NL1018247C2

NL1018247C2 - Inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie.

Info

Publication number: NL1018247C2
Application number: NL1018247A
Authority: NL
Inventors: Gustaaf Frans Brouwer
Original assignee: Sara Lee De Nv
Priority date: 2001-06-08
Filing date: 2001-06-08
Publication date: 2002-12-10
Also published as: US20050003052A1; US20080184896A1; US8011290B2; WO2002100227A1; US7415921B2; CN1268266C; EP1404202A1; EP1404202B1; DE60209716D1; DE60209716T2; ATE319364T1; ES2257552T3; CN1541076A

Description

Titel: inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bereiden van tenminste een type voor consumptie geschikte drank zoals koffie of chocolademelk op basis van een warme vloeistof zoals water, voorzien van een voorraadtank die, in gebruik, is gevuld met een vloeistof zoals water, 5 een boiler en een driewegklep waarbij de driewegklep is voorzien van een inlaat, een eerste uitlaat en een tweede uitlaat waarbij de pomp in fluïdumverbinding staat met de voorraadtank en een inlaat van de boiler voor het pompen van de vloeistof van de voorraadtank naar de boiler en waarbij een uitlaat van de boiler in fluïdumverbinding staat met de inlaat 10 van de driewegklep, de eerste uitlaat van de driewegklep via een eerste uitlooptraject in fluïdumverbinding staat met de voorraadtank en/of een inlaat van de pomp voor het terugvoeren vloeistof vanuit de driewegklep naar de voorraadtank en/of de pomp en waarbij de tweede uitlaat van de driewegklep via een tweede uitlooptraject in fluïdumverbinding staat met 15 een drankbereidingseenheid voor het op basis van de warme vloeistof bereiden van de voor consumptie geschikte drank waarbij de driewegklep is voorzien van een eerste lichaam dat onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/of de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een eerste en tweede uiterste positie waarbij het eerste lichaam 20 onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/ of de tweede uitlaat van de eerste uiterste positie in de richting van de tweede uiterste positie kan bewegen en in de tweede uiterste positie de eerste uitlaat afsluit zodat de vloeistofstroom zich dan uitstrekt van de inlaat naar de tweede uitlaat 25 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een driewegklep voorzien van een inlaat, een eerste uitlaat en een tweede uitlaat waarbij de driewegklep is voorzien van een eerste lichaam dat onder invloed van een 'I o ::: 4 7"* 2 vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/of de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een eerste en tweede uiterste positie waarbij het eerste lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/ of de tweede uitlaat van de eerste uiterste positie in de 5 richting van de tweede uiterste positie kan bewegen en in de tweede uiterste positie de eerste uitlaat afsluit zodat de vloeistofstroom zich dan uitstrekt van de inlaat naar de tweede uitlaat

Een dergelijke inrichting en driewegklep zijn op zich bekend. De bekende driewegklep is voorzien van een compartiment dat de inlaat, de 10 eerste uitlaat en de tweede uitlaat omvat, het eerste lichaam is bolvormig uitgevoerd. Voorts is in het tweede uitlooptraject een terugslagklep opgenomen.

De werking van de bekende inrichting is als volgt. De voorraadbak tank is gevuld met water. Vervolgens wordt de pomp gestart. Deze pompt 15 water van de voorraad tank naar de boiler. Door de boiler wordt het water verwarmd. Het water wordt via de boiler verder gepompt naar de inlaat van de driewegklep. Onder invloed van een waterstroom van de inlaat naar de eerste en/of tweede uitlaat zal het eerste lichaam zich in de richting van de eerste uitlaat bewegen en snel de eerste uitlaat afsluiten. De eerste uitlaat 20 blijft vervolgens afgesloten door de in de driewegklep heersende druk.

Hierdoor zal het water dat via de inlaat in de driewegklep wordt gepompt verder alleen nog maar via de tweede uitlaat de driewegklep kunnen verlaten en stroomt verder via het tweede uitlooptraject naar de op zich bekende drankbereidingseenheid. Een dergelijke op zich bekende 25 drankbereidingseenheid is bijvoorbeeld omschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage (NL 1006034 of de Europese aanvrage EP 0 078 158). In deze op zich bekende drankbereidingseenheid wordt op basis van de toevoer van het hete water via het tweede uitlooptraject bijvoorbeeld een café creme gevormd die wordt afgegeven in een mokje of een kop.

1018247 3

Nadat de voor consumptie geschikte drank is bereid wordt de pomp stilgezet. Nadat de pomp is stilgezet zal de boiler nog enige tijd doorgaan met het afgeven van expansie water omdat de boiler nog niet is afgekoeld. Dit expansie water zal naar de drankbereidingseenheid stromen en tot 5 gevolg hebben dat deze zal nadruppelen. De terugslagklep heeft een hoge stromingsweerstand waardoor de druk in de driewegklep, nadat de pomp is stilgezet, relatief langzaam zal dalen. Het lichaam zal hierdoor relatief langzaam van de eerste uitlaat naar de inlaat gaan bewegen. Dit brengt met zich dat het relatief lang duurt voordat de eerste uitlaat weer wordt 10 geopend. Na het openen van de eerste uitlaat kan het expansiewater vanuit de boiler via de eerste uitlaat worden teruggevoerd naar de voorraad tank en/of de inlaat van de pomp. Dat dit expansiewater dan niet via het tweede uitlooptraject naar de drankbereidingseenheid stroomt heeft te maken met het feit dat het eerste uitlooptraject en lagere stromingsweerstand heeft dan 15 het tweede uitlooptraject in combinatie met de drankbereidingseenheid. Wel zal heet water, dat zich in het tweede uitlooptraject tussen de driewegklep en de terugslagklep bevindt, terug gaan stromen naar de driewegklep en vervolgens eventueel via de inlaat naar de boiler.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat nadat de pomp is 20 gedeactiveerd het relatief lang duurt voordat het lichaam de eerste uitlaat vrijgeeft. Dit heeft met name tot gevolg dat het expansiewater via het tweede uitlooptraject aan de drankbereidingseenheid wordt toegevoerd terwijl de pomp al is gestopt. Dit veroorzaakt nadruppelen en een spreiding in de zettijd en daarmee een ongewenste spreiding in de kwaliteit van de 25 drank.Voorts is het een nadeel dat een relatief grote hoeveelheid water dat zich in het tweede uitlooptraject bevindt, welk water onder meer expansiewater kan zijn, terug kan stromen naar de boiler. Hierdoor kan de boiler vervuilt raken wanneer dit water zelfs bestanddelen van de voor consumptie geschikte drank omvat. Ook is het een groot nadeel dat op deze 30 wijze het tweede uitlooptraject voor een deel wordt gevuld met lucht.

ito 1 824 7^ 4

Wanneer immers vervolgens een tweede consumptie moet worden bereid, zal allereerst een hoeveelheid lucht uit het tweede uitloop traject moeten worden verdrongen via de drankbereidingseenheid. Hierdoor wordt de kwaliteit van de drank verminderd en wordt de hoeveelheid drank die wordt 5 bereid minder nauwkeurig bepaald.

De uitvinding beoogt een oplossing te verschaffen voor het genoemde probleem.

De inrichting volgens de uitvinding is hiertoe gekenmerkt in dat de driewegklep verder is voorzien van een tweede lichaam dat onder invloed 10 van een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een derde en vierde uiterste positie waarbij het tweede lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat van de derde uiterste positie in de richting van de vierde uiterste positie kan bewegen en in de derde uiterste positie een vloeistofstroom van de tweede 15 uitlaat in de richting van de inlaat blokkeert.

Wanneer bij de inrichting volgens conclusie 1 voor het bereiden van een drank de pomp wordt gestart zal de verwarmde vloeistof die aan de inlaat wordt toegevoerd door de driewegklep stromen in de richting van de eerste uitlaat en/of de tweede uitlaat. Hierdoor zal het eerste lichaam van 20 de eerste uiterste positie naar de tweede uiterste positie bewegen waarbij dan de eerste uitlaat wordt afgesloten. Vanaf dat moment zal de vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat stromen. Vanaf de tweede uitlaat stroomt de vloeistof vervolgens door het tweede uitlooptraject naar de drankbereidingseenheid voor het op basis van de warme vloeistof 25 bereiden van de voor consumptie geschikte drank. Wanneer vervolgens de pomp wordt gestopt kan het eerste lichaam zich relatief snel van de tweede uiterste positie naar de eerste uiterste positie bewegen. Dit komt omdat de druk in de driewegklep snel kan afnemen. Deze druk kan snel afnemen in verband met de mogelijke relatief kleine stromingsweerstand van het 30 tweede lichaam. Hierdoor zal eventueel expansiewater vanuit de boiler 10182477 5 direct via de inlaat en de eerste uitlaat terug kunnen worden gevoerd naar het voorraadvat en/of de inlaat van de pomp. Doordat de eerste uitlaat zich relatief snel kan openen wordt nadruppelen bij de drankbereidingseenheid ten gevolge van de expansie vloeistof uit de boiler voorkomen. Omdat 5 bovendien het tweede lichaam relatief snel in de derde uiterste positie kan komen kan het leeglopen van het tweede uitlooptraject via de inlaat naar de boiler eveneens worden voorkomen. Indien terugloop wordt voorkomen wordt eveneens bereikt dat de druk nadat het pompen wordt stilgezet in het vloeistofstroomtraject van de inlaat naar de eerste uitlaat relatief snel kan 10 afnemen. Dit heeft weer tot gevolg dat het eerste lichaam relatief snel de tweede uiterste positie kan verlaten, waardoor het expansiewater vrijwel onmiddellijk nadat de pomp wordt stilgezet kan worden teruggevoerd naar het voorraadvat en/of de inlaat van de pomp. Doordat volgens de uitvinding twee separate van elkaar gescheiden lichamen worden toegepast voor het 15 blokkeren van het vloeistofstroomtraject van de inlaat naar de eerste uitlaat en het blokkeren van het vloeistofstroomtraject van de tweede uitlaat naar de inlaat kan nadruppelen en leegloop van het tweede uitlooptraject worden geminimaliseerd.

In het bijzonder geldt hierbij dat de driewegklep in een enkele 20 behuizing is aangebracht. Bij voorkeur geldt dat het eerste lichaam zwaarder is dan het tweede lichaam. Hierdoor wordt bereikt dat nadat de pomp wordt stilgezet het eerste lichaam heel snel de tweede uiterste positie zal verlaten om zich in de richting van de tweede uiterste positie te bewegen. Dankzij het nadruppelen wordt de zettijd verkort en de spreiding 25 van de hoeveelheid zetsel - en daarmee ook de spreiding in droge stof (smaak) - neemt hierdoor af in geval dat met de inrichting een koffiedrank wordt bereid.

In het bijzonder geldt dat de driewegklep is voorzien van een eerste compartiment waarin zich het eerste lichaam bevindt, een tweede 30 compartiment waarin zich het tweede lichaam bevindt en een ίΛ f -*i, /-=1 f· ü ï öcs ƒ 6 fluïdumverbinding tussen het eerste en tweede compartiment. Hierbij kan dan het eerste compartiment zijn voorzien van de inlaat en de eerste uitlaat. Het tweede compartiment kan zijn voorzien van de tweede uitlaat. Op deze wijze kan de driewegklep bijzonder compact worden uitgevoerd. Dit geldt 5 met name wanneer het eerste en het tweede compartiment met een tussenwand van elkaar zijn gescheiden waarbij de fluïdumverbinding zich door de tussenwand uitstrekt. Een verder voordeel van deze bijzondere uitvoeringsvorm is dat de fluïdumverbinding een lengte heeft die overeen kan komen met de dikte van de tussenwand waardoor de 10 stromingsweerstand van het vloeistofstroomtraject dat zich van de inlaat naar de tweede uitlaat uitstrekt relatief klein kan zijn.

De driewegklep volgens de uitvinding is gekenmerkt in dat de driewegklep verder is voorzien van een tweede lichaam dat onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat vrij beweeglijk 15 is tussen een derde en vierde uiterste positie waarbij het tweede lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat van de derde uiterste positie in de richting van de vierde uiterste positie kan bewegen en in de derde uiterste positie een vloeistofstroom van de tweede uitlaat in de richting van de inlaat blokkeert.

20 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Hierin toont:

Figuur 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank volgens de uitvinding; 25 Figuur 2a een alternatieve uitvoeringsvorm van de driewegklep van figuur 1 in een toestand waarbij aan de inlaat geen vloeistof wordt toegevoerd;

Figuur 2b de driewegklep van figuur 2a in een toestand waarbij aan de inlaat een vloeistofstroom met een relatief groot debiet wordt toegevoerd.

1018?'7 7

In figuur 1 is met referentienummer 1 een inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie op basis van een warme vloeistof zoals water aangeduid. In dit voorbeeld betreft het een inrichting voor het bereiden van een café creme. De inrichting is voorzien 5 van een voorraad tank 2 die in gebruik gevuld is met water. De inrichting is voorts voorzien van een boiler 4 voor het verwarmen van water. Een inlaat 5 van de boiler 4 is via pomp 6 verbonden met de voorraad tank 2. In gebruik pompt de pomp 6 water uit de voorraad tank naar de boiler 4. De inrichting is verder voorzien van een driewegklep 7 die is voorzien van een inlaat 8, 10 een eerste uitlaat 10 en een tweede uitlaat 12. Een uitlaat 14 van de boiler is via een leiding 16 met de inlaat 8 van de driewegklep 7 verbonden. De eerste uitlaat 10 is via een eerste uitlooptraject 18 in fluïdumverbinding met de voorraad tank 2. Voorts staat de tweede uitlaat 12 via een tweede uitlooptraject 20 in fluïdumverbinding met een op zich bekende 15 drankbereidingseenheid 22 zoals bijvoorbeeld van het type dat is omschreven in de Europese octrooiaanvrage 0 878 154. Deze op zich bekende drankbereidingseenheid 22 kan bijvoorbeeld worden gevuld met gemalen koffie voor het onder druk toevoeren van heet water bereiden van een café creme. Deze kan dan in een mok 24 worden opgevangen zoals 20 schematisch is getoond in figuur 1.

De driewegklep 7 is voorzien van een eerste lichaam 26 dat onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/of de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een eerste uiterste positie 26A en een tweede uiterste positie 26B. De eerste uitlaat 10 is voorzien van een in 25 figuur 1 schematisch aangegeven afdichtingsring 28 die er voor zorgt dat wanneer het eerste lichaam 26 zich in de tweede uiterste positie 26B bevindt, een vloeistofstroomtraject dat zich uitstrekt van de inlaat naar de eerste uitlaat bij de eerste uitlaat is afgesloten ofwel geblokkeerd.

De driewegklep is verder voorzien van een tweede lichaam 30 dat 30 onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat 101 8:·'; 7 8 vrij beweeglijk is tussen een derde uiterste positie 30A en een vierde uiterste positie 30B. Wanneer het tweede lichaam zich in de derde uiterste positie 30A bevindt komt deze tegen een afdichtingsring 32 aan te liggen waardoor het vloeistofstroomtraject van de tweede uitlaat naar de inlaat 5 wordt afgesloten ofwel geblokkeerd.

In dit voorbeeld is de driewegklep in één enkele behuizing aangebracht. De driewegklep is voorzien van een eerste compartiment 34 waarin zich het eerste lichaam bevindt en een tweede compartiment 36 waarin zich het tweede lichaam 30 bevindt. Het eerste compartiment 34 is 10 zoals in de tekening goed is te zien, voorzien van de inlaat 8 en de eerste uitlaat 10. Het tweede compartiment is voorzien van de tweede uitlaat 12. Het eerste en tweede compartiment zijn in dit voorbeeld middels een tussenwand 40 van elkaar gescheiden. Het eerste en tweede compartiment zijn middels een fluïdumverbinding 42 die zich door de tussenwand 15 uitstrekt met elkaar verbonden. De tussenwand .40 is voorzien van een instroomopening 44 welke een uiteinde vormt van de fluïdumverbinding 42. De fluïdumverbinding 42 strekt zich in de vorm van een buis voor een gedeelte vanaf de instroomopening 44 tot in het tweede compartiment 36 uit welke buis aan zijn vrije uiteinde is afgesloten en aan zijn boveneinde is 20 voorzien van een uitstroomopening 45 welke uitstroomopening de afdichtingsring 32 draagt en welke opening door het tweede lichaam 30 wordt afgesloten wanneer het tweede lichaam zich in de derde uiterste positie bevindt welke wordt gedefinieerd door de bovenzijde van de genoemde fluïdumverbinding 42 in het tweede compartiment.

