Nothing Special   »   [go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Alonso Lobo

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Alonso Lobo
Portret van Alonso Lobo
Portret van Alonso Lobo
Volledige naam Alonso Lobo de Borja
Geboren Osuna, 25 februari 1555
Overleden Sevilla, 5 april 1617
Land Vlag van Spanje Spanje
Religie Rooms-Katholiek
Stijl Renaissancemuziek
Nevenberoep Kapelmeester
Leraren Francisco Guerrero
(en) Allmusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Alonso Lobo de Borja (Osuna, 25 februari 1555Sevilla, 5 april 1617) was een Spaanse componist van religieuze renaissancemuziek.[1] Hoewel hij niet zo beroemd was als zijn tijdgenoot Tomás Luis de Victoria, stond hij in hoog aanzien en werd geprezen door schrijvers als Lope de Vega en muziektheoretici als Cerone en Andrés Lorente;[2] Victoria zelf beschouwde hem als zijn gelijke en zijn vertrouwen in Lobo's talent bracht hem ertoe als tussenpersoon op te treden bij de distributie van de Liber primus missarum, dat in 1602 werd gedrukt bij Imprenta Regia in Madrid. Deze werd met hulp van Victoria verzonden naar onder meer de pauselijke kapel in Rome, Coimbra en de Kathedraal van Mexico.

Lobo werd op 25 februari 1555 in Osuna geboren als zoon van Alonso Lobo en Jerónima de Borja. Zijn muzikale opleiding kreeg hij in de culturele omgeving van verschillende Spaanse hertogelijke steden, met name die van de adellijke huizen van Osuna, Arcos en Medina-Sidonia.[3] Op elfjarige leeftijd werd hij toegelaten tot het koor (seise) van de Kathedraal van Sevilla, waar hij zijn opleiding kreeg van Francisco Guerrero.[2] Tegen het einde van de jaren zeventig van de 16e eeuw behaalde hij een graad in de vrije kunsten aan de Universiteit van Osuna en rond 1586 werd hij benoemd tot kanunnik van de Colegiata kapittelkerk in Osuna.[3]

In 1591 benoemde de Kathedraal van Sevilla hem tot assistent van de inmiddels bejaarde Francisco Guerrero, met wie hij een goede band onderhield en die hij later zou eren door enkele van zijn missen —waaronder Prudentes virgines, Simile est regum coelorum, Maria Magdalene— te baseren op motetten van zijn oude leermeester. Op 29 november van datzelfde jaar gaf de kerkraad hem toestemming de ambtskleding van kapelmeester te dragen, hetgeen erop wijst dat hij die functie samen met Guerrero bekleedde.[3]

In 1593 werd hij kapelmeester van de Kathedraal van Toledo —naast de Kathedraal van Sevilla een van de meest begeerde muzikale bestemmingen in het toenmalige Spanje[2]— een positie die op dat moment vacant was door het wegvallen van Ginés de Boluda.[4] Uit deze periode stammen, onder meer, zijn zesstemmige missen Beata Dei genitrix en Maria Magdalene; het vijfstemmige Prudentes virgines; de vierstemmige missen Petre ego pro te rogativi, Simile est regnum coelorum en O Rex gloriae; en zijn bekendste werk, het zesstemmige motet Versa est in luctum.

Lobo keerde in januari 1604 terug naar Sevilla, waar hij enkele maanden later werd benoemd tot kapelmeester van de Kathedraal van Sevilla, een positie die voorheen werd bekleed door de inmiddels overleden Guerrero en diens in 1603 eveneens overleden opvolger Ambrosio Cotes. Lobo bleef aan als kapelmeester tot 10 april 1606, waarna hij werd opgevolgd door Baltasar de Torres.

Er zijn geen gegevens bekend over Lobo's laatste jaren, behalve dat hij tot 1 augustus 1610 de leiding over de seises van de kathedraal behield. Hij overleed op 5 april 1617.[3] Zijn begrafenis werd door het kapittel bekostigd en de koorzangers begeleidden de begrafenisstoet. De aanhoudende waardering voor Lobo's werk bleek onder meer toen in 1648, in een kapittelvergadering, werd bepaald dat zijn Credo romano elke zondag van het jaar en in alle grote religieuze vieringen zou worden uitgevoerd.[3]

Credo romano. Manuscript bewaard in El Escorial.
Titelpagina Liber primus missarum (1602).

Lobo's werk omvat missen en motetten, drie passies, klaagliederen, psalmen en hymnes. Een miserere voor 12 stemmen is verloren gegaan. Voor zover bekend is geen enkel seculier of instrumentaal werk van Lobo bewaard gebleven.

Lobo's muziek combineert de vloeiende techniek van Palestrina's contrapunt met de sombere intensiteit van Victoria, maar met minder Italiaanse madrigalistische stijlelementen en met een sterkere "Spaanse" stijlinvloed dan Victoria, zo verklaart musicoloog María Inmaculada Cárdenas Serván. Anders dan Victoria, woonde Lobo niet jarenlang in Italië. Een aantal van Lobo's composities maakt weliswaar gebruik van polychorale technieken die rond 1600 gangbaar waren in Italië, maar Lobo heeft daarbij nooit meer dan twee koren gebruikt.[5]