theoretisch
Uiterlijk
- Geluid: theoretisch (hulp, bestand)
- IPA: /ˌteɔːˈretis/
- the·o·re·tisch
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘m.b.t. de theorie’ voor het eerst aangetroffen in 1694 [1]
- Van het Duitse theoretisch met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | theoretisch | theoretischer | |
verbogen | theoretische | theoretischere | |
partitief | theoretisch | theoretischers | - |
theoretisch
- wat niet perse in de werkelijkheid voorkomt, m.b.t. feiten en wetten berustende wetenschappelijke kennis die niet proefondervindelijk aan de praktijk is getoetst
- Dat is slechts een theoretisch verschijnsel.
- ▸ Theoretisch leek de oplossing heel eenvoudig. In de praktijk was het iets moeilijker.[2]
1. wat niet perse in de werkelijkheid voorkomt, m.b.t. feiten en wetten berustende ...
- Het woord theoretisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "theoretisch" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "theoretisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -isch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %