brandweerofficier
Uiterlijk
- Geluid: brandweerofficier (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbrɑntwerˌɔfiˌsir / (5 lettergrepen)
- brand·weer·of·fi·cier
- samenstelling van brandweer zn en officier zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandweerofficier | brandweerofficiers brandweerofficieren |
verkleinwoord |
de brandweerofficier m
- (beroep) leidinggevende bij de brandweer
- ▸ Er is wat regen gevallen en de temperaturen zijn gedaald. Brandweerofficier Chad Morrisson zegt dat hij heel gelukkig is en spreekt van prima weer voor de brandweer. Volgens hem moet de brandweer de komende drie à vier dagen in staat zijn een aantal branden te blussen.[1]
- ▸ Strikker vertelde ook dat uit een interview met een brandweerofficier was gebleken dat op de dag van de explosies een brandweerman een deur had geopend van een lood [sic!] op het terrein. Onderzoek moet uitwijzen of deze handeling heeft bijgedragen aan de ramp.[2]
- Het woord brandweerofficier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Wanhoop over Canadese branden maakt plaats voor hoop” (8 mei 2016), NOS
- ↑ Weblink bron “Nieuw onderzoek naar vuurwerkramp” (5 mei 2010), NOS
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 17
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal