NL1007032C2

NL1007032C2 - Paneerinrichting.

Info

Publication number: NL1007032C2
Application number: NL1007032A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Antonius Jaco Kuenen
Original assignee: Koppens Bv
Priority date: 1997-09-12
Filing date: 1997-09-12
Publication date: 1999-03-15
Also published as: EP0904704A1; EP1224873A1; ES2254606T3; US5951760A; ATE312519T1; EP1312269A2; JP3024959B2; CA2381053C; DE69832830T2; CA2381053A1; ATE230220T1; JPH11137230A; EP1312269A3; EP1312269B1; CA2246853C; CA2246853A1; DK1312269T3; US6295947B1; ES2189084T3; DE69810409T2

Description

Paneerinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met korrelvormig materiaal, bijvoorbeeld paneermateriaal, bekleden van voedingsproducten, omvattende 5 een rondlopende transportband die doorlaatbaar is voor het korrelvormige materiaal en waarop de voedingsproducten opneembaar zijn, leiplaten die zich onder een gedeelte van het bovenpart en het onderpart van de transportband uitstrekken, een boven het bovenpart van de transportband uitmondende toevoer voor het korrelvormige materiaal, omleidmiddelen voor het vanaf het bovenpart naar het 10 onderpart van de transportband leiden van het korrelvormige materiaal en terug, alsmede transportmiddelen voor het transporteren van korrelvormig materiaal van het bovenpart van de transportband naar de toevoer.

Een dergelijke uitvinding is bekend uit EP-B-397267, danwel US-A-3759218. Bij de eerste bekende inrichting is het onderpart geleid volgens een S-vormig traject, 15 waarin een buffer met overloop is opgenomen via welke een deel van het korrelvormige materiaal omhoog en terug wordt getransporteerd naar een voorraadtrechter die uitmondt boven het bovenste part van de transportband.

Het korrelvormige materiaal bestaat uit een mengsel van fijnere en grovere bestanddelen. De fijnere bestanddelen zakken sneller naar beneden dan de grovere, 20 waardoor bij het transport van dat materiaal ontmenging kan optreden en zich afzonderlijke lagen met fijner en grover materiaal vormen.

Het is daardoor niet altijd goed mogelijk om de producten op de juiste wijze te bekleden. Zo kan het wenselijk zijn om de producten aan de bovenzijde of zichtzijde te bekleden met grover materiaal. Wanneer echter de fijnere bestanddelen als eerste 25 op de producten terechtkomen, is de hechting van de grovere bestanddelen daarna slechter. De bekende inrichting heeft het nadeel dat het bekledingsproces niet op de gewenste wijze te beheersen is.

Doel van de uitvinding is daarom een inrichting van het hiervoor genoemde soort te verschaffen waarbij de verdeling van fijnere en grovere bestanddelen van het 30 bekledingsmateriaal beter kan worden geregeld. Dat doel wordt bereikt doordat zich tussen het bovenpart en het onderpart van de transportband een selectiemiddel bevindt voor het verdelen van het korrelvormige materiaal in een fijnere fractie en een grovere fractie, aan welk selectiemiddel het korrelvormig materiaal wordt toegevoerd 1007032 2 vanaf het bovenpart van de transportband, via welk selectiemiddel de fijnere fractie van het korrelvormige materiaal wordt toegevoerd aan het onderpart van de transportband, en de grovere fractie van het korrelvormige materiaal wordt toegevoerd aan de transportmiddelen.

5 Het korrelvormige materiaal dat afkomstig is van het bovenste part van de transportband, wordt zodanig geselecteerd dat bijvoorbeeld de fijnere bestanddelen op het onderste part van de transportband terechtkomen, en de grovere delen in de transportmiddelen (zeven). De fijnere bestanddelen worden via de omleidmiddelen op het bovenste part van de transportband gebracht. Het gevolg is dat de producten op 10 een laag gezeefd fijner materiaal komen te liggen. De door de transportmiddelen omhoog getransporteerde grovere bestanddelen worden gebruikt voor het aan de bovenzijde bekleden van de producten.

Een voordeel is ook dat niet al het materiaal, maar slechts het grovere door het transportmiddel naar het bovenpart van de transportband wordt getransporteerd. Het 15 totaal te transporteren volume materiaal blijft daardoor beperkt, zodanig dat de capaciteit van de transportmiddelen kleiner kan blijven en het materiaal zelf minder verkruimeld wordt.

Gewezen wordt de inrichting zoals bekend uit US-A-4333415. Deze bekende inrichting bezit eveneens een transportmiddel, dat echter het totale volume materiaal 20 naar het bovenste part transporteert. Pas boven dat bovenste part wordt het materiaal gezeefd.

De selectiemiddelen volgens de uitvinding kunnen een zeefplaat omvatten die is voorzien van zeefopeningen, welke zeefplaat is aangesloten op de zich onder het bovenpart van de transportband uitstrekkende leiplaat. Deze zeefplaat strekt zich 25 schuin naar beneden uit vanaf de zich onder het bovenpart van de transportband uitstrekkende leiplaat.

De bij het zeven door middel van de zeefplaat verkregen verdeling tussen fijnere en grovere delen hangt af van de aard, grootte en oriëntatie van de zeefopeningen. Voor verschillende producten zal in het algemeen ook een 30 verschillende verdeling gewenst zijn. Bij de inrichting volgen de uitvinding kan deze verdeling op eenvoudige wijze worden aangepast indien de zeefplaat verwisselbaar is uitgevoerd. Bij de inrichting behoort derhalve een set verwisselbare platen, elk met 1007032 3 een eigen openingenpatroon ter bewerkstelliging van een bepaalde gewenste verdeling.

De zeefplaat kan bijvoorbeeld dwars op de transportrichting van de transportband lopende sleuven hebben voor het doorlaten van fijn korrel vormig 5 materiaal. Het fijnere materiaal valt door de dwars geplaatste sleuven, terwijl het grovere materiaal over de sleuven heen glijdt. Een dergelijke zeefplaat is dan ook uitstekend geschikt voor het in verregaande mate scheiden van grovere en fijnere bestanddelen.

Volgens een verdere mogelijkheid kan de selectieplaat langssleuven hebben 10 voor het in wezen ongezeefd doorlaten van het korrelvormige materiaal. Een dergelijke selectieplaat is geschikt voor het regelen van de verdeling van de totale hoeveelheid materiaal over de bovenkant en onderkant van de te bekleden producten.

Het is ook mogelijk om een selectieplaat uit te voeren met beide soorten openingen zodanig dat een gematigde verdeling wordt verkregen.

15 De resultaten met betrekking tot het bekleden van de voedingsproducten door middel van de inrichting volgens de uitvinding kunnen nog verder worden verbeterd indien het selectiemiddel is aangesloten op een buffer voor het opvangen van het geselecteerde materiaal, welke buffer een afvoer heeft die uitmondt boven het onderste part van de transportband. De afvoer van de buffer kan een regelbare grootte 20 bezitten.

In de buffer kan, afhankelijk van het type zeefplaat, het fijnere materiaal worden verzameld. Afhankelijk van de ingestelde grootte van de afVoeropening, wordt een meer of minder dikke laag bekledingsmateriaal verkregen als onderlaag waarop de te bekleden voedingsproducten moeten worden geplaatst.

25 Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen.

Figuur 1 toont een zijaanzicht in doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een detail volgens II van figuur 1, in perspectief.

30 Figuur 3 toont een eerste alternatieve zeefplaat.

Figuur 4 toont tweede alternatieve zeefplaat.

Figuur 5 toont detail II op grotere schaal, alsmede het zeefeffect.

1007032 { 4

De in figuur 1 weergegeven inrichting voor het met een korrelvormig materiaal bekleden, zoals paneren, van voedingsproducten omvat een frame 1, waarin de met onderbroken lijnen weergegeven open transportband uit draadmateriaal 2 is rondgeleid over rollen 3. De transportband 2 bezit een bovenste part 4 waaronder 5 zich een bovenste geleidingsplaat 5 uitstrekt; verder bezit de transportband 2 een onderpart 6 waaronder zich een onderste geleidingsplaat 7 uitstrekt.

