lower than about 3%. In another embodiment, the moisture content of the freeze-dried preparation is less than about 1%.
Reconstitutie van het gevriesdroogde preparaat 10 Op het gewenste moment, kenmerkend wanneer het tijd is om het RAGE-fusie- eiwit toe te dienen aan een patiënt of persoon, kan het gevriesdroogde preparaat worden gereconstitueerd met een verdunningsmiddel zodanig dat de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat ongeveer hoger is dan 10 mg/ml of hoger is dan 20 mg/ml of hoger is dan 50 mg/ml of ongeveer 30-50 mg/ml is of 15 ongeveer 50 mg/ml is. In andere uitvoeringsvormen kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste 100 mg/ml, of 200 mg/ml of 400 mg/ml zijn. In andere uitvoeringsvormen kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat bijvoorbeeld in het traject zijn van ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 600 mg/ml of van ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 500 20 mg/ml of van ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml of van ongeveer 1 mg/ml tot ongeveer 200 mg/ml of van ongeveer 10 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml of van ongeveer 10 mg/ml tot ongeveer 200 mg/ml, of van ongeveer 40 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml, of van ongeveer 40 mg/ml tot ongeveer 200 mg/ml of van ongeveer 50 mg/ml tot ongeveer 400 mg/ml, of van ongeveer 50 mg/ml tot ongeveer 200 mg/ml. In 25 andere uitvoeringsvormen is de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat van ongeveer 40 mg/ml tot ongeveer 100 mg/ml of ongeveer 50 mg/ml tot ongeveer 100 mg/ml, of ongeveer 40 mg/ml tot ongeveer 50 mg/ml. Dergelijke concentraties van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat worden beschouwd in het bijzonder bruikbaar te zijn wanneer subcutane 30 aflevering van het gereconstitueerde preparaat wordt beschouwd. Voor andere routes van toediening, zoals intraveneuze toediening, kunnen echter lagere concentraties van het eiwit in het gereconstitueerde preparaat worden gewenst (bijvoorbeeld van ongeveer 5-50 mg/ml, of van ongeveer 10-40 mg/ml RAGE-fusie-eiwit in het 93 gereconstitueerde preparaat). In sommige uitvoeringsvormen kan de concentratie van het fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat aldus hetzelfde of lager dan 2 keer de concentratie van het fusie-eiwit in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen zijn.Reconstitution of the freeze-dried preparation At the desired time, typically when it is time to administer the RAGE fusion protein to a patient or person, the freeze-dried preparation can be reconstituted with a diluent such that the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is approximately higher than 10 mg / ml or higher than 20 mg / ml or higher than 50 mg / ml or approximately 30-50 mg / ml or approximately 50 mg / ml. In other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation may be at least 100 mg / ml, or 200 mg / ml or 400 mg / ml. In other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation may be, for example, in the range of from about 1 mg / ml to about 600 mg / ml or from about 1 mg / ml to about 500 mg / ml or from about 1 mg / ml to about 400 mg / ml or from about 1 mg / ml to about 200 mg / ml or from about 10 mg / ml to about 400 mg / ml or from about 10 mg / ml to about 200 mg / ml , or from about 40 mg / ml to about 400 mg / ml, or from about 40 mg / ml to about 200 mg / ml or from about 50 mg / ml to about 400 mg / ml, or from about 50 mg / ml to approximately 200 mg / ml. In other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is from about 40 mg / ml to about 100 mg / ml or about 50 mg / ml to about 100 mg / ml, or about 40 mg / ml to approximately 50 mg / ml. Such concentrations of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation are considered to be particularly useful when considering subcutaneous delivery of the reconstituted preparation. However, for other routes of administration, such as intravenous administration, lower concentrations of the protein in the reconstituted preparation may be desired (e.g., from about 5-50 mg / ml, or from about 10-40 mg / ml RAGE fusion protein in the reconstituted preparation). 93 reconstituted preparation). Thus, in some embodiments, the concentration of the fusion protein in the reconstituted preparation may be the same or lower than 2 times the concentration of the fusion protein in the preparation prior to lyophilization.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen is de concentratie van het fusie-eiwit in het 5 gereconstitueerde preparaat aanzienlijk hoger dan die in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen. De concentratie van het fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat kan in bepaalde uitvoeringsvormen bijvoorbeeld ongeveer 2-40 of 2-10 of 3-8 keer die zijn van het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen. In een uitvoeringsvorm kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat ongeveer 3-6 10 keer die zijn van die van het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen. In een andere uitvoeringsvorm waarbij de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen ongeveer 15 mg/ml is, is de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat hoger dan of gelijk aan ongeveer 50 mg/ml (bijvoorbeeld tenminste drievoudig of tenminste viervoudig hoger).In certain embodiments, the concentration of the fusion protein in the reconstituted preparation is considerably higher than that in the preparation prior to lyophilization. The concentration of the fusion protein in the reconstituted preparation may, for example, be in some embodiments about 2-40 or 2-10 or 3-8 times that of the preparation prior to lyophilization. In one embodiment, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation may be about 3-6 times that of the preparation prior to lyophilization. In another embodiment where the concentration of the RAGE fusion protein in the preparation prior to freeze drying is about 15 mg / ml, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is greater than or equal to about 50 mg / ml ml (for example at least threefold or at least four times higher).
15 De aflevering van een hoge concentratie van eiwit is vaak voordelig of nodig voor subcutane toediening door de beperkingen met betrekking tot het volume (minder dan of gelijk aan 1,5 ml) of vereisten van dosering (meer dan of gelijk aan 100 mg). Eiwitconcentraties (meer dan of gelijk aan 50 mg/ml) kunnen echter moeilijk te verkrijgen te zijn bij de bereidingswerkwijze omdat bij hoge concentraties een eiwit de 20 neiging kan hebben om te aggregeren gedurende het bewerken en moeilijk wordt om te behandelen (bijvoorbeeld pomp) en steriel te filtreren. Als alternatief kan de werkwijze van vriesdrogen een werkwijze verschaffen om concentratie van een eiwit mogelijk te maken. Een RAGE-fusie-eiwit kan bijvoorbeeld in buisjes worden gevuld bij een volume (Vf) en vervolgens worden gevriesdroogd. Het gevriesdroogde RAGE-fusie-25 eiwit wordt vervolgens gereconstrueerd met een kleiner volume (Vr) water of conserveringsmiddel (bijvoorbeeld BWFI) dan het oorspronkelijke volume (bijvoorbeeld Vr = 0,25 Vf) dat in een hogere concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in de gereconstitueerde oplossing resulteert. Deze werkwijze resulteert ook in de concentratie van de buffers en excipiënten. Voor subcutane toediening is de oplossing 30 bij voorkeur isotonisch.The delivery of a high protein concentration is often advantageous or necessary for subcutaneous administration due to volume restrictions (less than or equal to 1.5 ml) or dosage requirements (more than or equal to 100 mg). However, protein concentrations (more than or equal to 50 mg / ml) may be difficult to obtain in the preparation process because at high concentrations a protein may tend to aggregate during processing and become difficult to treat (e.g. pump) and sterile filtering. Alternatively, the freeze drying method can provide a method to allow concentration of a protein. For example, a RAGE fusion protein can be filled into tubes at a volume (Vf) and then freeze-dried. The freeze-dried RAGE fusion protein is then reconstructed with a smaller volume (Vr) of water or preservative (e.g. BWFI) than the original volume (e.g. Vr = 0.25 Vf) that is in a higher concentration of the RAGE fusion protein results in the reconstituted solution. This method also results in the concentration of the buffers and excipients. For subcutaneous administration, the solution is preferably isotonic.
Reconstitutie vindt in het algemeen plaats bij een temperatuur van ongeveer 25°C om volledige hydratatie zeker te stellen, alhoewel andere temperaturen als gewenst kunnen worden gebruikt. De tijd die nodig is voor reconstitutie kan bijvoorbeeld 94 afhangen van het soort van verdunningsmiddel, de hoeveelheid van excipiënt(en) en eiwit. Illustratieve verdunningsmiddelen omvatten steriel water, bacteriostatisch water voor injectie (BWFI), een pH-gebufferde oplossing (bijvoorbeeld fosfaat-gebufferde zoutoplossing), steriele zoutoplossing, Ringer’s oplossing of dextrose oplossing. In een 5 uitvoeringsvorm verschaft het verdunningsmiddel een gereconstitueerd preparaat dat geschikt is voor injectie. In een andere uitvoeringsvorm, waarbij het verdunningsmiddel een gereconstitueerd preparaat verschaft dat geschikt is voor injectie, omvat het verdunningsmiddel water voor injectie (WFI). Het verdunningsmiddel bevat eventueel een conserveringsmiddel. De hoeveelheid van het conserveringsmiddel dat wordt 10 gebruikt kan worden bepaald door het vaststellen van verschillende concentraties van conserveringsmiddel voor het testen op verenigbaarheid met het eiwit en werkzaamheid als conserveringsmiddel.Reconstitution generally takes place at a temperature of about 25 ° C to ensure complete hydration, although other temperatures may be used as desired. For example, the time required for reconstitution may depend on the type of diluent, the amount of excipient (s) and protein. Illustrative diluents include sterile water, bacteriostatic water for injection (BWFI), a pH buffered solution (for example, phosphate buffered saline), sterile saline, Ringer's solution, or dextrose solution. In one embodiment, the diluent provides a reconstituted preparation suitable for injection. In another embodiment, wherein the diluent provides a reconstituted preparation suitable for injection, the diluent comprises water for injection (WFI). The diluent optionally contains a preservative. The amount of the preservative that is used can be determined by determining different concentrations of preservative for testing for compatibility with the protein and efficacy as a preservative.
In andere uitvoeringsvormen kan het gereconstitueerde preparaat minder dan 8.000 of minder dan 6.000 of minder dan 4.000 of minder dan 2.000 of minder dan 15 1.000 of minder dan 600 of minder dan 400 of minder dan 200 of minder dan 100 of minder dan 50 deeltjes hebben die in grootte gelijk zijn aan of groter zijn dan 10 pm per houder van 50 ml. In andere uitvoeringsvormen kan het gereconstitueerde preparaat minder dan 8.000 of minder dan 6.000 of minder dan 4.000 of minder dan 2.000 of minder dan 1.000 of minder dan 600 of minder dan 400 of minder dan 200 of minder 20 dan 100 of minder dan 50 deeltjes hebben die in grootte gelijk zijn aan of groter zijn dan 25 pm per houder van 50 ml.In other embodiments, the reconstituted composition may have less than 8,000 or less than 6,000 or less than 4,000 or less than 2,000 or less than 1,000 or less than 600 or less than 400 or less than 200 or less than 100 or less than 50 particles that are equal in size or larger than 10 µm per 50 ml container. In other embodiments, the reconstituted composition may have less than 8,000 or less than 6,000 or less than 4,000 or less than 2,000 or less than 1,000 or less than 600 or less than 400 or less than 200 or less than 100 or less than 50 particles are equal in size or larger than 25 µm per 50 ml container.
Toediening van het gereconstitueerde preparaatAdministration of the reconstituted preparation
Het gereconstitueerde preparaat kan in overeenstemming met bekende 25 werkwijzen worden toegediend aan een zoogdier die behoefte heeft aan behandeling met het RAGE-fiisie-eiwit, zoals een mens, zoals intraveneuze toediening als een bolus of door continue infusie gedurende een tijdsperiode, door intramusculaire, intraperitoneale, intracerobrospinale, subcutane, intra-articulaire, intrasynoviale, intrathecale, orale, topicale of inhalatie-routes.The reconstituted preparation can be administered in accordance with known methods to a mammal in need of treatment with the RAGE-fiction protein, such as a human, such as intravenous administration as a bolus or by continuous infusion over a period of time, by intramuscular, intraperitoneal , intracerobrospinal, subcutaneous, intra-articular, intrasynovial, intrathecal, oral, topical or inhalation routes.
30 In uitvoeringsvormen kan het gereconstitueerde preparaat aan het zoogdier worden toegediend door subcutane (d.w.z. onder de huid) toediening. Voor dergelijke doeleinden kan het gereconstitueerde preparaat worden geïnjecteerd door het gebruik van een spuit. Andere inrichtingen voor toediening van het gereconstitueerde preparaat 95 zijn echter beschikbaar zoals inrichtingen voor injectie (bijvoorbeeld de Inject-ease™ en Genject™ inrichtingen); injectiepennen (zoals de GenPen™); naaldloze inrichtingen (bijvoorbeeld MediJector™ en Biojector™); en subcutane afleverende systemen in de vorm van pleisters.In embodiments, the reconstituted composition may be administered to the mammal by subcutaneous (i.e., under the skin) administration. For such purposes, the reconstituted preparation can be injected by the use of a syringe. However, other devices for administering the reconstituted preparation 95 are available such as devices for injection (e.g., the Inject-ease ™ and Genject ™ devices); injection pens (such as the GenPen ™); needleless devices (e.g. MediJector ™ and Biojector ™); and subcutaneous delivery systems in the form of plasters.
5 De geschikte dosering of therapeutisch effectieve hoeveelheid van het RAGE- fusie-eiwit zal bijvoorbeeld afhangen van de aandoening die behandelt dient te worden, de ernst en het verloop van de aandoening, of het RAGE-fusie-eiwit wordt toegediend voor preventieve of therapeutische doeleinden, voorgaande therapie, de geneeskundige geschiedenis van de patiënt en de reactie op het RAGE-fusie-eiwit en de oordeel-10 kundigheid van de begeleidende geneesheer. Het RAGE-fusie-eiwit kan aan de persoon (bijvoorbeeld patiënt) op één moment of gedurende een serie van behandelingen worden toegediend of kan op elk moment vanaf de diagnose worden toegediend. Het RAGE-fusie-eiwit kan als de enige behandeling worden toegediend of in samenhang met andere geneesmiddelen of therapieën die bruikbaar zijn voor het behandelen van de 15 aandoening van belang. Bij een uitvoeringsvorm is een dosering van ongeveer 0,1-20 mg/kg een initiële gegadigde dosering voor toediening aan de persoon ofwel door bijvoorbeeld één of meer afzonderlijke toedieningen. Zoals hierboven is beschreven kunnen andere strategieën van dosering bruikbaar zijn.The appropriate dosage or therapeutically effective amount of the RAGE fusion protein will depend, for example, on the condition to be treated, the severity and course of the condition, whether the RAGE fusion protein is administered for preventive or therapeutic purposes. , previous therapy, the medical history of the patient and the response to the RAGE fusion protein and the judgment of the attending physician. The RAGE fusion protein can be administered to the person (e.g., patient) at one time or during a series of treatments or can be administered at any time from diagnosis. The RAGE fusion protein can be administered as the sole treatment or in conjunction with other drugs or therapies useful for treating the condition of interest. In one embodiment, a dosage of about 0.1-20 mg / kg is an initial candidate dosage for administration to the subject or, for example, by one or more separate administrations. As described above, other dosage strategies may be useful.
20 Industrieel geproduceerde voorwerpen20 Objects produced industrially
In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een industriëel geproduceerd voorwerp verschaft die het gevriesdroogde preparaat van de onderhavige uitvinding bevat en instructies voor de reconstitutie en/of het gebruik ervan verschaft. Het industriëel geproduceerd voorwerp kan een houder omvatten. Geschikte houders 25 omvatten bijvoorbeeld flesjes, buisjes (bijvoorbeeld buisjes met tweeledige kamers), spuiten (zoals spuiten met tweeledige kamers) en testbuisjes. De houder kan van een verscheidenheid van materialen worden gevormd zoals glas of plastic. De houder kan het gevriesdroogde preparaat omvatten. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan er een merker zijn gehecht of zijn geassocieerd met de houder. De label kan instructies voor 30 reconstitutie en/of gebruik aangeven. Bij bepaalde uitvoeringsvormen kan de label bijvoorbeeld aangeven dat het gevriesdroogde preparaat wordt gereconstitueerd naar eiwitconcentraties zoals ze hierboven zijn beschreven. De label kan verder aangeven dat het preparaat bruikbaar is of is bedoeld voor subcutane toediening.In another embodiment of the invention, an industrially produced article is provided which contains the freeze-dried preparation of the present invention and provides instructions for reconstitution and / or use thereof. The industrially produced article may comprise a container. Suitable containers include, for example, vials, tubes (for example, dual chamber tubes), syringes (such as dual chamber syringes) and test tubes. The container can be formed from a variety of materials such as glass or plastic. The container may comprise the freeze-dried preparation. In certain embodiments, a marker may be attached or associated with the holder. The label can indicate instructions for reconstitution and / or use. For example, in certain embodiments, the label may indicate that the freeze-dried preparation is reconstituted to protein concentrations as described above. The label may further indicate that the composition is useful or intended for subcutaneous administration.
9696
De houder die het preparaat bevat kan een buisje voor meerder gebruik zijn dat herhaalde toedieningen mogelijk maakt (bijvoorbeeld van 2-6, of 2-10, of 2-50 toedieningen) van het gereconstitueerde preparaat. Het industrieel geproduceerd voorwerp kan verder een tweede houder omvatten die een geschikt verdunningsmiddel 5 omvat (bijvoorbeeld WF1). Door het mengen van het verdunningsmiddel en hèt gevriesdroogde preparaat zal de uiteindelijke concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat in het algemeen tenminste 10 mg/ml zijn. In één uitvoeringsvorm is de uiteindelijke concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste ongeveer 20 mg/ml. In een andere 10 uitvoeringsvorm is de uiteindelijke concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste ongeveer 50 mg/ml. In andere uitvoeringsvormen kan de concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het gereconstitueerde preparaat tenminste 100 mg/ml, of 200 mg/ml, of 400 mg/ml zijn. In andere uitvoeringsvormen is de uiteindelijke concentratie van het RAGE-fusie-eiwit in het 15 gereconstitueerde preparaat tussen ongeveer 1-400 mg/ml, of 1-200 mg/ml, of 1-100 mg/ml, of 10-400 mg/ml, of 10-200 mg/ml, of 10-100 mg/ml, of van 40-400 mg/ml, of van 40-200 mg/ml, of van 40-100 mg/ml, of van 50-400 mg/ml, of van 50-200 mg/ml, of van 50-100 mg/ml, of van 40 mg/ml tot 50 mg/ml. Het industrieel geproduceerd voorwerp kan verder andere materialen die gewenst zijn vanuit een commercieel 20 standpunt en van een standpunt van de gebruiker omvatten, waaronder andere buffers, verdunningsmiddelen, filters, naalden, spuiten en bijlagen bij de verpakking met instmcties voor gebruik.The container containing the preparation may be a multi-use tube allowing for repeated administrations (e.g., from 2-6, or 2-10, or 2-50 administrations) of the reconstituted preparation. The industrially produced article may further comprise a second container comprising a suitable diluent (e.g. WF1). By mixing the diluent and the freeze-dried preparation, the final concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation will generally be at least 10 mg / ml. In one embodiment, the final concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is at least about 20 mg / ml. In another embodiment, the final concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is at least about 50 mg / ml. In other embodiments, the concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation may be at least 100 mg / ml, or 200 mg / ml, or 400 mg / ml. In other embodiments, the final concentration of the RAGE fusion protein in the reconstituted preparation is between about 1-400 mg / ml, or 1-200 mg / ml, or 1-100 mg / ml, or 10-400 mg / ml ml, or 10-200 mg / ml, or 10-100 mg / ml, or from 40-400 mg / ml, or from 40-200 mg / ml, or from 40-100 mg / ml, or from 50-400 mg / ml, or from 50-200 mg / ml, or from 50-100 mg / ml, or from 40 mg / ml to 50 mg / ml. The industrially produced article may further comprise other materials that are desirable from a commercial standpoint and from a user standpoint, including other buffers, diluents, filters, needles, syringes, and package attachments with instructions for use.
VOORBEELDENEXAMPLES
25 Kenmerken en voordelen van het inventieve concept die in de onderhavige uitvinding zijn opgenomen zijn verder in de voorbeelden die volgen geïllustreerd. Voorbeeld IA: Productie van RAGE-fusie-eiwittenFeatures and advantages of the inventive concept included in the present invention are further illustrated in the examples that follow. Example IA: Production of RAGE fusion proteins
Twee plasmiden werden geconstrueerd voor het tot expressie brengen van RAGE-IgG fusie-eiwitten. Beide plasmiden werden geconstrueerd door het ligeren van 30 verschillende lengten van een 5’ cDNA-sequentie van humaan RAGE met dezelfde 3’ cDNA-sequentie van humaan IgG Fc (γΐ). Deze expressiesequenties (d.w.z. ligatie-producten) werden vervolgens geïnsereerd in expressievector pcDNA3.1 (Invitrogen, CA). De nucleïnezuursequenties die coderen voor het coderende gebied van het RAGE- 97 fusie-eiwit zijn in Figuren 2 en 3 getoond. Voor het RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 codeert de nucleïnezuursequentie van 1 tot 753 (gemarkeerd in vetgedrukte letters) voor de N-eindstandige eiwitsequentie van RAGE, terwijl de nucleïnezuursequentie van 754 tot 1386 voor de Fc-eiwitsequentie van IgG zonder de scharnier codeert 5 (Figuur 2). Voor TTP-3000, codeert de nucleïnezuursequentie van 1 tot 408 (gemarkeerd in vetgedrukte letters) voor de N-eindstandige eiwitsequentie van RAGE, terwijl de nucleïnezuursequentie van 409 tot 1041 voor de Fc-eiwitsequentie van IgG zonder de scharnier codeert (Figuur 3).Two plasmids were constructed to express RAGE-IgG fusion proteins. Both plasmids were constructed by ligating 30 different lengths of a 5 "cDNA sequence of human RAGE with the same 3" cDNA sequence of human IgG Fc (γΐ). These expression sequences (i.e., ligation products) were then inserted into expression vector pcDNA3.1 (Invitrogen, CA). The nucleic acid sequences encoding the coding region of the RAGE-97 fusion protein are shown in Figures 2 and 3. For the RAGE fusion protein TTP-4000, the nucleic acid sequence of 1 to 753 (marked in bold) encodes the N-terminal protein sequence of RAGE, while the nucleic acid sequence of 754 to 1386 encodes the Fc protein sequence of IgG without the hinge 5 (Figure 2). For TTP-3000, the nucleic acid sequence from 1 to 408 (marked in bold letters) encodes the N-terminal protein sequence of RAGE, while the nucleic acid sequence from 409 to 1041 encodes the Fc protein sequence of IgG without the hinge (Figure 3).
Voor het produceren van de RAGE-fusie-eiwitten werden de expressievectoren 10 die de nucleïnezuursequenties van ofwel SEQ ID NO: 30 of SEQ ID NO: 31 omvatten op stabiele wijze in CHO-cellen getransfecteerd. Positieve transformanten werden geselecteerd op neomycine-resistentie die door het plasmide werd verleend en gekloneerd. Klonen met een hoge productie, zoals werd gedetecteerd door Westem-blot analyse van supernatant, werden uitgebreid en het genproduct werd gezuiverd door 15 afïïniteitschromatografie door het gebruik van Proteïne A-kolommen. Expressie werd zodanig geoptimaliseerd dat cellen recombinant TTP-4000 produceerden bij niveaus van ongeveer 1,3 gram per liter.To produce the RAGE fusion proteins, the expression vectors comprising the nucleic acid sequences of either SEQ ID NO: 30 or SEQ ID NO: 31 were stably transfected into CHO cells. Positive transformants were selected for neomycin resistance conferred and cloned by the plasmid. High production clones, as detected by Westem blot analysis of supernatant, were expanded and the gene product was purified by affinity chromatography using Protein A columns. Expression was optimized such that cells produced recombinant TTP-4000 at levels of approximately 1.3 grams per liter.
Voorbeeld 1B: Andere productie van RAGE-fusie-eiwitten met vier domeinenExample 1B: Other production of four domain RAGE fusion proteins
20 Een plasmide werd geconstrueerd voor het tot expressie brengen van RAGE-IgGA plasmid was constructed to express RAGE IgG
fusie-eiwitten. Het plasmide werd geconstrueerd door het ligeren van een 5’ cDNA-sequentie van humaan RAGE met een 3’ cDNA-sequentie van humaan IgG (γΐ) zonder het schamiergebied. PCR werd gebruikt voor het amplificeren van het cDNA. Aan het 5’-uiteinde voegde de PCR-primer verder een plaats voor het Eco RI-restrictie-enzym 25 toe voor klonering en een Kozak-consensus translatie-initiatiesequentie. Aan het 3’-uiteinde voegde de PCR-primer een Xho I-restrictieplaats toe vlak na het terminatiecodon. Aan het 3’-uiteinde omvatte de PCR-primer ook twee stille basenveranderingen die een cryptische RNA-splitsingsplaats in het immunoglobuline-deel vlakbij het eindstandige codon verwijderen. Het codon dat codeert voor proline 30 (residu 459 op basis van de nummering van de eiwitsequentie van SEQ ID NO: 32) werd veranderd van CCG naar CCC en het codon dat codeert voor glycine (residu 460 op basis van de nummering van de eiwitsequentie van SEQ ID NO: 32) werd van GGT naar GGG veranderd. Het PCR-fragment werd gedigereerd met Eco RI en Xho I en 98 vervolgens geïnsereerd in een retrovector plasmide (pCNS-newMCS-WPRE (new ori), verkrijgbaar van Gala, Inc.) die was gedigereerd met Mfe I (voor het vormen van een verenigbaar uiteinde met Eco RI) en gedigereerd met Xho I. Van het geïnsereerde deel van het gekloneerde plasmide en de overgangen van klonering werd de sequentie 5 geanalyseerd om zeker te zijn dat geen mutaties gedurende de klonering zijn opgetreden.fusion proteins. The plasmid was constructed by ligating a 5 "cDNA sequence of human RAGE with a 3" cDNA sequence of human IgG (γΐ) without the hinge region. PCR was used to amplify the cDNA. At the 5 'end, the PCR primer further added a site for the Eco RI restriction enzyme for cloning and a Kozak consensus translation initiation sequence. At the 3 'end, the PCR primer added an Xho I restriction site just after the termination codon. At the 3 'end, the PCR primer also included two silent base changes that remove a cryptic RNA cleavage site in the immunoglobulin portion near the terminal codon. The codon encoding proline 30 (residue 459 based on the protein sequence numbering of SEQ ID NO: 32) was changed from CCG to CCC and the codon encoding glycine (residue 460 based on the protein sequence numbering of SEQ ID NO: 32) was changed from GGT to GGG. The PCR fragment was digested with Eco RI and Xho I and 98 then inserted into a retrovector plasmid (pCNS-newMCS-WPRE (new ori), available from Gala, Inc.) that had been digested with Mfe I (to form a compatible end with Eco RI) and digested with Xho I. Of the inserted part of the cloned plasmid and the transitions of cloning, the sequence 5 was analyzed to ensure that no mutations occurred during the cloning.
Voor het produceren van het RAGE-IgG-fusie-eiwit werd de expressievector die de nucleïnezuursequentie SEQ ID NO: 54 omvat op stabiele wijze in CHO-cellen getransfecteerd.To produce the RAGE IgG fusion protein, the expression vector comprising the nucleic acid sequence SEQ ID NO: 54 was stably transfected into CHO cells.
10 De sequentie van het geïsoleerde RAGE-fusie-eiwit TTP-4000, dat door de getransfecteerde cellen tot expressie werd gebracht, werd bevestigd door verscheidene studies voor karakterisering als ofwel SEQ ID NO: 34 of SEQ ID NO: 56, of zowel SEQ ID NO: 34 en SEQ ID NO: 56. De signaalsequentie die wordt gecodeerd door de eerste 23 aminozuren van SEQ ID NO: 32 werd aldus gesplitst en het N-eindstandige 15 residu was glutamine (Q) of pyroglutaminezuur (pE) of een mengsel daarvan. Karakteriserende studies toonden ook glycosylatieplaatsen op N2 en N288 (op basis van de nummering van SEQ ID NO: 34 of SEQ ID NO: 56) en toonden dat het Ch3-gebied van het RAGE-fusie-eiwit het C-eindstandige residu verwijderd kan hebben door een posttranslationele modificatie wanneer het in dit recombinante systeem tot 20 expressie wordt gebracht.The sequence of the isolated RAGE fusion protein TTP-4000, which was expressed by the transfected cells, was confirmed by various studies for characterization as either SEQ ID NO: 34 or SEQ ID NO: 56, or both SEQ ID NO: 34 and SEQ ID NO: 56. The signal sequence encoded by the first 23 amino acids of SEQ ID NO: 32 was thus split and the N-terminal residue was glutamine (Q) or pyroglutamic acid (pE) or a mixture thereof . Characterizing studies also showed glycosylation sites on N2 and N288 (based on the numbering of SEQ ID NO: 34 or SEQ ID NO: 56) and showed that the Ch3 region of the RAGE fusion protein may have removed the C-terminal residue by post-translational modification when expressed in this recombinant system.
Voorbeeld 1C: Andere productie van RAGE-fusie-eiwitten met drie domeinenExample 1C: Other production of three domain RAGE fusion proteins
Een plasmide kan worden geconstrueerd voor het tot expressie brengen van RAGE-IgG fusie-eiwitten met drie domeinen (bijvoorbeeld één RAGE-domein en twee 25 IgG-domeinen) zoals TTP-3000 op de wijze die hierboven is beschreven voor TTP-4000. Het plasmide werd geconstrueerd door het ligeren van een 5’ cDNA-sequentie van humaan RAGE dat codeert voor aminozuren 1-136 van humaan RAGE met een 3’ cDNA-sequentie van humaan IgG Fc(y l) zonder het schamiergebied. PCR kan worden gebruikt voor het amplificeren van het cDNA. Aan het 5’-uiteinde kan een PCR-primer 30 een restrictieplaats toevoegen (bijvoorbeeld een plaats voor een Eco RI-restrictie-enzym zoals voor TTP-4000 is gebruikt) voor klonering en een Kozak-consensus translatie-initiatiesequentie. Aan het 3’-uiteinde kan de PCR-primer ook een restrictieplaats toevoegen (bijvoorbeeld een Xho 1-restrictieplaats) vlak na het 99 terminatiecodon. De PCR-primer ook stille basenveranderingen omvatten zoals nodig kan zijn voor het verwijderen van elke cryptische RNA-splitsingsplaats, zoals de cryptische RNA-splitsingsplaatsen die aan het 3’-uiteinde van het C^-domein van het immunoglobuline zijn gelokaliseerd, zoals in Voorbeeld 1B is beschreven. Voor het 5 verwijderen van deze cryptische splitsingsplaatsen kan het codon dat codeert voor proline 344 van SEQ 1D NO: 35 (d.w.z. residuen 1030-1032 op basis van de nummering van de DNA-sequentie van SEQ ID NO: 31) worden veranderd van CCG naar CCC en het codon dat codeert voor glycine 345 van SEQ ID NO: 35 (residuen 1033-1035 op basis van de nummering van de DNA-sequentie van SEQ ID NO: 31) 10 kan van GGT naar GGG worden veranderd. Het PCR-fragment kan vervolgens met de geschikte restrictie-enzymen worden gedigereerd (bijvoorbeeld Eco RI en Xho I) en in de retrovector plasmide pCNS-newMCS-WPRE (new ori; verkrijgbaar van Gala, Ine.) worden geïnsereerd. De vector kan worden gedigereerd met Mfel voor het vormen van een verenigbaar uiteinde met Eco RI en ook worden gedigereerd met Xho I. Van het 15 geïnsereerde deel van het gekloneerde plasmide en de overgangen van klonering kan de sequentie worden geanalyseerd om zeker te zijn dat geen mutaties gedurende de klonering zijn opgetreden.A plasmid can be constructed to express three-domain RAGE-IgG fusion proteins (e.g., one RAGE domain and two IgG domains) such as TTP-3000 in the manner described above for TTP-4000. The plasmid was constructed by ligating a 5 "cDNA sequence of human RAGE encoding amino acids 1-136 of human RAGE with a 3" cDNA sequence of human IgG Fc (γ1) without the hinge region. PCR can be used to amplify the cDNA. At the 5 'end, a PCR primer 30 may add a restriction site (e.g., an site for an Eco RI restriction enzyme as used for TTP-4000) for cloning and a Kozak consensus translation initiation sequence. At the 3 'end, the PCR primer can also add a restriction site (for example, an Xho 1 restriction site) just after the 99 termination codon. The PCR primer also includes silent base changes as may be needed to remove any cryptic RNA cleavage site, such as the cryptic RNA cleavage sites located at the 3 'end of the C ^ domain of the immunoglobulin, as in Example 1B. To remove these cryptic cleavage sites, the codon encoding proline 344 of SEQ 1D NO: 35 (ie residues 1030-1032 based on the DNA sequence numbering of SEQ ID NO: 31) can be changed from CCG to CCC and the codon encoding glycine 345 of SEQ ID NO: 35 (residues 1033-1035 based on the DNA sequence numbering of SEQ ID NO: 31) can be changed from GGT to GGG. The PCR fragment can then be digested with the appropriate restriction enzymes (e.g., Eco RI and Xho I) and inserted into the retrovector plasmid pCNS-newMCS-WPRE (new ori; available from Gala, Ine.). The vector can be digested with Mfel to form a compatible RI with Eco RI and also digested with Xho I. From the inserted part of the cloned plasmid and the transitions from cloning, the sequence can be analyzed to ensure that no mutations have occurred during the cloning.
Voor het produceren van het RAGE-IgG-fusie-eiwit kan de expressievector die de nucleïnezuursequentie SEQ ID NO: 55 (d.w.z. die de verandering van de DNA-20 sequentie voor het verwijderen van cryptische splitsingsplaatsen omvat) omvat, op stabiele wijze in CHO-cellen worden getransfecteerd, zoals in Voorbeeld IA en 1B is beschreven.To produce the RAGE IgG fusion protein, the expression vector comprising the nucleic acid sequence SEQ ID NO: 55 (ie which includes the alteration of the DNA sequence to remove cryptic cleavage sites) can be stably converted into CHO- cells are transfected as described in Examples 1A and 1B.
De sequentie van het geïsoleerde RAGE-fusie-eiwit TTP-3000, dat door de getransfecteerde cellen tot expressie wordt gebracht, kan ofwel SEQ ID NO: 36, SEQ 25 ID NO: 37 of SEQ ID NO: 57 of een combinatie van SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 en/of SEQ ID NO: 57 zijn. De signaalsequentie die wordt gecodeerd door de eerste 22 en/of 23 aminozuren van SEQ ID NO: 35 kunnen aldus worden gesplitst en het N-eindstandige residu kan glutamine (Q) of pyroglutaminezuur (pE) of een mengsel daarvan zijn. Glycosylatie kan optreden op plaatsen N2 en NI74 (op basis van de 30 nummering van SEQ ID NO: 37 of SEQ ID NO: 57) en/of andere glycosylatieplaatsen die aanwezig kunnen zijn. Het CH3-gebied van het RAGE-fusie-eiwit kan het C-eindstandige residu ervan verwijderd hebben door een posttranslationele modificatie wanneer het in dit recombinante systeem tot expressie wordt gebracht.The sequence of the isolated RAGE fusion protein TTP-3000, which is expressed by the transfected cells, can be either SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 or SEQ ID NO: 57 or a combination of SEQ ID NO: 36, SEQ ID NO: 37 and / or SEQ ID NO: 57. The signal sequence encoded by the first 22 and / or 23 amino acids of SEQ ID NO: 35 can thus be cleaved and the N-terminal residue can be glutamine (Q) or pyroglutamic acid (pE) or a mixture thereof. Glycosylation can occur at sites N2 and NI74 (based on the numbering of SEQ ID NO: 37 or SEQ ID NO: 57) and / or other glycosylation sites that may be present. The CH3 region of the RAGE fusion protein may have removed its C-terminal residue from it by post-translational modification when expressed in this recombinant system.
100100
Voorbeeld 2: Werkwijze voor het testen van activiteit van een RAGE-IgGl fusie-eiwit A. Binding van ligand in vitro 5 Bekende RAGE-liganden werden bekleed op het oppervlak van Maxisorb-platen bij een concentratie van 5 microgram per putje. Platen werden gedurende de nacht bij 4°C geïncubeerd. Volgend op de incubatie met het ligand werden de platen afgezogen en een blokkerende buffer van 1% BSA in 50 mM imidizoolbuffer (pH 7,2) werd gedurende 1 uur bij kamertemperatuur aan de platen toegevoegd. De platen werden 10 vervolgens afgezogen en/of gewassen met wasbuffer (20 mM imidizool, 150 mM NaCl, 0,05% Tween-20, 5 mM CaCb en 5 mM MgCb, pH 7,2). Een oplossing van TTP-3000 (TT3) bij een initiële concentratie van 1,082 mg/ml en een oplossing van TTP-4000 (TT4) bij een initiële concentratie van 370 pg/ml werden bereid. Het RAGE-fusie-eiwit werd bij toenemende verdunningen van het initiële monster toegevoegd. Het 15 RAGE-fusie-eiwit werd toegestaan gedurende één uur bij 37°C met het geïmmobiliseerde ligand te incuberen waarna de plaat werd gewassen en werd getest op binding van het RAGE-fusie-eiwit. Binding werd gedetecteerd door de toevoeging van een immunodetectiecomplex dat een monoklonaal anti-humaan IgGl van muis, dat 1:11.000 is verdund tot een uiteindelijke testconcentratie (FAC) van 21 ng/100 μΐ, een 20 gebiotinyleerd anti-muis IgG van geit dat 1:500 is verdund naar een FAC van 500 ng/μΐ en een avidine-gekoppelde alkalische fosfatase bevat. Het complex werd gedurende één uur bij kamertemperatuur met het geïmmobiliseerde RAGE-fusie-eiwit geïncubeerd waarna de plaat werd gewassen en het substraat voor alkalische fosfatase, para-nitrofenylfosfaat (PNPP), werd toegevoegd. Binding van het complex aan het 25 geïmmobiliseerde RAGE-fusie-eiwit werd gekwantificeerd door het meten van de omzetting van PNPP naar para-m\xofenol (PNP) dat op spectrofotometrische wijze bij 405 nm werd gemeten.Example 2: Method for testing activity of a RAGE-IgG1 fusion protein A. Binding of ligand in vitro Known RAGE ligands were coated on the surface of Maxisorb plates at a concentration of 5 micrograms per well. Plates were incubated overnight at 4 ° C. Following the incubation with the ligand, the plates were aspirated and a 1% BSA blocking buffer in 50 mM imidizole buffer (pH 7.2) was added to the plates for 1 hour at room temperature. The plates were then filtered off with suction and / or washed with wash buffer (20 mM imidizole, 150 mM NaCl, 0.05% Tween-20, 5 mM CaCb and 5 mM MgCb, pH 7.2). A solution of TTP-3000 (TT3) at an initial concentration of 1.082 mg / ml and a solution of TTP-4000 (TT4) at an initial concentration of 370 pg / ml were prepared. The RAGE fusion protein was added with increasing dilutions of the initial sample. The RAGE fusion protein was allowed to incubate with the immobilized ligand for one hour at 37 ° C after which the plate was washed and tested for binding of the RAGE fusion protein. Binding was detected by the addition of an immunodetection complex containing a monoclonal mouse anti-human IgG1 diluted 1: 11,000 to a final test concentration (FAC) of 21 ng / 100 μΐ, a biotinylated goat anti-mouse IgG 1 : 500 is diluted to an FAC of 500 ng / μΐ and contains an avidin-linked alkaline phosphatase. The complex was incubated with the immobilized RAGE fusion protein for one hour at room temperature, after which the plate was washed and the substrate for alkaline phosphatase, para-nitrophenyl phosphate (PNPP) was added. Binding of the complex to the immobilized RAGE fusion protein was quantified by measuring the conversion of PNPP to para-xophenol (PNP) which was measured spectrophotometrically at 405 nm.
Zoals in Figuur 7 is geïllustreerd vertonen de RAGE-fusie-eiwitten TTP-4000 (TT4) en TTP-3000 (TT3) specifieke interactie met bekende liganden van RAGE 30 amyloïde-bèta (Abèta), SI00b (SI00) en amfoterine (Ampho). In de afwezigheid van ligand, d.w.z. alleen bekleding met BSA (BSA of BSA + was) was er geen toename van absorptie boven niveaus die toe te schrijven zijn aan niet-specifieke binding van het immunodetectiecomplex. Wanneer amyloïde bèta wordt gebruikt als het merkende 101 ligand kan het nodig zijn om het amyloïde-bèta voorafgaand aan de test te incuberen. Voorafgaande incubatie kan het mogelijk maken dat het amyloïde-bèta zelf aggregeert in de vorm van een pleated-sheet, daar amyloïde-bèta RAGE bij voorkeur bindt in de vorm van een pleated sheet.As illustrated in Figure 7, the RAGE fusion proteins TTP-4000 (TT4) and TTP-3000 (TT3) exhibit specific interaction with known RAGE 30 amyloid-beta ligands (Abeta), SI00b (SI00) and amphoterin (Ampho) . In the absence of ligand, i.e. coating with BSA alone (BSA or BSA + wax), there was no increase in absorbance above levels due to non-specific binding of the immunodetection complex. When amyloid beta is used as the labeling 101 ligand, it may be necessary to incubate the amyloid beta prior to the test. Prior incubation may allow the amyloid beta itself to aggregate in the form of a pleated sheet, since amyloid beta RAGE preferably binds in the form of a pleated sheet.
5 Aanvullend bewijs voor een specifieke interactie tussen RAGE-fiisie-eiwitten TTP-4000 en TTP-3000 met liganden van RAGE wordt geïllustreerd in studies die tonen dat een ligand van RAGE in staat is om op effectieve wijze te concurreren met een bekende ligand van RAGE voor het binden aan de RAGE-fusie-eiwitten. Bij deze studies werd amyloïde-bèta (A-bèta) op een Maxisorb-plaat geïmmobiliseerd en 10 RAGE-fusie-eiwit werd toegevoegd zoals hierboven is beschreven. In aanvulling werd aan sommige van de putjes een ligand van RAGE toegevoegd op hetzelfde moment als het RAGE-fusie-eiwit.Additional evidence for a specific interaction between RAGE fiction proteins TTP-4000 and TTP-3000 with RAGE ligands is illustrated in studies showing that a RAGE ligand is able to compete effectively with a known RAGE ligand for binding to the RAGE fusion proteins. In these studies, amyloid beta (A beta) was immobilized on a Maxisorb plate and RAGE fusion protein was added as described above. In addition, a ligand of RAGE was added to some of the wells at the same time as the RAGE fusion protein.
Het werd gevonden dat het ligand van RAGE de binding van TTP-4000 (TT4) met ongeveer 25% tot 30% kon blokkeren wanneer TTP-4000 bij 123 pg/ml (1:3 15 verdunning, Figuur 8) aanwezig was. Wanneer de initiële oplossing van TTP-4000 met een factor 10 of 30 werd verdund (1:10 of 1:30) werd de binding van het RAGE-fusie-eiwit aan het geïmmobiliseerde ligand volledig geremd door het ligand van RAGE. Op overeenkomstige wijze blokkeerde het ligand van RAGE binding van TTP-3000 (TT3) met ongeveer 50% wanneer TTP-3000 bij 360 pg/ml (1:3 verdunning, Figuur 9) 20 aanwezig was. Wanneer de initiële oplossing van TTP-3000 met een factor 10 werd verdund (1:10) werd de binding van het RAGE-fusie-eiwit aan het geïmmobiliseerde ligand volledig geremd door het ligand van RAGE. Specificiteit van binding van het RAGE-fusie-eiwit aan het ligand van RAGE was aldus dosis-afhankelijk. In Figuren 8 en 9 is ook getoond dat er in wezen geen binding werd gedetecteerd in de afwezigheid 25 van RAGE-fusie-eiwit, d.w.z. met het gebruik van alleen het immunodetectie-complex (“Complex alleen”).It was found that the ligand of RAGE could block the binding of TTP-4000 (TT4) by about 25% to 30% when TTP-4000 was present at 123 pg / ml (1: 3 dilution, Figure 8). When the initial solution of TTP-4000 was diluted by a factor of 10 or 30 (1:10 or 1:30), the binding of the RAGE fusion protein to the immobilized ligand was completely inhibited by the ligand of RAGE. Similarly, the RAGE ligand blocked binding of TTP-3000 (TT3) by about 50% when TTP-3000 was present at 360 pg / ml (1: 3 dilution, Figure 9). When the initial solution of TTP-3000 was diluted by a factor of 10 (1:10), the binding of the RAGE fusion protein to the immobilized ligand was completely inhibited by the ligand of RAGE. Specificity of binding of the RAGE fusion protein to the RAGE ligand was thus dose dependent. In Figures 8 and 9 it is also shown that essentially no binding was detected in the absence of RAGE fusion protein, i.e. with the use of only the immunodetection complex ("Complex only").
B. Effect van RAGE-fusie-eiwit in cel-gebaseerde testenB. Effect of RAGE fusion protein in cell-based assays
Voorgaand werk heeft getoond dat de myeloïde THP-1-cellen TNF-α kunnen 30 uitscheiden als reactie op RAGE-liganden. In deze test werden THP-1-cellen gekweekt in RPMI-1640 media dat is aangevuld met 10% FBS door het gebruik van een protocol dat wordt verschaft door ATCC. De cellen werden geïnduceerd TNF-α uit te scheiden door middel van stimulatie van RAGE met 0,1 mg/ml SI00b zowel in de afwezigheid 102 en aanwezigheid van RAGE-fiisie-eiwitten TTP-3000 (TT3) of TTP-4000 (TT4) (10 pg), sRAGE (10 pg) en een humaan IgG (10 μβ) (d.w.z. als een negatieve controle). De hoeveelheid TNF-α die door de THP-1-cellen werd uitgescheiden werd 24 uur na de toevoeging van de eiwitten aan de celkweek gemeten door het gebruik van een in de 5 handel verkrijgbare ELlSA-kit voor TNF-α (R&D Systems, Minneapolis, MN). De resultaten in Figuur 10 tonen dat de RAGE-fiisie-eiwitten de S100b/RAGE-geïnduceerde productie van TNF-α in deze cellen remde. Zoals in Figuur 10 is getoond werd door toevoeging van 10 pg van de RAGE-fiisie-eiwitten TTP-3000 of TTP-4000 inductie van TNF-α door SI00b (0,1 mg/ml FAC) met respectievelijk ongeveer 45% tot 10 70% verlaagd. Fusie-eiwit TTP-4000 kan net zo effectief zijn in het blokkeren van inductie van TNF-α door SI00b als sRAGE (Figuur 10). Specificiteit van de remming voor RAGE-sequenties van TTP-4000 en TTP-3000 is getoond door het experiment waarbij IgG alleen werd toegevoegd aan SI00b gestimuleerde cellen. Toevoeging van IgG en SI00b aan de test toont dezelfde niveaus van TNF-α als SI00b alleen. 15 Specificiteit van de remming van inductie van TNF-α door TTP-4000 en TTP-3000 voor sequenties van het RAGE-fusie-eiwit is getoond door een experiment waarbij IgG alleen werd toegevoegd aan SlOOb-gestimuleerde cellen. Het kan worden gezien dat de toevoeging van IgG, d.w.z. humaan IgG zonder de sequentie van RAGE (Humaan IgG van Sigma toegevoegd bij 10 pg/putje) en SI00b aan de test dezelfde niveaus van TNF-20 α als S100b alleen toont.Previous work has shown that the myeloid THP-1 cells can secrete TNF-α in response to RAGE ligands. In this test, THP-1 cells were grown in RPMI-1640 media supplemented with 10% FBS using a protocol provided by ATCC. The cells were induced to secrete TNF-α by stimulation of RAGE with 0.1 mg / ml SI00b both in the absence of 102 and in the presence of RAGE fiction proteins TTP-3000 (TT3) or TTP-4000 (TT4) (10 pg), sRAGE (10 pg) and a human IgG (10 μβ) (ie as a negative control). The amount of TNF-α secreted by the THP-1 cells was measured 24 hours after the addition of the proteins to the cell culture using a commercially available ELISA kit for TNF-α (R&D Systems, Minneapolis) , MN). The results in Figure 10 show that the RAGE-fiction proteins inhibited the S100b / RAGE-induced production of TNF-α in these cells. As shown in Figure 10, by adding 10 µg of the RAGE-fiction proteins, TTP-3000 or TTP-4000 induction of TNF-α by SI00b (0.1 mg / ml FAC) was increased by approximately 45% to 10 70, respectively % reduced. TTP-4000 fusion protein can be just as effective in blocking TNF-α induction by SI00b as sRAGE (Figure 10). Specificity of the inhibition for TTP-4000 and TTP-3000 RAGE sequences has been shown by the experiment in which IgG was only added to SI00b stimulated cells. Addition of IgG and SI00b to the test shows the same levels of TNF-α as SI00b alone. Specificity of the inhibition of TNF-α induction by TTP-4000 and TTP-3000 for sequences of the RAGE fusion protein has been shown by an experiment in which IgG was only added to SlOOb-stimulated cells. It can be seen that the addition of IgG, i.e. human IgG without the sequence of RAGE (Human IgG from Sigma added at 10 pg / well) and SI00b to the test shows the same levels of TNF-20α as S100b alone.
In een andere cel-gebaseerde test werd het vermogen van TTP-4000 om te voorkomen dat het ligand van RAGE, HMGB1, met RAGE en andere receptoren van HMGB1 interactie vertoont, beoordeeld. Anders dan anti-RAGE antilichamen die aan RAGE binden en de interactie van een ligand van RAGE met RAGE voorkomen, kan 25 TTP-4000 de interactie van een ligand van RAGE met RAGE blokkeren door aan het RAGE-ligand te binden. Het is vermeld dat HMGB1 een ligand voor RAGE en de Toll-achtige receptoren 2 en 4 is (Parit et al., J. Biol. Chem., 2004; 279(9):7370-7). Al deze drie receptoren (RAGE, Toll-achtige receptor 2 en Toll-achtige receptor 4) worden tot expressie gebracht op THP-1-cellen (Parker, et al., J. Immunol., 2004, 172(8):4977-86). 30 Bij dit experiment werden THP-1-cellen gestimuleerd TNF-α te produceren door HMGB1 (50 mg/ml) in de aanwezigheid of afwezigheid van ofwel TTP4000 of anti-RAGE antilichamen. Onder de omstandigheden die bij de test worden gebruikt zou HMGB1 de enige inducer van TNFa moeten zijn. De hoeveelheid TNFa die door de 103 THP-1-cellen wordt uitgescheiden werd 24 uur na de toevoeging van de eiwitten aan de celkweek gemeten door het gebruik van een in de handel verkrijgbare ELISA kit voor TNF-α (R&D Systems, Minneapolis, MN). De resultaten in Figuur 11 tonen dat het anti-RAGE antilichaam en RAGE-fusie-eiwit TTP-4000 HMGB1 blokkeren om te 5 reageren met RAGE dat tot expressie wordt gebracht op de TFIP-1-cellen, maar dat TTP-4000 HMGB1-geïnduceerde productie van TNF-α in een sterkere mate remt dan dat het anti-RAGE antilichaam dat doet. De gegevens geven aldus aan dat TTP-4000 activiteit van HMGB1 in een sterkere mate kan remmen dan het anti-RAGE antilichaam door HMGB1 te remmen om interactie te vertonen met Toll-achtige 10 receptoren 2 en 4 alsook het RAGE dat op THP-1-cellen aanwezig is.In another cell-based assay, the ability of TTP-4000 to prevent the RAGE, HMGB1, ligand from interacting with RAGE and other HMGB1 receptors was assessed. Unlike anti-RAGE antibodies that bind to RAGE and prevent the interaction of a RAGE ligand with RAGE, TTP-4000 can block the interaction of a RAGE ligand with RAGE by binding to the RAGE ligand. HMGB1 is reported to be a ligand for RAGE and Toll-like receptors 2 and 4 (Parit et al., J. Biol. Chem., 2004; 279 (9): 7370-7). All of these three receptors (RAGE, Toll-like receptor 2 and Toll-like receptor 4) are expressed on THP-1 cells (Parker, et al., J. Immunol., 2004, 172 (8): 4977- 86). In this experiment, THP-1 cells were stimulated to produce TNF-α by HMGB1 (50 mg / ml) in the presence or absence of either TTP4000 or anti-RAGE antibodies. Under the conditions used in the test, HMGB1 should be the only inducer of TNFa. The amount of TNFα secreted by the 103 THP-1 cells was measured 24 hours after the addition of the proteins to the cell culture using a commercially available ELISA kit for TNF-α (R&D Systems, Minneapolis, MN) . The results in Figure 11 show that the anti-RAGE antibody and RAGE fusion protein block TTP-4000 HMGB1 to respond with RAGE expressed on TFIP-1 cells, but that TTP-4000 HMGB1-induced inhibits TNF-α production to a greater extent than the anti-RAGE antibody does. The data thus indicate that TTP-4000 can inhibit HMGB1 activity to a greater extent than the anti-RAGE antibody by inhibiting HMGB1 to interact with Toll-like receptors 2 and 4 as well as the RAGE that is on THP-1 cells is present.
Voorbeeld 3: Farmacokinetisch profiel van TTP-4000Example 3: Pharmacokinetic profile of TTP-4000
Om te bepalen of TTP-4000 een superieur farmacokinetisch profiel zou hebben in vergelijking met humaan sRAGE, kregen ratten en niet-humane primaten een 15 intraveneuze (IV) injectie van TTP-4000 (5 mg/kg) en vervolgens werd plasma getest op de aanwezigheid van TTP-4000. Bij deze experimenten kregen twee naïeve mannelijke apen een enkele IV bolus dosis van TTP-4000 (5 mg/ml/kg) in een perifere ader gevolgd door een spoeling van zoutoplossing van bij benadering 1,0 milliliter (ml). Bloedmonsters (bij benadering 1,0 ml) werden voorafgaand aan de dosis (d.w.z. 20 voorafgaand aan injectie van het TTP-4000) of na 0,083, 0,25, 0,5, 2, 4, 8, 12, 24, 48, 72, 96, 120, 168, 240, 288 en 336 uur na de dosis in buisjes die lithiumheparine bevatten verzameld. Volgend op verzameling werden de buisjes op nat ijs geplaatst (maximaal 30 minuten) tot centrifugatie onder koeling (bij 2 tot 8°C) bij 1500 x g gedurende 15 minuten. Elk geoogst plasmamonster werd vervolgens bevroren (-70°C ± 25 10°C) opgeslagen totdat het op RAGE-polypeptide werd getest door het gebruik van een ELISA op verscheidene tijdstippen volgend op de injectie zoals in Voorbeeld 6 is beschreven.To determine whether TTP-4000 would have a superior pharmacokinetic profile compared to human sRAGE, rats and non-human primates received an intravenous (IV) injection of TTP-4000 (5 mg / kg) and then plasma was tested for presence of TTP-4000. In these experiments, two naive male monkeys received a single IV bolus dose of TTP-4000 (5 mg / ml / kg) in a peripheral vein followed by a saline flush of approximately 1.0 milliliter (ml). Blood samples (approximately 1.0 ml) were taken prior to the dose (ie prior to injection of the TTP-4000) or after 0.083, 0.25, 0.5, 2, 4, 8, 12, 24, 48, 72, 96, 120, 168, 240, 288 and 336 hours after the dose were collected in vials containing lithium heparin. Following collection, the tubes were placed on wet ice (up to 30 minutes) until centrifugation with cooling (at 2 to 8 ° C) at 1500 x g for 15 minutes. Each harvested plasma sample was then stored frozen (-70 ° C ± 10 ° C) until it was tested for RAGE polypeptide using an ELISA at various times following the injection as described in Example 6.
Het kinetische profiel dat in Figuur 12 is getoond onthuld dat indien TTP-4000 eenmaal is verzadigd met de liganden ervan, zoals wordt getoond door de redelijke 30 steile hellingen van de alfa-fase bij 2 dieren, het een terminale halfwaardetijd behoudt van meer dan 300 uur. Deze halfwaardetijd is aanzienlijk hoger dan de halfwaardetijd van humaan sRAGE in plasma (in het algemeen ongeveer 2 uur) en verschaft een mogelijkheid voor enkele injecties voor acute en semi-chronische indicaties. In Figuur 104 12 vertegenwoordigt elke kromme een ander dier onder dezelfde experimentele omstandigheden.The kinetic profile shown in Figure 12 revealed that once TTP-4000 is saturated with its ligands, as shown by the reasonable 30 steep slopes of the alpha phase in 2 animals, it retains a terminal half-life of more than 300 hour. This half-life is considerably higher than the half-life of human sRAGE in plasma (generally about 2 hours) and provides a possibility for single injections for acute and semi-chronic indications. In Figure 104, each curve represents a different animal under the same experimental conditions.
Voorbeeld 4: TTP-4000 Fc-activering 5 Experimenten werden uitgevoerd voor het meten van de activering van de Fc- receptor door RAGE-fiisie-eiwit TTP-4000 in vergelijking met humaan IgG. Activering van de Fc-receptor werd gemeten door het meten van uitscheiding van TNF-α van THP-1-cellen die de Fc-receptor tot expressie brengen. Bij deze experimenten werd een plaat met 96 putjes bekleed met 10 pg/putje TTP-4000 of humaan IgG. Fc stimulatie 10 resulteert in uitscheiding van TNF-α. De hoeveelheid van TNF-α werd gemeten door een enzym-gekoppelde immuun-absorberende test (ELISA).Example 4: TTP-4000 Fc Activation Experiments were performed to measure the activation of the Fc receptor by RAGE-fiction protein TTP-4000 compared to human IgG. Activation of the Fc receptor was measured by measuring secretion of TNF-α from THP-1 cells expressing the Fc receptor. In these experiments, a 96-well plate was coated with 10 µg / well of TTP-4000 or human IgG. Fc stimulation results in excretion of TNF-α. The amount of TNF-α was measured by an enzyme-linked immune-absorbing test (ELISA).
Bij deze test werd de myeloïde cellijn THP-1 (ATTC # TIB-202) aangehouden in RPMI-1640 media dat is aangevuld met 10% foetaal runderserum volgens instructies van het ATCC. Kenmerkend werden 40.000-80.000 cellen per putje geïnduceerd om 15 TNF-alfa uit te scheiden door middel van stimulatie van de Fc-receptor door de putjes vooraf te bekleden met 10 pg/putje van ofwel door warmte geaggregeerde (63°C gedurende 30 minuten) TTP-4000 of humaan IgGl. De hoeveelheid van TNF-alfa die werd uitgescheiden door de THP-1-cellen werd gemeten in supematanten die van kweken van cellen van 24 uur in de behandelde putjes werden verzameld door het 20 gebruik van een in de handel verkrijgbare TNF ELISA kit (R&D Systems, Minneapolis, MN # DTA00C) volgens instructies. Resultaten zijn getoond in Figuur 13 waar kan worden gezien dat TTP-4000 minder dan 2 ng/putje TNF en IgG meer dan 40 ng/putje genereerde.In this test, the myeloid cell line THP-1 (ATTC # TIB-202) was maintained in RPMI-1640 media supplemented with 10% fetal bovine serum according to ATCC instructions. Typically, 40,000-80,000 cells per well were induced to secrete 15 TNF-alpha by stimulation of the Fc receptor by pre-coating the wells with 10 pg / well of either heat-aggregated (63 ° C for 30 minutes) TTP-4000 or human IgG1. The amount of TNF-alpha secreted by the THP-1 cells was measured in supernatants collected from 24-hour cultures in the treated wells using a commercially available TNF ELISA kit (R&D Systems) , Minneapolis, MN # DTA00C) according to instructions. Results are shown in Figure 13 where it can be seen that TTP-4000 generated less than 2 ng / well of TNF and IgG generated more than 40 ng / well.
25 Voorbeeld 5: In vivo activiteit van TTP-4000Example 5: In vivo activity of TTP-4000
De activiteit van TTP-4000 werd vergeleken met sRAGE in verscheidene in vivo modellen van humane ziekte.The activity of TTP-4000 was compared with sRAGE in various in vivo models of human disease.
A. TTP-4000 in een dierlijk model van restenose 30 Het RAGE-fiisie-eiwit TTP-4000 werd beoordeeld in een model van restenose van een diabetische rat dat het meten van proliferatie van gladde spieren en intima uitbreiding 21 dagen volgend op vasculaire schade behelsde. Bij deze experimenten werd een schade van de linker algemene halsslagader door een ballon uitgevoerd bij 105A. TTP-4000 in an animal model of restenosis The RAGE-fiction protein TTP-4000 was assessed in a model of restenosis of a diabetic rat that involved measuring smooth muscle proliferation and intima extension 21 days following vascular damage . In these experiments, damage to the left general carotid artery was performed by a balloon at 105
Zucker diabetische en niet-diabetische ratten door het gebruik van een standaard werkwijze. Een loading-dosis (3 mg/rat) van IgG, TTP-4000 of fosfaat-gebufferde zoutoplossing (PBS) werd één dag voorafgaand aan de schade intraperitoneaal (IP) toegediend. Een onderhoudsdosis werd om de dag afgeleverd tot dag 7 na schade 5 (d.w.z. op dagen 1, 3, 5 en 7 na schade). De onderhoudsdosis was hoog = 1 mg/dier voor één groep of laag = 0,3 mg/dier voor de tweede groep. Voor het meten van de proliferatie van vasculaire gladde spiercellen (VSMC) werden dieren 4 dagen en 21 dagen na de schade opgeofferd.Zucker diabetic and non-diabetic rats by using a standard method. A loading dose (3 mg / rat) of IgG, TTP-4000 or phosphate buffered saline (PBS) was administered intraperitoneally (IP) one day prior to injury. A maintenance dose was delivered every other day until day 7 after damage 5 (i.e. on days 1, 3, 5 and 7 after damage). The maintenance dose was high = 1 mg / animal for one group or low = 0.3 mg / animal for the second group. To measure the proliferation of vascular smooth muscle cells (VSMC), animals were sacrificed 4 days and 21 days after the injury.
Voor de meting van celproliferatie kregen dieren na 4 dagen een intraperitoneale 10 injectie van broomdeoxyuridine (BrDdU) 50 mg/kg op 18, 12 en 2 uur voorafgaand aan euthanasie. Na het opofferen werden de gehele linker en rechter halsslagaders geoogst. Monsters werden gedurende tenminste 24 uur in Histochoice opgeslagen voordat de monsters werden ingebed. Bepaling van proliferatie van VSMC werd uitgevoerd door het gebruik van anti-BrdU monoklonaal antilichaam van muis. Een fluorescent 15 gemerkte anti-muis secundair antilichaam van geit werd toegediend. Het aantal BrdU-positieve kernen per coupe werd geteld door twee waarnemers die niet op de hoogte waren van de behandelingsstrategieën.For the measurement of cell proliferation, animals received an intraperitoneal injection of bromodoxyuridine (BrDdU) 50 mg / kg after 4 days at 18, 12 and 2 hours prior to euthanasia. After the sacrifice, the entire left and right carotid arteries were harvested. Samples were stored in Histochoice for at least 24 hours before the samples were embedded. Determination of proliferation of VSMC was performed using mouse anti-BrdU monoclonal antibody. A fluorescently labeled goat anti-mouse secondary antibody was administered. The number of BrdU-positive nuclei per coupe was counted by two observers who were not aware of the treatment strategies.
De resterende ratten werden na 21 dagen opgeofiferd voor morfometrische analyse. Morfometrische analysen werden uitgevoerd door een waarnemer die niet op 20 de hoogte was van de groepen die werden bestudeerd, door het gebruik van gecomputeriseerde digitale microscopische planimetrie software Image-Pro Plus op opeenvolgende coupes, (5 mm afstand) halsslagaders gekleurd met Van Gieson kleuring. Alle gegevens werden uitgedrukt als gemiddelde ± SD. Statistische analyse werd uitgevoerd met het gebruik van SPSS software. Continue variabelen werden 25 vergeleken door het gebruik van niet-gepaarde t-testen. Een waarde van P < 0,05 werd beschouwd statistisch significant te zijn.The remaining rats were sacrificed after 21 days for morphometric analysis. Morphometric analyzes were performed by an observer who was not aware of the groups being studied, using computerized digital microscopic planimetry software Image-Pro Plus on successive sections, (5 mm distance) carotid arteries stained with Van Gieson staining. All data were expressed as mean ± SD. Statistical analysis was performed with the use of SPSS software. Continuous variables were compared using unpaired t tests. A value of P <0.05 was considered to be statistically significant.
Zoals in Figuren 14A en 14B kan worden gezien verlaagde behandeling met TTP-4000 aanzienlijk de verhoudingen van intima/media en proliferatie van vasculaire gladde spiercellen op een dosis-reagerende wijze. In Figuur 14B vertegenwoordigt de 30 y-as het aantal BrdU prolifererende cellen.As seen in Figures 14A and 14B, reduced treatment with TTP-4000 significantly reduced intima / media ratios and proliferation of vascular smooth muscle cells in a dose-responsive manner. In Figure 14B, the y-axis represents the number of BrdU proliferating cells.
B. TTP4000 in een dierlijk model van ADB. TTP4000 in an animal model of AD
106106
Experimenten werden uitgevoerd om te beoordelen of TTP-4000 vorming van amyloïde en cognitieve dysfunctie in een model van AD bij muis kon beïnvloeden. De experimenten maakten gebruik van transgene muizen die het humane Swedish mutante amyloïde voorloper-eiwit (APP) tot expressie brachten onder de regulering van de 5 PDGF-B-keten promoter. Gedurende de tijd genereren deze muizen hoge niveaus van het ligand van RAGE, amyloïde bèta (Αβ). Hiervoor is getoond dat behandeling met sRAGE gedurende 3 maanden zowel de vorming van amyloïde plaques in de hersenen en de geassocieerde toename van merkers van ontsteking bij dit model verlaagde.Experiments were performed to assess whether TTP-4000 could influence amyloid formation and cognitive dysfunction in a mouse AD model. The experiments used transgenic mice expressing the human Swedish mutant amyloid precursor protein (APP) under the control of the PDGF-B chain promoter. Over time, these mice generate high levels of the RAGE ligand, amyloid beta (Αβ). It has been shown above that treatment with sRAGE for 3 months reduced both the formation of amyloid plaques in the brain and the associated increase of markers of inflammation in this model.
De APP muizen (mannelijk) die in dit experiment werden gebruikt werden 10 gemaakt door micro-injectie van het humane APP-gen (met de Swedish en London mutaties) in eieren van muis onder de regulering van de promoter van het gen voor van bloedplaatjes afkomstige groeifactor B (PDGF-B) keten. De muizen werden gegenereerd op een C57BL/6 achtergrond en werden ontwikkeld door Molecular Therapeutics Inc. Dieren werden ad libitum gevoerd en aangehouden door kruisingen 15 tussen broers en zusters. De muizen die van dit construct werden gegenereerd ontwikkelden amyloïde afzettingen beginnend op een leeftijd van 6 maanden. Dieren werden tot een leeftijd van 6 maanden gefokt en vervolgens gedurende 90 dagen aangehouden en opgeofferd voor kwantificering van amyloïde.The APP mice (male) used in this experiment were made by micro-injection of the human APP gene (with the Swedish and London mutations) into mouse eggs under the control of the promoter of the platelet-derived gene growth factor B (PDGF-B) chain. The mice were generated on a C57BL / 6 background and were developed by Molecular Therapeutics Inc. Animals were fed ad libitum and held by crossings between brothers and sisters. The mice generated from this construct developed amyloid deposits starting at 6 months of age. Animals were bred up to the age of 6 months and then held for 90 days and sacrificed for quantification of amyloid.
APP transgene muizen kregen elke andere dag hulpstof of TTP4000 toegediend 20 [qod (i.p.)] gedurende 90 dagen beginnend op een leeftijd van 6 maanden. Aan het einde van het experiment werden dieren opgeofferd en onderzocht op aanwezigheid van Αβ-plaques in de hersenen (d.w.z. aantal plaques). Een controle APP-groep van 6 maanden werd gebruikt voor het bepalen van de basislijn van afzetting van amyloïde. In aanvulling werden de dieren aan het einde van de studie onderworpen aan analyse 25 van het gedrag (Morris water maze (doolhof)). De onderzoekers werden niet op de hoogte gebracht van de verbindingen die werden onderzocht. Monsters werden bij 0,25 ml/muis/elke andere dag aan de muizen gegeven. In aanvulling kreeg één groep van muizen 200 pg/dag humaan sRAGE.APP transgenic mice were given adjuvant or TTP4000 [qod (i.p.)] every other day for 90 days starting at 6 months of age. At the end of the experiment, animals were sacrificed and examined for the presence of Αβ plaques in the brain (i.e., number of plaques). A 6-month control APP group was used to determine the baseline of amyloid deposition. In addition, the animals were subjected to behavioral analysis at the end of the study (Morris water maze (maze)). The researchers were not informed of the compounds that were being investigated. Samples were given to the mice at 0.25 ml / mouse / every other day. In addition, one group of mice received 200 pg / day of human sRAGE.
30 1. Afzetting van amyloïde-bèta1. Deposition of amyloid beta
Voor histologisch onderzoek werden de dieren verdoofd met een intraperitoneale injectie (IP) van natriumpentobarbital (50 mg/kg). De dieren werd transcardiaal door perfusie behandeld met fosfaat-gebufferde zoutoplossing (PBS) van 4°C, gevolgd door 107 4% paraformaldehyde. De hersenen werden verwijderd en gedurende de nacht in 4% paraformaldehyde geplaatst. De hersenen werden opgewerkt naar paraffine en ingebed. Tien opeenvolgende coupes met een dikte van 30 pm door de hersenen werden verkregen. Coupes werden gedurende de nacht bij 4°C aan primair antilichaam (Αβ 5 peptide antilichaam) onderworpen teneinde de amyloïde afzettingen in de hersenen van de transgene dieren te detecteren (Guo et al, J. Neurosci., 22:5900-5909 (2002)). Coupes werden in Tris-gebufferde zoutoplossing (TBS) gewassen en secundair antilichaam werd toegevoegd en gedurende 1 uur bij kamertemperatuur geïncubeerd. Na het wassen werden coupes geïncubeerd zoals wordt geïnstrueerd in de Vector ABC 10 Elite kit (Vector Laboratories) en gekleurd met diaminobenzoëzuur (DAB). De reacties werden gestopt in water en met een dekglaasje bedekt na behandeling met xyleen. Het amyloïde gebied in elke coupe werd bepaald met een computer-geassisteerd beeldanalysesysteem, dat bestaat uit een Power Macintosh computer die is uitgerust met een Quick Capture frame grabber card, Hitachi CCD camera die is bevestigd op 15 een Olympus microscoop en een camera standaard. NIH Image Analysis Software, v. 1.55 werd gebruikt. De beelden werden vastgelegd en het totale gebied van amyloïde werd over de tien coupes bepaald. Een enkele onderzoeker die niet op de hoogte was van elke status van behandeling, voerde alle metingen uit. Het optellen van de amyloïde volumes van de coupes en het delen door het totaal aantal van coupes werd uitgevoerd 20 voor het berekenen van het amyloïde volume.For histological examination, the animals were anesthetized with an intraperitoneal injection (IP) of sodium pentobarbital (50 mg / kg). The animals were transcardially perfused with phosphate buffered saline (PBS) at 4 ° C, followed by 107 4% paraformaldehyde. The brains were removed and placed in 4% paraformaldehyde overnight. The brain was worked up to paraffin and embedded. Ten consecutive 30 µm thickness sections through the brain were obtained. Sections were subjected to primary antibody (Αβ 5 peptide antibody) overnight at 4 ° C to detect amyloid deposits in the brains of the transgenic animals (Guo et al, J. Neurosci., 22: 5900-5909 (2002) ). Sections were washed in Tris buffered saline (TBS) and secondary antibody was added and incubated for 1 hour at room temperature. After washing, sections were incubated as instructed in the Vector ABC 10 Elite kit (Vector Laboratories) and stained with diaminobenzoic acid (DAB). The reactions were stopped in water and covered with a coverslip after treatment with xylene. The amyloid area in each coupe was determined with a computer-assisted image analysis system, which consists of a Power Macintosh computer equipped with a Quick Capture frame grabber card, Hitachi CCD camera mounted on an Olympus microscope and a camera standard. NIH Image Analysis Software, v. 1.55 was used. The images were recorded and the total area of amyloid was determined over the ten sections. A single investigator who was not aware of any status of treatment performed all measurements. Addition of the amyloid volumes of the sections and dividing by the total number of sections was performed to calculate the amyloid volume.
Voor kwantitatieve analyse werd een enzym-gekoppelde immuun-absorberende test (ELISA) gebruikt voor het meten van de niveaus van humaan totaal Αβ, Αβίο^ι en Αβι.42 in de hersenen van APP transgene muizen (Biosource International, Camarillo, CA). Αβίοΐωΐ en Αβι-42 werden van de hersenen van muis geëxtraheerd door guanidine-25 hydrochloride en gekwantificeerd zoals door de fabrikant is beschreven. Deze test extraheert het totale Αβ peptide van de hersenen (zowel oplosbaar en geaggregeerd).For quantitative analysis, an enzyme-linked immune-absorbing test (ELISA) was used to measure the levels of human total Αβ, Αβίο ^ ι and Αβι.42 in the brains of APP transgenic mice (Biosource International, Camarillo, CA). Αβίοΐωΐ and Αβι-42 were extracted from the brain of mouse by guanidine hydrochloride and quantified as described by the manufacturer. This test extracts the total Αβ peptide from the brain (both soluble and aggregated).
2. Cognitieve functie2. Cognitive function
Het testen met de Morris water-maze (doolhof) werd als volgt uitgevoerd: Alle 30 muizen werden eenmaal getest in de Morris water maze (doolhof) test aan het einde van het experiment. Muizen werden in een waterdoolhof met een open veld van 1,2 m getraind. Het bad werd tot een diepte van 30 cm met water gevuld en het water werd op een temperatuur van 25°C gehouden. Het ontsnappingsplatform (10 vierkante cm) werd 108 1 cm onder het wateroppervlak geplaatst. Gedurende de proefnemingen werd het platform van het bad verwijderd. De cued (met aanwijzingen) testen werd uitgevoerd in het bad dat was omgeven met witte gordijnen voor het verbergen van alle extra cues (aanwijzingen) voor het doolhof. Alle dieren ondergingen niet-ruimtelijke 5 voorafgaande training (“non-spatial pretraining”; NSP) gedurende drie opeenvolgende dagen. Deze proefnemingen zijn ervoor om de dieren voor te bereiden op de uiteindelijke gedragstest voor het bepalen van de retentie van geheugen voor het vinden van het platform. Deze proefnemingen werden niet geregistreerd, maar waren alleen voor doeleinden van training. Voor de studies van training en leren werden de 10 gordijnen naar extra cues (aanwijzingen) van het doolhof verwijderd (dit maakte de identificatie mogelijk van dieren met beschadiging van het vermogen van zwemmen). Op dag 1 werden de muizen gedurende 20 seconden op het verborgen platform geplaatst (proefneming 1), gedurende proefnemingen 2-3 werden de dieren op een afstand van 10 cm van het cued (met aanwijzingen) platform of verborgen platform 15 (proefneming 4) los gelaten en werden toegestaan naar het platform te zwemmen. Op de tweede dag van de proefnemingen werd het verborgen platform willekeurig verplaatst tussen het midden van het bad of het midden van elke kwadrant. De dieren werden in het bad los gelaten, willekeurig met de kop naar de wand en werden toegestaan gedurende 60 seconden het platform te bereiken (3 proefnemingen). Bij de 20 derde proefneming, de dieren kregen drie proefnemingen, twee met een verborgen platform en één met een cued (met aanwijzingen) platform. Twee dagen volgend op de NSP werden dieren onderworpen aan de uiteindelijke gedragstesten (Morris water maze (doolhof) test). Voor deze proefnemingen (3 per dier), werd het platform in het midden van één kwadrant van het bad geplaatst en de dieren werden met de kop in de 25 richting van de wand op een willekeurige wijze los gelaten. Het dier werd toegestaan gedurende 60 seconden het platform te vinden of te zwemmen (latentie periode, de tijd die het duurt om het platform te vinden). Alle dieren werden binnen 4-6 uur van dosering getest en door een onderzoeker, die niet op de hoogte was van de testgroepen, willekeurig geselecteerd voor het testen.Testing with the Morris water maze (maze) was performed as follows: All 30 mice were tested once in the Morris water maze (maze) test at the end of the experiment. Mice were trained in a water maze with an open field of 1.2 m. The bath was filled with water to a depth of 30 cm and the water was kept at a temperature of 25 ° C. The escape platform (10 square cm) was placed 108 cm under the water surface. The platform was removed from the bath during the tests. The cued (with clues) testing was performed in the bath that was surrounded with white curtains to hide all extra cues (clues) for the maze. All animals underwent non-spatial pre-training ("non-spatial pre-training"; NSP) for three consecutive days. These tests are for preparing the animals for the final behavioral test for determining the retention of memory for finding the platform. These tests were not recorded, but were for training purposes only. For the studies of training and learning, the 10 curtains for extra cues (clues) were removed from the maze (this made it possible to identify animals with damage to the ability of swimming). On day 1, the mice were placed on the hidden platform for 20 seconds (test 1), during tests 2-3 the animals were released at a distance of 10 cm from the cued (with directions) platform or hidden platform (test 4) allowed to swim to the platform. On the second day of the experiments, the hidden platform was randomly moved between the center of the bath or the center of each quadrant. The animals were released into the bath, head-to-wall randomly, and allowed to reach the platform for 60 seconds (3 experiments). At the 20th third trial, the animals received three trials, two with a hidden platform and one with a cued (with clues) platform. Two days after the NSP, animals were subjected to the final behavioral tests (Morris water maze (maze) test). For these experiments (3 per animal), the platform was placed in the middle of one quadrant of the bath and the animals were released with the head facing the wall in a random manner. The animal was allowed to find the platform or swim for 60 seconds (latency period, the time it takes to find the platform). All animals were tested within 4-6 hours of dosing and randomly selected for testing by a researcher who was not aware of the test groups.
30 De resultaten zijn uitgedrukt als het gemiddelde ± standaardafwijkingen (SD). De significantie van verschillen in de studies van amyloïde en de gedragsstudies werden geanalyseerd door het gebruik van een t-test. Vergelijkingen werden gemaakt tussen de APP controle groep van 6 maanden oude muizen en de met TTP-4000 behandelde 109 dieren alsook een APP met hulpstof behandelde groep en de met TTP-4000 behandelde dieren van 9 maanden oud. Verschillen van lager dan 0,05 werden als significant beschouwd. Percentage veranderingen in amyloïde en gedrag werden bepaald door het optellen van de gegevens van elke groep en het delen door de vergelijking (d.w.z. 1, 5 i.p./6 maanden controle = % verandering).30 The results are expressed as the mean ± standard deviations (SD). The significance of differences in the studies of amyloid and the behavioral studies were analyzed using a t-test. Comparisons were made between the APP control group of 6 month old mice and the TTP-4000 treated 109 animals as well as an APP treated group and the 9 month old TTP-4000 treated animals. Differences of less than 0.05 were considered significant. Percentage changes in amyloid and behavior were determined by summing the data from each group and dividing by the comparison (i.e., 1.5 i.p./6 months of control =% change).
Figuren 15A en 15B tonen dat muizen die gedurende 3 maanden zijn behandeld met ofwel TTP-4000 of sRAGE van muis minder Αβ-plaques en minder cognitieve dysfimctie hebben dan dieren die zijn behandeld met hulpstof en humaan IgGl (IgGl) dat als negatieve controle dient. Deze gegevens geven aan dat TTP-4000 effectief is in 10 het verlagen van pathologie van AD bij een model van een transgene muis. Het werd ook gevonden dat net zoals sRAGE TTP-4000 de inflammatoire cytokinen IL-1 en TNF-α kan verlagen (gegevens niet getoond).Figures 15A and 15B show that mice treated with either TTP-4000 or mouse sRAGE for 3 months have fewer Αβ-plaques and less cognitive dysphuction than animals treated with vehicle and human IgG1 (IgG1) that serves as a negative control. These data indicate that TTP-4000 is effective in lowering pathology of AD in a transgenic mouse model. It was also found that just like sRAGE TTP-4000 can lower the inflammatory cytokines IL-1 and TNF-α (data not shown).
C. Werkzaamheid van TTP-4000 in een dierlijk model van beroerte 15 TTP-4000 werd ook vergeleken met sRAGE in een ziekte-relevant dierlijk model voor beroerte. Bij dit model werd de middelste halsslagader van een muis gedurende 1 uur geligeerd gevolgd door reperfusie gedurende 23 uur, waarbij op dat punt de muizen werden opgeofferd en het gebied van het infarct in de hersenen werd bepaald. Muizen werden vlak voorafgaand aan reperfusie behandeld met sRAGE of TTP-4000 of 20 controle immunoglobuline.C. Efficacy of TTP-4000 in an animal model of stroke TTP-4000 was also compared with sRAGE in a disease-relevant animal model for stroke. In this model, the middle carotid artery of a mouse was ligated for 1 hour followed by reperfusion for 23 hours, at which point the mice were sacrificed and the area of brain infarction determined. Mice were treated with sRAGE or TTP-4000 or control immunoglobulin immediately prior to reperfusion.
Bij deze experimenten werden mannelijke C57BL/6 geïnjecteerd met hulpstof bij 250 μΐ/muis of TTP testartikelen (TTP-3000, TTP-4000 bij 250 μΐ/muis). Muizen werden intraperitoneaal geïnjecteerd, 1 uur na de initiatie van ischemie. Muizen werden aan één uur van cerebrale ischemie onderworpen gevolgd door reperfusie gedurende 24 25 uur. Voor het induceren van ischemie werd elke muis verdoofd en de lichaamstemperatuur werd op 36-37°C gehouden door externe verwarming. De linker algemene halsslagader (CCA) werd blootgelegd door een insnijding in de middellijn in de nek. Een microchirurgische klem werd rond de oorsprong van de arterie carotis interne (ICA) geplaatst. Het distale uiteinde van de ECA werd met zijde geligeerd en 30 dwars doorgesneden. Een 6-0 zijde werd losjes rond het stompje van ECA geknoopt. Het door vuur gepolijste uiteinde van een nylonhechtdraad werd voorzichtig in het ECA stompje geïnsereerd. De lus van de 6-0 zijde werd strak getrokken rond het stompje en de hechtdraad van nylon werd verder in en door de interne halsslagader 110 (ICA) gebracht totdat het in de anterieure cerebrale arterie was geplaatst waardoor de voorste communicerende en middelste hersenslagader werden afgesloten. Nadat de hechtdraad van nylon gedurende 1 uur was ingebracht werd het dier opnieuw verdoofd, werd de rectale temperatuur geregistreerd en werd de hechtdraad verwijderd en de 5 insnijding gesloten.In these experiments, male C57BL / 6 were injected with excipient at 250 μΐ / mouse or TTP test articles (TTP-3000, TTP-4000 at 250 μΐ / mouse). Mice were injected intraperitoneally, 1 hour after the initiation of ischemia. Mice were subjected to one hour of cerebral ischemia followed by reperfusion for 24 hours. To induce ischemia, each mouse was anesthetized and body temperature was maintained at 36-37 ° C by external heating. The left general carotid artery (CCA) was exposed by a midline incision in the neck. A microsurgical clamp was placed around the origin of the internal carotid artery (ICA). The distal end of the ECA was ligated with silk and cut transversely. A 6-0 silk was knotted loosely around the ECA stump. The flame-polished end of a nylon suture was carefully inserted into the ECA stub. The loop of the 6-0 side was tightened around the stump and the nylon suture was further inserted into and through the internal carotid artery 110 (ICA) until it was placed in the anterior cerebral artery thereby occluding the anterior communicating and middle cerebral artery . After the nylon suture was inserted for 1 hour, the animal was again anesthetized, the rectal temperature was recorded, and the suture was removed and the incision closed.
Het volume van het infarct werd bepaald door het verdoven van de dieren met een intraperitoneale injectie van natriumpentobarbital (50 mg/kg) en vervolgens het verwijderen van de hersenen. De hersenen werden vervolgens in vier coupes van 2 mm gesneden door het gebied van het infarct en gedurende 30 minuten in 2% 10 trifenyltetrazoliumchloride (TTC) geplaatst. Daarna werden de coupes gedurende de nacht in 4% paraformaldehyde geplaatst. Het gebied van het infarct in elke coupe werd bepaald met een computer-geassisteerd beeldanalysesysteem dat bestaat uit een Power Macintosh computer die is uitgerust met een Quick Capture frame grabber card, Hitachi CCD camera die is bevestigd op een camerastandaard. NIH Image Analysis Software, 15 v. 1.55 werd gebruikt. De beelden werden vastgelegd en het totale gebied van het infarct werd over de coupes bepaald. Een enkele onderzoeker die niet op de hoogte was van de status van behandeling, voerde alle experimenten uit. Door het optellen van de volumes van het infarct van de coupes werd het totale volume van het infarct berekend. De resultaten zijn uitgedrukt als het gemiddelde ± standaardafwijking (SD). De 20 significantie van het verschil van de gegevens van het volume van het infarct werden geanalyseerd door het gebruik van een t-test.The volume of the infarction was determined by anesthetizing the animals with an intraperitoneal injection of sodium pentobarbital (50 mg / kg) and then removing the brain. The brains were then cut into four 2 mm sections through the infarction region and placed in 2% triphenyl tetrazolium chloride (TTC) for 30 minutes. The sections were then placed in 4% paraformaldehyde overnight. The area of the infarction in each coupe was determined with a computer-assisted image analysis system consisting of a Power Macintosh computer equipped with a Quick Capture frame grabber card, Hitachi CCD camera mounted on a camera standard. NIH Image Analysis Software, 15 v. 1.55 was used. The images were recorded and the total area of the infarction was determined over the sections. A single researcher who was not aware of the status of treatment conducted all experiments. The total volume of the infarction was calculated by adding up the volumes of the infarction of the sections. The results are expressed as the mean ± standard deviation (SD). The significance of the difference of the infarction volume data was analyzed using a t-test.
Zoals door de gegevens in Tabel 2 is geïllustreerd was TTP-4000 meer werkzaam dan sRAGE bij het beperken van het gebied van het infarct bij deze dieren, dat suggereert dat TTP-4000, vanwege de betere halfwaardetijd ervan in plasma, in staat 25 was een betere bescherming aan te houden bij deze muizen.As illustrated by the data in Table 2, TTP-4000 was more effective than sRAGE in limiting the infarction area in these animals, suggesting that TTP-4000, due to its better half-life in plasma, was able to better protection in these mice.
Voorbeeld 6: Detectie van RAGE-fusie-eiwit door ELISAExample 6: Detection of RAGE fusion protein by ELISA
Eerst werd 50 μΐ van het RAGE-specifieke monoklonale antilichaam 1HB1011 bij een concentratie van 10 pg/ml in IX PBS pH 7,3 bekleed op platen door middel van 30 incubatie gedurende de nacht. Wanneer ze klaar zijn voor gebruik werden de platen drie keer gewassen met 300 μΐ van IX imidazool-Tween wasbuffer en geblokkeerd met 1% BSA. De monsters (verdund) en standaardverdunningen van bekende verdunningen van TTP-4000 worden bij een uiteindelijk volume van 100 μΐ toegevoegd. De monstersFirst, 50 μΐ of the RAGE-specific 1HB1011 monoclonal antibody was coated onto plates by overnight incubation at 10 µg / ml in IX PBS pH 7.3. When ready for use, the plates were washed three times with 300 μΐ of IX imidazole-Tween wash buffer and blocked with 1% BSA. The samples (diluted) and standard dilutions of known dilutions of TTP-4000 are added at a final volume of 100 μΐ. The monsters
Ill worden toegestaan gedurende één uur bij kamertemperatuur te incuberen. Na incubatie worden de platen drie keer gewassen. Een anti-humaan IgGl 1 (Sigma A3312) AP conjugaat van geit in 1XPBS met 1% BSA wordt toegevoegd en toegestaan gedurende 1 uur bij kamertemperatuur te incuberen. De platen worden drie keer gewassen. Kleur 5 wordt ontwikkeld met paranitrofenylfosfaat.They are allowed to incubate for one hour at room temperature. After incubation, the plates are washed three times. An anti-human IgG1 1 (Sigma A3312) AP conjugate of goat in 1XPBS with 1% BSA is added and allowed to incubate for 1 hour at room temperature. The plates are washed three times. Color 5 is developed with paranitrophenyl phosphate.
Voorbeeld 7: Kwantificering van binding van ligand van RAGE aan RAGE-fusie-eiwitExample 7: Quantification of binding of RAGE ligand to RAGE fusion protein
Figuur 16 toont de krommes van verzadigende binding van TTP-4000 aan 10 verscheidene geïmmobiliseerde bekende liganden van RAGE. De liganden zijn geïmmobiliseerd aan een microtiterplaat en in de aanwezigheid van toenemende concentraties van RAGE-fusie-eiwit van 0 tot 360 nM geïncubeerd. De interactie van RAGE-fusie-eiwit - ligand wordt gedetecteerd door het gebruik van een polyklonaal antilichaam dat is geconjugeerd met alkalische fosfatase, dat specifiek is voor het IgG 15 deel van de fusiechimeer. Relatieve Kds werden berekend door het gebruik van Graphpad Prizm software en komen overeen met de in de literatuur vastgestelde waarden voor waarden van RAGE-ligand van RAGE. HMG1B = Amfoterine, CML = Carboxymethyllysine, A bèta = Amyloïde bèta 1-40.Figure 16 shows the TTP-4000 saturation binding curves to several immobilized known RAGE ligands. The ligands are immobilized on a microtiter plate and incubated in the presence of increasing concentrations of RAGE fusion protein from 0 to 360 nM. The interaction of RAGE fusion protein ligand is detected by the use of a polyclonal antibody conjugated to alkaline phosphatase specific for the IgG portion of the fusion chimera. Relative Kds were calculated using Graphpad Prizm software and correspond to the values for RAGE ligand values of RAGE set in the literature. HMG1B = Amphoterin, CML = Carboxymethyllysine, A beta = Amyloid beta 1-40.
20 Voorbeeld 8: Gebruik van RAGE-fusie-eiwit voor het voorkomen van allogene transplantaatafstotingExample 8: Use of RAGE fusion protein to prevent allogeneic transplant rejection
Het kan worden verwacht dat blokkade van RAGE de allogene transplantaatafstoting blokkeert. Deze experimenten onderzochten of blokkade van interacties van ligand-RAGE door het gebruik van een RAGE-fusie-eiwit van de uitvinding afstoting 25 van cellen van eilandjes, die zijn getransplanteerd van een gezonde donor naar een diabetisch dier, zou verzwakken zoals wordt gemeten door de tijdsduur waarbij de getransplanteerde dieren een glucoseniveau van het bloed onder een doelwit-concentratie kunnen aanhouden. Zoals hierin is besproken werd het gevonden dat toediening van een RAGE-fusie-eiwit (bijvoorbeeld TTP-4000) aan diabetische dieren 30 die transplantaties van cellen van eilandjes hadden gekregen aanzienlijk de terugkeer van hyperglycemie vertraagde en aldus afstoting van getransplanteerde cellen van eilandjes bij twee (allogene en syngene) modellen van dieren van transplantatie.Blockage of RAGE can be expected to block allogeneic graft rejection. These experiments investigated whether blockage of interactions of ligand-RAGE through the use of a RAGE fusion protein of the invention would weaken rejection of islet cells transplanted from a healthy donor to a diabetic animal as measured by the time period during which the transplanted animals can maintain a blood glucose level below a target concentration. As discussed herein, it was found that administration of a RAGE fusion protein (e.g., TTP-4000) to diabetic animals that had received islet cell transplants significantly delayed the return of hyperglycemia and thus rejection of islet transplanted cells at two (allogeneic and syngeneic) models of transplant animals.
112 A. Allogene transplantatie van eilandjes bij muizen112 A. Allogeneic island transplantation in mice
Bij de eerste set van experimenten werd getest of toediening van een RAGE-fusie-eiwit (TTP-4000) de allogene afstoting van getransplanteerde cellen van eilandjes en de terugkeer van diabetes bij een model van diabetes van een C57BL/6J (B6) muis 5 zou kunnen moduleren.The first set of experiments tested whether administration of a RAGE fusion protein (TTP-4000) the allogeneic rejection of transplanted islet cells and the return of diabetes in a model of diabetes of a C57BL / 6J (B6) mouse 5 could modulate.
Dierlijk model van diabetes C57BL/6J (6-8 weken oud) (B6) muizen werden diabetisch gemaakt door een enkele intraveneuze injectie van streptozotocine (STZ) (Sigma Chemical Co., St. Louis, 10 MO) bij 200 mg/kg. BALB/cJ (6-8 weken oud) (BALB) muizen dienden als donoren voor de transplantatie van eilandjes waardoor aldus een allogene mismatch voor transplantatie van eilandjes wordt verschaft.Animal model of diabetes C57BL / 6J (6-8 weeks old) (B6) mice were made diabetic by a single intravenous injection of streptozotocin (STZ) (Sigma Chemical Co., St. Louis, 10 MO) at 200 mg / kg. BALB / cJ (6-8 weeks old) (BALB) mice served as donors for islet transplantation thus providing an allogeneic mismatch for islet transplantation.
Isolatie van eilandjes 15 Muizen (BALB/c) werden verdoofd met ketamine HCl/xylazine HC1 oplossing (Sigma, St. Louis MO). Na intraductale injectie van 3 ml van koude Hank’s gebalanceerde zoutoplossing (HBSS, Gibco, Grand Island, NY) die 1,5 mg/ml collagenase P (Roche Diagnostics, Branchburg, NJ) bevat, werden alvleesklieren chirurgisch verkregen en gedurende 20 minuten bij 37°C gedigereerd. De eilandjes 20 werden gewassen met HBSS en gezuiverd door discontinue gradiëntcentrifugatie door het gebruik van Polysucrose 400 (Cellgro, Hemdon VA) die vier verschillende dichtheden heeft (26%, 23%, 20% en 11%). De weefsel fragmenten op het raakvlak van de 20% en 23% lagen werden verzameld, gewassen en geresuspendeerd in HBSS. Afzonderlijke eilandjes die vrij zijn van verbonden acinaire, vasculaire en ductale 25 weefsels werden zorgvuldig gekozen onder een omgekeerde microscoop, waarbij sterk gezuiverde eilandjes voor transplantatie worden geleverd.Islet isolation 15 Mice (BALB / c) were anesthetized with ketamine HCl / xylazine HCl solution (Sigma, St. Louis MO). After intraductal injection of 3 ml of cold Hank's balanced saline solution (HBSS, Gibco, Grand Island, NY) containing 1.5 mg / ml of collagenase P (Roche Diagnostics, Branchburg, NJ), pancreas were surgically obtained for 20 minutes at 37 ° C digested. The islets were washed with HBSS and purified by discontinuous gradient centrifugation using Polysucrose 400 (Cellgro, Hemdon VA) which has four different densities (26%, 23%, 20% and 11%). The tissue fragments at the interface of the 20% and 23% layers were collected, washed and resuspended in HBSS. Individual islets that are free from connected acinar, vascular and ductal tissues were carefully selected under an inverted microscope to provide highly purified islets for transplantation.
Transplantatie van eilandjesTransplantation of islets
Streptozotocine-geïnduceerde diabetische C57BL/6 (B6) muizen kregen binnen 2 30 dagen van de diagnose van diabetes transplantaten van eilandjes. BALB/cJ (6-8 weken oud) (BALB) muizen dienden als donors voor allogene transplantatie van eilandjes. Voor transplantatie werden 500-600 vers geïsoleerde eilandjes (d.w.z. bij benadering 113 550 eilandjes equivalenten) van donormuizen genomen met een infusieset en getransplanteerd in de subcapsulaire ruimte van de rechter nier van een ontvanger.Streptozotocin-induced diabetic C57BL / 6 (B6) mice received islet grafts within 2 days of diagnosis. BALB / cJ (6-8 weeks old) (BALB) mice served as donors for allogeneic islet transplantation. For transplantation, 500-600 freshly isolated islets (i.e., approximately 113 550 islet equivalents) from donor mice were taken with an infusion set and transplanted into the right-hand kidney subcapsular space of a recipient.
Behandeling met testverbindingen 5 Testverbindingen werden toegediend op het moment dat de eilandjes werden getransplanteerd; toediening werd gedurende ongeveer 60 dagen voortgezet, afhankelijk van hoe het controle dier zich gedraagt. Muizen werden met 0,25 ml van ofwel fosfaat-gebufferde zoutoplossing (PBS), TTP-4000 in PBS of IgG in PBS geïnjecteerd volgens de strategie hieronder (Tabel 3).Treatment with test compounds Test compounds were administered at the time the islets were transplanted; administration was continued for approximately 60 days depending on how the control animal behaves. Mice were injected with 0.25 ml of either phosphate buffered saline (PBS), TTP-4000 in PBS or IgG in PBS according to the strategy below (Table 3).
10 Tabel 3Table 3
Toediening van testverbindingen en/of hulpstof Testgroep Aantal muizen Loading-dosis Onderhoudsdosis StrategieAdministration of test compounds and / or excipient Test group Number of mice Loading dose Maintenance dose Strategy
Onbehandelde 8 controleUntreated 8 control
Controle met 8 0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dagControl with 8 0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day
hulpstof op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 60 dagen; IPexcipient on day 1 starting on day 2 (QOD) x 60 days; IP
(PBS) liÖ 8 (300 pg) (100 Mg) (100 pg)(PBS) liÖ 8 (300 pg) (100 Mg) (100 pg)
0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dag op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 60 dagen; IP0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day on day 1 starting on day 2 (QOD) x 60 days; IP
TTP-4000 8 I (300 pg) (100 gg) (100 pg)TTP-4000 8 I (300 pg) (100 pg) (100 pg)
0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dag op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 60 dagen; IP0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day on day 1 starting on day 2 (QOD) x 60 days; IP
TTP-4000 8 (300 gg) (3Ö^ij (3ÖggjTTP-4000 δ (300 µg) (3 µg δ (3 µggj
0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dag op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 60 dagen; IP0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day on day 1 starting on day 2 (QOD) x 60 days; IP
Het volgen van de functie van het transplantaat van eilandjesTracking the function of the islet graft
Het functioneren van het transplantaat van de eilandjes werd gevolgd door het 15 dagelijks opeenvolgend meten van glucose van het bloed gedurende de eerste 2 weken na transplantatie van de eilandjes, gevolgd daarna door om de dag te meten. Omkeer van diabetes werd gedefinieerd als het bloed een glucoseniveau heeft van lager dan 200 mg/dl bij twee opeenvolgende metingen. Verlies van het transplantaat werd bepaald wanneer glucose van het bloed 250 mg/dl overschrijdt bij twee opeenvolgende 20 metingen. De resultaten zijn in Tabel 4 getoond.The functioning of the islet graft was followed by daily sequential measurement of blood glucose during the first 2 weeks after islet transplantation, followed by measuring every other day. Diabetes reversal was defined if the blood had a glucose level of less than 200 mg / dl in two consecutive measurements. Loss of the graft was determined when blood glucose exceeds 250 mg / dl in two consecutive measurements. The results are shown in Table 4.
114114
Tabel 4Table 4
Effecten van TTP-4000 op transplantatie van allogene transplantatie van eilandjes*Effects of TTP-4000 on allogeneic islet transplantation of islets *
TTP-4000 TTP-4000 ïgGTTP-4000 TTP-4000 µgG
300 pg LD + 300 pg + 30 300 pg LD + Niet- 100 pg qod ip PBS μg qod ip lOOpgqodip behandelde (Groep 1) (Groep 2) (Groep 3) (Groep 4) controle 14 9 Ï3 8 9 16 8 14 9 8 Ï3 TÖ Ï2 ÏÖ 9 13 8 12 8 TÖ 12 Π Π 8 9 16 8 Π 8 8 15 8 8 9 Π 14 8 8 Π 9 7 9 8 9300 pg LD + 300 pg + 30 300 pg LD + Non-100 pg qod ip PBS μg qod ip 100gqipip treated (Group 1) (Group 2) (Group 3) (Group 4) control 14 9 Ï3 8 9 16 8 14 9 8 Ï3 TÖ Ï2 ÏÖ 9 13 8 12 8 TÖ 12 Π Π 8 9 16 8 Π 8 8 15 8 8 9 Π 14 8 8 Π 9 7 9 8 9
Gemiddelde Ï4J25 8/75 17/25 8/575 8,833333 ~SD 1,457738 1,164965 2,167124 1,125992 1,029857 ~n 8 8 8 8 12 * Waarden in Tabel 4 weerspiegelen de dag van verlies van transplantaat voor elk dier 5 zoals wordt gedefinieerd door terugkeer van verhoogde niveaus van glucose in het bloedAverage 25J25 8/75 17/25 8/575 8.833333 ~ SD 1.457738 1.164965 2.141212 1.129999 1.029857 ~ n 8 8 8 8 12 * Values in Table 4 reflect the day of graft loss for each animal as defined by return of elevated levels of glucose in the blood
De effecten van het toedienen van TTP-4000 op afstoting van allogene transplantaten van eilandjes van BALB/c in B6-muizen zijn getoond als een Kaplan-10 Meier Cumulative overlevingsgrafiek in Figuur 17. Het kan worden gezien dat er een toename is in de tijd voordat falen van het transplantaat wordt gedetecteerd voor dieren die zijn behandeld met TTP-4000 (Groepen 1 en 3) in tegenstelling tot dieren die in het geheel niet zijn behandeld (Controle) of dieren die zijn behandeld met de hulpstof (PBS) of humaan IgGl. Door het gebruik van een verscheidenheid van statistische 15 analysen (Mantel-Cox Logrank, Breslow-Gehan-Wilcoxon; Tarone-Ware, Peto-Peto-Wilcoxin; en Harrington-Fleming) waren de verschillen tussen de Controle en TTP-4000 (Groepen 1 en 3) significant (Tabel 5).The effects of TTP-4000 administration on BALB / c islet allogeneic graft rejection in B6 mice are shown as a Kaplan-10 Meier Cumulative survival graph in Figure 17. It can be seen that there is an increase in time before graft failure is detected for animals treated with TTP-4000 (Groups 1 and 3) as opposed to animals not treated at all (Control) or animals treated with the adjuvant (PBS) or human IgG1 . By using a variety of statistical analyzes (Mantel-Cox Logrank, Breslow-Gehan-Wilcoxon; Tarone-Ware, Peto-Peto-Wilcoxin; and Harrington-Fleming) the differences between the Control and TTP-4000 (Groups 1 and 3) significant (Table 5).
115115
Tabel 5Table 5
Statistische werkwijze Controle versus Groep 1 Controle versus Groep 3 (TTP-4000) (TTP-4000)Statistical method Control versus Group 1 Control versus Group 3 (TTP-4000) (TTP-4000)
Chi-square DF* P-waarde Chi-square DF P-waarde Logrank (Mantel-Cox) 18,777 ï <0,0001 7,662 ï 0,0056Chi-square DF * P-value Chi-square DF P-value Logrank (Mantel-Cox) 18.777 ï <0.0001 7.6262 ï 0.0056
Breslow-Gehan-Wilcoxon 15,092 1 0,0001 4,904 1 0,0268Breslow-Gehan-Wilcoxone 15,092 1 0,0001 4,904 1 0.0268
Tarone-Ware 16,830 ï <0,0001 6,212 ï 0,0127Tarone-Ware 16.830 ≤ 0.0001 6.212 ≤ 0.0127
Peto-Peto-Wilcoxon 14,359 ï 0,0002 4,315 ï 0,0378Peto-Peto-Wilcoxon 14.359 0.0002 4.315 0.0378
Harrington-Fleming (rho = 0,5) 16,830 1 <0,0001 6,212 1 0,0127 * Vrijheidsgraden 5 B. Transplantatie van eilandjes bij NOD-muizen als een model van auto-immuunziekteHarrington Fleming (rho = 0.5) 16.830 1 <0.0001 6.212 1 0.0127 * Freedom degrees 5 B. Islet transplantation in NOD mice as a model of autoimmune disease
Bij de tweede set van experimenten werd getest of toediening van RAGE-fusie-eiwit (dw.z. TTP-4000 of TTP-3000) het verloop van terugkerende diabetes bij NOD-muizen zou moduleren door het gebruik van een syngeen NOD model van 10 transplantatie.In the second set of experiments, it was tested whether administration of RAGE fusion protein (i.e., TTP-4000 or TTP-3000) would modulate the course of recurrent diabetes in NOD mice by using a synogenic NOD model of 10 transplant.
Dierlijke modellen van diabetesAnimal models of diabetes
Spontane auto-immuun niet-zwaarlijvige diabetische muizen (NOD/LU) (12-25 weken oud) dienden als ontvangers van cellen van eilandjes, terwijl jonge pre-15 diabetische NOD/LtJ muizen (6-7 weken oud) als donoren dienden bij syngene transplantatie van eilandjes. Eilandjes voor transplantatie werden geïsoleerd zoals hierboven is beschreven in Deel A (Allogene transplantatie van eilandjes).Spontaneous autoimmune non-obese diabetic mice (NOD / LU) (12-25 weeks old) served as islet cells, while young pre-15 diabetic NOD / LtJ mice (6-7 weeks old) served as donors to syngeneic transplantation of islets. Islets for transplantation were isolated as described above in Part A (Allogeneic islet transplantation).
Transplantatie van eilandjes: 20 Diabetische NOD/LU muizen kregen transplantaten van eilandjes binnen 2 dagen van de diagnose van diabetes. 500-600 vers geïsoleerde eilandjes (bij benadering 550 eilandjes equivalenten) van donormuizen werden met een infusieset genomen en getransplanteerd in de subcapsulaire ruimte van de rechter nier.Islet transplantation: Diabetic NOD / LU mice received islet grafts within 2 days of diabetes diagnosis. 500-600 freshly isolated islets (approximately 550 islet equivalents) from donor mice were taken with an infusion set and transplanted into the subcapsular space of the right kidney.
25 Behandeling met testverbindingen 116Treatment with test compounds 116
Testverbindingen werden op het moment dat de eilandjes werden getransplanteerd toegediend en toediening werd gedurende bij benadering 8 weken voortgezet. Muizen werden met 0,25 ml van ofwel PBS, TTP-4000 in PBS of TTP-3000 in PBS geïnjecteerd volgens de strategie die hieronder uiteengezet is (Tabel 6).Test compounds were administered at the time the islets were transplanted and administration was continued for approximately 8 weeks. Mice were injected with 0.25 ml of either PBS, TTP-4000 in PBS or TTP-3000 in PBS according to the strategy outlined below (Table 6).
55
Tabel 6Table 6
Groep Aantal muizen Volume Volume Strategie loading-dosis onderhoudsdosis TTP-4000 8 (300 pg) (100 pg) (100 pg)Group Number of mice Volume Volume Strategy loading dose maintenance dose TTP-4000 8 (300 pg) (100 pg) (100 pg)
0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dag op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 8 weken; IP0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day on day 1 starting on day 2 (QOD) x 8 weeks; IP
TTP-3000 8 (300 pg) (100 pg) (100 pg)TTP-3000 8 (300 pg) (100 pg) (100 pg)
0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dag op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 8 weken; IP0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day on day 1 starting on day 2 (QOD) x 8 weeks; IP
PBS 8 0,25 ml/dosis/muis 0,25 ml/dosis/muis Eenmaal om de dagPBS 8 0.25 ml / dose / mouse 0.25 ml / dose / mouse Once every other day
op dag 1 beginnend op dag 2 (QOD) x 8 weken; IPon day 1 starting on day 2 (QOD) x 8 weeks; IP
Het volgen van de functie van het transplantaat van eilandjesTracking the function of the islet graft
Het functioneren van het transplantaat van de eilandjes werd gevolgd door het 10 dagelijks opeenvolgend meten van glucose van het bloed gedurende de eerste 2 weken na transplantatie van de eilandjes, gevolgd daarna door om de dag te meten. Omkeer van diabetes werd gedefinieerd als het bloed een glucoseniveau heeft van lager dan 200 mg/dl bij twee opeenvolgende metingen. Verlies van het transplantaat werd bepaald wanneer glucose van het bloed 250 mg/dl overschrijdt bij twee opeenvolgende 15 metingen. De resultaten zijn in Tabel 7 getoond.The functioning of the islet graft was followed by successively measuring daily glucose of the blood during the first 2 weeks after the islet transplantation, followed by measuring every other day. Diabetes reversal was defined if the blood had a glucose level of less than 200 mg / dl in two consecutive measurements. Loss of the graft was determined when blood glucose exceeds 250 mg / dl in two consecutive measurements. The results are shown in Table 7.
Tabel 7Table 7
Effecten van TTP-4000 en TTP-3000 op terugkeer van diabetes bij syngene transplantatie van eilandjes bij NOD-muizen* TTP-4000 TTP-3000 Controle 300 pg LD + 100 pg 300 pg + qod ip (Groep 1) 100 pg qod ip (Groep 2) 35 44 23 38 46 25 40 42 26 43 41 22 36 34 22 117 45 32 24 44 30 21 38 2Ö _ _ 24Effects of TTP-4000 and TTP-3000 on diabetes return in islet syngeneic transplantation in NOD mice * TTP-4000 TTP-3000 Control 300 pg LD + 100 pg 300 pg + qod ip (Group 1) 100 pg qod ip ( Group 2) 35 44 23 38 46 25 40 42 26 43 41 22 36 34 22 117 45 32 24 44 30 21 38 2Ö _ _ 24
Gemiddelde 39^875 38,42857 22,727273 ~SD 3,758324 6,32079 1,8488326 ~n 8 7 Π * Waarden weerspiegelen de dag van ver ies van transplantaat voor elk dier zoals wordt gedefinieerd door terugkeer van verhoogde niveaus van glucose in het bloedAverage 39 ^ 875 38.42857 22.727273 ~ SD 3.758324 6.32079 1.8488326 ~ n 8 7 Π * Values reflect the day of transplant loss for each animal as defined by return of elevated levels of glucose in the blood
De effecten van het toedienen van TTP-4000 op afstoting van syngeen 5 getransplanteerde eilandjes bij diabetische NOD-muizen zijn getoond als een Kaplan-Meier Cumulative overlevingsgrafïek in Figuur 18. Zoals in de gegevens in Tabel 7 is getoond was er een toename van de tijd voordat falen van het transplantaat wordt gedetecteerd voor dieren die zijn behandeld met TTP-4000 (Groep 1) en TTP-3000 (Groep 2) in tegenstelling tot dieren die in het geheel niet zijn behandeld (Controle). 10 Figuur 18 toont de toename in de tijd voorafgaand aan detectie van falen van het transplantaat voor dieren die zijn behandeld met TTP-4000 (Groep 1) en dieren die in het geheel niet zijn behandeld. Door het gebruik van een verscheidenheid van statistische analysen (Mantel-Cox Logrank, Breslow-Gehan-Wilcoxon; Tarone-Ware, Peto-Peto-Wilcoxin; Harrington-Fleming) werd getoond dat de verschillen tussen de 15 Controle en TTP-4000 (Groep 1) en de Controle en TTP-3000 (Groep 2) significant zijn (Tabel 8).The effects of TTP-4000 administration on rejection of syngeneic transplanted islets in diabetic NOD mice are shown as a Kaplan-Meier Cumulative survival graph in Figure 18. As shown in the data in Table 7, there was an increase in time before graft failure is detected for animals treated with TTP-4000 (Group 1) and TTP-3000 (Group 2) as opposed to animals that have not been treated at all (Control). Figure 18 shows the increase in time prior to detection of graft failure for animals treated with TTP-4000 (Group 1) and animals not treated at all. By using a variety of statistical analyzes (Mantel-Cox Logrank, Breslow-Gehan-Wilcoxon; Tarone-Ware, Peto-Peto-Wilcoxin; Harrington-Fleming) it was shown that the differences between the Control and TTP-4000 (Group 1) and the Control and TTP-3000 (Group 2) are significant (Table 8).
Tabel 8Table 8
Statistische werkwijze Controle versus Groep 1 Controle versus Groep 2 (TTP-4000) (TTP-3000)Statistical method Control versus Group 1 Control versus Group 2 (TTP-4000) (TTP-3000)
Chi-square DF* P-waarde Chi-square DF P-waardeChi-square DF * P-value Chi-square DF P-value
Logrank (Mantel-Cox) 18,410 1 <0,0001 16,480 1 <0,0001Logrank (Mantel-Cox) 18.410 1 <0.0001 16.480 1 <0.0001
Breslow-Gehan-Wilcoxon 14,690 1 0,0001 12,927 1 0,0001Breslow-Gehan-Wilcoxon 14.690 1 0.0001 12.927 1 0.0001
Tarone-Ware 16,529 ï <0,0001 14,686 ï 0,0001Tarone-Ware 16,529 ï 0.0001 14.686 ï 0.0001
Peto-Peto-Wilcoxon 14,812 1 0,0001 13,027 1 0,0003Peto-Peto-Wilcoxon 14.812 1 0.0001 13.027 1 0.0003
Harrington-Fleming (rho = 0,5) 16,529 1 <0,0001 14,686 1 0,0001 * Vrijheidsgraden 118Harrington-Fleming (rho = 0.5) 16.529 1 <0.0001 14.686 1 0.0001 * Freedom degrees 118
Voorbeeld 9 - Gevriesdroogd preparaat van RAGE-fusie-eiwitExample 9 - Lyophilized preparation of RAGE fusion protein
Bij de ontwikkeling van een gevriesdroogd preparaat door het gebruik van het RAGE-fusie-eiwit TTP-4000, werden beschermende middelen voor vriesdrogen en buffers eerst gescreend door het meten van de stabiliteit van het eiwit na vriesdrogen en 5 reconstitute. Het gevriesdroogde eiwit in elk preparaat werd ook onderworpen aan versnelde stabiliteitsstudies voor het bepalen van de mogelijke stabiliteit van het eiwit gedurende de houdbaarheid ervan.In the development of a freeze-dried preparation using the RAGE fusion protein TTP-4000, freeze-drying and buffering protective agents were first screened by measuring the stability of the protein after freeze-drying and reconstitution. The freeze-dried protein in each preparation was also subjected to accelerated stability studies to determine the possible stability of the protein during its shelf life.
Bij initiële studies van screening werden experimenten ontworpen voor het beoordelen van de omstandigheden van bereiding die geschikte oplosbaarheid en 10 stabiliteit zouden kunnen verschaffen voor TTP-4000 dat wordt bereid als een bevroren hoeveelheid en die gereconstitueerde preparaten verschaffen die concentraties van het RAGE-fusie-eiwit hebben bij ongeveer 50 mg/ml of hoger. Preparaten die natrium-acetaat, natriumcitraat, natriumfosfaat, natriumsuccinaat, histidine en natriumchloride bevatten werden tezamen met sucrose en mannitol getest. Verscheidene pH’s tussen 5,5 15 en 7,0 werden ook beoordeeld.In initial screening studies, experiments were designed to assess the conditions of preparation that could provide appropriate solubility and stability for TTP-4000 that is prepared as a frozen amount and that provide reconstituted compositions that contain concentrations of the RAGE fusion protein at about 50 mg / ml or higher. Preparations containing sodium acetate, sodium citrate, sodium phosphate, sodium succinate, histidine and sodium chloride were tested together with sucrose and mannitol. Various pHs between 5.5 and 7.0 were also assessed.
De biofysische en chemische stabiliteit van TTP-4000 werd beoordeeld door het gebruik van chromatografie met uitsluiting op grootte (SEC), SDS-PAGE, Fourier-Transform Infrarood Spectroscopie (FTIR), circulair dichroïsme (CD), peptide-mapping en ultraviolette - zichtbare absorptie (UV-Vis).The biophysical and chemical stability of TTP-4000 was assessed using size exclusion chromatography (SEC), SDS-PAGE, Fourier-Transform Infrared Spectroscopy (FTIR), circular dichroism (CD), peptide mapping and ultraviolet - visible absorption (UV-Vis).
20 Op basis van de oplosbaarheid van het RAGE-fusie-eiwit in preparaten die één of meer van natriumcitraat, histidine, sucrose, mannitol en Tween 80 bevatten bij een pH van 7,0 of lager, werden preparaten die één of meer van deze buffers, beschermende middelen voor vriesdrogen of oppervlakte-actieve stoffen bevatten, gekozen voor verdere studie.Based on the solubility of the RAGE fusion protein in preparations containing one or more of sodium citrate, histidine, sucrose, mannitol and Tween 80 at a pH of 7.0 or lower, preparations containing one or more of these buffers contain freeze drying or surfactant protective agents chosen for further study.
2525
Voorbeeld 10 - Gevriesdroogd preparaat van RAGE-fusie-eiwit.Example 10 - Lyophilized preparation of RAGE fusion protein.
Op basis van de informatie die in Voorbeeld 9 is verzameld werden aanvullende preparaten voor TTP-4000 onderzocht. De studies waren gericht op het identificeren van de buffers en/of beschermende middelen voor vriesdrogen die bruikbaar zijn voor 30 het aanhouden van een stabiel product door middel van de werkwijze van het vriesdrogen en het mogelijk verkrijgen van een hoge concentratie van TTP-4000 tijdens reconstitutie (d.w.z. van ongeveer of hoger dan 50 mg/ml). Zes preparaten werden onderzocht gedurende een versnelde stabiliteitstudie van 2 weken. De preparaten zijn 119 samengevat in Tabel 9. Studies waren ook gericht op het ontwikkelen van een cyclus van vriesdrogen voor hogere doses van TTP-4000 (250 mg) zoals hieronder is beschreven.Based on the information collected in Example 9, additional preparations for TTP-4000 were investigated. The studies were aimed at identifying the freeze drying buffers and / or protective agents useful for maintaining a stable product by the freeze drying method and possibly obtaining a high concentration of TTP-4000 during reconstitution (ie of approximately or higher than 50 mg / ml). Six preparations were examined during an accelerated stability study of 2 weeks. The compositions are 119 summarized in Table 9. Studies also focused on developing a freeze drying cycle for higher doses of TTP-4000 (250 mg) as described below.
Volgend op vriesdrogen werden de monsterbuisjes voor ontwikkeling van het 5 preparaat door smelten afgesloten en gedurende 2 weken in een kamer van 40°C geplaatst. De monsters voor het ontwikkelen van opschaling werden bij 2-8°C opgeslagen tot het testen werd uitgevoerd.Following lyophilization, the sample tubes for development of the preparation were sealed by melting and placed in a 40 ° C chamber for 2 weeks. The samples for developing upscaling were stored at 2-8 ° C until testing was performed.
Werkwijzen voor analyse van het monster 10 De concentratie van TTP-4000 in monsters werd gemeten door UV-Vis spectrofotometrie. Een Aglient UV-Vis werd gebruikt voor het verkrijgen van eiwit-spectra alsook spectra van buffer als blanco. Eenmaal verkregen werden de waarden van absorptie gecorrigeerd voor elke verstrooiing van licht die kan optreden als een resultaat van elke eiwitaggregatie.Methods for analysis of the sample The concentration of TTP-4000 in samples was measured by UV-Vis spectrophotometry. An Aglient UV-Vis was used to obtain protein spectra as well as spectra of buffer as a blank. Once obtained, the values of absorption were corrected for any scattering of light that can occur as a result of any protein aggregation.
15 Resterend vocht werd geanalyseerd door het gebruik van een Karl Fisher titratiewerkwijze. Gevriesdroogde monsters voor het ontwikkelen van een preparaat werden met de juiste hoeveelheid WFI gereconstitueerd. De tijd van reconstitutie werd beschouwd de tijd te zijn vanaf het moment dat het water werd toegevoegd tot het tijdstip dar er geen zichtbare vaste stoffen aanwezig waren. De pH van elk monster 20 werd na reconstitutie gemeten door het gebruik van een juist gecalibreerde semi-micro probe.Remaining moisture was analyzed using a Karl Fisher titration method. Freeze-dried samples for developing a preparation were reconstituted with the correct amount of WFI. The time of reconstitution was considered to be the time from the time the water was added to the time that no visible solids were present. The pH of each sample after reconstitution was measured using a properly calibrated semi-micro probe.
Chromatografie met uitsluiting op grootte (SEC) werd uitgevoerd door het gebruik van een TSKgel Super SW2000 kolom voor het analyseren of volgen van de fysische stabiliteit (afbraak en vorming van oplosbare aggregaten) van TTP-4000 25 gedurende het vriesdrogen en opslag onder versnellende omstandigheden. Monsters werden in een Aglient 1100 serie LC die is uitgerust met twee TSKgel Super SW2000, 4,6 x 300 mm, 4 pm kolommen (Tosoh Bioscience, 18674) geïnjecteerd.Size exclusion (SEC) chromatography was performed using a TSKgel Super SW2000 column to analyze or monitor the physical stability (degradation and formation of soluble aggregates) of TTP-4000 during lyophilization and storage under accelerating conditions. Samples were injected into an Aglient 1100 series LC equipped with two TSKgel Super SW2000, 4.6 x 300 mm, 4 µm columns (Tosoh Bioscience, 18674).
Voor het meten van de deeltjestelling werd een monster van 1 ml 20-voudig verdund in 20 ml. Het monster werd ontgast door sonicatie gedurende ongeveer 30 30 seconden en door voorzichtig handmatig te zwenken zonder belletjes te introduceren. Drie hoeveelheden, elk met een volume van 5 ml, werden afgenomen in de licht -verduisterde tellersensor. Bij de instelling van de inrichting op een cumulatieve wijze 120 werden deeltjes verzameld bij instellingen van groter of gelijk aan 10 μιη en groter of gelijk aan 25 μιη.To measure the particle count, a 1 ml sample was diluted 20-fold in 20 ml. The sample was degassed by sonication for about 30 seconds and by gently pivoting manually without introducing bubbles. Three amounts, each with a volume of 5 ml, were taken in the light-darkened counter sensor. When the device was set in a cumulative manner 120, particles were collected at settings greater than or equal to 10 μιη and greater or equal to 25 μιη.
Resultaten: 5 Op basis van de studies van voorafgaande bereiding van Voorbeeld 9 werden initieel twee buffers onderzocht: natriumcitraat en L-histidine. De geconcentreerde preparaten 1-6 (Tabel 9) werden bereid door concentrators voor in de centrifuge. De uiteindelijke eiwitconcentratie in de preparaten 1-6 in Tabel 9 was in een traject van tussen ongeveer 4-15 mg/ml.Results: Based on the preliminary preparation studies of Example 9, two buffers were initially investigated: sodium citrate and L-histidine. The concentrated compositions 1-6 (Table 9) were prepared by centrifuge concentrators. The final protein concentration in the compositions 1-6 in Table 9 was in a range of between about 4-15 mg / ml.
1010
Tabel 9. Preparaten van TTP-4000Table 9. TTP-4000 preparations
Natriumcitraat Histidine Sucrose Mannitol Tween 80 pHSodium citrate Histidine Sucrose Mannitol Tween 80 pH
(mM) (mM) (mM) (raM) (%)(mM) (mM) (mM) (raM) (%)
1 ÏÖ 6Ö M1 ÏÖ 6Ö M
~2 ÏÖ 3Ö 5Ö M~ 2 ÏÖ 3Ö 5Ö M
~3 1Ö 6Ö Ö^ÏÏÏ M~ 3 1Ö 6Ö Ö ^ ÏÏ M
~4 ÏÖ 60 M~ 4 60 60 M
1 ÏÖ 30 50 6^01 30 30 6 6 0
~6 ÏÖ 6Ö m M~ 6 ÏÖ 6Ö m
Door het gebruik van preparaten 1-6 in Tabel 9, werden buisjes (2 ml) gebruikt met volumes voor het vullen van 0,7 ml. De ruimte boven de vloeistof (“headspace”) in 15 het buisje werd gevuld met lucht. Voorafgaand aan drogen werden monsters bevroren bij een temperatuur van opslag van tussen -50°C tot -20°C gedurende bij benadering 12 uur. De monsters werden gedroogd bij een verlaagde druk van 100 mTorr en een temperatuur van opslag van -20°C en -10°C gedurende bij benadering 36 uur, gevolgd door een temperatuur van opslag van 20°C gedurende bij benadering 12 uur. Volgend 20 op vriesdrogen werden deksels op de buisjes geplaatst en werd de bovenkant gesmolten. Stevige koeken werden van elk van de preparaten 1-6 geproduceerd.By using preparations 1-6 in Table 9, tubes (2 ml) were used with volumes for filling 0.7 ml. The space above the liquid ("headspace") in the tube was filled with air. Prior to drying, samples were frozen at a storage temperature of between -50 ° C to -20 ° C for approximately 12 hours. The samples were dried at a reduced pressure of 100 mTorr and a storage temperature of -20 ° C and -10 ° C for approximately 36 hours, followed by a storage temperature of 20 ° C for approximately 12 hours. Following freeze drying, lids were placed on the tubes and the top was melted. Solid cakes were produced from each of the compositions 1-6.
De gevriesdroogde producten werden aan versnelde stabiliteitstudies onderworpen teneinde de chemische stabiliteit van de preparaten vast te stellen. De gevriesdroogde producten werden gedurende 2 weken bij opslag bij 40°C en 75% 25 relatieve vochtigheid geplaatst.The freeze-dried products were subjected to accelerated stability studies to determine the chemical stability of the compositions. The freeze-dried products were placed for 2 weeks on storage at 40 ° C and 75% relative humidity.
121121
De gevriesdroogde producten werden gereconstitueerd met 0,206 ml WFI. Alle gevriesdroogde producten werden binnen 20 seconden of korter gereconstitueerd. De pH bleef constant bij alle gereconstitueerde preparaten gedurende de periode van opslag van 2 weken. Waarden van resterend vocht die voor de gevriesdroogde 5 producten werden bepaald op tijdstip 0 en 2 weken waren tussen 3,0% en 0,8% en toonden dat cyclus van vriesdrogen in staat was om op voldoende wijze de preparaten van voorafgaand aan vriesdrogen te drogen. De osmolariteit van alle gereconstitueerde preparaten was binnen een gewenst isotonisch traject tussen 250 mOsm/kg en 400 mOsm/kg (zie Tabel 10). De viscositeit van elk gereconstitueerd preparaat was lager 10 dan 3,7 cP (centiPoise).The freeze-dried products were reconstituted with 0.206 ml of WFI. All freeze-dried products were reconstituted within 20 seconds or less. The pH remained constant with all reconstituted preparations during the 2 week storage period. Residual moisture values determined for the freeze-dried products at time 0 and 2 weeks were between 3.0% and 0.8% and showed that freeze-drying cycle was able to sufficiently dry the pre-freeze-drying preparations . The osmolarity of all reconstituted compositions was within a desired isotonic range between 250 mOsm / kg and 400 mOsm / kg (see Table 10). The viscosity of each reconstituted preparation was lower than 3.7 cP (centiPoise).
Tabel 10. Gereconstitueerde preparaten van TTP-4000 en osmolariteitTable 10. Reconstituted preparations of TTP-4000 and osmolarity
Natriumcitraat Histidine Sucrose Mannitol Tween 80 Osmolariteit (mM) (mM) (mM) (mM) (%) (mOsm/kg) 1 ÏÖ 60 322 ~2 ÏÖ 30 50 385 1 ÏÖ 60 Öjïïl 324 1 TÖ 60 264 1 ÏÖ 3Ö 50 336 "6 ÏÖ 6Ö ÖjÏÏl 262 SEC-analyse werd uitgevoerd op monsters van preparaat 5 in Tabel 10 die op 15 verscheidene stappen gedurende de werkwijze van vriesdrogen zijn genomen en geven aan dat bij deze preparaten TTP-4000 niet in het bijzonder gevoelig was voor elk van de stappen van de werkwijze van vriesdrogen op basis van de constante lage niveaus van geaggregeerd materiaal en materiaal dat is afgebroken.Sodium citrate Histidine Sucrose Mannitol Tween 80 Osmolarity (mM) (mM) (mM) (mM) (%) (mOsm / kg) 1 ÏÖ 60 322 ~ 2 ÏÖ 30 50 385 1 ÏÖ 60 Öjïl 324 1 TÖ 60 264 1 ÏÖ 3Ö 50 336 "6 6 6 Ö analyse 26 262 SEC analysis was performed on samples of preparation 5 in Table 10 taken at various steps during the lyophilization process and indicate that in these preparations TTP-4000 was not particularly sensitive to any of the steps of the freeze drying process based on the constant low levels of aggregated material and material that has degraded.
SEC-analyse werd ook uitgevoerd op de preparaten voorafgaand aan vriesdrogen 20 voor het uitvoeren van vriesdrogen alsook op de gereconstitueerde preparaten op het tijdstip nul en na een versnelde stabiliteitstudie van 2 weken. De hoeveelheid van onzuiverheden (aggregaat of afgebroken product) was constant laag (d.w.z. lager dan 4%) Tabel 11).SEC analysis was also performed on the compositions prior to freeze-drying before performing freeze-drying as well as on the reconstituted compositions at time zero and after an accelerated stability study of 2 weeks. The amount of impurities (aggregate or degraded product) was constantly low (i.e., less than 4%) (Table 11).
25 Tabel 11. Gereconstitueerde preparaten van TTP-4000 en % intact eiwitTable 11. Reconstituted preparations of TTP-4000 and% intact protein
Natrium- Histidine Sucrose Mannitol Tween 80 % intact % intact eiwit 122 citraat (mM) (mM) (mM) (mM) (%) eiwit (T=0) (T=2 wk) 1 ÏÖ 6Ö 963 973 ~2 ÏÖ 3Ö 5Ö 96^8 973 1 ÏÖ 6Ö ÖÏÖÏ 963 973 1 ÏÖ 6Ö 973 973 1 ÏÖ 3Ö 50 973 963 ~6 ÏÖ 6Ö ÖiÖÏ 97/7 96Ï9Sodium Histidine Sucrose Mannitol Tween 80% intact% intact protein 122 citrate (mM) (mM) (mM) (%) protein (T = 0) (T = 2 wk) 1 ÏÖ 6Ö 963 973 ~ 2 ÏÖ 3Ö 5Ö 96 ^ 8 973 1 ÏÖ 6Ö ÖÏÖÏ 963 973 1 ÏÖ 6Ö 973 973 1 ÏÖ 3Ö 50 973 963 ~ 6 ÏÖ 6Ö ÖiÖÏ 97/7 96Ï9
Peptide mapping onthulde geen oxidatie of deaminatie van TTP-4000 door vriesdrogen of opslag onder versnellende omstandigheden.Peptide mapping revealed no oxidation or deamination of TTP-4000 by lyophilization or storage under accelerating conditions.
SDS-PAGE werd uitgevoerd op preparaten 1, 3, 4 en 6 en toonde dat TTP-4000 5 fysische stabiliteit behield gedurende de werkwijze van vriesdrogen en opslag in deze preparaten.SDS-PAGE was performed on compositions 1, 3, 4 and 6 and showed that TTP-4000 retained physical stability during the freeze drying process and storage in these compositions.
Voor het opschalen van de werkwijze van het vriesdrogen voor gebruik met buisjes voor vriesdrogen van 50 ml en een dosering van 250 mg TTP-4000 werden monsters bereid door de oplossing te concentreren naar 15 mg/ml TTP-4000 door het 10 gebruik van ultrafiltratie en vervolgens de oplossing te diafiltreren tegen 10 mM histidine en 65 mM sucrose bij pH 6,0. Tween 80 werd tot een uiteindelijke hoeveelheid van 0,01% (vol/vol) toegevoegd.To scale up the freeze drying method for use with 50 ml freeze drying tubes and a dose of 250 mg TTP-4000, samples were prepared by concentrating the solution to 15 mg / ml TTP-4000 using ultrafiltration and then diafilter the solution against 10 mM histidine and 65 mM sucrose at pH 6.0. Tween 80 was added to a final amount of 0.01% (vol / vol).
Het preparaat voorafgaand aan vriesdrogen (16,67 ml) werd aan elk buisje van 50 ml toegevoegd. De monsters werden blootgesteld aan een cyclus van vriesdrogen 15 waarbij de monsters gedurende 30 minuten bij een temperatuur van opslag van tussen 5°C en -5°C werden afgekoeld, gevolgd door koeling bij een temperatuur van opslag van -50°C gedurende bij benadering 3 uur. De monsters werden gedroogd bij een verlaagde druk van 100 mTorr en een temperatuur van opslag van tussen -20°C en -10°C gedurende bij benadering 34 uur, gevolgd door een temperatuur van opslag van tussen 20 5°C en 20°C gedurende bij benadering 11 uur. Volgend op vriesdrogen werd een deksel op de buisjes geplaatst en werd de bovenkant dicht gesmolten. Een farmaceutische uitstekende witte koek werd geproduceerd. De koek leek stevig en verloor de structuur ervan niet gedurende de behandeling en opslag.The preparation prior to freeze drying (16.67 ml) was added to each 50 ml tube. The samples were exposed to a freeze drying cycle in which the samples were cooled for 30 minutes at a storage temperature of between 5 ° C and -5 ° C, followed by cooling at a storage temperature of -50 ° C for approximately 3 hours. The samples were dried at a reduced pressure of 100 mTorr and a storage temperature of between -20 ° C and -10 ° C for approximately 34 hours, followed by a storage temperature of between 5 ° C and 20 ° C for approximately 11 hours. Following freeze drying, a lid was placed on the tubes and the top was melted shut. A pharmaceutical excellent white cake was produced. The cake appeared firm and did not lose its structure during handling and storage.
De concentratie van het gereconstitueerde monster, zoals werd bepaald door 25 absorptie bij 280 nm, was 40,5 mg/ml TTP-4000. Bij aanvullende studies was onder overeenkomstige omstandigheden, de concentratie TTP-4000 in het gereconstitueerde monster constant ongeveer 50 mg/ml.The concentration of the reconstituted sample, as determined by absorbance at 280 nm, was 40.5 mg / ml TTP-4000. In additional studies, under similar conditions, the concentration of TTP-4000 in the reconstituted sample was constantly about 50 mg / ml.
123123
Het gereconstitueerde monster werd gemeten op gehalte van deeltjes na 0, 2 en 6 uur opslag bij kamertemperatuur. De resultaten in Tabel 12 tonen dat het gereconstitueerde monster een lage hoeveelheid van gehalte van uit deeltjes bestaand materiaal had.The reconstituted sample was measured for particle content after 0, 2 and 6 hours of storage at room temperature. The results in Table 12 show that the reconstituted sample had a low amount of particulate material.
55
Tabel 12. Aantal deeltjes gedetecteerd in het gereconstitueerde monster gedurende de opslagTable 12. Number of particles detected in the reconstituted sample during storage
Grootte van deeltjes Tijdstip = 0 Tijdstip = 2 uur Tijdstip = 6 uur Deeltjes per ml > 10 pm 562 368 948 > 25 pm 8 16 20Size of particles Time = 0 Time = 2 hours Time = 6 hours Particles per ml> 10 pm 562 368 948> 25 pm 8 16 20
Deeltjes per houder >10pm 2753 1803 4645 >25 pm 39 78 98Particles per container> 10 pm 2753 1803 4645> 25 pm 39 78 98
Samengevat werd TTP-4000 bereid in citraat- en histidine-buffers die één of 10 meer van sucrose, mannitol en Tween 80 bevatten. Testen toonden dat preparaten die natriumcitraat of histidine bevatten overeenkomstige kenmerken van uitvoering hadden en dat TTP-4000 beter oplosbaar kan zijn in preparaten die histidine bevatten.In summary, TTP-4000 was prepared in citrate and histidine buffers containing one or more of sucrose, mannitol and Tween 80. Tests showed that compositions containing sodium citrate or histidine had similar characteristics of execution and that TTP-4000 may be more soluble in compositions containing histidine.
Studies voor het verder opschalen waren gericht op preparaten die histidine bevatten. Volgend op een cyclus van vriesdrogen werd de chemische en fysische 15 stabiliteit van TTP-4000 beoordeeld en geen aanzienlijke verschillen tussen de preparaten met histidine werden gedetecteerd. Ook werd mannitol van het preparaat uitgesloten. Het uiteindelijke preparaat dat werd gekozen uit de studie van het ontwikkelen van een preparaat bevatte 10 mM histidine, 60 mM sucrose en 0,01% Tween 80 bij ongeveer pH 6,0. Dit preparaat toonde een superieur vermogen om het 20 TTP-4000 stabiel te houden gedurende het vriesdrogen en de opslag en verschafte ook de hoogste concentratie van TTP-4000 gedurende de studie. Bij de studie van het opschalen werd het niveau van sucrose verhoogd naar 65 mM om de osmolariteit van het preparaat dichter bij de isotoniciteit aan te passen. Gedurende de studie van het opschalen werd het ook gevonden dat het aanhouden van de pH van het preparaat van 25 TTP-4000 voorafgaand aan vriesdrogen en gereconstitueerde preparaat op of vlakbij pH 6,0 en lager dan 6,7 een bruikbare pH was voor het verlagen van precipitatie of aggregatie van het eiwit.Further scaling studies focused on preparations containing histidine. Following a freeze drying cycle, the chemical and physical stability of TTP-4000 was assessed and no significant differences between the histidine preparations were detected. Mannitol was also excluded from the preparation. The final preparation selected from the study of developing a preparation contained 10 mM histidine, 60 mM sucrose and 0.01% Tween 80 at about pH 6.0. This preparation showed a superior ability to keep the TTP-4000 stable during lyophilization and storage and also provided the highest concentration of TTP-4000 during the study. In the scaling study, the level of sucrose was increased to 65 mM to adjust the osmolarity of the preparation closer to isotonicity. During the scaling study, it was also found that maintaining the pH of the TTP-4000 preparation prior to lyophilization and reconstituted preparation at or near pH 6.0 and below 6.7 was a useful pH for lowering of precipitation or aggregation of the protein.
Het voorgaande wordt alleen als illustratief voor het principe van de uitvinding beschouwd. Omdat voor de deskundigen in het vakgebied talrijke modificaties en 124 veranderingen eenvoudig duidelijk kunnen zijn, is het niet de bedoeling om de uitvinding te beperken tot de exacte uitvoeringsvormen zoals ze zijn getoond en zijn beschreven en alle geschikte modificaties en equivalenten die binnen de beschermings-omvang van de bijgevoegde conclusies vallen worden beschouwd binnen het concept 5 van de onderhavige uitvinding te vallen.The foregoing is only considered illustrative of the principle of the invention. Since numerous modifications and 124 changes can be readily apparent to those skilled in the art, it is not intended to limit the invention to the precise embodiments as they have been shown and described and all suitable modifications and equivalents that are within the scope of protection. of the appended claims are considered to fall within the concept of the present invention.
Claims (55)
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2001553A NL2001553C2 (en) | 2008-05-06 | 2008-05-06 | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2001553 | 2008-05-06 | ||
NL2001553A NL2001553C2 (en) | 2008-05-06 | 2008-05-06 | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2001553A1 NL2001553A1 (en) | 2008-12-08 |
NL2001553C2 true NL2001553C2 (en) | 2009-05-07 |
Family
ID=40332780
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2001553A NL2001553C2 (en) | 2008-05-06 | 2008-05-06 | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2001553C2 (en) |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006017643A1 (en) * | 2004-08-03 | 2006-02-16 | Transtech Pharma, Inc. | Rage fusion proteins and methods of use |
WO2006017647A1 (en) * | 2004-08-03 | 2006-02-16 | Transtech Pharma, Inc. | Rage fusion proteins and methods of use |
WO2007094926A2 (en) * | 2006-02-09 | 2007-08-23 | Transtech Pharma, Inc. | Rage fusion proteins and methods of use |
-
2008
- 2008-05-06 NL NL2001553A patent/NL2001553C2/en not_active IP Right Cessation
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2006017643A1 (en) * | 2004-08-03 | 2006-02-16 | Transtech Pharma, Inc. | Rage fusion proteins and methods of use |
WO2006017647A1 (en) * | 2004-08-03 | 2006-02-16 | Transtech Pharma, Inc. | Rage fusion proteins and methods of use |
WO2007094926A2 (en) * | 2006-02-09 | 2007-08-23 | Transtech Pharma, Inc. | Rage fusion proteins and methods of use |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL2001553A1 (en) | 2008-12-08 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP5558810B2 (en) | RAGE fusion protein, formulation and method of use thereof | |
EP1781700B1 (en) | Rage fusion proteins and methods of use | |
US20090060925A1 (en) | Rage Fusion Proteins and Methods of Use | |
US20090004190A1 (en) | Rage Fusion Proteins And Methods Of Use | |
US20130142792A1 (en) | RAGE Fusion Protein Compositions And Methods Of Use | |
NL2001553C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001551C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001556C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001558C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001555C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001557C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001554C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation | |
NL2001552C2 (en) | New Receptor for Advanced Glycated Endproducts (RAGE) fusion protein and nucleic acids, useful for treating a RAGE-mediated disorder, e.g. amyloidosis, Alzheimer's disease, cancer, kidney failure, or inflammation |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RD2N | Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report) |
Effective date: 20090303 |
|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20101201 |