Meerderheidsstelsel
Uiterlijk
Een meerderheidsstelsel is een kiesstelsel, waarbij een partij in een gebied (district) een meerderheid moet behalen om zetels te veroveren. Er zijn hierbij twee mogelijkheden: een stelsel waarbij een absolute meerderheid (meer dan de helft van de stemmen) moet worden gehaald of een stelsel waarbij een relatieve meerderheid volstaat: de partij die de grootste is in een district krijgt de zetel(s). Bij dit stelsel wordt ervan uitgegaan dat de gekozene een meer een behartiger is van lokale belangen in de landelijke politiek, dan vertegenwoordiger van een landelijke politieke partij.
Voordelen van een meerderheidsstelsel
- Het leidt meestal tot een comfortabele meerderheid in het parlement voor de regering. Dit maakt de voortijdige val van een regering onwaarschijnlijk, wat bijdraagt aan de politieke stabiliteit.
- het is waarschijnlijk dat de grootste partij snel en regering kan vormen naar eigen inzicht; de aanhangers van de winnende partij zien dus snel en duidelijk het gewenste resultaat.
- Het kan leiden tot een nauwere band tussen kiezer en gekozene, omdat elke kandidaat, ook een zittende premier, moet 'canvassen' in zijn of haar eigen district om gekozen te kunnen worden.
Nadelen van een meerderheidsstelsel
- Kiezers die een andere voorkeur hebben dan een grote meerderheid van zijn of haar district, hebben weinig kans ooit eens iemand van de eigen partij van het eigen district in het parlement te zien. Dit kan ook aanhangers van grote landelijke partijen overkomen. Je kunt dan eigenlijk net zo goed thuisblijven bij verkiezingen. Dit kan leiden tot vervreemding van de politiek.
- De voorkeur van het electoraat als geheel wordt slecht afgespiegeld in de zetelverdeling. De partij die een absolute meerderheid heeft in het parlement en helemaal zelf een regering kan vormen, hoeft nog geen meerderheid van de kiezers achter zich te hebben. In de praktijk is dat ook heel vaak het geval.
- De geografische verdeling van de kiezers, in combinatie met de indeling van het land in kiesdistricten heeft veel invloed op de zetelverdeling. Herindeling van kiesdistricten met het oog op partijbelang is dan ook geen onbekend verschijnsel; er bestaat zelfs een Engels woord voor: gerrymandering.
- kleine partijen zijn sterk in het nadeel; als zo'n kleine partij al zetels wint, is de kans op regeringsdeelname nihil. Alleen als geen enkele partij een absolute meerderheid van het aantal zetels wint (Engels: 'hung parliament'), kan zo'n partij nodig zijn als junior coalitiepartner. Zelfs dan is de invloed binnen de coalitie meestal nog onevenredig klein, omdat het aantal zetels onevenredig klein is.
- in zo'n tweepartijenstelsel wordt de kiezer niet alleen een beperkte keuze van de minste van twee kwaden opgedrongen, maar die opties zijn bovendien niet erg eenduidig; de twee grootste partijen zijn bijna per definitie 'broad churches', dus met veel verschillende stromingen. De plaatselijke kandidaat van de favoriete partij van een kiezer kan tot een heel andere stroming behoren die van de kiezer; een sympathieke plaatselijke kandidaat kan tot een kleine minderheidsstroming behoren in zijn/haar partij.
- In districten met marginale verschillen in aanhang van twee of zelfs drie kandidaten worden de kiezers vrijwel gedwongen tot tactisch stemmen; het vervormt de verkiezingsuitslag nog meer ten opzichte van wat de kiezers eigen willen. De regering steunt dan wel op een meerderheid in het parlement, maar niet altijd op een meerderheid van de kiezers of op hun eigenlijke voorkeur.