relateren
Uiterlijk
- re·la·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in verband brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1]
- afgeleid van het Franse relater (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
relateren |
relateerde |
gerelateerd |
zwak -d | volledig |
relateren
- iets of iemand in verband brengen met iets of iemand anders, gecorreleerd
- De gezondheidstoestand van een baby is sterk gerelateerd aan de gezondheidstoestand van de moeder.
- Het gewicht van een persoon relateert meestal meer met zijn voedselinname dan met de hoeveelheid beweging die hij heeft.
- Het woord relateren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "relateren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "relateren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ relateren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %