onvermurwbaar
Uiterlijk
- on·ver·murw·baar
- afleiding van vermurwbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onvermurwbaar | onvermurwbaarder | onvermurwbaarst |
verbogen | onvermurwbare | onvermurwbaardere | onvermurwbaarste |
partitief | onvermurwbaars | onvermurwbaarders | - |
onvermurwbaar
- niet toegevend
- De strenge docent was onvermurwbaar en wilde niet over zijn hart strijken: de onvoldoende bleef een onvoldoende.
- Het woord onvermurwbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onvermurwbaar" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be