seng

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / seŋ /

• seng

• Afkomstig van de Oudnoordse naamwoorden  sæng zn  en  sæing zn 

Naar frequentie	1198

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	seng	sengen	senge	sengene
genitief	sengs	sengens	senges	sengenes

seng, g

1. (meubel) bed
2. rustplaats (van stro)

• 
  To senger.
  Twee bedden.

• seng in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / seŋ /

• seng

• Afkomstig van de Oudnoordse naamwoorden  sæng zn  en  sæing zn 

Naar frequentie	14736

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	seng	m: sengen v: senga	senger	sengene
genitief	sengs	m: sengens v: sengas	sengers	sengenes

seng, m / v

1. (meubel) bed
2. rustplaats (van stro)
3. (tuinbouw) bed, perk
4. (kookkunst) bed (van aardappelpuree of sla)

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / seŋ /

• seng

• Afkomstig van de Oudnoordse naamwoorden  sæng zn  en  sæing zn 

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	seng	senga	senger	sengene

seng, v

1. (meubel) bed
2. rustplaats (van stro)
3. (landbouw) bed, perk
4. (kookkunst) bed (van aardappelpuree of sla)