NL1012770C2 - Schoen en schoenzool voorzien van torsieverstijving. - Google Patents

Description

Titel: Schoen en schoenzool voorzien van torsieverstijving

De uitvinding heeft betrekking op een schoen, omvattende een zool met een steunvlak voor het steunen van een voet en een met de zool verbonden bovenwerk voor het op het steunvlak opsluiten van een voet, welke zool is 5 voorzien van een langwerpige torsieverstijving voor het vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool.

Een dergelijke schoen is algemeen bekend en wordt toegepast ter bescherming van de voet bij het lopen, met name bij het lopen over een kunstmatig aangelegde, verharde 10 vlakke bodem.

Bij de bekende schoen is de zool voorzien van een langwerpige torsieverstijving voor het vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool. De torsievérstijving is stripvormig uitgevoerd en strekt zich 15 langs de hartlijn van de zool uit vanaf een centraal onder de hiel gelegen deel van de hak tot aan een tijdens gebruik onder de bal van de voet gelegen, dwars op de langsas verlopende buiglijn. De torsieverstijving is daarbij zodanig aangebracht dat de torsieweerstand om de langsas 20 van de zool langs de torsieverstijving in hoofdzaak constant is en in binnenwaartse- en in buitenwaartse richting gelijk is. De torsieverstijving wordt door de vakman gebruikelijkerwijs aangeduid met de benaming "cambreur".

25 Bij de bekende schoen kan de zool zijn voorzien van een enigszins verhoogd uitgevoerd correctiegebied voor het corrigeren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het correctiegebied de afstand tussen het steunvlak en een loopvlak van de zool 30 groter is. Daarbij is het correctiegebied gelegen onder het boogvormige, gewelfde deel van de binnenvoet, zodanig dat doorzakken van het gewelfde deel van de voet wordt tegengegaan.

10 12 7/0 2

Bij het lopen wordt de voet over de voetzool vanaf de hiel via de middenvoet tot en met de tenen afgewikkeld. De zool van de schoen waarop de voetzool steunt wordt daarbij eveneens vanaf een nabij de hiel gelegen hakdeel 5 over het loopvlak in de richting van de langsas van de zool afgewikkeld tot aan een voorbij de tenen gelegen neusdeel van de zool.

Nadelig van de bekende schoen is dat deze zowel tijdens stilstand als bij het lopen de voet dwingt een 10 ongunstige positie in te nemen. In het bijzonder is de buitenrand van de voet bij stilstand relatief laag gelegen en wordt tijdens het lopen de voet langs de buitenrand afgewikkeld. Hierdoor ontstaat tijdens het afwikkelen van de voet in toenemende mate de neiging om met de voet 15 buitenwaarts te zwikken. Met name is de neiging om buitenwaarts te zwikken gedurende het tweede deel van de afwikkelbeweging aanwezig, dat wil zeggen, tijdens en vanaf het afwikkelen van de middenvoet. Om deze ongunstige stand te corrigeren wordt door de mens zowel bij stilstand als 20 tijdens het lopen getracht de stand van de voet met behulp van zijn spieren te corrigeren.

Niet alleen kost dit corrigeren relatief veel energie, ook treedt een relatief zware belasting op van de spieren en de gewrichten. Met name bij mensen die hun 25 voeten intensief gebruiken, zoals sporters, kunnen hierdoor blessures ontstaan en/of kunnen de loopprestaties negatief worden beïnvloed. Daarnaast kan bij ouderen het lopen door gebrek aan correctieve spierkracht of door gewrichtspijn ten gevolge van de ongunstige stand van de voet worden 30 bemoeilijkt.

De uitvinding beoogt een schoen van de in de aanhef genoemde soort waarbij bovengenoemde nadelen worden vermeden. Daartoe heeft de schoen volgens de uitvinding het kenmerk dat de torsieverstijving zich in buitenwaartse 35 richting diagonaal over de zool uitstrekt, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas afwikkelen van de 10 12 7 - 0 3 zool, de weerstand tegen buitenwaartse torsie toeneemt. Hierdoor wordt bereikt dat het buitenwaarts zwikken van de voet met name gedurende het tweede deel van de af wikke lbeweging met behulp van de torsieverstijving kan 5 worden tegengegaan, waardoor de spieren tijdens het lopen voor wat betreft het corrigeren verder kunnen worden ontlast en bovengenoemde voordelen verder kunnen worden versterkt.

