NL1027054C2 - Buggy. - Google Patents

Description

Buggy

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een buggy omvattende een frame waarop een houder voor een kind, zoals een zitje, plaatsbaar is, waarbij het frame 5 omvat: • voor- en achterwielen; • een trek- en duwbeugel met een rechter trek-duw-stang en een linker trek-duw-stang; • een rechter en een linker voorwielstang die van die voorwielen draagt; | 10 ♦ een rechter en een linker achterwielstang die van die achterwielen draagt; • een rechter en een linker draagpen voor het dragen van de houder; • een rechter koppelorgaan waaraan de rechter voorwielstang via een rechter voorwielstang-schijf, de rechter achterwielstang via een rechter achterwielstang-schijf, de rechter trek-duw-stang en de rechter draagpen zodanig zijn bevestigd 15 dat de rechter voorwielstang-schijf en de rechter achterwielstang-schijf onderling verdraaibaar zijn rond een schamierhartlijn die in wezen dwars op de voorwielstangen, de achterwielstangen, de trek-duw-stangen en de draagpentien verloopt; i • een linker koppelorgaan waaraan de linker voorwielstang via een linker 20 voorwielstang-schijf, de linker achterwielstang via een linker achterwielstang- schijf, de linker trek-duw-stang en de linker draagpen zodanig zijn bevestigd dat de linker voorwielstang-schijf en de linker achterwielstang-schijf onderling verdraaibaar zijn rond de schamierhartlijn; waarbij het rechter en linker koppelorgaan elk vergrendelbaar zijn in een of meer 25 standen waarin de rechter voorwielstang en de rechter achterwielstang respectievelijk de linker voorwielstang en de linker achterwielstang onderling gefixeerd zijn, alsook vanuit die standen ontgrendelbaar zijn.

Een dergelijke buggy is bekend uit WO 00/06437. Bij deze bekende buggy is sprake van, beschouwd ten opzichte van de rijrichting, aan weerszijden voorziene 30 achterwielen, aan weerszijden voorziene voorwielen, aan weerszijden voorziene voorwielstangen, aan weerszijden voorziene achterwielstangen alsook een trek-duw-beugel. De wielstangen dragen telkens aan een eind een wiel. De andere einden van de wielstangen alsook de vrije einden van de beugel komen telkens samen aan weerszijden 1027054 2 van het frame in een koppeling die onderling scharnieren van de wielstangen toelaat. Voorts is het frame aan weerszijden bij elke koppeling voorzien van een draagpen die met een eind aan de respectieve koppeling is bevestigd en met het andere eind vrij uitsteekt. Over elke draagpen laat zich telkens een hulsvormig orgaan schuiven. Tussen 5 beide hulsvormige organen is dan een zitje bevestigd. Het ten opzichte van elkaar verdraaien van de voorwielstangen en de achterwielstangen is bij deze buggy zeer praktisch om het frame vanuit een stabiele rijstand, waarin de voorwielen en de achterwielen op afstand uit elkaar liggen, naar een compacte opklapstand te kunnen brengen, waarin de voorwielen tussen de achterwielen in liggen. Om te voorkomen dat 10 tijdens het rijden de voorwielstangen en de achterwielstangen ten opzichte van elkaar kunnen verdraaien zijn bij WO 00/06437 het rechter en het linker koppelorgaan vergrendelbaar om de voorwielstangen en de achterwielstangen ten opzichte van elkaar te kunnen fixeren. Hierbij is zelfs sprake van twee grendelstanden. Een eerste grendelstand waarbij de voorwielen en achterwielen uit elkaar geplaatst zijn om een 15 stabiel rijdende buggy te verkrijgen en een andere stand waarin een paar wielen tussen het andere paar wielen ligt (dus in de compacte stand) waarbij dan een soort kruiwagen wordt verkregen in welke toestand de buggy ook nog bruikbaar is. De vergrendeling wordt hier verkregen met een tweedelig grendelmechanisme. Het ene deel van het grendelmechanisme is voorzien aan het buggyframe zelf, te weten aan de 20 koppelorganen daarvan. Het andere deel van het grendelmechanisme is telkens voorzien aan het zitje, en wel aan de over de draagpennen te schuiven hulzen waartussen het zitje is opgehangen. Het framezijdige gedeelte van het grendelmechanisme bestaat per koppelorgaan in wezen uit twee schijven. De ene schijf draagt de achterwielstangen en de andere schijf draagt de voorwielstangen. Langs de 25 tegen elkaar liggende vlakken van deze schijven zijn uitsparingen voorzien. Door verdraaien van de schijven is te bereiken dat er een uitsparing in de ene schijf precies tegenover een uitsparing in de andere schijf ligt of dat juist een of meer uitsparingen in de ene schijf precies tegenover een uitsparingsloos gedeelte van de andere schijf liggen. De zitjezijdige hulzen zijn aan hun onderzijde telkens voorzien van een uitsteeksel. Dit 30 uitsteeksel is zodanig gedimensioneerd dat het precies past in twee tegenover elkaar liggende uitsparingen van aangrenzende schijven, maar niet past in een enkele uitsparing. Door nu die uitsparingen zodanig in de schijven te voorzien dat bij een gewenste vergrendelstand telkens twee uitsparingen van de aangrenzende schijven 1027054 ' 3 tegenover elkaar liggen precies onder de draagpen, is te bereiken dat in die stand een vergrendeling mogelijk is wanneer een genoemde huls over de draagpen is geschoven en met zijn uitsteeksel in de tegenover elkaar liggende uitsparingen steekt.

De onderhavige uitvinding heeft nu tot doel te verschaften een buggy van de in 5 de aanhef van conclusie 1 genoemde soort, waarbij de onderlinge vergrendeling van de voorwielstangen en achterwielstangen ten opzichte elkaar met zeer hoge betrouwbaarheid en gemakkelijk is te verkrijgen.

Dit doel wordt bij een buggy volgens de aanhef van conclusie 1 bereikt doordat ten minste een genoemd, bij voorkeur elk respectief, koppelorgaan een aan het frame 10 voorzien grendelmechanisme omvat, waarbij elk grendelmechanisme omvat: • een op de respectieve draagpen voorziene nok die beweegbaar is tussen enerzijds een, beschouwd in dwarsrichting van de pen en ten opzichte van de pen, uitstekende stand en anderzijds een teruggetrokken stand; • een aan de respectieve draagpen voorziene, in langsrichting van de respectieve 15 draagpen verschuifbare penschuif met een eerste naar de nok gekeerd eind en een tweede naar de schamierhartlijn gekeerd eind; • een spanstelsel ingericht om de penschuif en nok zodanig voor te spannen dat, terwijl de penschuif met het eerste eind de nok contacteert, de nok een in de richting van de uitstekende stand drijvende voorspankracht ondervindt; 20 waarbij het grendelmechanisme is ingericht om bij indrukken van de nok, tegen de voorspankracht in, vanuit de uitstekende stand naar de teruggetrokken stand, de penschuif, tegen de voorspankracht in, naar de schamierhartlijn te drukken zodanig dat het grendelmechanisme vanuit een met de uitstekende stand van de nok corresponderende vrijgeefstand, waarin de respectieve achterwielstang-schijf en de 25 respectieve voorwielstang-schijf onderling kunnen verdraaien, overgaat naar een met de teruggetrokken stand van de nok corresponderende grendelstand, waarin de respectieve achterwielstang-schijf en de respectieve voorwielstang-schij f onderling onverdraaibaar zijn.

Opgemerkt wordt dat de in conclusie 1 en in de rest van de aanvrage gehanteerde 30 begrip linker en rechter alsook voor en achter (in relatie tot bijvoorbeeld, voorwielstang en achterwielstang) betrekkelijk willekeurig zijn, namelijk afhankelijk van de positie van de beschouwend persoon ten opzichte van de buggy. Dit is van belang om te realiseren daar net als bij WO 00/06437 ook de buggy volgens de uitvinding in beide 1027054 4 tegenovergestelde rijrichtingen zowel getrokken als geduwd kan worden, men kan namelijk de trek-duwbeugel vanaf de ene set wielen naar de andere set wielen omklappen. Aan de hand van de figuurbeschrijving zal dit nog iets nader geïllustreerd worden. De begrippen links, rechts, linker, rechter en voor- en achter- zijn in dit 5 opzicht dus onderling verwisselbaar.

Bij de buggy volgens de uitvinding is per koppelorgaan telkens het gehele grendelmechanisme aan het frame voorzien in plaats van slechts een gedeelte (zoals bij WO 00/06437) dat met een niet aan het frame voorzien ander gedeelte moet samenwerken om een grendelmechanisme te kunnen vormen. Bij de onderhavige 10 uitvinding is het gehele grendelmechanisme aan het frame voorzien. Door het gehele grendelmechanisme op het frame te voorzien, wordt het grendelmechanisme heel gemakkelijk in werking gesteld.

Door bij de buggy volgens de uitvinding het bedieningsorgaan van het grendelmechanisme, namelijk de nok, te voorzien op dat gedeelte van het frame dat 15 bestemd is om de kindhouder te dragen, namelijk de draagpen, is te bereiken dat bediening van het bedieningsorgaan, de nok, met zekerheid samenvalt met het op het frame plaatsen van die houder. De penschuif vormt hierbij zeer effectieve overbrenging van een aan de nok opgedrongen beweging naar een vergrendelbeweging in of bij het respectieve koppelorgaan. Door beweging van het grendelmechanisme is op 20 eenvoudige wijze te realiseren een onderlinge fixatie van de schijven waaraan enerzijds de voorwielstangen en anderzijds de achterwielstangen zijn bevestigd. Het grendelmechanisme zal dan voor vergrendeling ineen grijpen met beide schijven en voor vrijgave met ten minste een van deze schijven niet ineengrijpen. De ineengrijping van het grendelmechanisme met beide schijven is bijvoorbeeld te realiseren door de 25 penschuif zodanig uit te voeren en aan de pen te voorzien, dat bij verschuiving daarvan naar de grendelstand het tweede, naar de schamierhartlijn gekeerde eind van de penschuif ingrijpt in de uit WO-00/06437 bekende tegenoverliggende uitsparingen in beide schijven (zie bijvoorbeeld de uitsparingen met referentienummers 14 en 15 in fig. 6 van WO-00/06437).

30 Het spanstelsel zorgt ervoor dat het grendelmechanisme volgens de uitvinding is voorgespannen naar de vrijgeefstand, zodanig dat na wegname van de bedieningskracht op de nok het grendelmechanisme vanzelf weer terugkeert naar de vrijgeefstand.

1027054"1 5

Hoe de bediening van de nok precies plaatsvindt, kan als zodanig op velerlei manieren. Men kan bijvoorbeeld na het op de draagpen plaatsen van de kind-houder een ring verdraaien of een bedieningsschuif verschuiven teneinde de nok van elk grendelmechanisme in te drukken. Voorts zij opgemerkt dat als zodanig de draagpen bij 5 de buggy volgens de uitvinding eventueel een holle pen, zoals een buisvormig orgaan, kan zijn waarbij de nok dan bij de uitstekende stand in het inwendige van de pen uitsteekt en bij de teruggetrokken stand geheel of gedeeltelijk in de binnenwand van de pen is opgenomen. Het verdient echter de voorkeur de nok aan de buitenzijde van de draagpen te voorzien, zodat deze voor de gebruiker van de buggy ook goed 10 toegankelijk is om bijvoorbeeld de werking van het grendelmechanisme te testen geheel los van de kindhouder. Voorts biedt het aan de buitenzijde van de draagpen voorzien van de nok als voordeel dat de penschuif in het inwendige van de draagpen ondergebracht kan worden.

De buggy volgens de uitvinding laat bovendien toe dat een kindhouder, waar het 15 kind al in zit, zo op de draagpennen geplaatst wordt. De vergrendeling van de voorwiel en achterwielstangen komt dan vanzelf of eventueel na afzonderlijke bediening van een ring of schuif tot stand.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding loopt, bij uitstekende stand van de nok, het naar het vrije eind van de 20 draagpen gekeerde, buiten de draagpen gelegen gedeelte van de nok toe in de richting van dat vrije eind van de draagpen. Het toelopen van dit gedeelte van de draagpen verzekert een betrouwbare bediening middels een over de draagpen te schuiven buisvormig orgaan. Ten gevolge van genoemd toelopende gedeelte van de nok laat de nok zich dan geleidelijk bij verder erover schuiven van genoemd buisvormig orgaan 25 indrukken. Echter het toelopen van genoemd gedeelte van de draagpen kan ook van voordeel zijn bij andere wijze van bediening van de nok.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding heeft de nok een eerste eind dat in de uitstekende stand buiten de draagpen ligt en een tweede eind alwaar een kantelas is voorzien ten opzichte waarvan 30 de nok kantelbaar is, en is de zich tussen het eerste en tweede eind uitstrekkende, van het vrije eind van de draagpen afgekeerde zijde van de nok bol gekromd uitgevoerd.

Een dergelijke bol gekromde uitvoering vergemakkelijkt een afwikkelen van dit 1027054 6 gekromd uitgevoerde gedeelte van de nok langs het naar de nok gekeerde contactvlak van de penschuif.

Volgens een nog verdere voordelige uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding is het eerste, de nok contacterende eind van de penschuif afgeschuind op 5 zodanige wijze dat, beschouwd vanaf de lage zijde van de afschuining naar de hoge zijde van de afschuining, de afschuining verloopt in de terugtrekrichting van de nok. Aldus is op betrekkelijk eenvoudige wijze te realiseren dat al naar gelang de nok verder terugtrekt door indrukking daarvan de penschuif verder geduwd wordt weg van de nok, in het bijzonder weg van de kantelas daarvan.

10 Volgens een nog verdere voordelige uitvoeringsvorm van de buggy omvat het grendelmechanisme verder een aan het respectieve koppelorgaan voorziene, in langsrichting van de schamierhartlijn verschuifbare asschuif, waarbij het tweede eind van de penschuif de asschuif contacteert onder invloed van het spanstelsel, en waarbij het grendelmechanisme is ingericht om bij dat indrukken van de nok via de penschuif 15 de asschuif vanuit de vrijgeefstand daarvan naar de grendelstand te verschuiven. Een dergelijke asschuif maakt het mogelijk om de voorwielstang schijven en de achterwielstang schijven onderling te koppelen middels een in axiale richting verplaatsbaar element (verder ‘axiaal’ element genoemd), namelijk de asschuif of een onderdeel daarvan. Bij een dergelijk ‘axiaal’ element is de koppeling minder gevoelig 20 voor een onderling wijken van de te koppelen schijven. Voorts laat een dergelijk ‘axiaal’ element gemakkelijk toe dat de koppelkrachten over een groot oppervlak verdeeld worden, zodat het element veel hoger belastbaar is.

Verder laat een dergelijk ‘axiaal’ element veel gemakkelijker inbouw in een behuizing toe, zodat vervuiling van de feitelijke koppeling is te verhinderen. Bij toepassing van 25 een asschuif zal het grendelmechanisme als geheel zijn ingericht om, wanneer de nok, tegen de voorspankracht in, vanuit de uitstekende stand naar de teruggetrokken stand wordt gedrukt, de penschuif, tegen de voorspankracht in, naar de schamierhartlijn te drukken en met de penschuif de asschuif, eveneens tegen de voorspankracht in, langs de schamierhartlijn te verplaatsen vanuit een met de uitstekende stand van de nok 30 corresponderende vrijgeefstand van de asschuif, waarin de wielstangschijven onderling kunnen verdraaien, naar een met de teruggetrokken stand van de nok corresponderende grendelstand, waarin de wielstangschijven onderling onverdraaibaar zijn.

1027054 1 7

Met betrekking tot de asschuif in relatie tot de voorwielstang-schij f en de achterwielstang-schijf zij opgemerkt dat het volgens de uitvinding niet veel uitmaakt of de asschuif voor vergrendeling nu in aangrijping gebracht wordt met de achterwielstang-schijf of met de voorwielstang-schij f, althans veronderstellend dat in 5 elk geval bij vergrendeling aangrijping op de andere schijf ook verzekerd is.

Om overeenkomstige redenen als dat het van voordeel is dat het nok contacterende eind van de penschuif is afgeschuind, is het volgens een nog verdere uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding van voordeel wanneer het tweede, de asschuif contacterende eind van de penschuif een in de richting van de 10 schamierhartlijn toelopend, naar de asschuif gekeerd contactvlak omvat.

Volgens een nog verdere voordelige uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding omvat de asschuif een ringvormig lichaam waarvan de ashartlijn samenvalt met de schamierhartlijn. Aldus wordt een constructief eenvoudig in combinatie met de achterwielstang-schijf en de voorwielsstang-schijf te assembleren geheel verkregen.

15 Het is hierbij volgens de uitvinding van verder voordeel wanneer het ringvormige lichaam van de asschuif aan het naar de penschuif gekeerde eind een ten opzichte van de schamierhartlijn rotatie symmetrisch, toelopend, in het bijzonder conisch toelopend, vlak omvat. Aldus wordt bereikt dat de bedienbaarheid van de asschuif door de penschuif onafhankelijk is van de rotatiestand van de asschuif ten opzichte van de 20 ashartlijn. Daarnaast is het hierbij van voordeel wanneer het ringvormige lichaam aan het van de penschuif afgekeerde eind ten minste een grendelpen omvat die, beschouwd in de grendelstand, in een grendeluitsparing in de respectieve achterwielstangschijf of de respectieve voorwielstangschijf steekt en, beschouwd in de vrijgeefstand, uit die grendeluitsparing teruggetrokken is. Met het oog op enerzijds een betrouwbare 25 vergrendeling en anderzijds de mogelijkheid tot vergrendeling in verschillende standen is het hierbij volgens de uitvinding van voordeel wanneer de asschuif een veelheid van die grendelpennen omvat welke in omtreksrichting van het ringvormige lichaam verdeeld zijn aangebracht, alsmede een tenminste overeenkomstige veelheid van die grendeluitsparingen is voorzien.

30 Teneinde de grendelpen of grendelpennen tegen beschadiging of verbuiging te beschermen is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer die respectieve voorwielstangschijf respectievelijk die respectieve achterwielstangschijf per grendelpen 1027054 8 een grendelpengeleiding omvat waardoor telkens een grendelpen heen en weer verschuifbaar is.

Bij een nog verdere voordelige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het spanstelsel een voorgespannen veer, in het bijzonder een op druk voorgespannen veer, 5 die enerzijds aangrijpt op de asschuif en anderzijds aangrijpt op het respectieve koppelorgaan, zoals op de respectieve achterwielstang-schijf of op de respectieve voorwielstang-schijf. Een dergelijke veer laat zich betrekkelijk gemakkelijk installeren en heeft doordat deze inwerkt op de asschuif, en wel in de richting van de vrijgeefstand daarvan tot voordeel dat deze veer dan tevens bewerkstelligt dat de penschuif en de nok 10 bij onbediende nok naar de vrijgeefstand gedreven worden.

Volgens een nog verdere van voordeel zijnde uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding omvat de buggy verder een houder voor een kind, zoals een zitje, welke houder aan weerszijden is voorzien van een draagbuis waarin de draagpennen opneembaar zijn op een wijze dat de nokken door de draagbuizen vanuit de uitstekende 15 naar de teruggetrokken stand gedreven worden. Aldus is op eenvoudige wijze te verzekeren dat de grendelmechanismes naar de grendelstand gebracht worden door enkel de houder voor een kind (hier ook wel kind-houder genoemd), althans de draagbuizen daarvan, over de draagpennen te schuiven. Teneinde in een zo vroeg mogelijk stadium van het plaatsen van de kind-houder op het frame de vergrendeling 20 van de grendelmechanismes tot stand te brengen is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de nok telkens is voorzien bij het vrije eind van de draagpen.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een in de tekening schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht. Hierin toont: 25 Figuur 1 een perspectivisch, schematisch aanzicht van een buggy volgens de uitvinding, welke wegens het niet zichtbaar gemaakt zijn van onderdelen van het grendelmechanisme evenzeer weergeeft een buggy volgens de stand van de techniek, bijvoorbeeld een buggy als bekend uit WO 00/06437 of zoals door aanvraagster op de markt gebracht.

30 Figuur 2a een volledig geassembleerd rechter koppelorgaan met grendelmechanisme volgens de uitvinding en Fig. 2b een in wezen hetzelfde linker koppelorgaan doch met uiteengenomen delen, waarbij het in fig. 2a en b getoonde een detail vormt van de buggy als getoond in fig. 1.

10270 54 " 9

Figuren 3 a, 3b en 4 in dwarsdoorsnede respectievelijk in langsdoorsnede een koppelorgaan met grendelmechanisme volgens de uitvinding van een buggy volgens de uitvinding tonen, waarbij fig. 3a en fig. 3b verschillen in de zin dat fig. 3a een ontgrendeld grendelmechanisme toont en fig. 3b een vergrendeld grendelmechanisme.

5 Daar waar in het volgende naar fig. 2 of 3 wordt verwezen, wordt bedoeld figuur 2a en/of 2b respectievelijk figuur 3 a en/of 3b.

Fig. 1 toont een perspectivisch totaalaanzicht van een buggy volgens de uitvinding, alhoewel van de grendelmechanismen in het rechter 15 en linker 16 koppelorgaan niets te zien is.

10 De in fig. 1 getoonde buggy 1 omvat een frame 2 waarop een houder, in dit geval een zitje 3, voor een kind geplaatst is. De houder zou echter ook een reiswieg kunnen zijn. Bij deze uitvoeringsvorm omvat het frame twee zwenkwielen 4 en twee vaste wielen 5. De zwenkwielen 4 zijn kleiner dan de vaste wielen 5. Aannemend dat bij de in fig. 1 getoonde weergave de buggy 1 geduwd wordt, zullen de wielen 4 hier in het 15 vervolg de voorwielen genoemd worden en de wielen 5 de achterwielen. Opgemerkt zij echter dat wanneer de in fig. 1 afgebeelde buggy getrokken wordt, de wielen 5 als voorwielen en de wielen 4 als achterwielen zijn aan te merken. Hetzelfde geldt wanneer de trek-duw-beugel 6, zoals met de pijl 60 is aangegeven, naar de zijde van de wielen 4 gezwenkt is en men veronderstelt dat de buggy 1 geduwd wordt. Bij de volgens pijl 60 20 verzwenkte stand van de trek-duw-beugel 6 kan de buggy 1 overigens ook getrokken worden, in welk geval de wielen 4 als voorwielen en de wielen 5 als achterwielen zullen fungeren. Voor wat betreft de aanduidingen voor en achter, alsook de aanduidingen rechts en links zal in het navolgende echter worden vastgehouden aan de weergave als getoond in fig. 1. De schuin naar de kijker toegekeerde zijde van de 25 buggy 1 is dan de rechterzijde en de schuin van de kijker afgekeerde zijde van de buggy 1 is dan de linkerzijde.

Het frame 2 van de in fig. 1 afgebeelde buggy 1 heeft zoals gezegd een trek-duw-beugel 6. Deze trek-duw-beugel 6 omvat een rechter trek-duwstang 7 en een linker trek-duwstang 8. Het frame 2 omvat verder een rechter voorwielstang 9 en een linker 30 voorwielstang 10, welke voorwielstangen de voorwielen 4 dragen. De achterwielen 5 worden gedragen aan een rechter achterwielstang 11 en een linker achterwielstang 12.

De rechter trek-duwstang 7, de rechter voorwielstang 10 en de rechter achterwielstang 11 komen samen bij een rechter koppelorgaan 15. De linker 1Π27054 10 voorwielstang 10, de linker achterwielstang 12 en de linker trek-duwstang 8 komen samen bij een linker koppelorgaan 16.

Om te verzekeren dat tijdens gebruik van de buggy de voorwielstangen 9,10 en achterwielstangen 11,12 ten opzichte van elkaar onbeweeglijk zijn en blijven en 5 anderzijds om te bereiken dat deze wel ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, bijvoorbeeld om de buggy in te klappen of naar een andere gebruikstand te brengen, zijn het rechter en linker koppelorgaan elk zodanig in een of meer standen vergrendelbaar dat de rechter voorwielstang en de rechter achterwielstang respectievelijk de linker voorwielstang en de linker achterwielstang onderling gefixeerd 10 zijn, alsook vanuit die standen ontgrendelbaar.

In fig. 1 is verder te zien dat het frame 2 ter versteviging omvat een aantal dwarsstangen 50, 51 en 52. Deze dwarsstangen kunnen eventueel ook op andere plaatsen zijn voorzien en een of meer van de dwarsstangen kunnen eventueel ook vervallen.

15 Het zitje 3 is middels twee, aan elke zijde van het zitje 3 en draaghulzen 43 (waarvan er in fig. 1 aan de rechterzijde een zichtbaar is) op het frame 2 bevestigd. Het frame 2 is daartoe bij beide koppelorganen 15,16 voorzien van een draagpen 13 respectievelijk 14, welke in fig. 1 niet zichtbaar zijn doordat de hulzen 43 hierover heen geschoven zijn. Deze draagpennen 13 en 14 zijn echter beduidend beter zichtbaar in de 20 figuren 2, 3 en 4.

In figuren 2a en 2b, tezamen ook als figuur 2 aangeduid, is een detail van het frame 2 uit fig. 1 getoond, welk detail in wezen omvat de dwarsstang 52 met aan beide uiteinden daarvan de koppelorganen 15,16. In de figuren 2a en 2b zijn voorts de nabij de koppelorganen 15 en 16 gelegen einden van de trek-duwstangen 7, 8, de 25 voorwielstangen 9 en 10 en de achterwielstangen 11 en 12 getoond. Fig. 2a toont het rechter koppelorgaan 15 en fig. 2b toont het linker koppelorgaan 16.

Zoals in fig. 2 en deels ook in fig. 4 te zien omvat het rechter koppelorgaan 15 een rechter voorwielstangschijf 17 waaraan de rechter voorwielstang 9 is bevestigd alsmede een rechter achterwielstangschijf 19 waaraan de rechter achterwielstang 11 is 30 bevestigd, en omvat het linker koppelorgaan een linker voorwielstangschijf 18 waaraan de linker voorwielstang 10 is bevestigd en een linker achterwielstangschijf 20 waaraan de linker achterwielstang 12 is bevestigd. Voorts omvat elk koppelorgaan 15,16 een draagpenschijf 55, waaraan de respectieve draagpennen 13 en 14 zijn bevestigd, 1027054 11 alsmede beugelschijven 56 via welke de trek-duwstangen 7, 8 aan elk respectief koppelorgaan 15,16 zijn bevestigd. De vier schijven 17,18, 19,20, 55 en 56 van elk koppelorgaan 15 en 16 zijn gemonteerd op een gemeenschappelijke as 52, welke de schamierhartlijn 33 bepaalt. De draagpenschijven 55 zijn via een mof 57 en pen 58 op 5 de as 52 gefixeerd. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat er ook uitvoeringsvormen mogelijk zijn, zelfs door aanvrager voorzien zijn, waarbij geen van de schijven 17,18,19,20, 55 en 56 ten opzichte van de as 52 gefixeerd is.

Zoals in fig. 2 verder te zien, in het bijzonder bij het uiteengenomen weergegeven rechter koppelorgaan 16, is de draagpenschijf 55 ten opzichte van de 10 voorwielstangschijf 18 (17) gefixeerd middels ineengrijpende tanden 59 en nokken 61. Opgemerkt zij echter dat de draagpenschijf 55 en voorwielstangschijf 18 ook zeer wel ten opzichte van elkaar verdraaibaar kunnen zijn, waarbij deze onderlinge verdraaibaarheid dan bij voorkeur vergrendelbaar en ontgrendelbaar zal zijn.

Verder zijn bij elk koppelorgaan 15,16 de beugelschijven 56 ten opzichte van de 15 respectieve achterwielstangschij ven 19,20 verdraaibaar alsook vergrendelbaar in ten minste twee standen, bij voorkeur drie of meer standen. Deze ontkoppelbare vergrendeling tussen de beugelschijf 56 enerzijds en de respectieve achterwielschijf 19, 20 anderzijds kan als zodanig op diverse manieren gerealiseerd worden. Hoe deze vergrendeling gerealiseerd wordt staat relatief los van de onderhavige uitvinding. In fig. 20 2B is een mogelijke wijze voor uitvoering van een dergelijk grendelsysteem veraanschouwelijkt. Dit grendelsysteem omvat een bedieningsstang 61 die met een haak 62 in een gat 63 van een schijf 64 haakt. Aldus is de schijf 64 middels de bedieningsstang 61 te verdraaien. Op de schijf 64 is roteerbaar rond twee aspunt 65 telkens een arm 66 voorzien met een uitstekende nok 67. Deze nokken 67 liggen in aan 25 de binnenzijde van schijf 56 voorziene geleidingssleuven (niet zichtbaar) en worden door bedieningsstang 61 omhoog te trekken vanuit een uit de geleidingssleuven radiaal uitstekende stand geheel in de geleidende sleuf teruggetrokken. In de radiaal uitstekende stand kunnen de nokken dan in uitsparingen 68 in de achterwielstangschijf 19 respectievelijk 20 grijpen en aldus onderlinge rotatie van de schijven 56 enerzijds en 30 19, 20 anderzijds verhinderen, terwijl ze in de teruggetrokken stand uit die uitsparing 68 zijn teruggetrokken. Door de uitsparing 68 op geschikte plekken te voorzien is de trek-duwbeugel 6 aldus in diverse standen ten opzichte van de achterwielstangen 11 en 12 vergrendelbaar. In het bijzonder zal hierbij voor wat betreft de vergrendelstanden 1027054 12 sprake zijn van de in fig. 1 getoonde stand alsmede een middels pijl 60 uit fig. 1 aangeduide tweede stand. In de tweede stand is de trek-duwbeugel 6 over circa 80-120 graden ten opzichte van de eerste, in fig. 1 getoonde stand, verdraaid. Ten behoeve van een zogenaamde kruiwagenstand, zoals ook beschreven in WO 00/06437 zal de beugel 5 6 eventueel nog in een derde of zelfs een vierde stand vergrendelbaar zijn. In een dergelijke derde stand zal de beugel 6 met zijn stangen 7,8 in het verlengde liggen van de achterwielstangen 11,12 of in het verlengde van de voorwielstangen 9,10. Eventueel is de beugel 6 ook in het verlengde van zowel de achterwielstangen 11,12 als de voorwielstangen 9,10 te brengen in welk geval dus sprake kan zijn van vier 10 standen. Eventueel zijn ook nog wel vijf standen of meer denkbaar, bijvoorbeeld om de beugel 6 al naar gelang de lengte van de gebruiker hoger of lager te plaatsen. Opgemerkt zij overigens dat het ook zeer wel denkbaar is dat de kruiwagenstand of eventueel de kruiwagenstanden realiseerbaar zijn door de beugel 6 in slechts twee standen vergrendelbaar uit te voeren. In dat geval zal de in fig. 1 afgebeelde stand en de 15 in fig. 1 met 60 schematisch aangeduide stand van de beugel bij voorkeur ongeveer zo zijn dat deze in het verlengde ligt van de voorwielstangen 9,10 respectievelijk de achterwielstangen 11,12.