25 Het eerste lichaam 26 en het eerste compartiment 34 zijn dusdanig geconfigureerd dat wanneer het eerste lichaam zich in de tweede uiterste positie 26B bevindt (goed te zien bij de alternatieve uitvoeringsvorm volgens figuur 2b), waarbij de eerste uitlaat is afgesloten, de vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat zich uitstrekt door een deel 46 van het eerste 30 compartiment dat zich tussen het eerste lichaam en de inlaat bevindt.

int P'M

9

Tevens blijkt dat de instroomopening 44 van de fluïdumverbinding van het eerste compartiment zich tussen de inlaat 8 en de eerste uitlaat 10 bevindt.

Het genoemde deel 46 van het eerste compartiment omvat tevens de betreffende instroomopening 44 van de fluïdumverbinding. In dit voorbeeld 5 is het eerste lichaam 26 cilindervormig uitgevoerd. Voorts geldt in dit voorbeeld dat het tweede lichaam 30 bolvormig is uitgevoerd en dat het eerste lichaam zwaarder is dan het tweede lichaam. Tevens geldt dat de stromingsweerstand van de eerste uitloop 18 kleiner is dan de stromingsweerstand van de tweede uitloop 20 in combinatie met de 10 drankbereidingseenheid 22.

De werking van de tot op dit punt omschreven inrichting is als volgt. In rust bevindt het eerste lichaam 26 zich in de eerste uiterste positie 26A. Tevens bevindt het tweede lichaam 30 zich de derde uiterste positie 30A.

Dit brengt met zich dat er een fluïdumverbinding aanwezig is van de inlaat 15 8 naar de eerste uitlaat 10 maar dat een fluïdumverbinding van de tweede uitlaat 12 naar de inlaat 8 is geblokkeerd doordat het tweede lichaam zich in de derde uiterste positie bevindt. Tevens is er een fluïdumverbinding mogelijk in de richting van de inlaat naar de tweede uitlaat.