Niet alleen kan hierdoor bij sporters de kans op 10 blessures worden verminderd, ook kunnen de loopprestaties worden verhoogd doordat meer energie beschikbaar komt voor de voorwaartse loopbeweging. Bij ouderen is minder spierkracht benodigd voor het lopen, waardoor het lopen kan worden vergemakkelijkt. Doordat de voet tijdens het 15 afwikkelen beter wordt ondersteund kan bovendien worden bereikt dat onjuiste gewrichtsbelasting wordt voorkomen, hetgeen de kans op gewrichtspijn en gewrichtslijtage vermindert. Met name bij ouderen kan dit het lopen vergemakkelij ken.

20 In een voordelige uitvoering heeft een schoen volgens de uitvinding het kenmerk dat de zool is voorzien van een enigszins verhoogd uitgevoerd correctiegebied voor het corrigeren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het correctiegebied 25 de afstand tussen het steunvlak en het loopvlak van de zool groter is, waarbij het correctiegebied een eerste aan de binnenzijde van de zool gelegen deelcorrectiegebied omvat dat correspondeert met het sustentaculum tali en het os naviculare van de voet en een tweede, aan de buitenzijde 30 gelegen deelcorrectiegebied dat correspondeert met de buitenrand van de voet ter plaatse van de buitenste metatarsalia en phalanges van de voet. Hierdoor wordt bereikt dat de voet bij stilstand en tijdens het lopen in een meer neutrale stand kan worden gebracht, dat wil zeggen 35 meer in een stand die de voet zou innemen bij stilstand en tijdens het lopen op een zachte bodem. In het bijzonder *! . ·· -¾

, : V' .·' O

s ··*' i ; j 3W: 4 wordt met behulp van het eerste deelcorrectiegebied nabij het sustentaculum tali en het os naviculare binnenwaartse torsie om de langsas van de voet tegengegaan, terwijl met behulp van het tweede deelcorrectiegebied ter plaatse van 5 de buitenste metatarsalia en binnenste phalanges nabij de rand van de voet buitenwaartse torsie om de langsas van de voet wordt tegengegaan. Hierdoor kan het ontstaan van torsie van de voet ten opzichte van de langsas worden tegengegaan, waardoor de spieren niet alleen tijdens het 10 lopen verder kunnen worden ontlast, maar ook stilstaand.

Door de zool nabij het steungebied van het os cuneiforma en de metatarsalia aan de binnenzijde (mediale zijde) van de voet te voorzien van een verlaagd gebied waar de afstand tussen het steunvlak en het loopvlak van de zool 15 normaal is of althans ten opzichte van het eerste deelcorrectiegebied verkleind is, wordt bereikt dat het ontstaan van torsie verder kan worden tegengegaan, en de neutrale stand dichter kan worden benaderd.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de 20 uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.

Opgemerkt wordt dat in deze context onder buitenwaarts dient te worden verstaan de tijdens het lopen in voorwaartse richting van de zool vanaf de aan de kant van het voetgewelf gelegen binnenzijde van de voet naar de aan 25 de overstaande kant aan de buitenrand van de voet gelegen buitenzijde verlopende richting, dat wil zeggen bij oriëntatie in de looprichting voor de rechterzool naar rechts en ten opzichte van de langsas rechtsom en voor de linkerzool respectievelijk naar links en linksom, terwijl 30 voor binnenwaarts mutatis mutandis het omgekeerde dient te worden verstaan.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. In de tekening toont: 35 fig. 1 een zij-aanzicht van een rechterschoen volgens de uitvinding; 1012770 5 fig. 2 een onderaanzicht van de schoen van fig. 1; fig. 3 een bovenaanzicht van de zool van de schoen van fig. 1, waarin de torsieverstijving en de correctieve deelgebieden zijn weergegeven; 5 fig. 4 een linker zool volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht waarop een voet is geplaatst; fig. 5 de zool van fig. 4 in zijaanzicht vanaf de binnen- of mediale zijde, waarbij van de voet slechts het skelet is weergegeven; en 10 fig. 6 de zool van fig. 5 vanaf de buiten- of laterale zijde bezien.

De figuren zijn slechts schematische weergaven van voorkeursuitvoeringsvormen. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers 15 weergegeven.

Refererend aan figuren 1 en 2 is daarin een schoen l weergegeven met een bovenwerk 2 en een zool 3. De zool 3 strekt zich langs een langsas L uit vanaf een tijdens gebruik nabij de hiel van de voet gelegen hak 4 tot aan een 20 tijdens gebruik voor de tenen of phalanges gelegen neus 5. In de figuren is een rechterschoen 1 weergegeven waarvan de mediale- of binnenzijde 6 van de zool tijdens gebruik correspondeert met het voetgewelf en de laterale- of buitenzijde 7 tijdens gebruik correspondeert met de 25 buitenrand van de voet.

De zool 3 is opgebouwd uit een binnenzool 3A waar de voet op staat en een loopzooi 3B die het onderwerk van de schoen 1 vormt en die bij stilstand op de bodem is geplaatst en waarvan een loopvlak tijdens het lopen langs 30 de bodem wordt afgewenteld. Op de hak 4 van de loopzooi 3B kan een verhoogd hakgedeelte 4A zijn aangebracht.

De binnenzool 3A en de loopzooi 3B zijn aan elkaar bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een lijmverbinding. Tussen de binnenzool 3A en de loopzooi 3B is een 35 langwerpige torsieverstijving of cambreur 8 aangebracht. De torsieverstijving 8 strekt zich in buitenwaartse richting 1012770 6

diagonaal over de zool 3 uit, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas L afwikkelen van de zool 3, de weerstand tegen buitenwaartse torsie om de langsas toeneemt. De buitenwaartse richting is voor de weergegeven 5 rechterschoen voor wat betreft torsie om de langsas L

aangegeven met de pijl 10 en voor wat betreft translatie in het vlak van de zool 3 weergegeven met de pijl 11. De langsas L' van de torsieverstijving 8 sluit derhalve in het vlak van de tekening van fig. 2 een scherpe hoek α in met 10 de langsas L van de zool 3, terwijl de torsieverstijving 8 zich in een voorwaartse richting vanaf de hak 4 naar de neus 5 toe gezien uitstrekt vanaf de binnenzijde 6 naar de buitenzijde 7.

De torsieverstijving 8 strekt zich bij voorkeur uit 15 vanaf het binnendeel 12 van de hak 4 nabij de binnenzijde 6 of het éteungebied 13 van het hielbeen tot aan de buitenzijde 7 ter plaatse van de buiglijn 13 nabij het steungebied 15 van het gewricht van de kleine teen of vijfde phalange 45. In figuur 2 zijn de steungebieden van 20 de gewrichten van deoverige vier tenen vanaf de grote of eerste teen tot aan de vierde teen in oplopende volgorde aangegeven met de verwijzingscijfers 16, 17, 18 en 19.

Anatomisch vanuit een persoon gezien strekt de torsieverstijving 8 zich diagonaal voorwaarts en 25 buitenwaarts uit vanaf de proximaal mediale zijde (nabije binnenzijde) van de zool tot aan de distaai laterale zijde (verder weggelegen buitenzijde) van de zool. Tijdens gebruik strekt de torsieverstijving 8 zich uit tussen het nabij de binnenzijde gelegen deel van de zool dat 30 correspondeert met het gebied tussen het sustentaculum tali en het os naviculare van de voet, en het nabij de buitenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen de vijfde metatarsale en de vijfde phalanx van de voet.

35 De torsieverstijving is plaatvormig uitgevoerd en is nabij de uiteinden 20 en 21 enigszins verbreed. In figuur 2 1 © 1 ü 7 7 0 7 is zichtbaar dat de torsieverstijving 8 vanaf het verhoogde hakdeel 4A enigszins gekromd neerwaarts verloopt.

De torsieverstijving 8 kan worden uitgevoerd als een enkelvoudige strip uit bijvoorbeeld metaal of kunststof, 5 maar kan eveneens worden uitgevoerd als een sandwich-constructie.

Bij voorkeur heeft de torsieverstijving een lengte van circa 80-95%, meer bij voorkeur circa 85-90%, in het bijzonder circa 87% van de afstand van de achterrand van de 10 hak 4 tot aan de buiglijn 15 van de zool 2, gemeten over de langsas L.

Refererend aan fig. 3 is daarin aangegeven dat de zool is voorzien van door verdikking enigszins verhoogd uitgevoerde correctiegebieden 25A, 25B voor het corrigeren 15 van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool 3, zodanig dat ter plaatse van een correctiegebied de afstand d tussen het steunvlak 26 en het loopvlak 27 van de zool 3 groter is. In Fig. 3 is in de doorsnedes aa, bb, cb, dd, ee het verloop van de hoogte d in casu, in deze 20 uitvoeringsvorm dikte, over de dwarsdoorsnede van de zool 3 weergegeven.

Bij doorsnede aa is zichtbaar dat het correctiegebied een vanaf de binnenzijde 5 naar de buitenzijde 6 constant oplopend verloop heeft. In principe kunnen 25 doorsneden bb en cb eenzelfde constant stijgend verloop hebben, waarbij het punt b het hoogste punt van het gehele correctiegebied 25B is. In de figuur is echter weergegeven dat ook een voorvoetsteun kan zijn aangebracht bedoeld als extra ondersteuning voor de gewrichten aan de bases van de 30 tweede en derde phalanges. Hierdoor wordt op het constante stijgende verloop een boiling gesuperponeerd.

Het correctiegebied omvat een eerste, aan de binnenzijde 6 van de zool 3 gelegen deelcorrectiegebied 25A dat correspondeert met het steungebied van het 35 sustentaculum tali 40 en het os naviculare 41 van de voet. Dit eerste deelcorrectiegebied 25A is in de figuur

4 v- .· II

8 gearceerd weergegeven. Het correctiegebied omvat voorts een tweede deelcorrectiegebied 25B dat aan de buitenzijde 7 is gelegen en dat correspondeert met het steungebied van de metatarsalia en de phalanges aan de buitenrand van de voet.

5 Het tweede deelcorrectiegebied 25B strekt zich uit langs een ten opzichte van de hartlijn L van de zool aan de buitenzijde 7 gelegen buitenrand 28 van de zool 3. Het tweede deelcorrectiegebied 25B strekt zich vanaf de buitenrand 28A in binnenwaartse richting, aangegeven met de 10 pijlen 29 neerwaarts uit, dat wil zeggen vanaf het steunvlak 26 in de richting van het loopvlak 27, zodanig dat ten minste de vijfde, bij voorkeur ook de vierde en/of de derde phalanges en metatarsalia althans gedeeltelijk worden ondersteund.

15 Uit fig. 5 blijkt dat het eerste deelcorrectiegebied 25A als steun dient voor het sustentaculum tali 40 en het os naviculare 41, terwijl het eerste deelcorrectiegebied niet tot steun dient van het os cumeiforma 42 en ook de metatarsale 43 niet steunt.

20 Aan· de buitenrand 28 heeft het tweede deelcorrectie gebied 25B zijn grootste hoogte d nabij het steungebied 15 van het gewricht van de kleine of vijfde teen. Dit is onder meer getoond in fig. 6. Hier is eveneens zichtbaar dat het tweede correctiegebied zich aan de buitenrand 7 uitstrekt 25 onder de vijfde metatarsale 44 en de vijfde phalange 45.

Met behulp van het eerste deelcorrectiegebied wordt nabij het sustentaculum tali 40 en het os naviculare 41 binnenwaartse torsie om de langsas van de voet tegengegaan, terwijl met behulp van het tweede deelcorrectiegebied nabij 30 de rand van de voet buitenwaartse torsie ten opzichte van de langsas van de voet wordt tegengegaan. Hierdoor kan het ontstaan van torsie van de voet om de langas worden tegengegaan, waardoor de spieren tijdens het lopen en bij stilstand voor wat betreft het corrigeren kunnen worden 35 ontlast. In figuur 4 is dit weergegeven met behulp van respectievelijk pijlen 30 en 31. Anatomisch gezien is de 1 0 i ü 7 7 o 9 zool 3 voorzien van een distale en een mediale pronatie. Omwille van de overzichtelijkheid is in figuur 4 de torsieverstijving niet weergegeven.

Door combinatie van de zich diagonaal buitenwaarts 5 uitstrekkende torsieverstijving met de deelcorrectiegebieden voor het steunen van het sustentaculum tali en de buitenrand van de voet wordt bereikt dat bij stilstand en tijdens het lopen de voet in een natuurlijke stand kan staan en dat het tijdens het 10 afwikkelen van de voet door buitenwaarts zwikken afwijken van de natuurlijke stand wordt tegengegaan. Het zal duidelijk zijn dat deze maatregelen elkaar versterken, maar dat deze maatregelen ook elk afzonderlijk kunnen worden toegepast. De zool is bij voorkeur vervaardigd uit kunst-15 stof materiaal, bijvoorbeeld door middel van een verspanende bewerking. Uiteraard zijn andere vervaardigingswijzen, zoals gieten of thermovormen eveneens mogelijk. De zool kan voorts worden vervaardigd uit ander materiaal, bijvoorbeeld hout, metaal of combinaties van diverse materialen. Bij 20 voorkeur heeft de zool, wanneer deze bestemd is voor een gezonde voet, een hardheid die overeenkomt met die van schoenleer. De zool kan uit delen zijn samengesteld, maar kan ook uit een stuk zijn vervaardigd.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een zool 25 voor toepassing in een schoen. Hieronder dient eveneens te worden verstaan een (los) in een schoen te plaatsen steunzool, bijvoorbeeld een steunzool die zich vanaf de hak uitstrekt tot aan het steungebied van de teengewrichten.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot 30 het hier besproken uitvoeringsvoorbeeld, maar dat zeer veel variaties mogelijk zijn. Zo kan de torsieverstijving althans plaatselijk een cilindrische, ovale of rechthoekige doorsnede hebben en kan de torsieverstijving voorts een aantal zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende delen 35 omvatten. Daarnaast kan de torsieverstijving slechts nabij één uiteinde verbreed zijn uitgevoerd of kan de torsie- 1 i'ï 1 ·.' 7 7 0 i v uw & i \f t 10 verstijving in langsrichting gezien overal even breed zijn of op andere plaatsen in breedte variëren. Tevens kan de dikte van de torsieverstijving variëren, bijvoorbeeld langs de langsas toe- en/of afnemend. Voorts kan de zool uit meer 5 of minder lagen zijn opgebouwd en kan de torsieverstijving direct in de zool zijn opgenomen, bijvoorbeeld door inklemmen of ingieten, en kan de torsieverstijving via een tussendeel met de zool zijn verbonden of daarop zijn geklemd. Daarnaast kan de zool een gebogen plaatvormig deel 10 omvatten van in hoofdzaak gelijke dikte, al of niet voorzien van steunmateriaal.

Dergelijke variaties zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het raam van de uitvinding zoals verwoord in de hierna volgende conclusies.

1 D 1 2 7 1 0

Claims (18)

1. Schoen, omvattende een zool met een steunvlak voor het steunen van een voet en een met de zool verbonden bovenwerk voor het op het steunvlak opsluiten van een voet, welke zool is voorzien van een langwerpige 5 torsieverstijving voor het vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool, met het kenmerk, dat de torsieverstijving zich in buitenwaartse richting diagonaal over de zool uitstrekt, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas afwikkelen van de zool, de weerstand tegen 10 buitenwaartse torsie toeneemt.

2. Schoen volgens conclusie 1, waarbij de torsieverstijving in hoofdzaak plaatvormig is.

3. Schoen volgens conclusie l of 2, waarbij de torsieverstijving nabij althans één der uiteinden is verbreed.

4. Schoen volgens een der conclusies 1-3, waarbij de 20 torsieverstijving zich uitstrekt vanaf de binnenkant van de hak tot aan de buitenzijde nabij het steungebied van het gewricht aan de basis van de kleine teen.

