NL2000534C2 - Inrichting voor het aansluiten van een buizennetwerk. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET AANSLUITEN VAN EEN BUI ZENNETWERK

De uitvinding heeft betrekking op een aansluitmodule voor het aansluiten van een netwerk van buizen op een distributie-5 leiding, omvattende een samenstel van een houder met een aantal staande wanden en een daarop passend deksel, een toevoerbuisdeel voor verbinding met een distributietoevoerlei-ding, een afvoerbuisdeel voor verbinding met een distributie-afvoerleiding, en een aantal aansluitstukken voor het verbin-10 den van respectievelijk het toevoer- en afvoerbuisdeel met het buizennetwerk.

Dergelijke aansluitmodules zijn bekend en worden bijvoorbeeld beschreven in de Europese octrooiaanvragen EP 07 002 474.4 en EP 03 078 875.6 op naam van aanvraagster, 15 welke aanvragen hier door verwijzing zijn opgenomen.

Figuur 1 toont een aansluitmodule van de stand van de techniek die beschermd is door EP 07 002 474.4. De aansluit-doos omvat een houder 101 en een deksel 102. De houder 101 heeft een bodem 103 en vier opstaande zijwanden 104. De hou-20 der is voorzien van een bovenflens waarop het deksel 102 met behulp van bouten 105 en moeren bevestigbaar is. In de aan-sluitdoos zijn twee distributiebuizen 106, 107 boven elkaar aangebracht. Één van deze distributiebuizen wordt typisch gebruikt voor de toevoer van water en de andere voor de af-25 voer van water. In de voorste staande wand 104 zijn een aantal aansluitstukken 108 aangebracht, welke aansluitstukken verbindbaar zijn met een buizennetwerk. Deze aansluitstukken zijn in de doos verbonden met de distributiebuisdelen 106, 107. Voor andere mogelijke varianten van deze aansluitmodule 30 wordt verwezen naar de hoger genoemde Europese aanvrage EP 07 002 474.4.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het voorstellen van een aansluitmodule voor het aansluiten van een buizennet- 2 werk die een kleinere, compactere houder heeft in vergelijking met de aansluitmodules van de stand van de techniek, en die eveneens op een handige manier aan te sluiten is.

Daartoe onderscheidt de uitvinding zich door de maatrege-5 len van conclusie 1.

Door de distributiebuisdelen buiten de houder zelf te brengen, maar deze toch als onderdeel van de aansluitmodule en vast verbonden met de houder aan te brengen, kan een kleinere, compactere houder gebruikt worden. Verder kan de aan-10 sluitmodule op een snelle en eenvoudige manier gekoppeld worden met respectievelijk de hoofdleidingen en het buizen-netwerk, waarbij tussen de eerste en tweede aansluitstukken allerhande regelmiddelen kunnen voorzien worden, zoals een stroomregelaar, een gecombineerde afsluit/inregelunit, een 15 kraan, ontluchtingsnippels, etc.

De uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van de onderstaande figuurbeschrijving en de tekening in bijlage, waarin een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt besproken. De tekening toont: 20 In figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een aansluit module van de stand van de techniek;

In figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een aansluitmodule volgens de uitvinding gebruikt worden;

In figuur 3 een schematisch aanzicht van een toepassing 25 waarin de aansluitmodule volgens de uitvinding gebruikt wordt;

In figuren 4A-4C een aantal voorbeelden van de regelmiddelen die voorzien kunnen worden in een aansluitmodule volgens de uitvinding.

30 Figuur 2 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van de aan sluitmodule volgens de uitvinding. De aansluitmodule omvat een samenstel van een houder 201 en een deksel 202. De houder heeft een bodemdeel 203 en vier opstaande wanden 204a-204d.

3

Naast een eerste opstaande wand 204b zijn boven elkaar en evenwijdig met deze opstaande wand een distributietoevoer-buisdeel 207 en een distributie-afvoerbuisdeel 206 gemonteerd. Deze distributietoevoer- en afvoerbuisdelen zijn ver-5 bonden via een reeks dwars daarop gerichte aansluitbuizen 209a, 209b die aangebracht zijn in de staande wand 204b van de houder 201. De aansluitbuizen 209a, 209b zijn in openingen in de staande wand 204b gemonteerd met behulp van een koker-plug waardoor het buiseinde steekt. In de geïllustreerde 10 variant zijn vier onderste aansluitbuizen 209a voorzien welke verbonden zijn met de distributietoevoerbuis 207, en vijf bovenste aansluitbuizen 209b, 212 welke verbonden zijn met een distributie-afvoerbuis 206. De vijfde aansluitbuis 212 is gekoppeld aan een kraanstuk 213 en heeft een vulfunctie.

15 Langs deze aansluitbuis 212 kan water aan het systeem toegevoegd worden.

In de staande wand 204a tegenover de staande wand 204b zijn eveneens een aantal openingen voorzien waarin met behulp van kokerplugs aansluitbuizen 208a en 208b zijn gemonteerd.

20 Deze acht aansluitstukken 208a, 208b zijn bij voorkeur in hoofdzaak tegenover de aansluitstukken 209a, 209b geplaatst. Al naargelang de gewenste toepassing kunnen de eerste aansluitbuizen 209a, 209b en de tweede aansluitbuizen 208a, 208b al dan niet met tussenvoeging van regelmiddelen, met elkaar 25 worden verbonden. In de geïllustreerde variant zijn de onderste aansluitbuizen 209a, 208a met elkaar verbonden met tussenvoeging van telkens een kraanelement 210. De bovenste aansluitstukken zijn met elkaar verbonden met tussenvoeging van telkens een stroomregelaar 211. De in figuur 2 getoonde 30 stroomregelaar 211 kan met behulp van een schroevendraaier ingesteld worden. Op die manier kan het debiet van de toegevoerde waterstroom geregeld worden, in het bijzonder in 4 functie van het aangesloten buizennetwerk. Figuur 4 (A) toont een andere mogelijke stroomregelaar 211.

