Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

NL1021995C2 - Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte. - Google Patents

Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte. Download PDF

Info

Publication number
NL1021995C2
NL1021995C2 NL1021995A NL1021995A NL1021995C2 NL 1021995 C2 NL1021995 C2 NL 1021995C2 NL 1021995 A NL1021995 A NL 1021995A NL 1021995 A NL1021995 A NL 1021995A NL 1021995 C2 NL1021995 C2 NL 1021995C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pile
pile driver
driver
hoisting
resilient element
Prior art date
Application number
NL1021995A
Other languages
English (en)
Inventor
Victor Jan De Waal
Original Assignee
Waal Technology & Consultancy
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Waal Technology & Consultancy filed Critical Waal Technology & Consultancy
Priority to NL1021995A priority Critical patent/NL1021995C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1021995C2 publication Critical patent/NL1021995C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D7/00Methods or apparatus for placing sheet pile bulkheads, piles, mouldpipes, or other moulds
    • E02D7/02Placing by driving
    • E02D7/06Power-driven drivers
    • E02D7/08Drop drivers with free-falling hammer
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D13/00Accessories for placing or removing piles or bulkheads, e.g. noise attenuating chambers
    • E02D13/10Follow-blocks of pile-drivers or like devices
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D7/00Methods or apparatus for placing sheet pile bulkheads, piles, mouldpipes, or other moulds
    • E02D7/02Placing by driving
    • E02D7/06Power-driven drivers
    • E02D7/14Components for drivers inasmuch as not specially for a specific driver construction
    • E02D7/16Scaffolds or supports for drivers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)

Description

Korte aanduiding: Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte.
De uitvinding heeft betrekking op een hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor het heien van een paal of paalelement op plaatsen waar de beschikbare hoogte beperkt is, omvattende een heiblok met een bepaalde grootste hoogte en een bepaalde 5 grootste dwarsafmeting/breedte.
Een dergelijke hei-inrichting wordt gebruikt voor het heien van palen, waar een beperkte hoogte beschikbaar is, zoals bijvoorbeeld in kelders van bestaande gebouwen en dergelijke.
Bij een dergelijke wijze van heien wordt de te heien paal 10 doorgaans uit een aantal paalelementen samengesteld die achtereenvolgens in de grond worden geheid. Nadat een eerste paalelement grotendeels in de grond is geheid, wordt een tweede paalelement op het eerste paalelement bevestigd, meestal gelast, en vervolgens in de grond geheid. Deze werkwijze wordt herhaald 15 tot de gewenste paaldiepte is bereikt. Aangezien het lassen of op een andere wijze verbinden van twee paalelementen relatief veel tijd kost is het van voordeel de paalelementen zo lang mogelijk te houden.
Verder is het van belang de beschikbare valhoogte van het 20 heiblok zo groot mogelijk te maken omdat dan een maximale hoeveelheid kinetische energie op een paal(element) kan worden overgebracht. Door een hogere mogelijke energieoverdracht is het mogelijk sneller een paal(element) in de grond te heien en/of de paal op grotere diepte in de grond te heien.
25 Om een grote beschikbare valhoogte voor het heiblok te verschaffen, waarbij tevens relatief lange paalelementen in de grond kunnen worden geheid is reeds voorgesteld om een smal cilindrisch heiblok te gebruiken dat in de holle ruimte van de paal kan bewegen en de tijdens een val opgebouwde kinetische 30 energie op een laag in de holle paal gelegen stootplaat over kan brengen.
1021995 I -2- I Een nadeel van een dergelijke hei-inrichting is dat de te heien (holle) palen een bepaalde minimum diameter moeten hebben I om het mogelijk te maken een heiblok van voldoende massa beweegbaar daarin op te nemen. Een ander nadeel is dat de te I 5 heien palen hol moeten zijn. Hierdoor is het niet mogelijk om relatief smalle en/of niet holle palen efficiënt in de grond te heien.
Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een alternatieve, voor het heien bij een beperkt beschikbare hoogte 10 geschikte hei-inrichting, waarbij de boven een paal(element) I gelegen beschikbare ruimte beter wordt benut.
I Volgens een eerste aspect van de uitvinding omvat de hei- inrichting een heiblok waarvan de grootste dwarsafmeting/breedte H ten minste 1,5 maal, bij voorkeur ten minste 2 maal de grootste 15 hoogte van het heiblok is.
Door het verschaffen van een relatief laag en breed heiblok neemt het heiblok in verticale richting weinig ruimte in, terwijl het wel voldoende massa heeft voor het effectief heien van een paal(element).
20 Bij voorkeur omvat de hei-inrichting een verend element dat kinetische energie van het vallende heiblok, in de tijd gespreid, overdraagt naar de paal of het paalelement. Door ten minste een gedeelte van de kinetische energie tijdelijk op te I slaan in het verende element, wordt plastische deformatie van de I 25 paal voorkomen en wordt er dus beter gebruik gemaakt van de beschikbare kinetische energie.
In een eerste uitvoeringsvorm is het verende element tussen de paal of het paalelement en het heiblok aangebracht, waarbij het heiblok bij voorkeur is voorzien van een uitsparing, waarin . 30 het verend element ten minste gedeeltelijk past. Door het mogelijk te maken dat het verende element in een uitsparing in het heiblok past, wordt er bij het heien hoogte gespaard. De uitsparing in het heiblok kan met voordeel zo diep zijn dat het verende element geheel in het heiblok kan worden opgenomen. De 35 uitsparing kan daarbij zo breed worden gemaakt dat deze ook gedeeltelijk rondom de kop van de te heien paal of het te heien paalelement kan vallen.
-3-
Bij voorkeur heeft het heiblok een contactgedeelte, waarmee kinetische energie van het heiblok direct of bij voorkeur via het verende element op een paal(element) wordt overgebracht, waarbij de hoogte van het heiblok boven het contactgedeelte 5 maximaal 100 mm, bij voorkeur maximaal 50 mm en bij verdere voorkeur maximaal 20-40 mm is. Een dergelijke uitvoeringsvorm neemt een minimale hoeveelheid hoogte in, terwijl het heiblok wel voldoende sterkte heeft.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding bevindt het 10 verende element zich buiten het valbereik van het heiblok, waarbij een constructie is voorzien die is ingericht om kinetische energie van het heiblok ten minste gedeeltelijk over te brengen naar het verende element en om in het verende element geabsorbeerde energie over te brengen naar de paal of het 15 paalelement. Met het valbereik van het heiblok wordt bedoeld het gebied waarin het heiblok zich tijdens het heien kan bevinden, d.w.z. de hoogste en laagste positie van het heiblok en alle daartussen liggende posities.
Door het verende element op een dergelijke wijze te 20 plaatsen, behoeft voor het gebruiken van een verend element alleen hoogte worden vrijgemaakt voor de tijdens een stoot van het heiblok door het verende element afgelegde (veer)weg. Aangezien het verende element buiten de ruimte is geplaatst, waar het heiblok zich kan bevinden, neemt de lengte van het 25 verende element zelf geen ruimte in van de beschikbare verticale ruimte.
Daarbij is er een constructie voorzien om de kinetische energie van het heiblok ten minste gedeeltelijk over te brengen naar het verende element en om tijdelijk in het verende element 30 geabsorbeerde energie over te brengen naar de paal of het paalelement.
Volgens een derde aspect van de uitvinding omvat het heiblok of het verende element ten minste een hijspunt op welk hijspunt een hijsdraad, hijsketting of dergelijke kan aangrijpen 35 voor het ophijsen van het heiblok, waarbij het hijspunt lager ligt dan het zwaartepunt van het heiblok en/of excentrisch ligt ten opzichte van de zwaartelijn van het heiblok.
1 0219«.; I -4- I Bij het hijsen van een heiblok is het noodzakelijk om een katrol of dergelijke te voorzien. Een dergelijk katrol neemt een I bepaalde verticale ruimte in die nodig is voor het keren van de hijsdraad, hijsketting of dergelijke. Door nu het hijspunt laag I 5 op het heiblok, bijvoorbeeld onder het zwaartepunt van het I heiblok aan te brengen is het mogelijk om een katrol te I gebruiken, waarbij tevens het heiblok tot zeer dicht bij het I plafond van de ruimte te hijsen is.
Aangezien het stootvlak van het heiblok, waarmee de 10 kinetische energie direct of indirect op de paal of het I paalelement wordt overgebracht in het midden van het heiblok ligt, is het niet voordelig om daar een hijspunt aan te brengen.
I Daarom wordt bij voorkeur een hijspunt excentrisch aangebracht, I bij voorkeur buiten het stootvlak van het heiblok of het verende I 15 element. Met voordeel wordt het hijspunt bij de onderkant en/of zijkant van het heiblok of eventueel het verende element bevestigd.
H Met aangrijpen op het hijspunt wordt bedoeld dat de I hijsdraad, hijsketting of dergelijke een opwaartse kracht kan 20 overbrengen naar het heiblok en/of het verende element voor het ophijsen ervan. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bij het hijspunt een einde van de hijsdraad, hijsketting of dergelijke aan het heiblok of verende element is bevestigd. Ook is het mogelijk dat het hijspunt een geleider is, bijvoorbeeld een 25 katrol, die de hijsdraad, hijsketting of dergelijke zodanig geleidt dat de geleider een opwaartse kracht kan overbrengen naar het heiblok.
H Met voordeel is het hijspunt aangebracht aan het verende element. Het verende element bevindt zich meestal lager dan het 30 heiblok, waardoor het hijspunt zo laag mogelijk op de combinatie van het verende element en het heiblok is aangebracht.
Het heiblok en/of het verende element heeft voordeligerwijs twee of meer hijspunten, die elk zijn verbonden met ten minste H een hijsdraad, hijsketting of dergelijke.
35 In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft het heiblok twee H naast elkaar gelegen om een horizontale as draaibare kabelschijven o.i.d. bij voorkeur elk aan een zijkant van het -5- heiblok, zodat de hijsdraad o.i.d. horizontaal door het heiblok loopt en aan elke zijkant van het heiblok naar boven loopt naar een vaste bevestiging of een volgende kabelschijf o.i.d. die stationair is ondersteund, bijvoorbeeld in de heistelling.
5 Met 'voordeel omvat de hei-inrichting geleidingsmiddelen voor het tijdens het heien geleiden van het heiblok en het eventueel daaraan bevestigde verende element. Door het gebruiken van dergelijke geleidingsmiddelen kan de baan die door het heiblok tijdens het heien wordt afgelegd met zekerheid worden 10 vastgelegd. Bovendien is het mogelijk door het voorzien van geleidingsmiddelen slechts een enkel hijspunt te voorzien dat excentrisch ligt ten opzichte van de zwaartelijn van het heiblok In een uitvoeringsvorm omvatten de geleidingsmiddelen een of meer geleidingsstangen. De geleidingsstangen kunnen 15 bijvoorbeeld door geleidingsgaten of sleuven in het heiblok lopen. Ook kunnen er aan het heiblok aparte geleidingselementen zijn voorzien die samenwerken met de geleidingsstangen.
In een andere uitvoeringsvorm omvatten de geleidingsmiddelen een verbindingselement dat met een eerste 20 uiteinde vast aan het heiblok of aan het eventueel daaraan bevestigde verende element is bevestigd en met een tweede uiteinde scharnierend aan een vaste ondersteuning is aangebracht. Daarmee wordt een soort van scharnierende constructie verkregen die ervoor zorgt dat het heiblok het 25 beoogde valtraject aflegt tijdens het vallen ervan, zodat het heiblok op de juiste wijze op de paal terechtkomt.
De hoogte van de gehele hei-inrichting is bij voorkeur maximaal 3,5 meter, bij verdere voorkeur maximaal 2,5 meter.
Met voordeel heeft een gedeelte van de hei-inrichting dat 30 zich boven een in de grond te heien paal of paalelement uitstrekt, bij het begin van het heien van de paal of het paalelement, een maximale hoogte van 1,5 meter, bij voorkeur 1 meter en bij verdere voorkeur 0,75 meter. Met bij het begin van het heien wordt bedoeld dat de paal of het paalelement is 35 geplaatst in de hei-inrichting, waarbij het paalelement eventueel aan een daarvoor in de grond geheid paalelement is gekoppeld, maar dat de paal of het paalelement nog niet, ook 1021995 * I -6- I niet gedeeltelijk, in de grond is gebracht door middel van het op de paal of het paalelement laten vallen van het heiblok.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze I volgens de conclusie 18 of 19.
5 De uitvinding zal hiernavolgend verder worden toegelicht aan de hand van een tweetal uitvoeringsvormen, waarbij wordt I verwezen naar de bijgevoegde tekening. In deze tekening toont: I fig. 1 een schematische weergave van een eerste I uitvoeringsvorm van een hei-inrichting volgens de uitvinding, 10 fig. 2 een schematische weergave van een tweede uitvoeringsvorm van een hei-inrichting volgens de uitvinding, en fig. 3 een schematische weergave van een derde uitvoeringsvorm van een hei-inrichting volgens de uitvinding.
15 In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van de hei- inrichting volgens de uitvinding schematisch weergegeven, in het geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De hei-inrichting 1 omvat een heiblok 2, waarmee een paal 3 in de grond 4 wordt . geheid. Door de aanwezigheid van de belemmering 5, bijvoorbeeld 20 een plafond in de kelder van een gebouw, is de voor het heien beschikbare ruimte beperkt. Daarom bevat de paal 3 een aantal paalelementen 3a, 3b, die achtereenvolgens met de hei-inrichting 1 in de grond 4 worden geheid. Na het heien van een eerste paalelement 3a, dat zich dan grotendeels in de grond bevindt, 25 wordt daarop een tweede paalelement 3b geplaatst en gekoppeld met het eerste paalelement 3a. In de getoonde hei-inrichting 1 zijn het eerste en het tweede paalelement 3a, 3b aan elkaar gelast met de las 6. Als alternatief is het ook mogelijk een H mofverbinding of dergelijke te gebruiken.
30 Na het vastlassen van het tweede paalelement 3b wordt de H paal 3 verder in de grond geheid tot de gewenste diepte wordt H bereikt, waarbij indien nodig telkens nieuwe paalelementen (3c, H 3d, 3e, enz., niet getoond) op de paal 3 kunnen worden gelast.
H Omdat door de belemmering 5 de hoogte die beschikbaar is H 35 bij het heien beperkt is, is het van belang deze hoogte zo goed mogelijk te benutten, waarbij enerzijds de gebruikte paalelementen 3a, 3b zo lang mogelijk zijn, en anderzijds de -7- valhoogte van het heiblok 2 zo groot mogelijk is. Het voordeel van lange paalelementen 3a, 3b, etc. is dat er minder paalelementen aan elkaar dienen te worden gelast voor het verkrijgen van de uiteindelijk benodigde paallengte. Dit lassen 5 is relatief moeilijk en benodigd derhalve veel tijd.
Een grotere valhoogte is van voordeel om een maximale hoeveelheid kinetische energie op de paal 3 over te brengen.
Door een hogere mogelijke energieoverdracht is het mogelijk sneller de paal 3 in de grond te heien en/of de paal 3 op 10 grotere diepte in de grond 4 te heien.
Het heiblok 2 heeft een grootste breedte/diameter b-max en een grootste hoogte h-max. Om enerzijds het heiblok voldoende massa te geven voor de benodigde kinetische energie, en anderzijds een minimale verticale ruimte in te nemen, zodat er 15 voldoende hoogte overblijft voor het verkrijgen van voldoende snelheid voor de benodigde kinetische energie, is volgens de uitvinding de grootste dwarsafmeting/breedte b-max van het heiblok ten minste 1,5 maal de grootste hoogte h-max van het heiblok. Bij voorkeur is volgens de uitvinding de grootste 20 dwarsafmeting/breedte b-max ten minste tweemaal de grootste hoogte h-max van het heiblok. Bijvoorbeeld heeft het heiblok een horizontale afmeting van lOOOmm x 600 mm en een hoogte van 333 mm, bestaat het gedeeltelijk uit lood en heeft het een massa van 2000 kg.
25 De hei-inrichting 1 omvat verder een verend element 7 dat een stootvlak 8 omvat, waarmee het samenstel van het heiblok 2 en het verend element 7 bij een val ervan op een stootplaat 9 valt, welke stootplaat 9 boven op de paal 3 is aangebracht. Hierbij wordt de kinetische energie die het samenstel van het 30 heiblok 2 en het verende element 7 hebben opgebouwd tijdens de val, overgebracht op de stootplaat 9 en dus de paal 3. Door de aanwezigheid van het verende element 7, wordt een deel van de kinetische energie in de tijd gespreid overgedragen op de stootplaat 9, waarbij de kinetische energie tijdelijk wordt 35 opgeslagen in het verende element 7. Hierdoor wordt plastische deformatie van de paal voorkomen en wordt er dus optimaal 1 0 ? 19 9 3 “ I -8- I gebruik gemaakt van de door de val beschikbare kinetische H energie.
Om het gebruik van de beschikbare hoogte te optimaliseren, is met voordeel het verende element 7 aangebracht in een I 5 daarvoor voorziene uitsparing 10 in het heiblok 2. Om het heiblok 2 hierbij wel voldoende sterkte te geven, ligt de hoogte h-mid van het heiblok 2 in het gedeelte boven de uitsparing 10 in het gebied tussen 10-100 mm, bij voorkeur 10-50 mm en bij verdere voorkeur 20-40 mm. Deze bereiken zijn zodanig gekozen 10 dat het gedeelte boven het stootvlak 8 voldoende sterk is voor het opvangen van de krachten die optreden bij het overbrengen van de kinetische energie van het heiblok 2 op de paal 3, en een minimale hoogte heeft, zodat er een groot mogelijk deel van de beschikbare hoogte overblijft voor de valhoogte van het heiblok 15 2 en de lengte van de te gebruiken paalelementen 3a, 3b.
Het is in een alternatieve uitvoeringsvorm ook mogelijk het verende element 7 aan te brengen bij de bovenzijde van de paal, H bijvoorbeeld op of aan een tijdens het heien gebruikte heimuts, waarbij de uitsparing 10 tijdens het heien aan het einde van de 20 val van het heiblok 2 om het verende element 7 heen valt.
De in figuur 1 getoonde hei-inrichting heeft een enkel hijspunt 11, waaraan een hijsdraad 12 is verbonden die via een katrol 13 naar een lier 14 loopt. De lier 14 omvat een motor waarmee het heiblok 2 telkens na een val kan worden opgehesen om 25 het vervolgens opnieuw op de paal 3 te laten vallen. Om het mogelijk te maken het heiblok zo dicht mogelijk tegen de belemmering 5 aan te hijsen, is het hijspunt 11 excentrisch ten opzichte van de zwaartelijn van het heiblok 2 en onder het zwaartepunt van het heiblok 2 aangebracht. Hierdoor kan het 30 heiblok 2 volledig tegen de belemmering 5 worden gehesen, zonder dat dit beperkt wordt door de aanwezigheid van het katrol 13.
Zoals reeds eerder aangegeven omvat de hei-inrichting 1 slechts een hijspunt 11 aan het hijsblok 2, welk hijspunt 11 excentrisch ten opzichte van en onder het zwaartepunt van het 35 heiblok 2 ligt. Om te voorkomen dat het heiblok 2 kantelt bij het hijsen ervan, zijn er geleidingsmiddelen voorzien voor het tijdens het hijsen en tijdens de val geleiden van het heiblok 2, -9- hier in de vorm van twee geleidingsstaven 15. De geleidingsstaven zorgen ervoor dat het heiblok 2 in zijn juiste oriëntatie blijft tijdens het hijsen en vallen ervan. De geleidingsstaven 15 lopen door geleidingssleuven 16 die voor dit 5 doel in het heiblok 2 zijn voorzien. Het is echter ook mogelijk om aan het heiblok geleidingselementen te voorzien, die samenwerken met de geleidingsstaven 15 of andere geleidingsmiddelen.
In een andere uitvoeringsvorm omvatten de 10 geleidingsmiddelen een verbindingselement dat met een eerste uiteinde vast aan het heiblok of aan het eventueel daaraan bevestigde verende element 7 is bevestigd en met een tweede uiteinde scharnierend is aangebracht aan een vaste ondersteuning. Door een dergelijk verbindingselement zal de door 15 het heiblok 2 en het daaraan bevestigde verende element 7 afgelegde weg tijdens het hijsen en vallen daarvan een vaste baan beschrijven. Het zal duidelijk zijn dat de oriëntatie van het heiblok 2 tijdens het hijsen en vallen daarvan door het scharnierende verbindingselement zal veranderen. Eventueel is 20 het ook mogelijk om een dergelijk scharnierend verbindingselement te combineren met andere geleidingsmiddelen, waarbij eventueel de verbinding van het scharnierende verbindingselement met het heiblok 2 en/of het verende element 7 ook scharnierend is.
25 In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm van de her inrichting 1 volgens de uitvinding zijn twee aspecten van de onderhavige aanvrage opgenomen. Ten eerste is er een zogenoemd "plat" heiblok 2 voorzien, waarvan de grootste dwarsafmeting/breedte b-max ten minste 1,5 keer de grootste 30 hoogte h-max van het heiblok 2 is.
Volgens een ander aspect van de uitvinding volgens de onderhavige aanvrage omvat het heiblok 2 van de getoonde uitvoeringsvorm een hijspunt dat excentrisch ligt ten opzichte van de zwaartelijn van het heiblok 2 en dat, in het onderhavige 35 geval, lager ligt dan het zwaartepunt van het heiblok 2. De voordelen van het op een dergelijke plaats aanbrengen van een hijspunt zijn dat het mogelijk is om het heiblok 2 maximaal naar moiooc ’ I -ιο ί boven te hijsen en dat het katrol 13 bij het ophijsen van het I heiblok 2 niet in de weg zit.
I Een verder aspect van de uitvinding zal worden toegelicht I aan de hand van figuur 2.
5 In figuur 2 is een tweede uitvoeringsvorm van een hei- I inrichting volgens de uitvinding getoond, in het geheel I aangeduid met het verwijzingscijfer 101. De getoonde hei- inrichting omvat een heiblok 102, waarvan de grootste I dwarsafmeting/brèedte b-max ten minste 1,5 maar, bij voorkeur I 10 tweemaal de grootste hoogte h-max van het heiblok 102 is. De hei-inrichting 101 wordt gebruikt voor het in de grond heien van H een paal 103 die de paalelementen 103a en 103b omvat, welke I paalelementen 103a, 103b met de las 106 aan elkaar zijn gelast.
Net als bij de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm van de hei- 15 inrichting volgens de uitvinding wordt de paal 103 opgebouwd uit paalelementen 3a, 3b, etc. om het zo mogelijk te maken een paal tot een bepaalde diepte te heien, ondanks dat de verticale ruimte beperkt is door een aanwezige belemmering 105, bijvoorbeeld het plafond van een kelder of dergelijke. Telkens 20 wanneer een volgend paalelement grotendeels in de grond 104 is geheid kan een volgend paalelement op de paal worden gelast en vervolgens in de grond 104 geheid.
De hei-inrichting 101 omvat twee hijspunten 111 die aan de onder- en buitenzijde van het heiblok 102 zijn aangebracht. Aan 25 deze hijspunten 111 zijn een tweetal hijskabels, hijskettingen of dergelijke verbonden, die via de katrollen 113 naar een lier 114 of dergelijke zijn geleid om het mogelijk te maken het heiblok 102 telkens op te tillen en te laten vallen. In de getoonde uitvoeringsvorm van de hei-inrichting 101 liggen de 30 katrollen 113 in de baan van het heiblok 102 en zouden deze in principe verhinderen dat het heiblok 102 vrijwel volledig tegen de belemmering 105 kan worden gehesen. Om het toch mogelijk het heiblok 102 vrijwel volledig tegen de belemmering 105 aan te H tillen zijn in het heiblok 102 een tweetal uitsparingen 102a H 35 voorzien, welke uitsparingen 102a het mogelijk maken de H katrollen 113 in het heiblok 102 op te nemen.
-11-
Om verder verticale ruimte te sparen, omvat de hei-inrichting 101 een constructie met verende elementen 107 welke verende elementen 107 net als in de uitvoeringsvorm van figuur 1 dienen om de kinetische energie van het heiblok 102 over te 5 brengen op de paal 103, zodat een maximale hoeveelheid energie kan worden overgebracht op de paal 103, zonder dat deze plastisch deformeert.
De constructie met verende elementen is volgens het genoemde derde aspect van de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat 10 de twee verende elementen 107 zich buiten het valbereik van het heiblok bevinden. In de getoonde positie van het heiblok 102 van de in figuur 2 getoonde hei-inrichting 101 bevinden de verende elementen 107 zich in deze ruimte, waarbij de verende elementen 107 zich onder het heiblok 102 bevinden.
15 De constructie voor het overbrengen van de kinetische energie omvat verder twee constructie-elementen 117 en 118. Het constructie-element 118 heeft een gedeelte waarop het heiblok 102 kan vallen en de kinetische energie van het heiblok 102 kan overbrengen op de verende elementen 107. De verende elementen 20 107 zullen een gedeelte van de overgebrachte kinetische energie van het heiblok 102 opslaan en het overige gedeelte van de kinetische energie direct overbrengen op het tweede constructie-element 117 die daardoor een stootkracht zal uitoefenen op de paal 103. Het constructie-element 117 neemt als het ware de 25 functie van de stootplaat 9 van de uitvoeringsvorm van de hei-inrichting 1 volgens figuur 1 over. Door de tijdelijke opslag van energie in de verende elementen 107 wordt de kinetische energie van het heiblok 102 in de tijd gespreid overgedragen over de paal 103.
30 Het voordeel van de uitvoeringsvorm van de constructie met de verende elementen 107 en de constructie-elementen 117, 118 is dat de verende elementen buiten het valtraject van het heiblok 102 zijn gebracht, waardoor alleen de verticale afstand voor de veerweg van de verende elementen 107 in de beschikbare hoogte 35 moet worden opgenomen. De lengte van de verende elementen 107 zelf is buiten het valbereik van het heiblok 102 geplaatst, ί θ;?ΐπος I -12- zodat deze op zich geen invloed hebben op de inname van de I beperkt beschikbare verticale hoogte.
I De constructie met verende elementen 107 omvat verder nog I vasthoudmiddelen voor het vasthouden ervan. Deze middelen kunnen I 5 bijvoorbeeld zijn gevormd door de cilindrische kraag 119 die is I getoond in figuur 2, welke cilindrische kraag 119 complementair I is aan de omtrek van de paal 103, maar het is natuurlijk ook mogelijk om deze vasthoudmiddelen op andere wijze uit te voeren.
I Bij de uitvoeringsvorm van de hei-inrichting volgens figuur I 10 2 is de constructie met de verende elementen 107 vast op de paal I 103 geplaatst, waarbij het heiblok telkens omhoog wordt gehesen en op de constructie met de verende elementen 107 wordt neergelaten. Het is echter ook mogelijk om de constructie met de verende elementen 107 aan het heiblok te bevestigen, zodat deze 15 telkens met het heiblok 102 meebeweegt. Dit heeft naast dat de massa van het heiblok iets hoger wordt het voordeel dat voor en na het plaatsen van de paal de constructie met de verende elementen 107 niet telkens hoeft te worden weggenomen respectievelijk teruggezet.
In figuur 3 is een heiblok 40 volgens de uitvinding getoond in verticale doorsnede. Het heiblok 40 heeft twee naast elkaar gelegen en elk om een horizontale as draaibare kabelschijven 41, 42, die hier elk aan een zijkant van het heiblok 40 zijn H 25 opgesteld. Over de kabelschijven 41, 42 loopt een hijsdraad 43 met een horizontaal part 44 dat horizontaal door het heiblok 40 H loopt. Aan elke zijkant van het heiblok 40 heeft de hijsdraad 43 H een naar boven lopend part 46, 47, dat in dit voorbeeld naar een H volgende kabelschijf 48, 49 loopt. In dit voorbeeld zijn de 30 kabelschijven 48, 49 ondersteund door een frame 50 met twee H staanders. Vanaf elke kabelschijf 48, 49 loopt de hijsdraad 43 naar een lier 51, 52. Aldus kan het heiblok 40 snel omhoog worden bewogen en kan de beschikbare werkhoogte optimaal worden benut bij een eenvoudige constructie van het heiblok 40.
B
In de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de hei-H inrichting volgens de uitvinding zijn de verschillende aspecten -13- van de uitvinding in combinatie naar voren gebracht. Het is ook mogelijk om de verschillende aspecten van de uitvinding afzonderlijk of in andere combinaties toe te passen in een herinrichting, in het bijzonder in een hei-inrichting waarbij de 5 beschikbare verticale hoogte beperkt is. Dergelijke uitvoeringsvormen worden geacht ook onder de beschermingsomvang van de onderhavige octrooi(aanvrage) te vallen.
1021 a -

Claims (21)

1. Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor het heien van een paal of paalelement op plaatsen waar de beschikbare hoogte 5 beperkt is, omvattende een heiblok met een bepaalde grootste hoogte en een bepaalde grootste dwarsafmeting/breedte, met het kenmerk, dat de grootste dwarsafmeting/breedte van het heiblok ten minste 1,5 maal de grootste hoogte van het heiblok is.
2. Hei-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grootste dwarsafmeting/breedte van het heiblok ten minste 2 maal de grootste hoogte van het heiblok is.
3. Hei-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat de hei-inrichting ten minste een verend element omvat dat geschikt is kinetische energie van het heiblok over te dragen aan een paal of paalelement.
4. Hei-inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 20 het verende element tussen de paal of het paalelement en het heiblok is aangebracht, waarbij het heiblok is voorzien van een uitsparing waarin het verend element ten minste gedeeltelijk past.
5. Hei-inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het verende element zich buiten het valbereik van het heiblok bevindt, waarbij een constructie is voorzien die is ingericht om kinetische energie van het heiblok ten minste gedeeltelijk over te brengen naar het verende element en om in het verende element 30 geabsorbeerde energie over te brengen naar de paal of het paalelement.
6. Hei-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het heiblok een contactgedeelte heeft, 35 waarmee kinetische energie van het heiblok direct of bij voorkeur via het verende element op een paal of paalelement wordt overgebracht, waarbij de hoogte van het heiblok boven het -15- contactgedeelte 10-100 mm, bij voorkeur 10-50 mm, en bij verdere voorkeur 20-40 mm is.
7. Hei-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-6, 5 met het kenmerk, dat het heiblok of het verende element ten minste een hijspunt omvat op welk hijspunt een hijsdraad, hijsketting of dergelijke kan aangrijpen voor het ophijsen van het heiblok, waarbij het hijspunt lager ligt dan het zwaartepunt van het heiblok. 10
8. Hei-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het heiblok of het verende element ten minste een hijspunt omvat op welk hijspunt een hijsdraad, hijsketting of dergelijke kan aangrijpen voor het ophijsen van 15 het heiblok, waarbij het hijspunt excentrisch ligt ten opzichte van de zwaartelijn van het heiblok.
9. Hei-inrichting volgens conclusie 7 en/of 8, met het kenmerk, dat het hijspunt aan het verende element is 20 aangebracht.
10. Hei-inrichting volgens conclusie 7 en/of 8, met het kenmerk, dat het heiblok en/of het verende element twee of meer hijspunten omvat, die elk zijn verbonden met ten minste een 25 hijsdraad, hijsketting of dergelijke.
11. Hei-inrichting volgens een of meer van de conclusies 7-10, met het kenmerk, dat het heiblok een uitsparing omvat voor het nabij de hoogste stand van het heiblok daarin ten minste 30 gedeeltelijk opnemen van een hijskatrol of dergelijke.
12. Hei-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het heiblok twee naast elkaar gelegen kabelschijven heeft, bij voorkeur elk aan een zijkant 35 van het heiblok, zodat de hijsdraad horizontaal door het heiblok loopt en aan elke zijkant van het heiblok naar boven loopt naar 102199ο I -16- I een vaste bevestiging of een volgende kabelschijf die stationair I is ondersteund, bijvoorbeeld in de heistelling.
13. Hei-inrichting volgens een of meer van de conclusies 7-12, 5 met het kenmerk, dat geleidingsmiddelen zijn voorzien voor het I tijdens het heien geleiden van het heiblok en het eventueel I daaraan bevestigde verende element.
14. Hei-inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 10 de geleidingsmiddelen een of meer geleidingsstangen omvatten.
15. Hei-inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen een verbindingselement omvatten dat met een eerste uiteinde vast aan het heiblok of aan het eventueel 15 daaraan bevestigde verende element is bevestigd en met een tweede uiteinde scharnierend aan een vaste ondersteuning is aangebracht.
16. Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor het heien van 20 een paal of paalelement op plaatsen waar de beschikbare hoogte beperkt is, omvattende een heiblok met een bepaalde hoogte en een bepaalde dwarsafmeting/breedte, en ten minste een verend element dat geschikt is kinetische energie van het heiblok over te dragen aan een paal of paalelement, met het kenmerk, dat het 25 verende element zich buiten het valbereik van het heiblok H bevindt, waarbij een constructie is voorzien die is ingericht om kinetische energie van het heiblok ten minste gedeeltelijk over te brengen naar het verende element en om in het verende element geabsorbeerde energie over te brengen naar de paal of het 30 paalelement.
17. Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor het heien van een paal of paalelement op plaatsen waar de beschikbare hoogte beperkt is, omvattende een heiblok met een bepaalde hoogte en 35 een bepaalde dwarsafmeting/breedte, en eventueel ten minste een verend element dat geschikt is kinetische energie van het heiblok over te dragen aan een paal of paalelement, waarbij het -17- heiblok of het verende element ten minste een hijspunt omvat op welk hijspunt een hijsdraad, hijsketting of dergelijke kan aangrijpen voor het ophijsen van het heiblok, met het kenmerk, dat het hijspunt lager ligt dan het zwaartepunt van het heiblok 5 en/of excentrisch ligt ten opzichte van de zwaartelijn van het heiblok.
18. Hei-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hei-inrichting een hoogte 10 heeft van maximaal 3,5 meter, bij voorkeur maximaal 2,5 meter.
19. Hei-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een gedeelte van de hei-inrichting dat zich boven een in de grond te heien paal of 15 paalelement uitstrekt, bij het begin van het heien van de paal of het paalelement een maximale hoogte heeft van 1,5 meter, bij voorkeur 1 meter en bij verdere voorkeur 0,75 meter.
20. Werkwijze voor het heien bij een beperkt beschikbare 20 hoogte, waarbij gebruik wordt gemaakt van een hei-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij de beperkt beschikbare hoogte maximaal 3,5 meter, in het bijzonder maximaal 25 2,5 meter is. 1. o λ η n c
NL1021995A 2002-11-27 2002-11-27 Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte. NL1021995C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021995A NL1021995C2 (nl) 2002-11-27 2002-11-27 Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021995A NL1021995C2 (nl) 2002-11-27 2002-11-27 Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte.
NL1021995 2002-11-27

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1021995C2 true NL1021995C2 (nl) 2004-05-28

Family

ID=32822849

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1021995A NL1021995C2 (nl) 2002-11-27 2002-11-27 Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1021995C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2016166406A1 (en) * 2015-04-17 2016-10-20 Junttan Oy A method for pile-driving

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB483501A (en) * 1936-10-24 1938-04-21 Georg Heinrich Schieferstein Improvements in or relating to ramming machines
FR2225028A5 (en) * 1973-04-05 1974-10-31 Justin Raymond Tractor mounted driver for wooden piles - is connected to tractor by triangular linkage; ram controlled
US3856092A (en) * 1973-04-10 1974-12-24 M Mann Post driver
EP0038311A2 (en) * 1980-04-10 1981-10-21 Göteborgs Betongpalar Ab Improvements in pile driving machines
GB2078150A (en) * 1980-06-24 1982-01-06 Frankignoul Pieux Armes Percussion apparatus
EP0525865A1 (en) * 1991-07-24 1993-02-03 DE WAAL TECHNOLOGY & CONSULTANCY B.V. Method and device for driving piles
GB2266111A (en) * 1992-04-16 1993-10-20 Eng Siang Ong Foundation piling apparatus

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB483501A (en) * 1936-10-24 1938-04-21 Georg Heinrich Schieferstein Improvements in or relating to ramming machines
FR2225028A5 (en) * 1973-04-05 1974-10-31 Justin Raymond Tractor mounted driver for wooden piles - is connected to tractor by triangular linkage; ram controlled
US3856092A (en) * 1973-04-10 1974-12-24 M Mann Post driver
EP0038311A2 (en) * 1980-04-10 1981-10-21 Göteborgs Betongpalar Ab Improvements in pile driving machines
GB2078150A (en) * 1980-06-24 1982-01-06 Frankignoul Pieux Armes Percussion apparatus
EP0525865A1 (en) * 1991-07-24 1993-02-03 DE WAAL TECHNOLOGY & CONSULTANCY B.V. Method and device for driving piles
GB2266111A (en) * 1992-04-16 1993-10-20 Eng Siang Ong Foundation piling apparatus

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2016166406A1 (en) * 2015-04-17 2016-10-20 Junttan Oy A method for pile-driving
RU2672118C1 (ru) * 2015-04-17 2018-11-12 Юнттан Ой Способ забивки свай

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR101811921B1 (ko) 항타장치
NL1021995C2 (nl) Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte.
EP3069967A1 (en) Device for parking bicycles
CN112279124B (zh) 一种起重机过载预警起重臂
CN213163975U (zh) 一种螺母供料装置
CN109869026A (zh) 立体循环停车库及其控制方法
US11155972B2 (en) System for deploying and collecting road sticks
JP2013245452A (ja) 昇降式駐車装置
NL1033363C2 (nl) Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element.
CN211898377U (zh) 一种基础桩的施工设备
KR20170092514A (ko) 항타장치
CN108978663A (zh) 一种防桩柱倾斜的打桩机用固定装置
KR102107143B1 (ko) 익사이팅 리프터
JP2008207896A (ja) エレベータ装置
CN211193070U (zh) 一种铝型材自动双牵引机
FR2815023A1 (fr) Procede et dispositif pour installer des pieces d'ascenseur
JP2002256517A (ja) 落石吸収装置と吸収方法
CN214495455U (zh) 一种用于门式起重机的锚定机构
JP4363996B2 (ja) 地盤改良工法
CN214784262U (zh) 一种桥梁桩基声测管安装辅助装置
JP2013217123A (ja) 昇降式駐車装置
JP3331488B2 (ja) 昇降台のバウンド抑制装置
JP3247669B2 (ja) 立体駐車装置
CN201714311U (zh) 一种新型钻机底座的下层结构
CN220411831U (zh) 物料转运装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20070601