In het navolgende zal specifiek op het grendelmechanisme voor het onderling vergrendelen van de voorwielstangen en de achterwielstangen ingegaan worden. Zoals 20 al aangegeven is dit grendelmechanisme in het bijzonder zowel in het linker als in het rechter koppelorgaan voorzien. Het zal de vakman echter duidelijk zijn dat het eventueel denkbaar is slechts in een van de koppelorganen een dergelijk grendelmechanisme te voorzien, en dat dit ook geheel binnen de reikwijdte van de onderhavige uitvinding is, doch dat dit met enige instabiliteit aan het frame gepaard zal 25 kunnen gaan omdat dan aan de ene zijde van het frame onderling bewegen van de voorste en de achterste wielstangen verhinderd is terwijl dit aan de andere zijde wel is toegelaten. Indien echter de buggy additioneel ook nog voorzien is van een ander vergrendelingssysteem voor het vergrendelen van de voorwielstangen en de achterwielstangen, bijvoorbeeld een systeem zoals bekend uit WO 00/06437, en het 30 grendelmechanisme volgens de uitvinding enkel ter verhoging van de veiligheid wordt toegepast, dan hoeft een dergelijke instabiliteit aan het frame een minder groot probleem te vormen. Men zal een dergelijke instabiliteit dan namelijk gemakkelijk merken en dan weten dat de hoofdvergrendeling, zoals bijvoorbeeld die als bekend uit ,102705 13 WO 00/06437 niet functioneert. In de praktijk zal het grendelmechanisme volgens de uitvinding echter uit betrouwbaarheidsoverweging aan weerszijden toegepast worden.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding is het grendelmechanisme in wezen opgebouwd uit drie onderdelen, te weten een 5 bedieningsorgaan, de nok 21, een overbrengingsorgaan, te weten de penschuif 23, en een grendelorgaan, te weten de asschuif 22, welke bij dit uitvoeringsvoorbeeld verder grendelschuif genoemd zal worden. Door de grendelschuif 22 zodanig uit te voeren dat deze is te verschuiven tussen een stand waarin deze aangrijpt op zowel de voorwielstangschijf 17,18 als de achterwielstangschijf 19,20 en een stand waarin deze 10 niet op beide genoemde schijven doch slechts op een van de genoemde schijven of geen van de genoemde schijven aangrijpt is vergrendeling respectievelijk ontgrendeling te realiseren. Dat een dergelijke aangrijping op beide schijven tegelijk alsook op een of geen van beide schijven op velerlei uiteenlopende manieren realiseerbaar is, zal de vakman zonder meer inzien. In tegenstelling tot hetgeen is afgebeeld zou de 15 grendelschuif bij voorbeeld een heen en weer verschuifbare spie kunnen zijn.

Teneinde te bewerkstelligen dat de grendelschuif 22 is voorgespannen in de richting van de vrijgeefstand daarvan (dat wil zeggen de ontgrendelde stand) is er voorzien in een spanstelsel 26. Bij de afgebeelde uitvoeringsvorm bestaat dit spanstelsel uit een spiraalveer 26, welke op druk is voorgespannen. Deze spiraalveer 26 20 ligt bij de getoonde uitvoeringsvorm in geassembleerde toestand gedeeltelijk in het inwendige van de grendelschuif 22 (zie fig. 4) om met het ene eind op de grendelschuif 22 aan te grijpen. Het andere eind van de spiraalveer 26 grijpt aan op de voorwielstangschijf 18. De bewegingsvrijheid van de grendelschuif 22 wordt enerzijds beperkt door de voorwielstangschijf 18 en anderzijds door de draagpenschijf 55. In de 25 vrijgavestand zal de grendelschuif 22 tot aanslag komen tegen de draagpenschijf 55.

Het zal de vakman hierbij zonder meer duidelijk zijn dat de grendelschuif 22 dan ook zo kan worden uitgevoerd dat deze met het vergrendelen van de voorwielstangschijf 17,18 en de achterwielstangschijf 19,20 tegelijkertijd de draagpenschijf 55 vergrendelt ten opzichte van genoemde voorwielstang- en 30 achterwielstangschijven, terwijl in de vrijgavestand de draagpenschijf 55 ten opzichte van de voorwielstangschijf 17,18 en/of achterwielstangschijf 19,20 verdraaibaar kan zijn. Dit is bijvoorbeeld te realiseren door op het omtreksvlak van de grendelschuif 22 een of meer nokken te voorzien die in de grendelstand zijn opgenomen in in het 1027054 14 inwendige van de draagpenschijf 55 gevormde radiale uitsparing en die in de vrijgeefstand geheel vrij liggen om rotatie van de draagpenschijf 55 ten opzichte van de grendelschuif 22 toe te laten, waarbij verder de grendelschuif 22 middels ten minste een grendelpen 40 permanent aangrijpt in een grendelpenboring 42 in de 5 voorwielstangschij f 17,18.

Bij de getoonde uitvoeringsvorm is de grendelschuif 22 uitgevoerd als een in wezen ringvormig lichaam 37 met als gezegd een opnameholte voor de spanveer 26. Aan een uiteinde is dit ringvormige lichaam 37 voorzien van een veelheid over de omtrek van het lichaam 37 verdeeld aangebrachte grendelpennen 40 en aan het andere 10 eind is dit lichaam 22 voorzien van een conisch toelopend vlak 38. In de voorwielstangschij f 18 is een met het aantal grendelpennen 40 overeenkomstig aantal grendelpengeleidingen 42 gevormd, waarin de grendelpennen zowel in de vrijgeefstand als in de grendelstand liggen. Ingeval van de grendelstand steken de grendelpennen 40 echter aan de van de grendelschuif 22 afgekeerde zijde van de voorwielstangschij f 17, 15 18 uit die voorwielstangschijf 17,18 uit om aan te grijpen in grendeluitsparingen 41, welke zijn gevormd in de achterwielstangschijf 19,20.

De grendelschuif 22 wordt bediend door een op het conische eindvlak 38 daarvan aangrijpende afschuining 36 aan het benedeneind 25 van de penschuif 23. Door de penschuif 23 dwars op de schamierhartlijn 33 naar de schamierhartlijn 33 toe te 20 drukken wordt de grendelschuif 22 van de vrijgeefstand naar de grendelstand gedrukt.

Voor het naar de schamierhartlijn 33 toe drukken van de penschuif 23 is een nok 21 voorzien. Deze nok 21 grijpt aan op het van de schamierhartlijn 33 afgekeerde eind 24 van de penschuif 23. Om inwerking van de nok 21 op dit eind 24 te vergemakkelijken, is het eind 24 van de penschuif 23 afgeschuind. Deze afschuining 25 heeft een lage zijde 34 en een hoge zijde 35 (zie fig. 3). De nok 21 is aan de naar de penschuif 23 toegekeerde zijde bol gekromd uitgevoerd. Deze bol gekromde vorm 32 bewerkstelligt een soepele afwikkeling van het gekromde vlak 32 langs de afschuining 34-35, wanneer de nok 21 rond een kantelpen 31 kantelt. De kantelpen 31 is voorzien bij het binnenin de draagpen 13,14 gelegen eind 30. Dit eind 30 van de nok 21 ligt 30 tegenover het eind 29 van de nok. Het eind 29 van de nok ligt bij vrijgavestand van het grendelmechanisme in een ten opzichte van de draagpen 13,14 uitstekende stand. In de grendelstand zal dit eind 29 bij voorkeur geheel, eventueel gedeeltelijk in de draagpen 13,14 teruggetrokken zijn. Het naar het vrije eind 27 van de draagpen 13,14 gekeerde 1 n?7054 '' 15 gedeelte 28 van het in vrijgavestand uitstekende eind 29 van de nok 21 is in de richting van het vrije eind 27 van de draagpen 13,14 toelopend uitgevoerd. Dit vergemakkelijkt het bedienen van de nok 21 door een huls 43 die overeenkomstig pijl 70 van bovenaf op de draagpen 13,14 geschoven wordt. De inwendige afmetingen van de huls 43 5 zullen bij voorkeur op een geringe speling na overeenkomen met de uitwendige afmetingen van de draagpen 13,14.

Door de nok 21 nu aan het boveneind van de draagpen 13,14 te plaatsen wordt bereikt dat het grendelmechanisme direct vanuit de vrijgave stand naar de grendelstand wordt gebracht zodra er een begin wordt gemaakt met het over de draagpen 13,14 10 schuiven van de huls 43.

Opgemerkt wordt dat bij de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm van de buggy volgens de uitvinding tevens de uit WO 00/06437 bekende vergrendeling zichtbaar en toegepast is, zie de uitsparingen 70 en 71 in de achterwielstangschijf 20 respectievelijk voorwielstangschij f 21. Wanneer dergelijke uitsparingen 70 en 71 precies tegenover 15 elkaar liggen en aan de onderzijde van de huls 43 een uitsteeksel (zie WO 00/06437 j figuur 4 referentienummer 16 voor een dergelijk uitsteeksel) is voorzien, dan kan aldus een dubbele vergrendeling worden verkregen wanneer de huls 43 volledig over de draagpennen 13,14 is geschoven. Deze dubbele vergrendeling is, zoals al eerder opgemerkt niet noodzakelijk, doch wel praktisch, al is het alleen maar om kindhouders, 20 zoals zitjes 3, die al op de markt zijn voor een buggy als bekend uit WO 00/06437 ook bruikbaar te doen zijn bij het buggyframe volgens de onderhavige uitvinding.

25 m?7054

Claims (14)

1. Buggy (1) omvattende een frame (2) waarop een houder, zoals een zitje (3), voor een kind plaatsbaar is, waarbij het frame (2) omvat: 5. voor- en achterwielen (4 resp. 5); • een trek- en duwbeugel (6) met een rechter trek-duw-stang (7) en een linker trek-duw-stang (8); • een rechter (9) en een linker (10) voorwielstang die van die voorwielen (4) draagt; 10. een rechter (11) en een linker (12) achterwielstang die van die achterwielen (5) draagt; • een rechter (13) en een linker (14) draagpen voor het dragen van de houder (3); • een rechter koppelorgaan (15) waaraan de rechter voorwielstang (9) via een 15 rechter voorwielstang-schijf (17), de rechter achterwielstang (11) via een rechter achterwielstang-schijf (19), de rechter trek-duw-stang (7) en de rechter draagpen (13) zodanig zijn bevestigd dat de rechter voorwielstang-schijf (17) en de rechter achterwielstang-schijf (19) onderling verdraaibaar zijn rond een schamierhartlijn (33) die in wezen dwars op de 20 voorwielstangen (9,10), de achterwielstangen (11,12), de trek-duw-stangen (7,8) en de draagpennen (13,14) verloopt; • een linker koppelorgaan (16) waaraan de linker voorwielstang (10) via een linker voorwielstang-schijf (18), de linker achterwielstang (12) via een linker achterwielstang-schijf (20), de linker trek-duw-stang (8) en de linker 25 draagpen (14) zodanig zijn bevestigd dat de linker voorwielstang-schijf (18) en de linker achterwielstang-schijf (20) onderling verdraaibaar zijn rond de schamierhartlijn (33); waarbij het rechter (15) en linker (16) koppelorgaan elk vergrendelbaar zijn in een of meer standen waarin de rechter voorwielstang (9) en de rechter 30 achterwielstang (11) respectievelijk de linker voorwielstang (10) en de linker achterwielstang (12) onderling gefixeerd zijn, alsook vanuit die standen ontgrendelbaar zijn; met het kenmerk. 1027054 dat elk respectief koppelorgaan (15,16) een aan het frame (2) voorzien grendelmechanisme omvat, waarbij elk grendelmechanisme omvat: • een op de respectieve draagpen (13,14) voorziene nok (21) die beweegbaar is tussen een, beschouwd in dwarsrichting van de draagpen (13,14) en ten 5 opzichte van de pen (13,14), uitstekende stand en teruggetrokken stand; • een aan de respectieve draagpen (13,14) voorziene, in langsrichting van de respectieve draagpen (13,14) verschuifbare penschuif (23) met een eerste naar de nok (21) gekeerd eind (24) en een tweede naar de schamierhartlijn (33) gekeerd eind (25); 10. een spanstelsel (26) ingericht om de penschuif (23) en nok (21) zodanig voor te spannen dat, terwijl de penschuif (23) met het eerste eind (24) de nok (21) contacteert, de nok (21) een in de richting van de uitstekende stand drijvende voorspankracht ondervindt; waarbij het grendelmechanisme is ingericht om, wanneer de nok (21), tegen de 15 voorspankracht in, vanuit de uitstekende stand naar de teruggetrokken stand wordt gedrukt, de penschuif (23), tegen de voorspankracht in, naar de t schamierhartlijn (33) te drukken zodanig dat het grendelmechanisme vanuit een met de uitstekende stand van de nok (21) corresponderende vrijgeefstand, waarin de respectieve achterwielstang-schijf (19,20) en de respectieve voorwielstang-20 schijf (17,18) onderling kunnen verdraaien, overgaat naar een met de teruggetrokken stand van de nok corresponderende grendelstand, waarin de respectieve achterwielstang-schijf (19,20) en de respectieve voorwielstang-schijf (17,18) onderling onverdraaibaar zijn.