De afvoer- en/of de toevoerbuis 206, 207 kunnen verder voorzien zijn van een ontluchtingsnippel in het hoogste deel 5 daarvan. Een ontluchting die daarvoor bruikbaar is, is getoond in figuur 4(B).

Hoewel in de getoonde uitvoering het afvoerbuisdeel boven het toevoerbuisdeel aangebracht is, zal de vakman begrijpen dat het omgekeerde eveneens mogelijk is, waarbij de richting 10 van de stromingsregelaar uiteraard aangepast dient te worden.

Figuur 3 toont schematisch een toepassing waarin een aantal aansluitmodules volgens de uitvinding gebruikt worden. In twee groepen in deze toepassing worden de aansluitmodules gebruikt om de buizennetwerken van een aantal huizen 41 en 15 van een aantal bedrijfsterreinen 42 te verbinden met een in de grond gelegen energie-opslagsysteem 34 dat bijvoorbeeld gebruik maakt van aardwarmte. Een eerste distributietoevoer-leiding 35 voert water vanuit het energie-opslagsysteem 34 naar de respectievelijke buizennetwerken 31, 32 in de huizen 20 41 en bedrijven 42, via aansluitmodules 51, 52, 53. Het water verlaat de buizennetwerken 31, 32 via de respectievelijke aansluitmodules 51, 52, 53 om via de afvoerdistributieleiding 36 teruggevoerd te worden naar het energiereservoir 34.

De vakman zal begrijpen dat dit slechts één mogelijke 25 toepassing is, en dat de aansluitmodules eveneens bruikbaar zijn voor het verwarmen of afkoelen van bijvoorbeeld een rijweg, een brug, enz. Verder zal de vakman begrijpen dat de aansluitmodule niet enkel geschikt is voor het aansluiten van waterleidingen, maar tevens geschikt is om aangesloten te 30 worden op leidingen die een ander fluïdum transporteren.

Verder zal de vakman begrijpen dat de aansluitmodules voorzien kunnen zijn van een willekeurig aantal aansluitbui-zen, al naargelang het aantal te koppelen buizennetwerken.

5

Verder kunnen een aantal aansluitmodules in serie gekoppeld worden waarbij de korte wanden van de modules naast elkaar worden geplaatst, en waarbij toevoer- en afvoerbuisdelen van twee aangrenzende modules met elkaar worden verbonden.

5 De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding, en de vakman zal begrijpen dat vele modificaties of variaties mogelijk zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten. De bescher-mingsomvang wordt enkel bepaald door de hiernavolgende con-10 clusies.

Claims (9)

1. Aansluitmodule voor het aansluiten van een netwerk van buizen op een distributieleiding, omvattende een samenstel 5 van een houder met een aantal staande wanden en een daarop passend deksel, een toevoerbuisdeel voor verbinding met een distributietoevoerleiding, een afvoerbuisdeel voor verbinding met een distributie-afvoerleiding, en een aantal aansluit-stukken voor het verbinden van respectievelijk het toevoer-10 en afvoerbuisdeel met het buizennetwerk, met het kenmerk, dat het toevoer-, respectievelijk afvoerbuisdeel (206, 207) naast de houder aangebracht zijn door verbinding met een eerste reeks dwars op het toevoer-, respectievelijk afvoerbuisdeel gerichte aansluitbuizen (209a, 209b) in een eerste staande 15 wand, elke eerste aansluitbuis al dan niet door tussenkomst van regelmiddelen, verbonden is met een tweede aansluitbuis die aangebracht is in een tweede staande wand, waarbij de tweede aansluitbuizen ingericht zijn om telkens met een bui-seinde van het buizennetwerk te worden verbonden.

2. Aansluitmodule volgens conclusie 1, met het kenmerk dat een aansluitbuis van de eerste reeks aansluitbuizen door tussenkomst van één van de volgende regelmiddelen verbonden is met een overeenstemmende aansluitbuis van de tweede aansluitbuizen: stroomregelaar, gecombineerde af-25 sluit/inregelunit, kraan, etc.

3. Aansluitmodule volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het toevoerbuisdeel en afvoerbuisdeel boven elkaar en evenwijdig aan de eerste staande wand van de houder aangebracht zijn.

4. Aansluitmodule volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de eerste reeks aansluitbuizen bestaat uit een bovenste en onderste rij aansluitbuizen voor verbinding met de respec tievelijke toevoer- en afvoerbuisdelen, welke eerste aan-sluitbuizen gemonteerd zijn in de eerste wand van de houder.

5. Aansluitmodule volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de tweede reeks aansluitbuizen een bovenste en onderste 5 rij aansluitbuizen in een tweede staande wand tegenover de eerste staande wand, omvat, zodanig dat de eerste aansluitbuizen in hoofdzaak tegenover de tweede aansluitbuizen liggen .

6. Aansluitmodule volgens één der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de houder en het deksel vervaardigd zijn uit een stijve kunststof.

7. Aansluitmodule volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afvoerbuisdeel en/of het toevoerbuisdeel voorzien zijn van een ontluchtingsmechanisme.

8. Gebruik van een aansluitmodule volgens één der voor gaande conclusies voor het aansluiten van een buizennetwerk dat tenminste gedeeltelijk aangebracht is in een van de volgende elementen: één of meer huizen, een rijweg, een brug, een vliegveld, een bedrijfsterrein, een bouwterrein, een 20 woningterrein, een tuin, een woonerf.

9. Samenstel van houder en deksel voor gebruik in een aansluitmodule volgens één der voorgaande conclusies.