NL1021267C2 - Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen. - Google Patents
Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1021267C2 NL1021267C2 NL1021267A NL1021267A NL1021267C2 NL 1021267 C2 NL1021267 C2 NL 1021267C2 NL 1021267 A NL1021267 A NL 1021267A NL 1021267 A NL1021267 A NL 1021267A NL 1021267 C2 NL1021267 C2 NL 1021267C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- material web
- carrier
- web
- spring
- tension
- Prior art date
Links
- 239000000463 material Substances 0.000 title claims abstract description 234
- 238000005096 rolling process Methods 0.000 title claims abstract description 31
- 239000011888 foil Substances 0.000 title claims abstract 3
- 230000000694 effects Effects 0.000 claims description 7
- 230000007423 decrease Effects 0.000 claims description 3
- 239000004744 fabric Substances 0.000 claims description 2
- 239000000969 carrier Substances 0.000 description 4
- 238000004804 winding Methods 0.000 description 3
- 238000007665 sagging Methods 0.000 description 2
- 229910000831 Steel Inorganic materials 0.000 description 1
- 230000008878 coupling Effects 0.000 description 1
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 description 1
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 description 1
- 230000005484 gravity Effects 0.000 description 1
- 230000035945 sensitivity Effects 0.000 description 1
- 239000010959 steel Substances 0.000 description 1
- 230000037072 sun protection Effects 0.000 description 1
- 230000009182 swimming Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/56—Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
- E06B9/68—Operating devices or mechanisms, e.g. with electric drive
- E06B9/72—Operating devices or mechanisms, e.g. with electric drive comprising an electric motor positioned inside the roller
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F10/00—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
- E04F10/02—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
- E04F10/06—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
- E04F10/0607—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with guiding-sections for supporting the movable end of the blind
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F10/00—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
- E04F10/02—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
- E04F10/06—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
- E04F10/0644—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with mechanisms for unrolling or balancing the blind
- E04F10/0648—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with mechanisms for unrolling or balancing the blind acting on the roller tube
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F10/00—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
- E04F10/02—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
- E04F10/06—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
- E04F10/0644—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with mechanisms for unrolling or balancing the blind
- E04F10/0655—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with mechanisms for unrolling or balancing the blind acting on the movable end, e.g. front bar
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/24—Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
- E06B9/40—Roller blinds
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F10/00—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
- E04F10/02—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
- E04F10/06—Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
- E04F10/0692—Front bars
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/56—Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
- E06B9/62—Counterweighting arrangements
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Registering, Tensioning, Guiding Webs, And Rollers Therefor (AREA)
Description
Titel: Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, bijvoorbeeld een doek, gaas, net, gordijn en/of zeil, waarbij de inrichting een roteerbare materiaalbaandrager omvat om de materiaalbaan van af en op te rollen, waarbij de inrichting ten minste 5 één beweegbaar trekorgaan omvat dat aan een deel van de materiaalbaan, in het bijzonder aan een materiaalbaanuiteinde, is verbonden om de materiaalbaan in een van de materiaalbaandrager afgekeerde richting te trekken, waarbij de inrichting is voorzien van aandrijfmiddelen die zijn ingericht om de materiaalbaandrager in rotatie en elk trekorgaan in 10 beweging te brengen ten behoeve van het af- en oprollen van de materiaalbaan.
Een dergelijke inrichting is uit de praktijk bekend. Tijdens gebruik wordt de materiaalbaan over een gewenste afstand van de materiaalbaandrager afgerold door middel van de aandrijfmiddelen. De 15 aandrijfmiddelen bewegen daarbij tevens het ten minste ene trekorgaan, dat bijvoorbeeld aan een vrij einde van de materiaalbaan is verbonden. De materiaalbaan wordt op deze manier telkens aan twee kanten vasthouden, te weten aan één zijde door de materiaalbaandrager en aan een tegenoverliggende zijde door het ten minste ene trekorgaan. De beweging 20 van elk trekorgaan is bij voorkeur zodanig, dat dit orgaan tijdens het afrollen van de materiaalbaan voortdurend aan de materiaalbaan trekt om de materiaalbaan te spannen. Bovengenoemde stappen worden eenvoudig in omgekeerde volgorde uitgevoerd om de materiaalbaan weer op de materiaalbaandrager op te rollen.
25 De inrichting kan voor vele verschillende toepassingen worden ingezet, bijvoorbeeld als raambedekking, zonwering, windvanger, 102 1 ? «·, 2 verandazonwering, regenwering, rolhor, rolzeil, overdekking, terrasoverkapping, zwembadafdekking, snelloopdeur, rolgordijn et cetera.
Door toepassing van de genoemde trekorganen kan de materiaalbaan bovendien in diverse richtingen worden afgerold, 5 bijvoorbeeld omlaag, omhoog, in een horizontale resp. schuine richting, of een combinatie van deze richtingen. Dit geldt vanzelfsprekend eveneens voor de oprolrichting van de materiaalbaan.
Bij voorkeur blijven de materiaalbaandrager en elk trekorgaan van de bekende inrichting trekkrachten op de materiaalbaan uitoefenen 10 wanneer de materiaalbaan over een gewenste afstand is uitgerold, zodat de materiaalbaan relatief strak, in een gewenste vorm, tussen elk trekorgaan en de materiaalbaandrager gespannen blijft. Het strakspannen van de materiaalbaan is bijvoorbeeld gewenst wanneer de materiaalbaan in een niet volledig ontrolde stand wordt toegepast in een winderige omgeving, 15 opdat de wind de materiaalbaan niet verder van de drager kan doen afrollen. Het strakspannen is bovendien gewenst wanneer de materiaalbaan zich in een niet-verticale richting uitstrekt, opdat wordt vermeden dat de materiaalbaan onder invloed van de zwaartekracht een gewenste vorm verliest, bijvoorbeeld doorhangt, en/of een gewenste uitrolstand verlaat.
20 Daarnaast is het gewenst dat de materiaalbaandrager en elk trekorgaan de materiaalbaan op een zekere spanning houden tijdens het op de materiaalbaandrager terugrollen van de materiaalbaan. Daardoor wordt bewerkstelligd dat de materiaalbaan relatief strak op de materiaalbaandrager kan worden teruggerold, althans zonder oprolfouten. 25 Bij de uit de praktijk bekende inrichting worden koorden als trekorganen toegepast, welke koorden om een aan de materiaalbaandrager verbonden aandrijfas oprolbaar zijn. De oprolrichting van elk koord is daarbij omgekeerd aan de oprolrichting van de materiaalbaan. De koorden strekken zich vanaf de genoemde aandrijfas via keermiddelen naar een 30 uiteinde van de materiaalbaan uit en zijn aan dat uiteinde gekoppeld.
1 i) 2 1 2 6 7 3
Daardoor worden de koorden opgerold resp. afgerold tijdens het afrollen resp. oprollen van de materiaalbaan. Zo trekken de koorden de materiaalbaan in een van de materiaalbaandrager afgekeerde richting bij het afrollen van de materiaalbaan. Bij het vervolgens oprollen van de 5 materiaalbaan worden de koorden weer gevierd. De koorden zijn voorzien van een trekveer om de materiaalbaan tijdens het af en oprollen strak te spannen.
Wanneer de materiaalbaan van de bekende inrichting zich in een volledig op de materiaalbaandrager gerolde toestand bevindt, is de trekveer 10 in hoofdzaak ongespannen. Tijdens het vervolgens afrollen van de materiaalbaan en het oprollen van elk koord wordt de trekveer gespannen. Dit wordt veroorzaakt door een steeds langzamer uitrollen van de materiaalbaan bij een constante rotatiehoeksnelheid van de aandrijfas, aangezien het af te rollen deel van de materiaalbaan zich steeds meer op 15 een kleinere diameter ten opzichte van de aandrijfas van de materiaalbaandrager bevindt. Bovendien wordt dit veroorzaakt door een steeds sneller oprollen van elk koord bij dezelfde rotatiehoeksnelheid van de aandrijfas, aangezien de op zichzelf gerolde koorddelen steeds grotere oprol-omtrekken om de aandrijfas vormen. Door het steeds langzamer afrollen 20 van de materiaalbaan in combinatie met de steeds sneller oprollen van de koorden wordt de trekveer uitgetrokken en op spanning gebracht.
Een eerste nadeel van de bekende inrichting is, dat de materiaalbaan slechts over een relatief kleine afstand uitrolbaar is. Dit wordt veroorzaakt, doordat het verschil tussen de snelheden van de 25 materiaalbaan en de koorden zodanig groot blijkt te zijn, dat de trekveer reeds na een relatief kleine materiaalbaanuitrolling een bepaalde drempelveerspanning heeft verkregen. Deze drempelveerspanning is de maximale veerspanning waarbij de inrichting nog kan functioneren, zonder dat de materiaalbaan, de koorden, de genoemde keermiddelen en/of de 30 aandrijfmiddelen onder invloed van die spanning worden beschadigd.
1 n 9 1 9 fi 7 4
Doordat de trekveer tijdens het ontrollen van de materiaalbaan relatief snel de genoemde drempelbelasting bereikt, is het voordelig om de trekveer zodanig te monteren, dat deze veer in hoofdzaak ongespannen is bij de materiaalbaan in een volledig op de materiaalbaandrager gerolde 5 toestand. Daardoor kan namelijk een maximaal uitrolbereik van de materiaalbaan worden verkregen bij toepassing van die trekveer. Indien de trekveer immers reeds op voorspanning gebracht zou zijn, dan zal die veer relatief snel zijn genoemde drempelveerspanning bereiken tijdens het afrollen van de materiaalbaan. Dit brengt echter het tweede nadeel van de 10 inrichting met zich mee, dat nauwelijks trekspanning op de materiaalbaan wordt uitgeoefend wanneer de materiaalbaan over een relatief korte afstand is ontrold. Daardoor kan de materiaalbaan niet goed strak worden gehouden bij een dergelijke korte afrolafstand. Verder kan de door de trekveer uitgeoefende trekspanning te klein blijken te zijn om de materiaalbaan nog 15 voldoende strak te kunnen oprollen tijdens het uitvoeren van enkele laatste materiaalbaan-oprolslagen.
Een derde nadeel van de bekende inrichting volgt uit bovengenoemde twee nadelen. De trekveer kan de materiaalbaan doorgaans op een gewenst hoge spanning brengen wanneer de materiaalbaan volledig 20 is uitgerold. Wanneer de materiaalbaan echter gedeeltelijk is uitgerold, bijvoorbeeld voor de helft, blijkt de door de trekveer bewerkstelligde trekkracht in veel gevallen te klein te zijn om de materiaalbaan nog voldoende te kunnen spannen, bijvoorbeeld om doorhangen en/of windgevoeligheid van de materiaalbaan tegen te gaan. Derhalve is 25 toepassing van de trekveer minder geschikt voor situaties, waarbij de materiaalbaan in verschillende uitrolstanden dient te worden strak gehouden.
Een vierde nadeel is, dat de trekveer relatief ver uitrekt tijdens het ontrollen van de materiaalbaan. Dit is met name nadelig wanneer de 30 trekveer dient te worden verborgen, bijvoorbeeld in een aan het uiteinde van 1021267 1 5 de materiaalbaan verbonden buis, aangezien daarvoor doorgaans relatief weinig ruimte beschikbaar is.
De onderhavige uitvinding beoogt de nadelen van de bekende inrichting op te heffen met behoud van de voordelen daarvan. In het 5 bijzonder beoogt de uitvinding een inrichting van het in de aanhef beschreven type, waarbij de materiaalbaan over een relatief grote afstand kan worden uitgerold, terwijl de materiaalbaan bij voorkeur tijdens het oprollen en afrollen op een gewenste relatief constante spanning wordt gehouden, althans op een spanning die ligt binnen een relatief klein 10 krachtenbereik.
De inrichting wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de aandrijfmiddelen zijn ingericht om eerste veermiddelen die aan de materiaalbaandrager en/of elk trekorgaan zijn gekoppeld, in rotatie te brengen om de genoemde materiaalbaandrager-rotatie en/of trekorgaan-15 beweging te bewerkstelligen.
Doordat de materiaalbaandrager en/of elk trekorgaan via roterende eerste veermiddelen in rotatie resp. beweging worden gebracht, kan de materiaalbaan over een relatief grote afstand worden uitgerold. De roteerbare eerste veermiddelen van de aandrijfmiddelen kunnen hiertoe 20 bijvoorbeeld slechts aan de materiaalbaandrager zijn gekoppeld, waarbij de aandrijfmiddelen direct aan elk trekorgaan zijn gekoppeld om het trekorgaan in een gewenste beweging te brengen. Omgekeerd kunnen de roteerbare eerste veermiddelen bijvoorbeeld slechts aan elk trekorgaan zijn gekoppeld, terwijl de aandrijfmiddelen direct aan de materiaalbaandrager 25 zijn gekoppeld. Verder bestaat de mogelijkheid, dat de roteerbare eerste veermiddelen met verschillende delen aan de materiaalbaandrager en aan elk trekorgaan zijn gekoppeld om het gewenste effect te verkrijgen.
Doordat de materiaalbaandrager en/of elk trekorgaan via roterende eerste veermiddelen in rotatie resp. beweging worden gebracht, kan de 1 0 2 1 2 6 7 6 materiaalbaan bovendien tijdens het oprollen en afrollen op een gewenste, relatief weinig veranderende spanning worden gehouden.
De werking van de inrichting volgens de uitvinding verloopt eenvoudig als volgt. In dit voorbeeld wordt een uitvoering van de inrichting 5 beschreven, waarbij de materiaalbaandrager via de eerste veermiddelen aan de aandrijfmiddelen is gekoppeld, terwijl elk trekorgaan direct aan de aandrijfmiddelen is gekoppeld. De aandrijfmiddelen rollen de materiaalbaan in dat geval af door de eerste veermiddelen in een rotatie te brengen, zodat de daaraan gekoppelde materiaalbaandrager in de genoemde 10 materiaalbaandrager-rotatie wordt gebracht en de materiaalbaan met een bepaalde snelheid wordt afgerold. De aandrijfmiddelen brengen het trekorgaan tegelijkertijd in beweging om de materiaalbaan in een van de materiaalbaandrager afgekeerde richting te trekken en op spanning te houden. Tijdens het afrollen van de materiaalbaan ontstaat een verschil 15 tussen een afrolsnelheid van de materiaalbaan en de trekorgaan-bewegingssnelheid. Dit verschil wordt door de roterende eerste veermiddelen opgevangen, althans door een verandering van een veerspanning van die veermiddelen. Doordat de eerste veermiddelen in hoofdzaak met de materiaalbaandrager meeroteren, is de verandering van 20 de veerspanning in die veermiddelen daarbij relatief laag, bijvoorbeeld ten opzichte van een uit de praktijk bekend, met de hand bedienbaar rolgordijn zonder trekorganen, waarvan een spanveer met een eerste einde vast aan een omgeving is verbonden en met een ander einde aan de gordijndrager is gekoppeld. Doordat de verandering van de veerspanning in de eerste 25 veermiddelen tijdens het afrollen relatief klein is, kunnen die veermiddelen een relatief weinig veranderende spankracht, althans binnen een relatief klein krachtenbereik, op de materiaalbaan uitoefenen. Daardoor kan de materiaalbaan over een relatief grote afstand worden uitgerold, waarbij wordt vermeden dat de eerste veermiddelen de materiaalbaan en andere 30 onderdelen van de inrichting met hun veerkracht beschadigen. Verder 1 n 9 1 9 β l 7 kunnen de eerste veermiddelen eenvoudig op een gewenste, relatief hoge voorspanning worden gebracht bij de materiaalbaan in een opgerolde toestand, zodat de materiaalbaan reeds bij een relatief kleine uitrolafstand goed wordt strakgetrokken. De aandrijfmiddelen kunnen de materiaalbaan, 5 na het afrollen, weer op de materiaalbaandrager oprollen door de materiaalbaandrager via de veermiddelen in omgekeerde richting te roteren, waarbij de trekorganen in omgekeerde richting worden bewogen.
De materiaalbaan kan daarbij relatief strak op de materiaalbaandrager worden gerold wanneer de eerste veermiddelen de materiaalbaan op een 10 gewenste spanning houden.
Op gemerkt zij dat de eerste veermiddelen in het hierboven beschreven voorbeeld op verschillende manieren op voorspanning kunnen zijn gebracht. De materiaalbaandrager en elk trekorgaan kunnen verder bijvoorbeeld zodanig zijn uitgevoerd en aan de aandrijfmiddelen gekoppeld, 15 dat de genoemde veerspanning althans in eerste instantie toeneemt of juist afneemt wanneer de materiaalbaan vanuit de opgerolde toestand van de materiaalbaandrager wordt afgerold. De uitvoering van de materiaalbaandrager, althans de diameter van de materiaalbaandrager, de uitvoering van elk trekorgaan en de manier waarop elk trekorgaan aan de 20 aandrijfmiddelen is gekoppeld, is namelijk in hoofdzaak bepalend voor de mate waarin de snelheid van elk trekorgaan verschilt van de afrolsnelheid van de materiaalbaan en derhalve voor de verandering van de spanning van de eerste veermiddelen.
Op overeenkomstige wijze als hierboven beschreven kunnen de 25 aandrijfmiddelen via de eerste veermiddelen aan elk trekorgaan zijn gekoppeld, hetgeen dezelfde voordelen biedt.
Volgens een voordelige uitwerking van de uitvinding is de inrichting voorzien van ten minste een tweede materiaalbaan. In dat geval omvat de inrichting ten minste een tweede roteerbare materiaalbaandrager 30 om de ten minste tweede materiaalbaan van af en op te rollen. Verder 1021267 8 omvat de inrichting dan ten minste één tweede beweegbaar trekorgaan dat aan een deel van de ten minste tweede materiaalbaan is verbonden om die materiaalbaan in een van de ten minste tweede materiaalbaandrager afgekeerde richting te trekken. De genoemde aandrijfmiddelen zijn dan 5 eenvoudig aan de ten minste tweede materiaalbaandrager en het ten minste tweede trekorgaan gekoppeld om die materiaalbaandrager en dat trekorgaan in rotatie resp. beweging te brengen ten behoeve van het af- en oprollen van die materiaalbaan. Zo kunnen verschillende materiaalbanen tegelijkertijd door de aandrijfmiddelen worden bediend. Bij voorkeur zijn de 10 aandrijfmiddelen ingericht om veermiddelen die aan de ten minste tweede materiaalbaandrager en/of elk ten minste tweede trekorgaan zijn gekoppeld, in rotatie te brengen om de rotatie van die materiaalbaandrager en/of beweging van elk aan die materiaalbaandrager gekoppelde trekorgaan te bewerkstelligen. Daardoor worden bovengenoemde voordelen van toepassing 15 van roteerbare veermiddelen eveneens aan de ten minste tweede materiaalbaan geboden.
Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en de tekening. Daarin toont: 20 fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; en lig. 2 een zij-aanzicht van het in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld toont.
Fig. 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding, dat is 25 voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan 1. De materiaalbaan 1 is gedeeltelijk op een roteerbare, buisvormige materiaalbaandrager 2 gerold.
De materiaalbaandrager 2 is roteerbaar om een aandrijfas 4 opgesteld. In de materiaalbaandrager 2 strekt zich een binnenbuis 14 uit waarin een aan de omgeving gekoppelde elektrische buismotor 12 is opgesteld. De buismotor 12 30 is ingericht om de zich concentrisch door de materiaalbaandrager 2 1021267 9 uitstrekkende aandrijfas 4 in rotatie te brengen. Om die aandrijfas 4 is een roteerbare veermotor 5, in het bijzonder een torsieveer, aangebracht. De veermotor 5 is met één einde aan de aandrijfas 4 verbonden via een aan die as 4 vastgekoppelde eerste plug 16. De materiaalbaandrager 5 en deze 5 eerste plug 16 zijn niet aan elkaar vastgekoppeld, zodat de materiaalbaandrager 5 en die plug 16 roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn. Het andere einde van de veermotor 5 is aan de materiaalbaandrager 2 verbonden via een daaraan gekoppelde tweede plug 15. De aandrijfmiddelen 12 brengen de materiaalbaandrager 2 tijdens gebruik indirect in rotatie via 10 de aandrijfas 4 en de veermotor 5. Doordat de veermotor 5 in een door de materiaalbaandrager 2 omgeven ruimte is opgesteld, is deze motor 5 niet zichtbaar vanuit een omgeving, hetgeen uit een esthetisch oogpunt gewenst is. Verder kan de inrichting zo relatief compact worden uitgevoerd. De buismotor 12 is om dezelfde redenen in de materiaalbaandrager 2 opgesteld. 15 De inrichting is verder voorzien van twee beweegbare trekkoorden 3 die aan een van de materiaalbaandrager afgekeerd uiteinde 11 van de materiaalbaan 1 zijn gekoppeld. De koorden 3 zijn hiertoe aan elkaar verbonden via een trekveer 8 die zich in een aan de materiaalbaanuiteinde verbonden buis 13 uitstrekt. De inrichting omvat twee door de aandrijving 20 12 roteerbare trekorgaandragers 9 om elk koordvormig trekorgaan 3 op over te geleiden tijdens het afrollen en oprollen van de materiaalbaan 1. De trekorgaandragers 9 zijn hiertoe vast aan de aandrijfas 4 van de buismotor 5 verbonden. Elke trekorgaandrager 9 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van twee tegenover elkaar op de as 4 gemonteerde schijven waarover het 25 respectieve trekkoord 3 is geleid. Zie hiertoe figuur 2 waarin het uitvoeringsvoorbeeld uit figuur 1 in zij-aanzicht is weergegeven en waaruit duidelijk de loop van de koorden 3 en de materiaalbaan 1 blijkt. Opgemerkt zij dat de trekveer 8 eventueel kan worden weggelaten.
Zoals de figuur toont, is de inrichting voorzien van keermiddelen 30 10, bijvoorbeeld katrollen, om elk trekkoord 3 te keren. Deze keermiddelen 1021267 1 10 10 zijn hiertoe op posities opgesteld die in het verlengde ligt van de gedeeltelijk uitgerolde materiaalbaan 1. Verder is de aan het uiteinde 11 van de materiaalbaan 1 gemonteerde buis 13 nabij kopse einden voorzien van koordgeleiders 17 om de trekkoorden 3 de buis met relatief weinig 5 wrijving die buis 13 in en uit te geleiden.
Bij voorkeur is de veermotor 5 op een bepaalde voorspanning gebracht om de materiaalbaan 1 reeds tussen de trekkoorden 3 en de materiaalbaandrager 2 te spannen indien de materiaalbaan niet of over een relatief kleine afstand is uitgerold, zodat de materiaalbaan 1 ook in dat 10 geval strak kan worden getrokken.
Wanneer de materiaalbaan 1 tijdens gebruik door de aandrijving 12 wordt uitgerold, zal de afrollende materiaalbaan 1 zich op een steeds kleinere rolomtrek op de materiaalbaandrager 2 bevinden zodat de afrolsnelheid van de materiaalbaan 1 afneemt. Daarentegen blijft de omtrek 15 die de koorden 3 daarbij op de koorddragers 9 beschrijven constant. Het hierdoor optredende snelheidsverschil wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een uitrekking van de trekveer 8. Bovendien wordt het snelheidsverschil gecompenseerd door een verdraaiing van de materiaalbaandrager 2 ten opzichte van de aandrijfas 4. Daarbij verandert 20 de veerspanning van de tussen de materiaalbaandrager 2 en aandrijfas 4 liggende veermotor 5.
Doordat de roterende veermotor 5 de aandrijfas 4 en de materiaalbaandrager 2 aan elkaar koppelt, kan die veermotor 5 de genoemde verdraaiing van de materiaalbaandrager 2 ten opzichte van de 25 aandrijfas 4 opvangen over een relatief grote uitrollengte van de materiaalbaan 1. Voor de vakman is duidelijk dat de veermotor 5 en de trekveer 8 op zodanige wijze kunnen worden uitgevoerd, althans met zodanige veerconstantes en op zodanige voorspanningen kunnen zijn gebracht, dat de materiaalbaan 1 tijdens het uitrollen relatief kleine 30 spanningsveranderingen ondervindt. Op deze manier kan de materiaalbaan 1021267 ' 11 1 over een grote afstand worden uitgerold en gespannen, zonder daarbij op een te grote spanning te worden gebracht.
Het op de materiaalbaandrager 2 terugrollen van de materiaalbaan 1 geschiedt op omgekeerde wijze, waarbij de aandrijving 12 de 5 materiaalbaandrager 2 via de veermotor 5 en de aandrijfas 4 in een omgekeerde rotatierichting brengt.
Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet beperkt is tot bet beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals verwoord in de navolgende conclusies.
10 Zo kunnen de eerste veermiddelen 5 al dan niet op een zodanige veerspanning zijn gebracht, dat wanneer de materiaalbaan zich in een in hoofdzaak volledig op de materiaalbaandrager gerolde toestand bevindt, deze eerste veermiddelen een bepaalde spantrekkracht op de materiaalbaan uitoefenen via de aan die veermiddelen gekoppelde materiaalbaandrager 15 en/of elk trekorgaan. Diameters van de materiaalbaandrager 2 en de koorddragers 9 kunnen zodanig op elkaar worden afgestemd dat de eerste veermiddelen een gewenste veerspanningsverandering ondergaan tijdens het of- en op rollen van de materiaalbaan 1.
Voorts kunnen de eerste veermiddelen diverse veermiddelen 20 omvatten, zoals een veermotor, een torsieveer, een flexibel orgaan, een veertrommel of een combinatie van deze en/of andere veermiddelen.
Verder kunnen de aandrijfmiddelen op diverse manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld motorisch en/of handbedienbaar.
Daarnaast kan de aandrijfas 4 juist via de eerste veermiddelen 5 25 aan elk trekorgaan 9 zijn gekoppeld om de genoemde trekorgaan-beweging te bewerkstelligen, terwijl de aandrijfas 4 in hoofdzaak direct aan de materiaalbaandrager 2 is gekoppeld om de genoemde materiaalbaandrager-rotatie te bewerkstelligen.
Verder kan de materiaalbaan 1 diverse vormen hebben. Daarbij 30 kan op voordelige wijze de relatief weinig veranderende spanning van de 1 Π 9 1 9 fi 7 i 12 eerste veermiddelen worden gebruikt om de materiaalbaan in de gewenste vorm te houden zonder de materiaalbaan te beschadigen. Zo kan de materiaalbaan 1, althans in een uitgerolde toestand, in hoofdzaak een niet-rechthoekige vorm hebben, bijvoorbeeld een driehoekige of meerhoekige 5 vorm, een van rondingen voorziene vorm, of een combinatie van deze of andere vormen. De materiaalbaan kan voorts zijn voorzien van gaten in diverse vormen en op diverse posities
De materiaalbaandrager kan bovendien in verschillende standen zijn opgesteld, bijvoorbeeld in hoofdzaak horizontaal, verticaal of diagonaal. 10 Voorts kan elk trekorgaan op diverse manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een aan de materiaalbaan verbonden koord, draad, band, staaldraad, riem, ketting of dergelijke, of als een aan de materiaalbaan verbonden vertande stang die door middel van een tandwiel verplaatspaar is, of dergelijke. Verder kan elk trekorgaan zich bijvoorbeeld door 15 doorgangen van de materiaalbaan heen uitstrekken. Op die manier kunnen de trekorganen tevens dienst doen als materiaalbaangeleiders.
Een bijzonder voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is, dat, doordat de materiaalbaan in elke uitrolstand op spanning wordt gehouden, het gebruik van zij geleidingen waarin de langsranden van de 20 materiaalbaan worden geleid, kan vervallen. Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen derhalve brede en lange schermen zonder zij geleidingen worden gerealiseerd. De door de uitvinding verschafte inrichting is bijzonder geschikt om relatief grote materiaalbanen af en op te rollen. Zo kan bijvoorbeeld, door verschillende van deze inrichtingen aan elkaar te 25 koppelen, een totale materiaalbaanbreedte van meer dan 10 meter worden bediend. De materiaalbaanlengte kan bijvoorbeeld meer dan circa 4 meter bedragen. Vanzelfsprekend is de inrichting tevens geschikt voor materiaalbanen met kleinere afmetingen.