5. Schoen volgens een der conclusies 5-8, waarbij de 25 torsieverstijving zich uitstrekt tussen het nabij de binnenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen het sustentaculum tali en het os naviculare, en het nabij de buitenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen de vijfde 30 metatarsale en de vijfde phalange.

6. Schoen volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zool is voorzien van een enigszins verhoogd 101^770 uitgevoerd correctiegebied voor het corrigeren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het correctiegebied de afstand tussen het steunvlak en een loopvlak van de zool groter is, welk het 5 correctiegebied een eerste aan de binnenzijde van de zool gelegen deelcorrectiegebied omvatte dat correspondeert met het steungebied van het sustentaculum tali en het os naviculare van de voet en een tweede, aan de buitenzijde gelegen deelcorrectiegebied omvat dat correspondeert met 10 het steungebied van de buitenrand van de voet ter plaatse van althans een deel van de buitenste metatarsalia en buitenste phalanges van de voet.

7. Schoen volgens conclusie 6, waarbij het tweede 15 deelcorrectiegebied zich uitstrekt langs een ten opzichte van de hartlijn van de zool aan de buitenzijde gegelegen buitenrand van de zool.

8. Schoen volgens conclusie 6 of 7, waarbij het tweede 20 deelcorrectiegebied zich vanaf de buitenrand in binnenwaartse richting neerwaarts uitstrekt.

9. Schoen volgens een der conclusies 6-8, waarbij de buitenrand van het tweede deelcorrectiegebied aan de 25 buitenrand nabij het steungebied van het gewricht aan de basis van de kleine teen de grootste hoogte heeft.

10. Zool voor het steunen van een voet, voorzien van een langwerpige torsieverstijving voor het vergroten van de 30 torsieweerstand om de langsas van de zool, met het kenmerk, dat de torsieverstijving zich in buitenwaartse richting diagonaal over de zool uitstrekt, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas afwikkelen van de zool, de weerstand tegen buitenwaartse torsie toeneemt. 35 1 0 1 2 7 7 0

11. Zool volgens conclusie 10, waarbij de torsie-verstijving in hoofdzaak plaatvormig is.

12. Zool volgens conclusie 10 of 11, waarbij de torsie-5 verstijving nabij althans één der uiteinden is verbreed.

13. Zool volgens een der conclusies 10-12, waarbij de torsieverstijving zich uitstrekt vanaf de binnenkant van de hak tot aan de buitenzijde nabij het steungebied van het 10 gewricht van de kleine teen.

14. Zool volgens een der conclusies 10-13, waarbij de torsieverstijving zich uitstrekt tussen het nabij de binnenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met 15 het gebied tussen het sustentaculum tali en het os naviculare, en het nabij de buitenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen de vijfde metatarsale en de vijfde phalange.

15. Zool volgens een der conclusies 10-14, voorzien van een steunvlak voor het steunen van de voet, welk steunvlak met een enigszins verhoogd uitgevoerd correctiegebied omvat •voor het optimaliseren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het 25 correctiegebied de afstand tussen het steunvlak en een loopvlak van de zool groter is, waarbij het correctiegebied een eerste aan de binnenzijde van de zool gelegen deelcorrectiegebied omvat dat correspondeert met het steungebied van het sustentaculum tali en het os naviculare 30 van de voet en een tweede, aan de buitenzijde gelegen deelcorrectiegebied omvat dat correspondeert met het steungebied van de buitenrand van de voet ter plaatse van althans een deel van de buitenste metatarsalia en buitenste phalanges van de voet. 35 10127/0

16. Zool volgens conclusie 15, waarbij het tweede deelcorrectiegebied zich uitstrekt langs een ten opzichte van de hartlijn van de zool aan de buitenzijde gelegen buitenrand van de zool. 5

17. Zool volgens conclusie 15 of 16, waarbij het tweede deelcorrectiegebied zich vanaf de buitenrand in binnenwaartse richting neerwaarts uitstrekt.

18. Zool volgens een der conclusies 15-17, waarbij de buitenrand van het tweede deelcorrectiegebied nabij het steungebied van het gewricht aan de basis van de kleine teen de grootste hoogte heeft. 1012770