2. Buggy volgens conclusie 1, waarbij, bij uitstekende stand van de nok (21), het naar het vrije eind (27) van de draagpen (13,14) gekeerde, buiten de draagpen (13,14) gelegen gedeelte (28) van de nok (21) toeloopt in de richting van dat vrije eind (27) van de draagpen (13,14).

3. Buggy volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de nok (21) een eerste eind (29) heeft dat in de uitstekende toestand buiten de draagpen (13,14) ligt en een tweede eind (30) waarbij een kantelas (31) is voorzien ten opzichte waarvan de nok kantelbaar is, en waarbij de zich tussen het eerste (29) ai tweede (30) eind 1027054 ' uitstrekkende, van het vrije eind (27) van de draagpen (13,14) afgekeerde zijde (32) van de nok (21) bol gekromd is uitgevoerd.

4. Buggy volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste, de nok (21) 5 contacterende eind (24) van de penschuif (23) is afgeschuind, waarbij, beschouwd vanaf de lage zijde (34) van de afschuining naar de hoge zijde (35) van de afschuining, de afschuining (24) verloopt in de terugtrekrichting van de nok (21).

5. Buggy volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het grendelmechanisme verder omvat een aan het respectieve koppelorgaan (15,16) voorziene, in langsrichting van de schamierhartlijn (33) verschuifbare asschuif (22), waarbij het tweede eind (25) van de penschuif (23) de asschuif (22) contacteert onder invloed van het spanstelsel, en waarbij het grendelmechanisme is ingericht om bij 15 dat indrukken van de nok (21) via de penschuif (23) de asschuif (22) vanuit de vrijgeefstand daarvan naar de grendelstand te verschuiven.

6. Buggy volgens conclusie 5, waarbij het tweede, de asschuif (22) contacterende eind (25) van de penschuif (23) een in de richting van de schamierhartlijn (33) 20 toelopend, naar de asschuif (22) gekeerd contactvlak (36) omvat.

7. Buggy volgens conclusie 5 of 6, waarbij de asschuif (22) een ringvormig lichaam (37) omvat waarvan de ashartlijn samenvalt met de schamierhartlijn (33).

8. Buggy volgens conclusie 7, waarbij het ringvormige lichaam (37) van de asschuif (22) aan het naar de penschuif (23) gekeerde eind een ten opzichte van de schamierhartlijn (33) rotatiesymmetrisch, toelopend, in het bijzonder conisch toelopend, vlak (38) omvat.

9. Buggy volgens een der conclusies 7-8, waarbij het ringvormige lichaam (37) aan het van de penschuif (23) afgekeerde eind (39) ten minste een grendelpen (40) omvat die, beschouwd in de grendelstand, in een grendeluitsparing (41) in de respectieve achterwielstangschijf (19,20) of de respectieve voorwielstangschijf in?70 54"'l (17.18) steekt en, beschouwd in de vrijgeefstand, uit die grendeluitsparing (44) teruggetrokken is.

10. Buggy volgens conclusie 9, waarbij de asschuif (22) van een veelheid van die 5 grendelpennen (40), welke in omtreksrichting van het ringvormige lichaam (37) verdeeld zijn aangebracht, alsmede een ten minste overeenkomstige veelheid van die grendeluitsparingen (41) is voorzien.

11. Buggy volgens conclusie 9 of 10, waarbij die respectieve voorwielstangschijf 10 (17,18) respectievelijk die respectieve achterwielstangschijf (19,20) per grendelpen (40) een grendelpengeleiding (42) omvat waar doorheen telkens een grendelpen (40) heen en weer verschuifbaar is.

12. Buggy volgens een der voorgaande conclusies 5-11, waarbij het spanstelsel een 15 voorgespannen veer (26), in het bijzonder een op druk voorgespannen veer (26), omvat die enerzijds aangrijpt op de asschuif (22) en anderzijds aangrijpt op het respectieve koppelorgaan (15,16), zoals op de respectieve achterwielstang-schijf (17.18) of op de respectieve voorwielstang-schijf (19,20).

13. Buggy volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buggy verder omvat een houder (3) voor een kind, zoals een zitje, welke houder (3) aan weerszijden is voorzien van een draagbuis (43) waarin de draagpennen (13,14) opneembaar zijn terwijl de nokken (21) door de draagbuizen (43) vanuit de uitstekende naar de teruggetrokken stand gedreven worden. 25

14. Buggy volgens een der voorgaande conclusies, in het bijzonder volgens conclusie 13, waarbij de nok (21) telkens is voorzien bij het vrije eind (27) van de draagpen (13,14). 1027054