Voor het bereiden van een kop koffie wordt de pomp 6 gestart. De 20 pomp 6 pompt water vanuit de voorraad tank 2 naar de boiler 4. De boiler 4 verwarmt dit water en voert dit naar de inlaat 8 van de driewegklep 7. Het hete water stroomt het eerste compartiment binnen en zal zich verplaatsen in de richting van de eerste uitlaat 10. Het water zal zich tevens verplaatsen van de inlaat 8 via de fluïdumverbinding naar de tweede uitlaat 25 12. Ten gevolge van de stroming die ontstaat in het eerste compartiment zal het eerste lichaam 26 snel naar de tweede uiterste positie worden bewogen en aldus de eerste uitlaat afsluiten. Ten gevolge van de heersende druk in het eerste compartiment blijft het eerste lichaam de eerste uitlaat goed afsluiten. Het gevolg is dat althans nagenoeg direct al het water dat vanuit 30 de boiler aan de driewegklep wordt toegevoerd, de driewegklep via de 7 0 1 8?.·*. 7 ” 10 tweede uitlaat 12 verlaat en via het tweede uitlooptraject 20 aan de drankbereidingseenheid 22 wordt toegevoerd. De vervolgens door de drankbereidingseenheid bereidde, voor consumptie geschikte, drank wordt aan een mok 24 toegevoerd. Wanneer er een voldoende grote portie gereed 5 product is geproduceerd wordt de pomp 6 gestopt. Dit kan geschieden op automatische wijze met behulp van bijvoorbeeld een besturingsinrichting 50. Hierdoor wordt niet langer een groot debiet door de boiler aan de inlaat 8 van de driewegklep toegevoerd. De druk in het eerste compartiment die het eerste lichaam in de tweede uiterste positie vasthield gedurende de 10 periode waarin door middel van de pomp vloeistof aan de inlaat van de driewegklep werd toegevoerd om vervolgens via de tweede uitlaat de driewegklep weer te verlaten valt snel weg door de relatief kleine stromingsweerstand van het tweede lichaam 30 dat als terugslagventiel fungeert. Door dit snel wegvallen van de druk zal het eerste lichaam snel 15 vanuit de tweede positie in de richting van de eerste positie gaan bewegen. Op een moment dat dit gebeurd is de eerste uitlaat 10 niet langer geblokkeerd. Dit betekent dat het expansiewater van de boiler, via het eerste uitlooptraject 18 direct wordt teruggevoerd naar de voorraadtank. Expansiewater is het water dat de boiler nog verlaat wanneer de pomp 6 al 20 is stilgezet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de boiler nog steeds heet is en als het ware nasputtert. Dit expansiewater zal nu mede gezien het feit dat de stromingsweerstand van de eerste uitloop 18 kleiner is dan de stromingsweerstand van de tweede uitloop 20 in combinatie met de drankbereidingseenheid 22 de weg kiezen van de minste weerstand en 25 derhalve via de eerste uitlaat 10 en de tweede uitloop 18 terugstromen naar de voorraadtank. Er wordt dus voorkomen dat dit expansiewater via de tweede uitlaat 12 aan de drankbereidingseenheid 22 wordt toegevoerd. De drankbereidingseenheid 22 zal hierdoor niet nadruppelen. Voorts zal, door het wegvallen van de stroming van de inlaat naar de tweede uitlaat het 30 tweede lichaam 30 zich naar de derde uiterste positie 30A gaan bewegen.

1 o ? 824 11

Ook dit gebeurt relatief snel. Doordat hierdoor de als terugslagklep fungerend tweede lichaam 30 snel het vloeistofstroomtraject in de richting van de tweede uitlaat 12 naar de inlaat 8 afsluit wanneer deze in de derde uiterste positie komt, wordt voorkomen dat het tweede uitlooptraject 20 5 leegloopt. Deze blijft dus gevuld met water hetgeen voordelig is wanneer een volgende consumptie moet worden bereid. Zou deze zijn gevuld met lucht dan zou in eerste instantie een hoeveelheid lucht aan de drankbereidingseenheid 22 worden toegevoerd, hetgeen de kwaliteit van het gereed product niet ten goede komt. Bovendien zal hierdoor een spreiding op 10 de hoeveelheid zetsel en daarmee ook een spreiding in droge stof (smaak) variëren. Dit wordt nu juist voorkomen.

Voorts geldt dat in verband met het feit dat het eerste lichaam 26 zwaarder is dan het tweede lichaam, dit eerste lichaam relatief snel zal terugvallen en derhalve relatief snel de tweede uiterste positie verlaten 15 zoals hiervoor omschreven. Doordat het eerste lichaam de vorm heeft van een cilinder, met meer stromingsweerstand dan een bol, zal deze bovendien snel worden opgelicht bij een toevoer van fluïdum aan de inlaat 8 (en door zijn gewicht weer snel terugvallen bij een stop dan deze toevoer). Daarnaast is het doorstroomde oppervlak tussen het eerste lichaam en het eerste 20 compartiment kleiner dan bij het tweede lichaam en het tweede compartiment hetgeen het eveneens mogelijk maakt dat het eerste lichaam sneller kan terugvallen. Het verlaten van de tweede uiterste positie door het eerste lichaam gaat dus relatief snel in verband met het relatief zware gewicht van het eerste lichaam. Het gaat tevens snel omdat het bolvormige 25 tweede lichaam een terugslagklep vormt met een relatief kleine stromingsweerstand. Ook de korte fluïdumverbinding 42 en de enkele behuizing spelen hierin een voordelige rol.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor geschetste uitvoeringsvorm. Zo kan met de eerste uitloop 18, het water tevens worden 30 teruggevoerd aan een onderzijde van de voorraadtank of bij de ingang van

i n λ o C A

iu S Ü-'V ( 1 12 de pomp 6. Beide alternatieven zijn respectievelijk via de leidingen 52 en 54 aangeduid.

In figuur 2a en 2b is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven waarin met elkaar overeenkomende onderdelen van zelfde 5 referentienummers zijn voorzien. De werking van de driewegklep volgens figuur 2A en 2B is echter geheel identiek aan de driewegklep volgens figuur 1 zodat een nadere uitleg achterwege kan worden gelaten. Verder kan in plaats van koffie met behulp van het hete water eveneens andere dranken worden bereid zoals chocolademelk en thee. Ook kan de boiler 4 achterwege 10 worden gelaten zodat ook koude dranken kunnen worden bereid zoals ice tea. Verder kan de driewegklep ook voor andere toepassingen worden gebruikt. Ook het fluïdum dat door de driewegklep stroomt behoeft geen vloeistof te zijn maar kan ook een gas zijn zoals stoom. Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

15 1 0 1 8.^4 7^

Claims

1. Inrichting voor het bereiden van tenminste een type voor consumptie geschikte drank zoals koffie of chocolademelk op basis van een warme vloeistof zoals water, voorzien van een voorraadtank die in gebruik is gevuld met een vloeistof zoals water, een boiler en een driewegklep waarbij de 5 driewegklep is voorzien van een inlaat, een eerste uitlaat en een tweede uitlaat waarbij de pomp in fluïdumverbinding staat met de voorraadtank en een inlaat van de boiler voor het pompen van de vloeistof van de voorraadtank naar de boiler en waarbij een uitlaat van de boiler in fluïdumverbinding staat met de inlaat van de driewegklep, de eerste uitlaat 10 van de driewegklep via een eerste uitlooptraject in fluïdumverbinding staat met de voorraadtank en/of een inlaat van de pomp voor het terugvoeren vloeistof vanuit de driewegklep naar de voorraadtank en/of de pomp en waarbij de tweede uitlaat van de driewegklep via een tweede uitlooptraject in fluïdumverbinding staat met een drankbereidingseenheid voor het op 15 basis van de warme vloeistof bereiden van de voor consumptie geschikte drank waarbij de driewegklep is voorzien van een eerste lichaam dat onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/of de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een eerste en tweede uiterste positie waarbij het eerste lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de 20 inlaat naar de eerste uitlaat en/ of de tweede uitlaat van de eerste uiterste positie in de richting van de tweede uiterste positie kan bewegen en in de tweede uiterste positie de eerste uitlaat afsluit zodat de vloeistofstroom zich dan uitstrekt van de inlaat naar de tweede uitlaat, met het kenmerk, dat de driewegklep verder is voorzien van een tweede lichaam dat onder invloed 25 van een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een derde en vierde uiterste positie waarbij het tweede lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat - 10 1 824 7^ van de derde uiterste positie in de richting van de vierde uiterste positie kan bewegen en in de derde uiterste positie een vloeistofstroom van de tweede uitlaat in de richting van de inlaat blokkeert.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de driewegklep 5 in een enkele behuizing is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de driewegklep is voorzien van een eerste compartiment waarin zich het eerste lichaam bevindt, een tweede compartiment waarin zich het tweede lichaam bevindt en een fluïdumverbinding tussen het eerste en tweede appartement.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het eerste compartiment is voorzien van de inlaat en de eerste uitlaat.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het tweede compartiment is voorzien van de tweede uitlaat.

6. Inrichting volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat een 15 instroomopening van de fluïdumverbinding in het eerste compartiment zich tussen de inlaat en eerste uitlaat bevindt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het eerste lichaam en het eerste compartiment dusdanig zijn geconfigureerd dat wanneer het eerste lichaam zich in de tweede uiterste positie bevindt 20 waarbij de eerste uitlaat is afgesloten, een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat zich uitstrekt door een deel van het eerste compartiment dat zich tussen het eerste lichaam en de inlaat bevindt.

8. Inrichting volgens één der conclusies 3-7, met het kenmerk, dat het eerste en tweede compartiment middels een tussenwand van elkaar zijn 25 gescheiden waarbij de fluïdumverbinding zich door de tussenwand uitstrekt.

9. Inrichting volgens conclusies 7 en 8, met het kenmerk, dat het genoemde deel van het eerste compartiment de instroomopening van de fluïdumverbinding omvat.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk 30 dat het eerste lichaam cilindervormig is uitgevoerd. 1018047^

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede lichaam bolvormig is uitgevoerd.

12. Inrichting volgens één der voorgaand conclusies, met het kenmerk dat het eerste lichaam zwaarder is dan het tweede lichaam.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een stromingsweerstand van de eerste uitloop kleiner is dan een stromingsweerstand van de tweede uitloop in combinatie met drankbereidingseenheid.

14. Driewegklep voorzien van een inlaat, een eerste uitlaat en een tweede 10 uitlaat waarbij de driewegklep is voorzien van een eerste lichaam dat onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/of de tweede uitlaat vrij beweeglijk is tussen een eerste en tweede uiterste positie waarbij het eerste lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de eerste uitlaat en/ of de tweede uitlaat van de eerste uiterste 15 positie in de richting van de tweede uiterste positie kan bewegen en in de tweede uiterste positie de eerste uitlaat afsluit zodat de vloeistofstroom zich dan uitstrekt van de inlaat naar de tweede uitlaat, met het kenmerk, dat de driewegklep verder is voorzien van een tweede lichaam dat onder invloed van een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat vrij beweeglijk 20 is tussen een derde en vierde uiterste positie waarbij het tweede lichaam onder invloed van de vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat van de derde uiterste positie in de richting van de vierde uiterste positie kan bewegen en in de derde uiterste positie een vloeistofstroom van de tweede uitlaat in de richting van de inlaat blokkeert.

15. Driewegklep volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de driewegklep in een enkele behuizing is aangebracht.

16. Driewegklep volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat de driewegklep is voorzien van een eerste compartiment waarin zich het eerste lichaam bevindt, een tweede compartiment waarin zich het tweede lichaam 30 bevindt en een fluïdumverbinding tussen het eerste en tweede appartement. 101 824 7'

17. Driewegklep volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het eerste compartiment is voorzien van de inlaat en de eerste uitlaat.

18. Driewegklep volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het tweede compartiment is voorzien van de tweede uitlaat.

19. Driewegklep volgens conclusies 17 en 18, met het kenmerk, dat een instroom opening van de fluïdum verbinding in het eerste compartiment zich tussen de inlaat en eerste uitlaat bevindt.

20. Driewegklep volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het eerste lichaam en het eerste compartiment dusdanig zijn geconfigureerd dat 10 wanneer het eerste lichaam zich in de tweede uiterste positie bevindt waarbij de eerste uitlaat is afgesloten, een vloeistofstroom van de inlaat naar de tweede uitlaat zich uitstrekt door een deel van het eerste compartiment dat zich tussen het eerste lichaam en de inlaat bevindt.

21. Driewegklep volgens één der conclusies 16-20, met het kenmerk, dat 15 het eerste en tweede compartiment middels een tussenwand van elkaar zijn gescheiden waarbij de fluïdumverbinding zich door de tussenwand uitstrekt.

22. Driewegklep volgens conclusies 20 en 21, met het kenmerk, dat het genoemde deel van het eerste compartiment de instroomopening van de fluïdumverbinding omvat.

23. Driewegklep volgens één der voorgaande conclusies 14-22, met het kenmerk dat het eerste lichaam cilindervormig is uitgevoerd.

24. Driewegklep volgens één der voorgaande conclusies 14-23, met het kenmerk, dat het tweede lichaam bolvormig is uitgevoerd.

25. Driewegklep volgens één der voorgaande conclusies 14-24, met het 25 kenmerk dat het eerste lichaam zwaarder is dan het tweede lichaam. 101824 7-^