sloot
- sloot
- In de betekenis van ‘gegraven water’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 966 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sloot | sloten |
verkleinwoord | slootje | slootjes |
- smalle watergang om of tussen weilanden
- De auto vloog over een sloot en kwam in een weiland tot stilstand.
- (informeel) aanzienlijke hoeveelheid
- Ik heb vandaag al een sloot water gedronken.
- [1] watergang
- [1] delft, greppel, tocht
- [1] grondwater, waterafvoer, waterhuishoud
- [1] drekrees, fierljeppen, polsstokverspringen
- [1] Iemand van de wal in de sloot helpen.
- Iemand door de hulp nog meer problemen bezorgen.
- [1] Van de wal in de sloot raken
van slechte omstandigheden in nog slechtere omstandigheden geraken
- [1] In geen zeven sloten tegelijk lopen
voorzichtig zijn en op zichzelf kunnen passen
- [1] Oude koeien uit de sloot halen
Oude problemen die niet meer ter zake doen oprakelen
- [1] Iets met de hakken over de sloot halen
het net halen
1. smal watergang om of tussen weilanden
vervoeging van |
---|
sluiten |
sloot
- enkelvoud verleden tijd van sluiten
- Ik sloot.
- Jij sloot.
- Hij, zij, het sloot.
- Ik sloot.
vervoeging van |
---|
sloten |
sloot
- Het woord sloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sloot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sloot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be