asbest
Uiterlijk
- as·best
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘delfstof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1782 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asbest | - |
verkleinwoord | - | - |
het asbest o
- (mineraal) verzamelnaam van een aantal silicaten met een vezelige structuur
- in Nederland waarschuwde de arbeidsinspectie in de jaren '30 al voor de gezondheidsgevaren van asbest. Het duurde tot 1993 voor het werken met het mineraal eindelijk werd verboden
|
- witte asbest: chrysotiel
- blauwe asbest: crocidoliet
- bruine asbest: amosiet
- gele asbest: anthophylliet
- grijze asbest: tremoliet
- groene asbest: actinoliet
1. verzamelnaam van een aantal silicaten met een vezelige structuur
- Het woord asbest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asbest" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "asbest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /azbɛst/
- asbest
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Mineraal in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Verouderd in het Tsjechisch
- Mineraal in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch