toros
Uiterlijk
- to·ros
- uit het Russisch
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toros | torossen |
verkleinwoord |
de toros m
- opeengestapelde ijsschotsen
- Het woord toros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toros" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be