eerste naamval

• Geluid:  eerste naamval    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈerstəˌnamvɑl / (4 lettergrepen)

• eer·ste naam·val

• verbinding van  eerste  en naamval, die verwijst naar de plaats van deze naamval op de eerste rij in het tabelletje dat traditioneel gebruikt wordt voor de weergave van het buigingsparadigma

de eerste naamval m

1. (grammatica) vorm van een naamwoord als dat het onderwerp, naamwoordelijk deel van het gezegde of de aangesproken persoon in een zin is

   ▸ De kinderen leren naamvallen in fasen: eerst de eerste naamval (‘der Mann’), dan de vierde (‘den Mann’), en daarna de derde (‘dem Mann’). Veel later komt de tweede (‘des Mannes’).^[1]

• nominatief
• onderwerpsvorm

• naamval

• tweede naamval, derde naamval, vierde naamval

• Het woord 'eerste naamval' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• Zie Wikipedia voor meer informatie.