Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

  • maal
enkelvoud meervoud
naamwoord maal malen
verkleinwoord maaltje maaltjes

maal

  1. v telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt
    • Dit was de tweede maal dat zijn pet werd afgeblazen door de wind. 
  2. o de handeling van eten zoals die dagelijks op geregelde tijden plaatsvindt
    • Elke avond stond er weer een heerlijke maal klaar. 
vervoeging van
malen

maal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van malen
    • Ik maal. 
  2. gebiedende wijs van malen
    • Maal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van malen
    • Maal je? 

Sjabloon:telling