NL1032727C2 - Oven met meerdere horizontale stroomkamers. - Google Patents

Description

Oven met meerdere horizontale stroomkamers

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een oven, in het bijzonder op een oven voor voedselprodukten, zoals 5 deegproducten.

In de voedselindustrie, in het bijzonder bakkerijen en andere bedrijven waarin deegproducten worden geproduceerd, wordt gebruik gemaakt van grote, langwerpige ovens waarin de deeghoudende producten, vaak etage-gewijs, 10 onder transport van een ingang naar een uitgang gebakken worden, danwel van kleinere ovens, waarin de producten stationair behandeld worden. Dergelijke ovens omvatten een verwarmingsruimte met draagmiddelen voor bakplaten, waarbij verwarmde lucht van buitenaf in de verwarmingsruimte wordt 15 gevoerd om langs de deegproducten te circuleren. De verwarmde lucht komt daarbij op enigszins ongecontroleerde wijze tussen de bakplaten, waarbij bepaalde zones boven de bakplaten warmer worden dan andere. Dit kan in het geval van bijvoorbeeld baguettes leiden tot afbakverschillen over 20 de lengte ervan. Een deel van de warme lucht circuleert buiten de bakplaten, waardoor dit deel slechts warmte af geeft aan de wanden van de verwarmingsruimte. Er zijn ovens bekend waarvan de luchtcirculatie kan worden gekeerd door middel van (omstel)kleppen in de luchtkanalen.

1032727 2

Dergelijke kleppen zijn echter gevoelig voor storingen.

Een doel van de onderhavige uitvinding is een oven te verschaffen waarin verwarmde lucht doeltreffend naar de te bakken deegproducten kan worden gevoerd.

5 Een doel van de uitvinding is een oven te verschaffen waarin verwarmde lucht gelijkmatig over deegproducten kan worden gevoerd.

10 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding verschaft, volgens een eerste aspect, een oven voor deegproducten, omvattend een ovenkamer met transportmiddelen voor het volgens een 15 verticale transportbaan door de ovenkamer transporteren van meerdere houders met deegproducten, en een aantal boven elkaar geplaatste, horizontaal opgestelde stroomkamers aan althans een zijde van de transportbaan, waarbij de stroomkamers zijn ingericht voor het in horizontale 20 richting toevoeren van verwarmde lucht en het daarbij af buigen van de lucht naar de ovenkamer voor het gelijkmatig over een houder verdelen van de toegevoerde lucht.

De houders voor de deegproducten, zoals 25 bakplaten, zijn doorgaans horizontaal boven elkaar gelegen. De stroomkamers kunnen de verwarmde lucht in deze horizontale richting toevoeren en door het afbuigen over een korte weg over een houder verdelen.

Bij voorkeur bezitten de stroomkamers een 30 doorstroomprofiel waarvan de grootte in toevoerrichting afneemt. Het afbuigen van de in horizontale richting toegevoerde lucht kan door deze afname worden bevorderd, doordat de luchtstroom in horizontale toevoerrichting steeds meer weerstand ondervindt.

35 De baan van de af gebogen lucht kan in het bijzonder kort worden gehouden indien de stroomkamers zijn ingericht voor het dwars op de horizontale toevoerrichting 3 richten van de toegevoerde lucht.

Bij voorkeur strekken de stroomkamers zich uit langs een zijde van de transportbaan van de houders, zodat de verwarmde lucht over deze zijde horizontaal kan worden 5 aangevoerd en gelijkmatig kan worden verdeeld.

Indien de oven een verwarmingseenheid met luchtverwarmingsmiddelen omvat, die is opgesteld naast de transportbaan, waarbij de stroomkamers vanaf de verwarmingseenheid in de ovenkamer reiken, dan kan de 10 opwarming van de oven beperkt blijven tot de opwarming van de luchtverwarmingsmiddelen en de stroomkamers. De overige delen van de oven, met name de wanden van de ovenkamer, kunnen op een lagere temperatuur blijven, waardoor de energie voor het verwarmen van de deegproducten efficiënt 15 kan worden aangewend en bakverschillen door locale stralingshitte kan worden tegengegaan.

De capaciteit van de oven kan worden vergroot indien de oven meerdere naast elkaar opgestelde groepen draagmiddelen omvat, waarbij de stroomkamers zijn opgesteld 2 0 voor het voeren van een in hoofdzaak gesloten luchtcirculatie per groep draagmiddelen. Door de in hoofdzaak gesloten luchtcirculaties kan bovendien per groep onafhankelijk een bepaalde luchttemperatuur worden gehandhaafd, of kan het noodzakelijke vermogen voor het 25 verwarmen van de lucht per groep worden ingesteld.

De verdeling van de verwarmde lucht over deegproducten op meerdere boven elkaar gedragen houders kan worden bevorderd indien de oven luchttoevoermiddelen omvat voor het toevoeren van verwarmde lucht naar de boven elkaar 30 opgestelde stroomkamers, waarbij de luchttoevoermiddelen zijn ingericht voor het gelijkmatig verdelen van de verwarmde lucht over de stroomkamers.

In een eerste ontwikkeling zijn de stroomkamers begrensd door horizontaal gelegen luchtinjectoren met een 35 serie luchtuitlaten, bij voorkeur aaneengesloten, voor het afgeven van de toegevoerde lucht.

De verwarmde lucht kan direct in de richting van 4 de deegproducten worden afgebogen indien de luchtuitlaten zijn gericht voor het naar een houder af geven van de toegevoerde lucht.

Hierbij kan worden tegengegaan dat de verwarmde 5 lucht slechts bepaalde plekken van de deegproducten bereikt, waardoor deze plekken zouden kunnen verbranden door oververhitting, indien de luchtuitlaten zijn gericht voor het tussen de houders afgeven van de toegevoerde lucht, waarbij de transportmiddelen bij voorkeur zijn 10 ingericht voor het periodiek stilhouden van de verticaal getransporteerde houders, waarbij de stilstandpositie van de houders is afgestemd op de positie van de luchtuitlaten voor het tussen de houders afgeven van de toegevoerde lucht. Bij voorkeur zijn de luchtuitlaten daarbij gericht 15 voor het met een verticale, bij voorkeur opwaarts of neerwaarts verticale richtingscomponent naar of tussen de houders brengen van de toegevoerde lucht, zodat in de toegevoerde lucht turbulentie kan ontstaan waardoor meerdere zijden van de deegproducten gelijkmatig met 2 0 verwarmde lucht kunnen worden beslagen.

In een tweede, verdere ontwikkeling omvat de oven instelmiddelen voor het instellen van een uitstroomrichting van de serie luchtuitlaten.

Bij voorkeur zijn de instelmiddelen ingericht 25 voor het in verticale richting instellen van uitstroomrichting van de luchtuitlaten, zodat bijvoorbeeld de mate van de voornoemde turbulentie in de verwarmde lucht kan worden ingesteld voor een optimaal bakresultaat per soort deegproduct.

30 In een eenvoudige uitvoeringsvorm zijn de luchtinjectoren draaibaar om een horizontale as voor het instellen van de uitstroomrichting van de luchtuitlaten in een verticaal vlak.

De mate van verdeling van de toegevoerde lucht 35 over een houder met meerdere deegproducten kan worden ingesteld indien de instelmiddelen zijn ingericht voor het in horizontale richting instellen van de uitstroomrichting 5 van de luchtuitlaten.

De uitstroom uit de luchtinjectoren kan nauwkeurig worden gericht indien instelmiddelen één of meer richtlamellen omvatten ter hoogte van de luchtuitlaten, 5 waarbij de richtlamellen bij voorkeur instelbaar zwenkbaar zijn ten opzichte van de luchtuitlaten, bij voorkeur in horizontale en/of verticale richting.

De uitstroom kan over een grote lengte van de luchtinjectoren worden gericht, in meerdere richtingen, 10 indien de instelmiddelen meerdere richtlamellen omvatten die verdeeld zijn over de serie luchtuitlaten, waarbij de lamellen onderling instelbaar zwenkbaar zijn.

In een derde, verder ontwikkeling omvat de oven instelmiddelen voor het instellen van een uitstroomvolume 15 van de serie luchtuitlaten. Bij voorkeur zijn de instelmiddelen ingericht voor het variabel over de serie instellen van het uitstroomvolume ar. Eventuele drukverschillen of drukverlagingen over de horizontale lengte van de injectoren kunnen zo worden gecompenseerd 20 voor het verkrijgen van een gelijkmatig verdeelde uitstroom. Ook kan zo de luchtstroom worden geconcentreerd tot die delen waar daadwerkelijk deegproducten aanwezig zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij op afstand naast elkaar gelegen baguettes.

25 Het uitstroomvolume kan eenvoudig worden ingesteld indien de instelmiddelen ten minste één beweegbaar vizier omvatten ter hoogte van de luchtuitlaten, waarbij het vizier bij voorkeur een luchtspleet omvat. De luchtspleet kan een turbulente uitstroom bevorderen, 30 waardoor de deegproducten door een turbulente luchtstroom worden beslagen.

Het uitstroomvolume kan over de lengte van de luchtuitlaat worden ingesteld indien de instelmiddelen meerdere over de serie luchtuitlaten verdeelde vizieren 35 omvatten.

Bij voorkeur omvat de luchtinjector een langwerpig kokerdeel dat zich in hoofdzaak vrij van de 6 transportbaan uitstrekt in de ovenkamer, waarbij een wand van het kokerdeel ten minste één luchtuitlaat omvat, waarbij de wand van het kokerdeel bij voorkeur in hoofdzaak vrij gelegen is van wanddelen van de oven die de ovenkamer 5 begrenzen. Ongewenste warmteoverdracht van de luchtinjectoren naar de wanden van de ovenkamer kan derhalve beperkt blijven.

In een vierde, verdere ontwikkeling maken een aantal horizontale stroomkamers in omgekeerde richting deel 10 uit van een luchtkringloop met een aangedreven luchtstuwer, zoals een ventilator. Deze omgekeerd werkende stroomkamers kunnen een gelijkmatige onderdruk genereren in de ovenkamer, waardoor de lucht ook over het verdere verloop over de deegproducten juist blijft verdeeld.

15 Bij voorkeur omvat de oven twee stroomkamers aan weerszijden van de transportbaan, waarbij de twee stroomkamers in eenzelfde horizontaal vlak gelegen zijn en deel uitmaken van de luchtkringloop. Door de onderlinge horizontale ligging kan een in hoofdzaak horizontale 20 luchtstroom tussen twee houders worden bevorderd.

Bij voorkeur is een richting van de luchtkringloop bepaald door een aandrijfrichting van de luchtstuwer. Storingsgevoelige omstelkleppen voor het keren van de luchtstroom kunnen daardoor overbodig zijn.

25 De richting van de luchtstroom kan gedurende een verwarmingsproces van deegproducten meerdere malen worden gekeerd indien de oven besturingsmiddelen omvat voor het periodiek wisselen van de aandrijfrichting van de luchtstuwer, waarbij de besturingsmiddelen bij voorkeur 30 instelmiddelen omvatten voor het instellen van de periode van de besturingsmiddelen.

De uitvinding verschaft voorts, volgens een verder aspect, een oven voor deegproducten, omvattend een ovenkamer met transportmiddelen voor het volgens een 35 verticale transportbaan door de ovenkamer transporteren van meerdere houders met deegproducten, en luchtverwarmingsmiddelen die zijn ingericht voor het 7 genereren van een luchtkringloop door de ovenkamer door middel van een aangedreven luchtstuwer, waarbij de richting van de luchtkringloop is bepaald door een aandrijfrichting van de luchtstuwer. Storingsgevoelige omstelkleppen voor de 5 luchtstroom kunnen derhalve worden vermeden.

De uitvinding verschaft voorts, volgens een verdere aspect, een werkwijze voor het in een oven verwarmen van deegproducten, waarbij de oven omvat een ovenkamer met transportmiddelen voor het volgens een 10 verticale transportbaan door de ovenkamer transporteren van meerdere houders met de deegproducten, waarbij de transportmiddelen zijn voorzien van draagmiddelen voor het boven elkaar op afstand van elkaar dragen van de houders, waarbij de werkwijze omvat het met vaste doorvoertijd door 15 de oven voeren van de draagmiddelen, en het volgens een gewenste capaciteit selectief op de draagmiddelen plaatsen van houders met deegproducten.

Door de vaste (eenmaal ingestelde) doorvoertijd is de verwarmingstijd voor elk ingevoerd deegproduct steeds 20 gelijk, terwijl toch kan worden gevarieerd in de capaciteit van de oven. De capaciteit hoeft door deze werkwijze niet te worden gevarieerd door voortdurend wijzigen van een doorloopsnelheid van de draagmiddelen, hetgeen zeer complex is aangezien de totale verwarmingstijd van de deegproducten 25 per houder dan lastig is bij te houden.

De in de aanvrage beschreven en/of getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals de omkeerbaarheid van de langs de 30 voedselproducten gevoerde lucht door omkering van de draairichting van de aanjager of ventilator, de werkwijze voor het eenvoudig handhaven van de verwarmingstijd, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

35 8

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 5 Figuur 1 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van een bakoven volgens de uitvinding; figuur 2 een bovenaanzicht in dwarsdoorsnede van de bakoven volgens de lijn II-II in figuur 1; figuren 3A en 3B zijaanzichten, gedeeltelijk in 10 dwarsdoorsnede, van de bakoven volgens de lijnen IIIA-IIIA respectievelijk IIIB-IIIB in figuur 1; figuren 4A en 4B zijaanzichten in dwarsdoorsnede van de eerste ovenkolom van de bakoven volgens de lijnen IVA-IVA respectievelijk IVB-IVB in figuur 2; 15 figuren 4C en 4D bovenaanzichten in dwarsdoorsnede van de eerste ovenkolom van de bakoven volgens de lijnen IVC-IVC respectievelijk IVD-IVD in figuur 4B; figuur 5 een bovenaanzicht van luchtinjectoren en 2 0 de positie ten opzichte van bakplaten in de eerste ovenkolom; figuur 6 een zijaanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van de luchtinjectoren en de bakplaat volgens lijn VI-VI in figuur 5, binnen het kader VI in 25 figuur 4A; figuur 7 een vooraanzicht van een van de luchtinjectoren volgens figuren 5 en 6, gezien vanaf de bakplaat; en figuur 8 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van de 30 luchtinjector volgens lijn VIII-VIII in figuur 7, waarop een van de lamellen van de luchtinjectoren is weergegeven.

35 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De bakoven 1 zoals weergegeven in figuur 1 omvat 9 een van thermische isolatie voorziene metalen behuizing 2 met daarin vier achter elkaar geplaatste ovenkolommen 20, 70, 80, 90 voor het verwarmen of verhitten van in dit voorbeeld baguettes 11 die dwars zijn gelegen op 5 langwerpige bakplaten 10.

De bakoven 1 omvat vier verticale doorvoertransporteurs 21, 71, 81, 91 voor verticaal transport van de bakplaten 10 door de ovenkolommen 20, 70, 80, 90, een horizontale aanvoertransporteur 4 voor aanvoer 10 van bakplaten 10 naar de eerste ovenkolom 20 door een invoeropening 12 in de behuizing 2, twee bovengelegen horizontale doorvoertransporteurs 27, 67 en een ondergelegen doorvoertransporteur 57 voor doorvoer van de bakplaten 10 tussen de opeenvolgende verticale 15 doorvoertransporteurs 21, 71, 81, 91, en een afvoertransporteur 5 voor afvoer van de bakplaten van de laatste ovenkolom 90 door een afvoeropening 17 in de behuizing 2.

De verticale doorvoertransporteurs 21, 71, 81, 91 20 zijn, zoals in detail in figuur 4A weergegeven bij de doorvoertransporteur 21 van de eerste ovenkolom 20, elk opgebouwd met twee paren tegenover elkaar staande metalen rechtgeleiders 23, met aan de uiteinden horizontale assen 22 met kettingwielen waarlangs eindeloze kettingen 26 zijn 25 geleid. De kettingen 26 zijn per paar onderling verbonden met horizontaal gelegen draag- of hoekprofielen 24, waarbij de afstand tussen twee recht tegenover elkaar geplaatste hoekprof ielen 24 zodanig is dat deze met de onderzijden onder een bakplaat 10 aangrijpen en deze met de opstaande 30 zijden in aangegrepen toestand houden. De omlopende bewegingen van de kettingen 26 zijn gesynchroniseerd, waardoor de gedragen bakplaten 10 steeds horizontaal worden gehouden.

De ondergelegen horizontale transporteurs 4, 57, 35 5 zijn opgebouwd met verder niet getoonde eindeloze kettingen waarop de bakplaten 10 kunnen rusten. De bovengelegen horizontale doorvoertransporteurs 27, 67 zijn 10 opgebouwd met verder niet getoonde eindeloze kettingen met meenemers voor het aan het eind van de verticale transporteurs 20, 80 in horizontale richting naar de hoekprofielen 24 van de volgende verticale transporteur 71, 5 91 doorschuiven van bakplaten 10.

In bedrijf worden bakplaten 10 in horizontale richting A in de bakoven 1 gevoerd, en vervolgens door de eerste verticale doorvoertransporteur 21 in richting B door de eerste ovenkolom 20 omhoog gevoerd. Na overdracht door 10 de eerste horizontale doorvoertransporteur 27 in horizontale richting C worden de bakplaten in richting D naar beneden door de tweede ovenkolom 70 gevoerd. Deze baan wordt in de volgende ovenkolom 80, 90 in dezelfde richtingen F, G, H herhaald, waarna de bakplaten 10 in 15 richting J uit de bakoven worden gevoerd.

Zoals weergegeven in figuur 2 is in de behuizing 2 naast elke ovenkolom 20, 70, 80, 90 een warmeluchtinstallatie 25, 75, 85, 95 opgesteld. De ovenkolommen en de warmeluchtinstallaties zijn hierna aan 20 de hand van de eerste ovenkolom 20 en de eerste warmeluchtinstallatie 25 volgens figuren 3A-4D nader beschreven.

Zoals weergegeven in figuren 3A-4D omvat de eerste warmeluchtinstallatie 25 een verwarmingskast 29 die 25 is vervaardigd van metaalplaat. De verwarmingskast 29 is aan de binnenzijde onderverdeeld in een eerste verticaal luchtdistributiekanaal 30 met horizontale doorvoerkokers 31, een verticaal luchtverwarmingskanaal 32 dat via een opening 35 aan de bovenzijde is verbonden met het eerste 30 luchtdistributiekanaal 30, en een tweede verticaal luchtdistributiekanaal 33 met horizontale doorvoerkokers 34 dat via een opening 36 aan de onderzijde is verbonden met het luchtverwarmingskanaal 32. De doorvoerkokers 31, 34 bezitten een ronde doorsnede en zijn op regelmatige 35 tussenafstanden van elkaar geplaatst, in horizontale richting gezien steeds per tweetal tegenover elkaar op gelijke hoogte. De doorvoerkokers 31, 34 steken evenwijdig 11 aan elkaar uit van de luchtkast 29, in de richting van de ovenkolom 20.

De eerste warmeluchtinstallatie 25 omvat voorts twee gasvuurhaarden 37 die warmte afgeven aan een 5 warmtewisselaar met buizen 38 die door het luchtverwarmingskanaal 32 steken. Aan de bovenzijde van het luchtverwarmingskanaal 32 is een elektrisch aangedreven horizontale aanjager of ventilator 28 geplaatst, waarvan de draairichting kan worden veranderd. Aan de bovenzijde en 10 onderzijde van het luchtverwarmingskanaal 32 zijn luchtbevochtigers 48 opgenomen.

Zoals weergegeven in figuur 3B is het eerste luchtdistributiekanaal 30 door middel van verticale tussenschotten 61 en schuine tussenschotten 62 15 onderverdeeld in negen afgebogen subkanalen 63, die voor elke doorvoerkoker 31 een individuele verbinding vormen met de opening 35 aan de bovenzijde van het luchtverwarmingskanaal 32. Zoals weergegeven in figuur 3A is het tweede luchtdistributiekanaal 33 door middel van 20 verticale tussenschotten 65 en schuine tussenschotten 66 eveneens onderverdeeld in negen afgebogen subkanalen 68, waarbij de subkanalen 68 voor de doorvoerkokers 34 een individuele verbinding vormen met de opening 36 aan de onderzijde van het luchtverwarmingskanaal 32.

25 De doorvoerkokers 31, 34 aan de luchtkast 29 vormen bevestigingspunten voor kokervormige luchtinjectoren 200 die vanaf de luchtdistributiekanalen 30, 33 in horizontale richting langs de verticale transporteurs 21 in de ovenkolom 20 reiken. De luchtinjectoren 200 zijn in 30 detail weergegeven in figuren 5-8. Zoals weergegeven in figuren 5 en 6 strekken de injectoren 200 zich uit over de gehele lengte van de bakplaten 10, en liggen ze vrij van de bakplaten 10, op korte afstand van de lange randen van de bakplaten 10.

35 De luchtinjectoren 200 omvatten een bevestigingskoker 201 met een cirkelronde dwarsdoorsnede die past over de cirkelronde doorvoerkokers 31, 34, een 12 uitlaatdeel 204 met een rechthoekige dwarsdoorsnede, en een overgangsdeel 202 voor overgang van de ronde bevestigingskoker 201 naar het rechthoekige uitlaatdeel 204. Het uitlaatdeel 204 bezit een bovenwand 210 en een 5 onderwand 212 die evenwijdig aan elkaar gelegen zijn, een eerste achterwanddeel 203 evenwijdig aan de hartlijn R van de bevestigingskoker 201, een tweede achterwanddeel 211 dat schuin op de hartlijn afloopt naar het uiteinde 250 van het uitlaatdeel 204, en een langwerpige uitlaatopening 207 10 (figuur 7) evenwijdig aan de langszij den 13 van de bakplaat 10. De uitlaatopening 207 is aan de bovenzijde en onderzijde begrensd door evenwijdig aan elkaar gelegen omgezette lippen 213 aan de bovenwand 210 en onderwand 212.