De draairichting van de transportband 2 is in figuur 1 rechtsom, zoals aangegeven met pijlen. Aan het in figuur 1 linkereind van de transportband 2 gaat de onderste geleidingsplaat 7 over in een omleidplaat 8, die verdiept ligt ten opzichte 10 van de onderste geleidingsplaat 7 en gekromd rondom de betreffende rol 3 verloopt. Het op de onderste geleidingsplaat 7 ondersteunde korrelvormige materiaal wordt door de transportband 2, die op zich doorlaatbaar is voor het materiaal, meegevoerd, en via de omleidplaat 8 naar rechts gevoerd over de bovenste geleidingsplaat 5. Op het linkergedeelte van de bovenste geleidingsplaat 5 worden de voedingsproducten 9 15 op de reeds gevormde laag bekledingsmateriaal gebracht. De voedingsproducten 9 zijn afkomstig van een niet weergegeven, verdere transportband.

De producten 9 komen vervolgens onder de afvoer 10 van de in zijn geheel met 11 aangeduide voorraadtrechter terecht, alwaar een verdere hoeveelheid korrel vormig materiaal op de bovenzijde van de voedselproducten 9 wordt 20 aangebracht.

Bij het verder naar rechts bewegen van het bovenste part 4 van de transportband 2 worden de producten 9, die nu volledig bekleed zijn, afgevoerd, en zakt het korrelvormige materiaal door de transportband 2 heen op de in zijn geheel met 12 aangeduide zeefplaat. Zoals weergegeven in figuren 2, 3 en 5 bezit deze 25 zeefplaat een groot aantal in dwarsrichting lopende sleuven 13. De grovere bestanddelen 14 van het korrelvormige materiaal krijgen niet de kans om door deze sleuven 13 omlaag te vallen, zodanig dat zij via het onderste eind of overloop 15 worden afgevoerd.

De fijnere delen 16 van het materiaal kunnen wèl door de openingen 13 30 treden, waarna zij terechtkomen in de in zijn geheel met 17 aangeduide buffer. In deze buffer 17, die van boven is afgedekt door de zeefplaat 12, verzamelt zich een hoeveelheid fijnere delen 16 afhankelijk van de stand van schuif 18 die de afvoeropening 19 van de buffer 17 in meer of mindere mate af dekt. Afhankelijk vein 1007032 i 5 de grootte van die opening wordt een laag korrelvormig materiaal bestaande uit fijnere delen 16, gevormd op het onderste part 6 van de transportband, zoals ondersteund door de onderste geleidingsplaat 7.

Zoals weergegeven in figuur 1 komt het grovere materiaal via de overloop 15 5 en een zijdelingse geleiding 20 terecht in een koker 21, waarin zich een transportschroef 22 bevindt. Door middel van deze transportschroef 22 wordt het materiaal omhooggepompt naar een opening 23 in het bovenste gedeelte van de voorraadtrechter 11, zodanig dat dat materiaal vervolgens weer op de bovenzijde van de producten 9 kan worden aangebracht.

10 Aangezien het materiaal reeds is gezeefd voordat dat terechtkomt in koker 21, behoeft slechts het over de zeefplaat 12 en de overloop 15 daarvan afgeleide materiaal omhooggepompt te worden. De totale hoeveelheid rond te pompen materiaal blijft daardoor beperkt, waardoor de transportinrichting 20, 21 minder groot kan worden uitgevoerd, en ook het verkruimelend effect beperkt blijft.

15 Zoals weergegeven in figuur 2 kan de zeefplaat 12 heen en weergeschoven worden over de buffer 17. De zeefplaat 12 kan derhalve op eenvoudige wijze gemakkelijk in zijdelingse richting worden weggeschoven over de opstaande wanden 24, 25 van de buffer 17.

In plaats van de in figuur 2 getoonde zeefplaat 12, kan ook de in figuur 3 20 getoonde zeefplaat 26 worden toegepast. Deze zeefplaat 26 heeft, naast in dwarsrichting verlopende sleuven 13, ook in langsrichting verlopende sleuven 27. De sleuven 27 zijn zó breed dat al het materiaal, ook de grovere delen, daardoor naar beneden vallen. Er treedt aldaar geen zeefwerking op, maar een verdeling van het materiaal in een gedeelte dat aan het onderste part 6 van de transportband 2 wordt 25 toegevoerd, en een gedeelte dat wordt toegevoerd aan de transportinrichting 20, 21 en vervolgens via de trechter 11 aan het bovenste part 4.

De in dwarsrichting verlopende sleuven 13 verzekeren alsnog echter enige zeefwerking, zodat de fractie fijner materiaal die terechtkomt op het onderste part 6 van de transportband 4 toch nog groter is dan gemiddeld, doch kleiner dan bij de in 30 figuur 2 getoonde zeefplaat.

Bij de in figuur 4 getoonde plaat 28 zijn slechts de in langsrichting verlopende sleuven 27 toegepast, zodat in dat geval geen zeefwerking wordt verkregen.

1007032 6

Plaat 28 wordt toegepast indien het materiaal gesplitst moet worden in twee stromen, één voor het onderste part 6 en één voor het bovenste part 4 van de band, zoals hiervoor toegelicht onder verwijzing naar figuur 3.

1007032

Claims

1. Inrichting voor het met korrelvormig materiaal, bijvoorbeeld paneermateriaal, bekleden van voedingsproducten (9), omvattende een rondlopende 5 transportband (2) die doorlaatbaar is voor het korrelvormige materiaal en waarop de voedingsproducten opneembaar zijn, leiplaten (5, 7) die zich onder tenminste een gedeelte van het bovenpart (4) en het onderpart (6) van de transportband (2) uitstrekken, een boven het bovenpart (4) van de transportband uitmondende toevoer (10) voor het korrelvormige materiaal, omleidmiddelen (8, 17) voor het vanaf het 10 bovenpart (4) naar het onderpart (6) van de transportband (2) leiden van het korrelvormige materiaal en terug, alsmede transportmiddelen (20, 21) voor het transporteren van korrelvormig materiaal vanaf het bovenpart (4) van de transportband (2) naar de toevoer (10), met het kenmerk dat zich tussen het bovenpart (4) en het onderpart (6) van de transportband (2) een selectiemiddel (12) bevindt voor 15 het verdelen van het korrelvormige materiaal in een fijnere fractie en een grovere fractie, aan welk selectiemiddel (12) het korrelvormig materiaal wordt toegevoerd vanaf het bovenpart (4) van de transportband (2), via welk selectiemiddel (12) de fijnere fractie van het korrelvormige materiaal wordt toegevoerd aan het onderpart (6) van de transportband (2), en de grovere fractie van het korrelvormige materiaal wordt 20 toegevoerd aan de transportmiddelen (20, 21).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het selectiemiddel (12) een overloop (15) bezit voor het afvoeren van het korrelvormige materiaal van de grovere fractie materiaal naar de transportmiddelen (20, 21). 25

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de selectiemiddelen een zeefplaat (12, 26) omvatten die is voorzien van zeefopeningen (13), welke zeefplaat (12, 26) is aangesloten op de zich onder het bovenpart (4) van de transportband (2) uitstrekkende leiplaat (5). 30

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de zeefplaat (12, 26, 28) zich schuin naar beneden uitstrekt vanaf de zich onder het bovenpart (4) van de transportband (2) uitstrekkende leiplaat (5). 1007032 δ

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de zeefplaat (12, 26) verwisselbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, waarbij de zeefplaat (12, 26) dwars 5 op de transportrichting van de transportband lopende sleuven (13) heeft voor het doorlaten van fijn korrelvormig materiaal.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, waarbij de selectiemiddelen een verdeelplaat (26, 28) met langssleuven (27) heeft voor het ongezeefd verdelen van het 10 korrelvormige materiaal.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het selectiemiddel (12) is aangesloten op een buffer (17) voor het opvangen van het geselecteerde materiaal. 15

9. Inrichting volgens conclusie 8 waarbij de buffer (17) een afvoer (19) heeft die uitmondt boven het onderste part (6) van de transportband (2).

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de afvoer (19) een opening met 20 regelbare grootte heeft. 1007082