laven
Uiterlijk
- la·ven
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verkwikken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
laven |
laafde |
gelaafd |
zwak -d | volledig |
laven
- overgankelijk het lessen van iemands dorst
- Nu we gelaafd en gevoed zijn, willen we nog een dutje.
de laven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord laaf
- Het woord laven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laven" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "laven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
lavar |
laven
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van lavar
vervoeging van |
---|
lavarse |
laven
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 87 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 5
- Werkwoordsvorm in het Spaans