ongetrouwd
Uiterlijk
- Geluid: ongetrouwd (hulp, bestand)
- on·ge·trouwd
stellend | |
---|---|
onverbogen | ongetrouwd |
verbogen | ongetrouwde |
partitief | ongetrouwds |
ongetrouwd
- niet getrouwd
- De ongetrouwde vrouw wilde uitdrukkelijk juffrouw genoemd worden.
- Een oudere ongetrouwdd vrouw wordt wel een oude vrijster genoemd.
- ▸ Het was alsof hij terug in de tijd reisde naar zijn studiejaren in Dresden. Maar ongetrouwde studentenbroekies kon je het vergeven, hij was er zelf een geweest. Met getrouwde, ontwikkelde mannen was het een heel andere kwestie.[1]
- Het woord ongetrouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongetrouwd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be