none

• Geluid:  none    (hulp, bestand)

• no·ne

• Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘negende toon’ voor het eerst aangetroffen in 1855 ^[1]
• Van het Latijnse nonus: 'negende'

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	none	nonen
verkleinwoord	noontje	noontjes

de none v

1. (muziek) de negende trap van een diatonische toonladder
2. (muziek) een interval met een toonafstand zoals die van de eerste naar de negende toon van een diatonische toonladder (een octaaf plus een seconde)
3. (religie) een van de kleine kerkelijke getijden

   • Om drie uur 's middags wordt, met name in kloosters, het officie van de none gebeden. 

ook: noon

• [1] interval, tweeklank
• [3] gebedsgetijden

• [1] toon

• [2] none-akkoord

• [1] prime, seconde, kwart, kwint, sext, septime, (septiem), octaaf,
• [2] toonladder, akkoord, prime, seconde, kwart, kwint, sext, septime, (septiem), octaaf, decime, undecime, duo-decime
• [3] metten, vigilie, lauden, prime, vespers, completen

• Het woord none staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "none" herkend door:

37 %	van de Nederlanders;
36 %	van de Vlamingen.[2]

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid:  none (US)    (hulp, bestand)

none

1. geen, geen enkel