Over de lippen 213 zijn aan de bovenzijde en de 15 onderzijde van de uitlaatopening 207 luchtdoseerplaten 214 bevestigd, die in richting W (figuur 8) verschuifbaar verstelbaar zijn dwars op de uitlaatopening 207. Over de luchtdoseerplaten 214 zijn evenwijdig aan de lippen 213 bevestingsstrippen 216 bevestigd die de luchtdoseerplaten 20 214 deels bedekken. De bevestigingsstrippen 216 zijn door middel van bouten 215 vastgezet aan de lippen 213, waarbij de bouten 215 door langgaten 221 reiken in de luchtdoseerplaten 214, waardoor deze slechts binnen de lengte van de langgaten 221 verschuifbaar zijn tussen een 25 open stand zoals in figuur 7 getoond aan de linkerzijde van de uitlaatopening 207, en een gesloten stand zoals getoond aan de rechterzijde van de uitlaatopening 207.

De luchtdoseerplaten 214 zijn voorzien van luchtspleten 241 die deels door de bevestigingsstrippen 216 30 kunnen worden bedekt, of door verschuiving van de platen 214 over de uitlaatopening 207 kunnen worden geschoven voor het plaatselijk beperken maar niet geheel afsluiten van de luchtstroom ter plaatse van de platen 214.

Tussen de luchtdoseerplaten 214 omvatten de 35 luchtinjectoren 200 verticale metalen lamellen 230 die door middel van draadeinden 218 en moeren 219 bevestigd zijn aan omgezette bevestigingslippen 217 aan de 13 bevestigingsstrippen 216. De lamellen 230 kunnen zwenken in horizontale richting U voor het richten van de luchtstroom. De lamellen 231 bezitten een afschuining 231 om de luchtinjectoren 200 in een schuine stand zo dicht mogelijk 5 bij de bakplaten 10 te kunnen plaatsen indien dat nodig is.

De luchtinjectoren 200 zijn door de cirkelronde doorsneden van de doorvoerkokers 31, 34 en de bevestigingskokers 201 geheel instelbaar zwenkbaar om de hartlijn R in richting T zoals weergegeven in figuren 5 en 10 6, waardoor de uitstroomrichting van de uitlaatopening 207 te richten is ten opzichte van de bakplaten 10 die de luchtinjectoren 200 passeren. De bevestigingskokers 201 zijn daartoe voorzien van langgaten 206 (figuur 7) dwars op de hartlijn R van de bevestigingskokers, waar doorheen 15 schroeven 40 zijn vastgezet in de luchtdoorlaatkokers 31, 34 .

In bedrijf van de bakoven 1 wordt door de werking van de aanjager 28 een luchtcirculatie op gang gehouden in de ovenkolom 20. De lucht wordt hierbij horizontaal door de 20 luchtinjectoren 200 aan het eerste luchtdistributiekanaal 30 in richting M (figuur 3A) afgezogen en via de subkanalen 63 afgebogen, waarna de lucht in richting Q verticaal omhoog en vervolgens door de opening 35 langs de aanjager 28 wordt gedreven. Vervolgens stroomt de lucht in verticale 25 richting P (figuur 4B) omlaag langs de buizen 38 van de warmtewisselaar van de geactiveerde vuurhaarden 37 om (opnieuw) te worden verwarmd, waarna de lucht via opening 36 in richting N (figuur 3A) door de subkanalen 68 van het tweede luchtdistributiekanaal 33 omhoog wordt gevoerd. De 30 lucht wordt hierbij gelijkmatig over de subkanalen 68 verdeeld. Na afbuigen in de subkanalen 68 in richting K wordt de lucht in horizontale richting in de luchtinjectoren 200 aan het tweede luchtdistributiekanaal 33 gevoerd. Door de instelling van de luchtdoseerplaten 214 3 5 en het kleiner worden van de doorsnede van de luchtinjectoren in stroomrichting K wordt de lucht afgebogen en evenredig over de lengte van de bakplaten 10 14 in richting L (figuur 6) over en tussen de bakplaten gedreven, waarbij de richting L van de stroming wordt gericht door de lamellen 230. De stroming L kan turbulent zijn, waardoor de baguettes rondom met warme lucht worden 5 beslagen.

Zoals weergegeven in figuur 6 zijn de luchtinjectoren 200 zodanig in richting T gericht dat de warme lucht in de doorstroomrichting L opwaarts tussen de bakplaten 10 wordt gedreven, waardoor de baguettes 11 10 slechts indirect met warme lucht worden beslagen. De ingebrachte lucht wordt door de onderdruk als gevormd door de luchtinjectoren 200 aan het eerste luchtdistributiekanaal 32 weer teruggevoerd naar de verwarmingskast 29 om opnieuw te worden verwarmd. De 15 draairichting van de aanjager 28 wordt periodiek, bijvoorbeeld elke twee minuten gekeerd, waardoor de luchtstroom L over de baguettes wordt omgekeerd en de baguettes 11 aan beide zijden gelijkmatig worden gebakken.

Per ovenkolom 20, 70, 80, 90 wordt een min of 20 meer gesloten luchtstroom op gang gebracht, waardoor de warmeluchtstromen van de ovenkolommen elkaar nauwelijks beïnvloeden. Aanvullend kan tussen de ovenkolommen 20, 70, 80, 90 een scheidingswand van thermisch isolerend materiaal worden geplaatst. De eerste twee warmeluchtinstallaties 25, 25 75 bezitten elk twee vuurhaarden voor een snelle opwarming van de koud ingevoerde baguettes 11, de derde en vierde warmeluchtinstallatie 85, 95 bezitten elk slechts één vuurhaard om de warmte in de baguettes 11 te handhaven.

1032727

Claims (31)

1. Oven voor deegproducten, omvattend een ovenkamer met transportmiddelen voor het volgens een verticale transportbaan door de ovenkamer transporteren van meerdere houders met deegproducten, en een aantal boven 5 elkaar geplaatste, horizontaal opgestelde stroomkamers aan althans een zijde van de transportbaan, waarbij de stroomkamers zijn ingericht voor het in horizontale richting toevoeren van verwarmde lucht en het daarbij afbuigen van de lucht naar de ovenkamer voor het 10 gelijkmatig over een houder verdelen van de toegevoerde lucht.

2. Oven volgens conclusie 1, waarbij de stroomkamers een doorstroomprofiel bezitten waarvan de grootte in toevoerrichting afneemt.

3. Oven volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stroomkamers zijn ingericht voor het dwars op de horizontale toevoerrichting richten van de toegevoerde lucht.

4. Oven volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij de stroomkamers zich uitstrekken langs een zijde van de transportbaan van de houders.

5. Oven volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een verwarmingseenheid met luchtverwarmingsmiddelen, die is opgesteld naast de 25 transportbaan, waarbij de stroomkamers vanaf de verwarmingseenheid in de ovenkamer reiken.

6. Oven volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen zijn ingericht voor het volgens meerdere opeenvolgende verticale transportbanen 30 door de ovenkamer transporteren van de houders, waarbij de stroomkamers zijn opgesteld voor het voeren van een in 1032727 hoofdzaak gesloten luchtcirculatie per transportbaan.

7. Oven volgens een der voorgaande conclusies, omvattend luchttoevoermiddelen voor het toevoeren van verwarmde lucht naar de boven elkaar opgestelde 5 stroomkamers, waarbij de luchttoevoermiddelen zijn ingericht voor het gelijkmatig verdelen van de verwarmde lucht over de stroomkamers.

8. Oven volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stroomkamers zijn begrensd door horizontaal 10 gelegen luchtinjectoren met een serie luchtuitlaten, bij voorkeur aaneengesloten, voor het afgeven van de toegevoerde lucht.

9. Oven volgens conclusie 8, waarbij de serie luchtuitlaten zich uitstrekt in lengterichting van de 15 luchtinjectoren, bij voorkeur evenwijdig aan een zijde van een houder.

10. Oven volgens conclusie 8 of 9, waarbij de luchtuitlaten zijn gericht voor het naar een houder afgeven van de toegevoerde lucht.

11. Oven volgens een der conclusies 8-10, waarbij de luchtuitlaten zijn gericht voor het tussen de houders afgeven van de toegevoerde lucht, waarbij de transportmiddelen bij voorkeur zijn ingericht voor het periodiek stilhouden van de verticaal getransporteerde 25 houders, waarbij de stilstandpositie van de houders is afgestemd op de positie van de luchtuitlaten voor het tussen de houders afgeven van de toegevoerde lucht.

12. Oven volgens conclusie 10 of 11, waarbij de luchtuitlaten zijn gericht voor het met een verticale, bij 30 voorkeur opwaarts of neerwaarts verticale richtingscomponent naar of tussen de houders brengen van de toegevoerde lucht.