1021267 ’
Claims (23)
1. Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, bijvoorbeeld een doek, gaas, net, gordijn, folie en/of zeil, waarbij de inrichting een roteerbare materiaalbaandrager (2) omvat om de materiaalbaan (1) van af en op te rollen, waarbij de inrichting ten minste 5 één beweegbaar trekorgaan (3) omvat dat aan een deel van de materiaalbaan (1), in het bijzonder aan een materiaalbaanuiteinde (11), is verbonden om de materiaalbaan (1) in een van de materiaalbaandrager (2) afgekeerde richting te trekken, waarbij de inrichting is voorzien van aandrijfmiddelen (4, 5, 12) die zijn ingericht om de materiaalbaandrager (2) 10 in rotatie en elk trekorgaan (3) in beweging te brengen ten behoeve van het af- en oprollen van de materiaalbaan (1), met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht om eerste veermiddelen (5) die aan de materiaalbaandrager (2) en/of elk trekorgaan (3) zijn gekoppeld, in rotatie te brengen om de genoemde materiaalbaandrager-rotatie en/of trekorgaan-15 beweging te bewerkstelligen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste veermiddelen een veermotor (5) omvatten.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de eerste veermiddelen een torsieveer (5) omvatten.
4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste veermiddelen (5) in een door de materiaalbaandrager (2) omgeven ruimte zijn opgesteld.
5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn voorzien van een roteerbare 25 aandrijfas (4) die aan de eerste veermiddelen (5) is gekoppeld om de eerste veermiddelen (5) in rotatie te brengen. 1021267
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aandrijfas (4) via de eerste veermiddelen aan de materiaalbaandrager (2) is gekoppeld om de genoemde materiaalbaandrager-rotatie te bewerkstelligen.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de 5 aandrijfas (4) via de eerste veermiddelen (5) aan elk trekorgaan (3) is gekoppeld om de genoemde trekorgaan-beweging te bewerkstelligen.
8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste veermiddelen (5) op een zodanige veerspanning zijn gebracht, dat wanneer de materiaalbaan (1) zich in een in hoofdzaak 10 volledig op de materiaalbaandrager (2) gerolde toestand bevindt, deze eerste veermiddelen (5) een bepaalde spantrekkracht op de materiaalbaan (1) uitoefenen via de aan die veermiddelen (5) gekoppelde materiaalbaandrager (2) en/of elk trekorgaan (3).
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 15 materiaalbaandrager (2) en elk trekorgaan (3) zodanig zijn uitgevoerd en aan de aandrijfmiddelen (12) gekoppeld, dat de genoemde veerspanning althans in eerste instantie toeneemt wanneer de materiaalbaan (1) vanuit de opgerolde toestand van de materiaalbaandrager (2) wordt afgerold.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 20 materiaalbaandrager (2) en elk trekorgaan (3) zodanig zijn uitgevoerd en aan de aandrijfmiddelen (12) gekoppeld, dat de genoemde veerspanning althans in eerste instantie afneemt wanneer de materiaalbaan (1) vanuit de opgerolde toestand van de materiaalbaandrager (2) wordt afgerold.
11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de eerste veermiddelen (5) en de materiaalbaandrager (2) om dezelfde rotatie-as roteerbaar zijn opgesteld
12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene trekorgaan (3) koordvormig is uitgevoerd.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de inrichting 30 is voorzien van ten minste één door de aandrijfmiddelen (4, 12) roteerbare 1021267 J trekorgaandrager (9) waarover elk koordvormig trekorgaan (3) is geleid tijdens het afrollen resp. oprollen van de materiaalbaan (1).
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat elke trekorgaandrager (9) en de materiaalbaandrager (2) om dezelfde rotatie-as 5 roteerbaar zijn opgesteld.
15. Inrichting volgens althans conclusie 12, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van keermiddelen (10) om elk koordvormig trekorgaan (3) te keren op een positie die is gelegen in het verlengde van een tijdens gebruik afgerold deel van de materiaalbaan (1).
16. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk trekorgaan (3) tweede veermiddelen (8) omvat.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de genoemde tweede veermiddelen ten minste één trekveer (8) omvatten.
18. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat aandrijfmiddelen (5) handbedienbaar zijn.
19. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een aandrijving (12), bijvoorbeeld een elektromotor, omvatten.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de 20 aandrijfmiddelen een buismotor (12) omvatten welke zich ten minste gedeeltelijk in een door de materiaalbaandrager (3) omgeven ruimte uitstrekken.
21. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de materiaalbaan (1), althans in een uitgerolde toestand, in 25 hoofdzaak een niet-rechthoekige vorm heeft.
22. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van ten minste een tweede materiaalbaan, waarbij de inrichting ten minste een tweede roteerbare materiaalbaandrager omvat om de ten minste tweede materiaalbaan van af 30 en op te rollen, waarbij de inrichting ten minste één tweede beweegbaar 1021267 ' trekorgaan omvat dat aan een deel van de ten minste tweede materiaalbaan is verbonden om die materiaalbaan in een van de ten minste tweede materiaalbaandrager afgekeerde richting te trekken, waarbij genoemde aandrijfmiddelen aan de ten minste tweede materiaalbaandrager en het ten 5 minste tweede trekorgaan zijn gekoppeld om die materiaalbaandrager en dat trekorgaan in rotatie resp. beweging te brengen ten behoeve van het af-en oprollen van die materiaalbaan.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht om veermiddelen die aan de ten minste 10 tweede materiaalbaandrager en/of elk ten minste tweede trekorgaan zijn gekoppeld, in rotatie te brengen om de rotatie van die materiaalbaandrager en/of beweging van elk aan die materiaalbaandrager gekoppelde trekorgaan te bewerkstelligen. 15 A Λ O Λ O β -7 I
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1021267A NL1021267C2 (nl) | 2002-08-13 | 2002-08-13 | Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1021267A NL1021267C2 (nl) | 2002-08-13 | 2002-08-13 | Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen. |
NL1021267 | 2002-08-13 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1021267C2 true NL1021267C2 (nl) | 2004-02-17 |
Family
ID=32026270
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1021267A NL1021267C2 (nl) | 2002-08-13 | 2002-08-13 | Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1021267C2 (nl) |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2166480A (en) * | 1984-11-02 | 1986-05-08 | Guthrie Douglas Ltd | Roller apparatus |
FR2604203A2 (fr) * | 1981-04-28 | 1988-03-25 | Franciaflex | Store a guidage lateral et a grande extension tel qu'un velum pour serres, verandas et analogues. |
WO1996029498A1 (en) * | 1995-03-22 | 1996-09-26 | Nicola Silvestri | A spring device for the winding and unwinding of a fabric wound around a supporting cylinder |
-
2002
- 2002-08-13 NL NL1021267A patent/NL1021267C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2604203A2 (fr) * | 1981-04-28 | 1988-03-25 | Franciaflex | Store a guidage lateral et a grande extension tel qu'un velum pour serres, verandas et analogues. |
GB2166480A (en) * | 1984-11-02 | 1986-05-08 | Guthrie Douglas Ltd | Roller apparatus |
WO1996029498A1 (en) * | 1995-03-22 | 1996-09-26 | Nicola Silvestri | A spring device for the winding and unwinding of a fabric wound around a supporting cylinder |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP3286386B1 (fr) | Dispositif d'occultation multifonctions a modules, notamment pour pergola | |
US20230228094A1 (en) | Awning apparatus | |
KR101320445B1 (ko) | 개폐식 차양막 | |
NL192046C (nl) | Oprolbare zonwering. | |
FR2804533A1 (fr) | Dispositif d'affichage a panneau deroulant | |
WO1985000633A1 (fr) | Dispositif tendeur destine a permettre l'enroulement et le deroulement d'un element de protection | |
US5307855A (en) | Tape drive extendable and retractable awning assembly | |
FR2668195A1 (fr) | Dispositif de climatisation d'abri de piscine, par relevage de film par un tambour enrouleur mobile mu electriquement. | |
FR2563860A1 (fr) | Store motorise a deroulement et a enroulement commandes positivement. | |
NL1021267C2 (nl) | Inrichting voorzien van een af en op te rollen materiaalbaan, alsmede een samenstel van ten minste twee dergelijke inrichtingen. | |
DE202005007921U1 (de) | Rollomechanismus für stehende und geneigte Fenster, insbesondere zum Einbau in den Scheibenzwischenraum von Isolierglasscheiben | |
JP2003041728A (ja) | サンルームや温室のための日よけ | |
FR2494957A1 (fr) | Appareil d'enroulement et de deroulement d'un ecran souple de couverture d'une serre | |
FR2556403A1 (fr) | Dispositif de maintien sous tension d'un element enroulable autour d'un axe | |
FR2578901A1 (fr) | Dispositif de mise en tension pour toile de protection solaire, notamment de veranda ou de pergola | |
US958605A (en) | Automatic curtain-roller. | |
FR2622913A1 (fr) | Dispositif de fixation et de manoeuvre d'un store horizontal ou incline | |
FR2694584A1 (fr) | Toiture à panneaux escamotables et bâtiment équipé d'une telle toiture. | |
FR2753743A1 (fr) | Nouveau type de store ou article similaire | |
BE1015160A3 (nl) | Inrichting voor het aandrijven van zonneluifels of dergelijke. | |
BE1030495B1 (nl) | Een gemotoriseerde niet-verticale doekzonnewering omvattende de kabelverankering en een montagewerkwijze | |
FR2559527A1 (fr) | Mecanisme pour velum de store | |
NL8401662A (nl) | Zonnescherm voor toepassing in tuinbouwkassen of dergelijke. | |
DE10051595A1 (de) | Rollo, insbesondere zur Abdeckung einer Glasscheibe eines Fensters | |
CN1326529A (zh) | 遮蔽装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20130301 |