Ottomaanse Rijk
Devlet-i Âliyye-i Osmaniyye | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
| ||||||
| ||||||
Motto دولت ابد مدت Devlet-i Ebed-müddet ("Eeuwige Rijk") | ||||||
Kaart | ||||||
1683 | ||||||
Algemene gegevens | ||||||
Hoofdstad | Söğüt (1299-1326) Bursa (1326-1365) Edirne (1365-1453) Istanboel (1453-1922) | |||||
Oppervlakte | ± 5.500.000 km² (1595) | |||||
Bevolking | ± 35.350.000 (1856) | |||||
Talen | Turks/Ottomaans, Arabisch, Koerdisch, Grieks, Albanees, Slavisch, Aramees, Armeens, Hebreeuws, Perzisch; officieel: Ottomaans | |||||
Religie(s) | Islam | |||||
Volkslied | Meerdere, onder andere De mars voor Sultan Abdulmecid II | |||||
Munteenheid | Akçe, Lira, Kuruş, Sultani | |||||
Regering | ||||||
Regeringsvorm | Grootsultanaat (/Keizerrijk) | |||||
Dynastie | Osman | |||||
Staatshoofd | sultan |
Het Ottomaanse of Osmaanse Rijk (Turks: Osmanlı İmparatorluğu, Osmaans (oud-Turks): دولتْ , علیّه عثمانیّهDevlet-i Âliyye-i Osmaniyye) is het islamitische rijk dat gesticht werd door Osman I, de stamvader van de Ottomaanse dynastie. Het kan beschouwd worden als de opvolger van het Seltsjoekse Sultanaat van Rûm. Het rijk droeg de naam van de stichter, sultan Osman I. Het Ottomaanse Rijk was een wereldrijk tussen de 14e en de 20e eeuw n.Chr., en bij de grootste uitbreiding ervan besloeg het een enorm gebied in Noord-Afrika, Azië en Europa.
Geschiedenis
Pre-Ottomaanse Rijk
De Seltsjoeken, een uit Centraal-Azië afkomstig Turks volk in Anatolië dat zich in de 10e eeuw tot de islam had bekeerd, raakte in conflict met het Byzantijnse Rijk. Met de Slag bij Manzikert begon in 1071 een reeks Byzantijns-Seltsjoekse oorlogen, die ertoe leidden dat rond 1290 het Byzantijnse Rijk als belangrijke macht in Anatolië had afgedaan. Dit opende de weg voor de Turkse volkeren om zich in Anatolië te vestigen. Het rijk van de Seltsjoeken verviel en werd opgedeeld in vele Beyliks. Een daarvan was het Osman Beylik, waarin rond 1280 Osman I aan de macht kwam.
Opkomst (1302–1453)
Met de neergang van het Sultanaat van Rûm (rond 1300) werd Anatolië een brij van kleine onafhankelijke staten, de zogenaamde Ghazi emiraten. Het Byzantijnse Rijk was inmiddels ernstig verzwakt en had het grootste gedeelte van Anatolië verloren aan tien verschillende Ghazi prinsdommen. Een van deze in het noordwesten werd geleid door Osman I, zoon van Ertuğrul. Deze positie was deels riskant vanwege de nabijheid van het machtscentrum van het Byzantijnse Rijk, maar deels ook aantrekkelijk wegens de ligging op de belangrijkste handelsroute en het bezit van een aantal marktplaatsen. Osman I verplaatste zijn hoofdstad van Sogut naar Bursa en vormde de vroege politieke ontwikkeling van het land. De Ottomaanse regering werd ingesteld en was gebaseerd op de Millet waarmee religieuze en etnische minderheden veel autonomie kregen.
In de eeuw na de dood van Osman I breidde de Ottomaanse heerschappij zich uit over het oostelijke gebied van de Middellandse Zee en de Balkan. De belangrijke stad Thessaloniki werd in 1387 veroverd op de Republiek Venetië en de overwinning in de Slag op het Merelveld in 1389 maakte een eind aan de Servische macht in de regio waarmee de weg vrij kwam voor verdere uitbreiding in Europa. Sultan Murat I kwam hierbij echter wel om het leven. De Slag bij Nicopolis in 1396 – beschouwd als de laatste grote kruistocht van de Middeleeuwen – wist de oprukkende Ottomanen niet te stoppen. Nu het grootste gedeelte van de voormalig Byzantijnse gebieden was veroverd werd de inname van Constantinopel een strategisch doel. De Byzantijnen werd echter extra tijd gegund door de invasie van Timoer Lenk in Anatolië in 1402. De Slag bij Ankara werd een verpletterende nederlaag waarbij sultan Bayezid I gevangen werd genomen, waarna het Ottomaanse Interregnum aanbrak.
In 1413 wist Mehmet I de orde te herstellen en wist hij de Ottomaanse landen weer te herenigen. Zijn kleinzoon Mehmet II reorganiseerde de regering en het leger en liet zijn macht zien bij de val van Constantinopel op 29 mei 1453, Mehmed was toen slechts 21 jaar oud. De stad werd de nieuwe hoofdstad van het Rijk en Mehmet nam de titel Kayser-i Rûm (Romeins Keizer) aan. Deze titel werd echter niet erkend door de Grieken en West-Europa. De Russische tsaar claimde deze titel ook. Om zijn claim op de keizerstitel kracht bij de zetten was Mehmet II van plan om ook de westelijke hoofdstad te veroveren: Rome. Ottomaanse troepen bezetten gedeeltes van het Apennijnse schiereiland na de invasie van Otranto en Apulië in 1480. Na het overlijden van Mehmet II op 3 mei 1481 werd de campagne afgeblazen en trokken de Ottomanen zich terug.
Groei (1453–1683)
Deze uitbreidingen brachten het rijk in conflict met opkomende christelijke en islamitische mogendheden: Hongarije, Spanje en het Heilige Roomse Rijk in het noorden en westen, Perzië in het oosten, en de Mammelukken in het zuiden. Selim I wist deze laatste in een bliksemveldtocht van slechts enkele jaren te veroveren, waarbij hij zeker geholpen werd door de mening van de Mammelukken dat gebruik van vuurwapens oneervol was. De Ottomanen veroverden Syrië (1516), Palestina (1516), Egypte (1517) en West-Arabië (1517). Het gaf hun een sterkere positie tegenover zowel Spanje als Perzië, en versterkte hun reputatie binnen de islamitische wereld, omdat de sultan zich nu Hoeder van de heilige steden (Mekka, Medina en Jeruzalem) kon noemen. Ook werd het kalifaat door de emir van Mekka aan Yavuz Sultan Selim gegeven. Yavuz Sultan Selim noemde zich echter dienaar van de heilige steden van Mekka en Medina in plaats van de gebruikelijke heerser titel.
(1526) De Ottomanen veroverden verder steunpunten in Noord-Afrika, zoals Algiers (1516), Tunis (1534) en Tripoli (1551). In het oosten vochten ze met de Perzen om Mesopotamië en Bagdad, dat in 1534 veroverd werd. In het noordwesten drongen de Ottomanen door tot in Roemenië, Hongarije en uiteindelijk zelfs tot aan Wenen. De Slag bij Mohács (1526) kan als een hoogtepunt van de Ottomaanse veroveringen in Europa worden gezien. De Krim werd veroverd waardoor de Zwarte Zee een Ottomaanse binnenzee werd.
Het Ottomaanse Rijk en Europa
De overheersing van de Balkan en een deel van de rest van Oost-Europa vormt een belangrijk hoofdstuk in de Europese geschiedenis. Rond 1345 staken zij bij de Dardanellen over naar Europa. Langzaam maar zeker rukten de Ottomanen verder in Europa op. Onder sultan Murat I veroverden zij gebieden in Macedonië, Bulgarije en Servië, waarmee ze een zeer sterke aanwezigheid in Europa kregen. Sofia werd in 1385 veroverd, Thessaloniki in 1387, later werd ook Albanië veroverd. In de 15e eeuw gingen de veroveringen door, meer gebieden in onder andere Servië werden veroverd en in 1453 viel de Byzantijnse hoofdstad Constantinopel, dat de nieuwe hoofdstad van het Ottomaanse Rijk werd. Zelfs in Italië had het rijk in 1480 voor korte tijd een basis in Otranto.
In 1529 werd Wenen voor het eerst belegerd door de Ottomanen; door de winterkou en een pestepidemie moest dit beleg worden opgebroken. In 1558 hadden de Ottomanen de Balearen veroverd en geplunderd, en deden zelfs aanvallen op de Spaanse kust. De Balkan was al eerder grotendeels veroverd en kon nu worden gezien als springplank naar Italië. Het beleg van Malta (1565), dat verdedigd werd door de Hospitaalridders, moest na zware strijd door de Ottomanen worden opgebroken. Lange tijd werden de Ottomanen in Europa gezien als bedreiging voor het voortbestaan van het Christendom, zodat er diverse militaire coalities tegen werden gesmeed. Spanje, dat in die tijd dankzij de zilver- en goudimport uit Amerika veel te besteden had, speelde hierbij een hoofdrol, zowel uit religieuze als geopolitieke motieven. De rivaliteit ter zee bereikte in 1571 een hoogtepunt in de Slag bij Lepanto, aan de Griekse oostkust. Het was een grote overwinning voor de 'Heilige Liga', maar die viel uiteen zodra de acute dreiging was afgewend; onderlinge rivaliteit tussen de christelijke mogendheden kreeg weer de overhand. De Ottomanen kregen daardoor nog de kans zich van 'Lepanto' te herstellen.
Doordat de Ottomanen het hele oostelijke Middellandse Zeegebied beheersten, hadden zij aanvankelijk een monopolie op de doorvoerhandel tussen Europa en Azië. De Venetiaanse handelaren die via de Levant handel dreven met India en China, konden daardoor hoge prijzen opgelegd worden op handelswaar zoals peper. De specerijen werden letterlijk peperduur. Dit leidde tot het zoeken naar alternatieve routes over zee naar de Indische specerijengebieden. Eerst werd de route rond Kaap de Goede Hoop (1488) ontdekt. Het zoeken naar een alternatieve, westwaartse route naar Oost-Azië leidde tot de ontdekking van Amerika (1492), wat onvermoede kansen voor Europese expansie bood. De Europese kolonisatie van andere delen van de wereld droeg bij aan het verval van het Ottomaanse Rijk. De handel verschoof daardoor van Venetië en Genua eerst naar Lissabon en later naar Amsterdam en Londen. Het Ottomaanse Rijk verloor daarmee de controle op de handel tussen Europa en Oost-Azië, hoewel het nog wel de Venetiaanse kolonies Cyprus (1571) en Kreta (1669) veroverde.
In 1683 sloegen de Ottomanen opnieuw een beleg van Wenen. Na twee maanden wanhopige strijd werd de stad op het nippertje ontzet door een coalitie onder leiding van de Poolse koning Jan III Sobieski. Het beleg van Wenen keerde de Ottomaanse opmars in Europa. De euforie was zo groot dat de samenwerking in 1684 werd geformaliseerd in een Heilige Liga, die tot aan de Vrede van Karlowitz in 1699 in de Grote Turkse Oorlog successen boekte in het terugdringen van het Ottomaanse rijk. In die periode zagen de Russen hun kans schoon en begonnen de Russisch-Turkse Oorlog (1686-1700), die echter maar zeer gedeeltelijk succes had en voortijdig werd afgesloten met de Vrede van Constantinopel in 1700.
Het Ottomaanse Rijk en de Arabische wereld
Een groot deel van de Arabische wereld werd veroverd door de Ottomanen: zij hingen zoals hun voorgangers de Seltsjoeken de islam aan, en gebruikten het Arabisch alfabet voor het Turks. De twee heilige steden van de islam, Mekka en Medina, werden onderdeel van het rijk. De steden werden door plaatselijke hasjemitische sjarifs bestuurd, maar vielen binnen het Ottomaanse rijk bestuurlijk onder Damascus. Het was dan ook de taak van de gouverneur van Damascus om de jaarlijkse bedevaart naar Mekka in goede banen te leiden (de stad zelf was daar veel te arm voor). De gouverneurs van Caïro droegen verantwoordelijkheid voor pelgrimstochten vanuit Afrika tot het moment waarop deze Mekka of Medina bereikten.
Het bereik van de macht van de Ottomanen op het Arabisch Schiereiland was echter nogal beperkt. Ze beheersten slechts de kusten waarbij hun controle naar het zuiden steeds verder afnam. Feitelijk kwam het neer op een reeks geïsoleerde Ottomaanse garnizoenen in steden, oases en forten, of stammen die nominaal de Ottomaanse suzereiniteit erkenden. In het zuiden werd Jemen praktisch onafhankelijk onder een imam, en in Oman, Hadramaut en aan de zuidoever van de Perzische Golf hadden de Ottomanen feitelijk niets te vertellen. Het centrale gebied van het schiereiland, de Nadjd, werd ook ongemoeid gelaten, hoewel de Ottomanen later wel stammen steunden die daar streden tegen het wahhabitische Huis van Saoed.
Stagnatie en hervorming (1699–1822)
De Russische tsaren, tot dan in de verdediging, begonnen vanaf de tijd van Peter de Grote offensieve oorlogen tegen de Ottomanen om Rusland tot de (ijsvrije) Middellandse Zee te kunnen uitbreiden. Gedurende de achttiende eeuw wist het rijk zich nog goed staande te houden maar langzaam verloor het rijk toch het initiatief aan de opkomende Europese machten. In 1798 schokte Napoleon de islamitische wereld door in Egypte te landen. Slechts met Britse hulp konden de Fransen worden verdreven. Europese machten als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Rusland eisten en kregen meer en meer concessies: de zogenaamde capitulaties, die officieel dienden om de christenen te beschermen, maar feitelijk de buitenlandse invloed deden toenemen. Buitenlandse handelaren konden feitelijk buiten de wet opereren.
Het Ottomaanse Rijk heeft zijn ondergang grotendeels te wijten aan een reeks van sultans die niet meer zelf regeerden, maar hun grootvizier het werk lieten opknappen. Zelf zaten de sultans vaak jarenlang in hun eigen paleis in deze periode en hielden zich meestal alleen nog met hun persoonlijke pleziertjes bezig. Sterker nog, kindermoord op een mogelijke troonopvolger kwam erg vaak voor, en om de jonge prinsen te beschermen, werden ze afgeschermd van de buitenwereld. Het was niet ongebruikelijk dat de jongens de eerste jaren van hun leven niet of nauwelijks buiten dezelfde vertrekken kwamen en alleen contact hadden met hun moeder. Dit kwam een normale geestelijke ontwikkeling uiteraard niet ten goede. Dat was een behoorlijk verschil met de sultans van de Ottomaanse bloeiperiode die toen zelf nog hun legers aanvoerden.
Een ander gevolg was een steeds verdere afbrokkeling van het centrale gezag in delen van het rijk ten voordele van de lokale bestuurders (pasja's, beys, de Egyptische khedive, de Tunesische deys) die steeds meer macht naar zich toetrokken. Bovendien bleef het rijk in technologisch opzicht achter bij Europa, met alle economische en militaire gevolgen van dien. De Janitsaren, eens speerpunt van de macht van de sultan, kregen allerlei persoonlijke privileges en begonnen te delen in de rijkdom en macht. In de loop der tijd nam hierdoor hun efficiëntie meer en meer af, en ze werden het rijk tot last. Een omvangrijke en corrupte hofkliek, bestaande uit hoge ambtenaren, lokale bestuurders, hoge geestelijken, Janitsaren en ministers werkte iedere poging tot vernieuwing (onder andere de zogenaamde Tanzimaat) tegen.
Verval en modernisering (1828–1908)
In de loop van de negentiende eeuw werd het rijk bekend als de zieke man van Europa. De Grieken kwamen in opstand en werden hierbij gesteund door de Fransen, de Britten en de Russen. Een gecombineerde Westers-Russische vloot bracht de Ottomanen in Slag van Navarino (1827) een zware nederlaag toe, waarbij ook de vloot van Mohammed Ali van Egypte, een vazal van de Ottomaanse sultan, zware verliezen leed. Deze eiste compensatie van de Turken maar kreeg die niet, waarop hij toen maar Syrië bezette en vandaar uit zelfs in oorlog raakte met de sultan. Dit alles zonder zich formeel af te scheiden van het Ottomaanse rijk. Het was duidelijk dat de Ottomanen geen partij meer waren voor de militair steeds meer overwicht krijgende Europeanen. Vanwege de onderlinge rivaliteit van de Europeanen konden de Ottomanen hun bestaan nog rekken door, als er oorlog dreigde bondgenootschappen aan te gaan met de tegenstanders van de aanvaller. Maar ondertussen raakte het rijk financieel steeds afhankelijker van het Europese bankwezen. Er werd geleend op zeer ongunstige voorwaarden, waardoor het rijk soms maar 2/3 van de nominale lening in handen kreeg (de rest werd afgetrokken als rente/kosten). De gefinancierde projecten waren, meestal door de corruptie, niet winstgevend, en de schuld liep steeds verder op. Op een gegeven moment moest het Ottomaanse Rijk bijlenen om de rente en aflossingen te betalen, en een staatsbankroet kon dan ook niet lang meer uitblijven. Na een financiële crisis in 1876 moest het rijk zich onder curatele plaatsen. Dit leidde tot vergaande financiële bemoeienis van een Commissie voor de Aflossing van de Staatsschuld, die was opgericht ten behoeve van de buitenlandse crediteuren.
Aan het einde van de eeuw verloor het Ottomaanse Rijk uiteindelijk veel van zijn grondgebied in Europa. In 1878 werd het onder Russische druk gedwongen Bosnië en Herzegovina, Roemenië, Servië, Bulgarije, Cyprus en andere gebieden op te geven. In de twintigste eeuw kwamen een groep jonge officieren, de Jonge Turken genaamd, in opstand tegen hun bestuurders. Zij beloofden revolutionaire veranderingen, zoals gelijkheid voor alle onderdanen (ook joden en christenen). Oostenrijk en Bulgarije maakten echter gebruik hiervan door respectievelijk Bosnië te annexeren en de volledige onafhankelijkheid uit te roepen, waardoor het bestuur weer verhardde en zich met name jegens christenen nog intoleranter opstelde.
Opheffing (1908–1922)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kozen de Ottomanen de kant van de Duitsers. De Britten en de Fransen zetten in 1915 een expeditie op touw naar de Bosporus om een vaarroute naar hun Russische bondgenoten te forceren en het Ottomaanse Rijk uit te schakelen als bondgenoot van Duitsland, maar de hieruit resulterende Slag om Gallipoli liep rampzalig voor hen af. Er werden aan beide zijden enorme verliezen geleden, maar de Ottomanen wisten stand te houden en de Britten en de Fransen moesten afdruipen zonder iets bereikt te hebben. De Jonge Turk Mustafa Kemal vestigde hierbij zijn militaire reputatie. De Britten wisten de steun te winnen van de Arabieren, die genoeg hadden van de Turkse overheersing. De Engelse officier T.E. Lawrence wierp zich op als leider van Arabische guerrilla-strijders en identificeerde zich meer met de Arabische zaak dan goed was voor zijn carrière, waarmee hij de bijnaam 'Lawrence of Arabia' verdiende. Er waren om de Arabieren te paaien allerlei beloftes gedaan over zelfbestuur, die na de oorlog niet of nauwelijks werden nagekomen. Bovendien werd de kiem gelegd voor het Arabisch-Israëlisch conflict, omdat in 1917 aan de zionistische joden een thuisland werd beloofd in Palestina.
Hoewel de Arabische inbreng gering was, betekende WO I het einde van de aanwezigheid van de Ottomanen in het Midden-Oosten. Dit leidde na de oorlog tot de vorming van de staten Irak, Libanon, Palestina, Syrië en Transjordanië. Deze vielen echter in Franse en Britse invloedssferen.
Ook Rusland verklaarde de oorlog aan het Ottomaanse Rijk en in het oosten van Anatolië kwam het tot gevechten. Hier vond ook de Armeense 'relocatie' plaats, waarbij naar schatting 600.000 Armeniërs[1] om het leven gekomen zouden zijn. Tot op de dag van vandaag wordt door Turkije ontkend dat het hier om genocide (een systematisch en voorop geplande poging tot uitroeiing van een volk) ging; de vele doden zouden het gevolg zijn van het 'normale' oorlogsgeweld. De Armeense kwestie wordt nog steeds betwist omdat er, volgens historici[2], geen eenduidige bewijsmaterialen gevonden zijn. De massale deportatie van Armeniërs zou in deze visie tot doel hebben gehad te voorkomen dat dezen de kant zouden kiezen van de Russische vijand [3]. Dit was namelijk al voorgekomen vanaf 1890, toen Armeense gewapende groepen grote groepen moslims (veelal Koerden en Turken) vermoordden om zo een meerderheid te vormen in de oostelijke provincies van het Osmaanse Rijk, die tevens de grens vormden met Rusland.[4]
In 1922 werd de laatste sultan, Mehmet VI Vahideddin, van de troon gestoten en werd de huidige staat, de Republiek Turkije gesticht door Mustafa Kemal Atatürk.
Kenmerken van het bestuur in het Ottomaanse Rijk
De sultan had absolute macht. Het rijk was islamitisch en werd wel gezien als voortzetting van eerdere, Arabische kalifaten, zodat ook de sultan wel werd beschouwd als kalief. De opvolging van sultans ging oorspronkelijk van vader op zoon, maar kon later ook van broer op broer of anders plaatsvinden. Dit veroorzaakte regelmatig dodelijke rivaliteit tussen potentiële opvolgers. De gebieden in, en ook vele rondom, het Ottomaanse Rijk betaalden schatting aan de sultan. Zoals tijdens eerdere Arabische kalifaten kregen christenen en joden een speciale status van dhimmi binnen het rijk. In feite had de Grieks-orthodoxe Kerk een aparte machtshiërarchie die gedeeltelijk los stond van het bestuur van de sultan.
Het rijk was vanaf 1864 onderverdeeld in vilajets (provincies) en deze in het algemeen weer in sandjaks.
Behandeling van minderheden
Het Millet-systeem mocht dan een zekere mate van autonomie aan de grootste religieuze groepen in het rijk geven (vormgegeven als erkenning van hiërarchisch religieus gezag in ruil voor het heffen van bepaalde belastingen middels deze hiërarchie) het gaf geen bescherming tegen regelmatig terugkerend geweld tegen deze groepen. In het algemeen werd dit geweld, wanneer massaal uitgeoefend, georchestreerd door de overheid. Zo zijn tussen 1822 en 1915 de volgende pogroms/bloedbaden aangericht (niet volledig) onder christenen: (alleen doden worden vermeld, bij alle gebeurtenissen werden tevens kinderen en jonge vrouwen in slavernij afgevoerd). Andere niet-christelijk minderheden zoals Koerden zijn hierbij niet meegeteld, de aantallen gedode Koerden door systematisch geweld in dezelfde periode bedragen ten minste 500.000. De onderstaande opsomming[5] per jaar betreft uitsluitend ongewapende burgers:
- in 1822 op Grieken op het eiland Chios: 50.000 doden
- in 1850 op Armeniërs en Nestorianen in Koerdistan: 12.000 doden
- in 1860 op Maronieten en Syriers in Damascus en Libanon: 11.000 doden
- in 1876 op Bulgaren: 15.000 doden
- in 1877 op Armeniërs tijdens de Russische-Turkse oorlog: 6.000 doden
- in 1892 op Yezidis in Armeens Koerdistan bij Mosul: 8.000 doden
- in 1894 op Armeniërs met name te Sassoun: 12.000 doden
- in 1895-1896 op Armeniërs, algemene pogrom: 300.000 doden
- in 1896-1897 op Grieken op het eiland Kreta: 55.000 doden
- in 1909 op Armeniërs te Adana en omgeving: 30.000 doden
- in 1914-1918 op Assyriërs-Chaldeans, Assyrische genocide: 250.000 tot 275.000 doden
- in 1915 op Armeniërs, algemene pogrom en deportatie: 600.000 tot 1.500.000 doden
Literatuur (onder andere)
- Roger Crowley Empires of the sea: the final battle for the Mediterranean, 1521-1580, uitg. Faber and Faber, Londen (2008) ISBN 0-571-23230-2 en ISBN 978-0-571-23230-7
- M.Sükrü Hanioglu A brief history of the late Ottoman empire, uitg. Princeton University Press, Princeton (2008) ISBN 978-0-691-13452-9
- Suraiya Faroqhi The Ottoman Empire and the world around it, uitg. Tauris, Londen (2004, 2006)
- Stephen Turnbull The Ottoman Empire 1326-1699, uitg. Osprey, Oxford (2003) ISBN 1-84176-569-4
- Selçuk Aksin Somel Historical dictionary of the Ottoman Empire, uitg. Scarecrow Press, Lanham MD (2003) ISBN 0-8108-4332-3
- Colin Imber The Ottoman Empire, 1300-1650: the structure of power, uitg. Palgrave Macmillan, Basingstoke (2002) ISBN 0-333-61386-4 en ISBN 0-333-61387-2
- Daniel Goffman The Ottoman Empire and early modern Europe, uitg. Cambridge University Press, Cambridge (2002) ISBN 0-521-45280-5 en ISBN 0-521-45908-7
- Joos Vermeulen Sultans, slaven en renegaten: de verborgen geschiedenis van het Ottomaanse rijk, uitg. Acco, Leuven (2001) ISBN 90-334-4598-0
- Justin McCarthy The Ottoman peoples and the end of empire, uitg. Arnold, Londen ISBN 0-340-70656-2 en ISBN 0-340-70657-0
- Kemal H. Karpat Ottoman past and today's Turkey, uitg. Brill, Leiden (2000) ISBN 90-04-11562-5
- Donald Quataert The Ottoman Empire, 1700-1922, uitg. Cambridge University Press, Cambdrige (2000) ISBN 0-521-63328-1 en ISBN 0-521-63360-5
- A.L. Macfie The end of the Ottoman Empire, 1908-1923, uitg. Longman, Londen (1998) ISBN 0-582-28762-6 en ISBN 0-582-28763-4
- Jason Goodwin Lords of the horizons: a history of the Ottoman Empire, uitg. Chatto & Windus, Londen (1998) ISBN 0-7011-3669-3
- Justin McCarthy The Ottoman Turks: an introductory history to 1923, uitg. Longman, Londen (1997) ISBN 0-582-25656-9 ISBN 0-582-25655-0
- Andrew Wheatcroft The Ottomans: dissolving images (1993, 1995)
- Cemal Kafadar Between two worlds: the construction of the Ottoman State, uitg. University of California Press, Berkeley (1995) ISBN 0-520-08807-7 en ISBN 0-520-20600-2
- Halil Inalcik An economic and social history of the Ottoman Empire, 1300-1914, uitg. Cambridge University Press, Cambridge (1994) ISBN 0-521-34315-1
- Alan Palmer The decline and fall of the Ottoman Empire (1992, 1993)
- Re¸sat Kasaba The Ottoman empire and the world economy: the nineteenth century, uitg. State University of New York Press, Albany NY (1988)
ISBN 0-88706-804-9 en ISBN 0-88706-805-7
- Ernst Werner Die Geburt einer Grossmacht, die Osmanen (1300-1481): ein Beitrag zur Genesis des türkischen Feudalismus, uitg. Böhlaus Nachfolger, Weimar (1966, 1985)
- József Matuz Das Osmanische Reich: Grundlinien seiner Geschichte, uitg. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt (1985) ISBN 3-534-05845-3
- Gernot Heiss & Grete Klingenstein Das Osmanische Reich und Europa, 1683 bis 1789: Konflikt, Entspannung, und Austausch, uitg. Oldenbourg, München (1983) ISBN 3-486-51911-5
- Stanford Shaw History of the Ottoman empire and modern Turkey, 2 delen, Cambridge University Press, Cambridge (1976, 1977)
- Kemal H. Karpat The Ottoman state and its place in world history, uitg. Brill, Leiden (1974) ISBN 90-04-03945-7
- Halil Inalcik The Ottoman Empire: the classical age, 1300-1600, uitg. Weidenfeld and Nicolson, Londen (1973)ISBN 0-297-99490-5
- Bernard Lewis Istanbul and the civilization of the Ottoman empire, uitg. University of Oklahoma Press, Norman OK (1963) ISBN 0-8061-1060-0
- William Miller The Ottoman empire 1801-1913, uitg. Cambridge University Press, Cambridge (1913)
- Joseph von Hammer-Purgstall Geschichte des Osmanischen Reiches, 10 delen, uitg. Hartleben, Pest (1827-1835)
Zie ook
Externe links
- (en) 450+ Ottomaanse Rijk
- (en) Miniatures and pictures of Ottomans (politic, social life and military)
- (en) OTTOMAN PICTURE GALLERY
Referenties
- ↑ Prof. Dr. Erik-Jan Zürcher, De Armeense kwestie (Turkije Instituut, 2009)
- ↑ De meest bekende historici zijn Prof. Dr. Bernard Lewis, Prof. Dr. Guenter Lewy, Prof. Dr. Heath Lowry, Prof. Dr. Paul Dumont e.a.
- ↑ documentaire Andere Tijden, VPRO
- ↑ Hovhannes Katchaznouni, The Armenian Revolutionary Federation (Dashnagtzoutiun) Has Nothing to Do Anymore. (ARF, 1923)
- ↑ James H. Tashjian, The centenary record of Turkey 1822-1922 , Boston (Massachusetts), 1965