13. Oven volgens een der conclusies 8-12, omvattend instelmiddelen voor het instellen van een 35 uitstroomrichting van de serie luchtuitlaten.

14. Oven volgens conclusie 13, waarbij de instelmiddelen zijn ingericht voor het in verticale richting instellen van uitstroomrichting van de luchtuitlaten.

15. Oven volgens conclusies 14, waarbij de luchtinjectoren draaibaar zijn om een horizontale as voor 5 het instellen van de uitstroomrichting van de luchtuitlaten in een verticaal vlak.

16. Oven volgens een der conclusies 13-15, waarbij de instelmiddelen zijn ingericht voor het in horizontale richting instellen van de uitstroomrichting van 10 de luchtuitlaten.

17. Oven volgens een der conclusies 13-16, waarbij de instelmiddelen één of meer richtlamellen omvatten ter hoogte van de luchtuitlaten, waarbij de richtlamellen bij voorkeur instelbaar zwenkbaar zijn ten 15 opzichte van de luchtuitlaten, bij voorkeur in horizontale en/of verticale richting.

18. Oven volgens conclusie 17, waarbij de instelmiddelen meerdere richtlamellen omvatten die verdeeld zijn over de serie luchtuitlaten, waarbij de lamellen 20 onderling instelbaar zwenkbaar zijn.

19. Oven volgens een der conclusies 8-18, omvattend instelmiddelen voor het instellen van een uitstroomvolume van de serie luchtuitlaten.

20. Oven volgens conclusie 19, waarbij de 25 instelmiddelen zijn ingericht voor het variabel over de serie instellen van het uitstroomvolume.

21. Oven volgens conclusie 19 of 20, waarbij de instelmiddelen ten minste één beweegbaar vizier omvatten ter hoogte van de luchtuitlaten, waarbij het vizier bij 30 voorkeur een luchtspleet omvat.

22. Oven volgens conclusie 21, waarbij de instelmiddelen meerdere over de serie luchtuitlaten verdeelde vizieren omvatten.

23. Oven volgens een der conclusies 8-22, waarbij 35 de luchtinjector een langwerpig kokerdeel omvat dat zich in hoofdzaak vrij van de transportbaan uitstrekt in de ovenkamer, waarbij een wand van het kokerdeel ten minste één luchtuitlaat omvat.

24. Oven volgens conclusie 23, waarbij de wand van het kokerdeel in hoofdzaak vrij gelegen is van wanddelen van de oven die de ovenkamer begrenzen.

25. Oven volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aantal horizontale stroomkamers in omgekeerde richting deel uitmaken van een luchtkringloop met een aangedreven luchtstuwer.

26. Oven volgens conclusie 25, omvattend twee 10 stroomkamers aan weerszijden van de transportbaan, waarbij de twee stroomkamers in eenzelfde horizontaal vlak gelegen zijn en deel uitmaken van de luchtkringloop.

27. Oven volgens conclusie 25 of 26, waarbij een richting van de luchtkringloop is bepaald door een 15 aandrijfrichting van de luchtstuwer.

28. Oven volgens een der conclusies 25-27, omvattend besturingsmiddelen voor het periodiek wisselen van de aandrijfrichting van de luchtstuwer, waarbij de besturingsmiddelen bij voorkeur instelmiddelen omvatten 20 voor het instellen van de periode van de be s tur ingsmidde1en.

29. Oven voor deegproducten, omvattend een ovenkamer met transportmiddelen voor het volgens een verticale transportbaan door de ovenkamer transporteren van 25 meerdere houders met deegproducten, en luchtverwarmingsmiddelen die zijn ingericht voor het genereren van een luchtkringloop door de ovenkamer door middel van een aangedreven luchtstuwer, waarbij de richting van de luchtkringloop is bepaald door een aandrij f richting 30 van de luchtstuwer.

30. Werkwijze voor het in een oven verwarmen van deegproducten, waarbij de oven omvat een ovenkamer met transportmiddelen voor het volgens een verticale transportbaan door de ovenkamer transporteren van meerdere 35 houders met de deegproducten, waarbij de transportmiddelen zijn voorzien van draagmiddelen voor het boven elkaar op afstand van elkaar dragen van de houders, waarbij de werkwijze omvat het met vaste doorvoertijd door de oven voeren van de draagmiddelen, en het volgens een gewenste capaciteit selectief op de draagmiddelen plaatsen van houders met deegproducten.

31. Oven voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1032727